[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het actieplan Duurzaam werken in het onderwijs (Kamerstuk 27923-417)

Werken in het onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D20806, datum: 2021-06-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D20806).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z05666:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D20806 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 9 april 2021 inzake het Actieplan Duurzaam werken in het onderwijs (Kamerstuk 27 923, nr. 417).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
De Vrij

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 3
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 4
Inbreng van de leden van de SP-fractie 5
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 6
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 6
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie 7
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 8

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Actieplan Duurzaam werken in het onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een notitie «Actieplan Duurzaam werken in het onderwijs» is vastgesteld met sectororganisaties. Wat is precies de waarde van dit actieplan? En wat is het gevolg van de waarde van dit actieplan nu blijkt dat vakorganisaties het plan niet onderschrijven? Daarnaast lezen de leden dat de uitwerking van het actieplan veel tijd heeft gekost en dat het nu tijd is om de implementatie snel ter hand te nemen. Wat is precies de geschetste tijdlijn voor de implementatie? Daarnaast lezen de leden dat in het overleg is afgesproken om de komende periode gezamenlijk een inhaalslag te maken, wat houdt dit precies in? Ook lezen de leden dat er een «concreet vervolgtraject» komt, wanneer kan de Kamer dit verwachten? Verder lezen de leden dat het aan het nieuwe kabinet is om een besluit te nemen over de daarvoor door de verschillende partijen gevraagde investeringen. Betekent dit dat dit actieplan dus feitelijk stilligt tot aan een volgend kabinet? Hoe verhoudt zich deze situatie met de wens om de komende periode gezamenlijk «een ínhaalslag» te maken, zo vragen de leden.

Actieplan Duurzaam werken in het Onderwijs

De leden van de VVD-fractie lezen in het actieplan dat kwalitatief goed onderwijs voorop staat, verzorgd door adequaat opgeleide leraren. De leden delen dat dit van groot belang is voor de maatschappij als geheel. Welke rol speelt het academisch opleiden van leraren hierin? Welke doelen worden er gesteld door scholen in het primair onderwijs over het aantal academische leraren per school? En kan de instroom vanuit de academische pabo1 voldoen aan deze doelen? Zo niet, op welke manier stimuleert de Minister het volgen van een academische pabo? Daarnaast zien de leden dat ook in de bovenbouw van het vwo2 er een aantal docenten is dat momenteel niet academisch is opgeleid. Om hoeveel procent van de docenten gaat het? En welke acties onderneemt de Minister om ervoor te zorgen dat er voldoende academisch geschoolde docenten zijn die aan de slag kunnen in de bovenbouw van het vwo, zo vragen de leden.

Daarnaast lezen de leden in het actieplan dat beroepen in het primair en voortgezet onderwijs en het mbo3 voldoende uitdagend dienen te zijn. De leden delen dat en vragen dan ook op welke manier excellente leraren worden uitgedaagd en welke ruimte er is om hen extra beloning toe te kennen. Ook vragen zij of de Minister de inzet deelt dat excellent presterende leraren ruimte moeten krijgen voor extra beloning. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zet de Minister zich hiervoor in, zo vragen de leden.

Daarnaast lezen de leden dat de aantrekkelijkheid van het beroep vergroot dient te worden door het ontwikkelen van een inspirerend beroepsbeeld. Dit delen de leden en vragen dan ook welke rol bijscholing hierin speelt. Denkend aan bijvoorbeeld het lerarenportfolio vragen de leden op welke manier ontwikkeling van een leraar inzichtelijk wordt gemaakt en hoe een leraar momenteel bijhoudt welke bijscholing degene volgt. Daarnaast vragen de leden op welke manier het actieplan het hybride docentschap stimuleert, waarbij we de aantrekkelijkheid van het beroep leraar vergroten bij werknemers uit andere sectoren. Op welke manier pakt het actieplan de aanbevelingen op van Van Vroonhoven4, aanjager aanpak lerarentekort? Met name de aanbeveling voor verbetering van de begeleiding en het voor het onderwijs vasthouden van zij-instromers, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Kamerstuk ten behoeve van het schriftelijk overleg «Actieplan Duurzaam werken in het onderwijs». Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Aanbevelingen actieplan Duurzaam werken in het onderwijs

De leden van de D66-fractie onderschrijven de constatering van de opstellers van het actieplan, die stellen dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Leraar zijn, is een heel mooi beroep, maar helaas is de afgelopen jaren de werkdruk te hoog, het salaris te laag en hebben we te maken met een groot lerarentekort. Het beroep van leraar moet weer aantrekkelijk worden. Meer tijd voor professionalisering, voorbereiding en ondersteuning van leerlingen. Zodat leraren ook echt weer leraar kunnen zijn.

De leden lezen dat de opstellers van het plan een aantal aanbevelingen doen om het beroep van de leraar weer perspectief te bieden. Waaronder het vergroten en ontwikkelen van een inspirerend beroepsbeeld, door het inzichtelijk maken van loopbaan- en ontwikkelmogelijkheden. Hoe beoordeelt de Minister deze specifieke aanbevelingen? Deze leden zijn van mening dat bij het ontwikkelen van een goed loopbaanperspectief, ook investeringen nodig zijn in de kwaliteit van schoolleiders, zodat zij een sterkere rol krijgen binnen de school. Immers, een schoolleider is zowel onderwijskundig als financieel leider. Tevens draagt de schoolleider bij aan de professionalisering van leraren. Zij hebben daarbij baat bij beroepsgroepvorming. Is de Minister het met deze leden eens dat een investering in schoolleiders essentieel is voor de kwaliteit van het onderwijs? En dat deze investering ook kan bijdragen aan een aantrekkelijk beroepsbeeld en loopbaanperspectief? Zo ja, welke stappen heeft hij gezet om de positie van schoolleiders te versterken? Welke stappen gaat hij nog zetten, zo vragen de leden.

De leden lezen dat naast de aanbevelingen voor een aantrekkelijk beroepsbeeld, de opstellers ook aanbevelingen doen met betrekking tot een raamplan voor lerarenopleidingen. Hoe beoordeelt de Minister deze suggesties? De leden zijn van mening dat leraren zelf het beste weten wat toekomstige leraren nodig hebben. Zij stellen daarom voor om de lerarenopleiding in handen te leggen van de beroepsgroep, zodat zij de inhoud van de opleiding bepalen en de link kunnen leggen tussen opleiding en praktijk. Kan de Minister hierop reflecteren, zo vragen de leden.

Daarbij lezen deze leden dat de opstellers een landelijk dekkend netwerk van circa zeven educatieve regio’s voorstellen, voor «een effectief arbeidsmarktbeleid en een krachtige infrastructuur voor kennisontwikkeling en benutting». Hoe verhoudt deze aanbeveling zich tot het advies van Van Vroonhoven, dat stelt dat we moeten komen tot een duurzame (regionale) samenwerking tussen onderwijspartijen, zo vragen de leden.

Kabinetsreactie

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister stelt dat de vakorganisaties zich voor het «overgrote deel» kunnen vinden in de inhoudelijke lijn voor lange termijn van het plan. Zijn er zaken waar zij zich nog meer niet in konden vinden, naast het ontbreken van specifieke aandacht voor de salariskloof tussen het primair en voortgezet onderwijs? Welke verbeterpunten zagen zij? Waren er nog meer zaken die zij misten in het plan? Zo ja, welke?

De Minister heeft het over een inhaalslag voor aankomende periode om de implementatie van deze ideeën en die van Van Vroonhoven snel door te voeren. Hoe staat het met deze inhaalslag? Welke zaken heeft de Minister tot heden opgepakt? Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.5 over de registratie van het actuele lerarentekort, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ministers met het bijbehorende actieplan «Duurzaam werken in het onderwijs». Deze leden zien dat de breed gedragen aanbevelingen van de commissie van Van Vroonhoven terugkomen in het actieplan, maar hebben nog wel enige vragen.

De leden vragen de ministers allereerst of zij een update kunnen geven van de laatste stand van zaken ten aanzien van de implementatie van het actieplan gezien de vertraging die is opgelopen. Is het realistisch dat (onderdelen van) het actieplan al komend schooljaar worden geïmplementeerd, zo vragen de leden.

De leden vragen de ministers of zij kunnen aangeven op welke vlakken zij bij de realisering van het actieplan, afgezien van de investeringen in salaris en dergelijke, een actieve rol zien voor zichzelf, op welke wijze dient het ministerie de voornemens uit het actieplan te faciliteren.

De leden vragen de ministers of zij denken dat verhoging van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en/of strengere selectie van aankomend studenten, zoals in bijvoorbeeld Finland gebeurt, op termijn kan meehelpen aan het verhogen van de status en aantrekkelijkheid van het beroep zonder dat het op korte termijn leidt tot vergroting van het lerarentekort als te veel studenten worden afgewezen voor een lerarenopleiding. Zo ja, welke mogelijkheden zien de ministers voor verhoging van de kwaliteit en/of strengere selectie voor lerarenopleidingen, zo vragen de leden.

De leden lezen in het actieplan dat de opleidingen voor zij-instromers worden geflexibiliseerd en meer geharmoniseerd. Deze leden kunnen zich zeer vinden in dit voornemen en vragen de ministers welke stappen reeds gezet zijn op dit punt, omdat naar de mening van deze leden de oplossing van het lerarentekort voor een belangrijk deel ook moet komen uit het aantrekken van meer zij-instromers naar het onderwijs en dus met voorrang moet worden opgepakt.

De leden vragen de ministers verder of er ook een termijnplanning is gemaakt wanneer bepaalde onderdelen van het actieplan gerealiseerd moeten zijn en aan welke indicatoren deze realisatie moet voldoen om vinger aan de pols te kunnen houden bij de voortgang van de implementatie van het actieplan.

Tot slot vragen de leden hoe voorkomen wordt dat mooie voornemens zoals betere coaching van beginnende docenten en scholing van zittende docenten niet worden uitgevoerd wegens werkdruk et cetera. Dit zijn immers geen nieuwe voornemens, maar tot nu toe is het een hardnekkig probleem om op te lossen. Komen hierover nieuwe afspraken in de cao6, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de notitie Actieplan duurzaam werken in het onderwijs en de brief van Minister Slob. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister in zijn brief zegt dat het aan een nieuw kabinet is om een besluit te nemen over het al dan niet starten van een vervolgtraject op basis van het actieplan volgend schooljaar. De leden vinden het zeer onwenselijk dat de Minister dit overlaat aan een volgend kabinet, terwijl het oplossen van het lerarentekort een zeer urgente kwestie is. De leden zijn van mening dat de Minister al veel eerder stappen had kunnen en moeten zetten. Waarom wachten op een nieuw kabinet, terwijl dat nog maanden kan duren? Begrijpt de Minister dat de vakorganisaties de notitie niet onderschrijven vanwege onvoldoende aandacht voor de salariskwestie in het primair onderwijs en de werkdruk? Wat vindt de Minister daarvan? Wat raadt de Minister het nieuwe kabinet aan om te doen als het gaat om het dichten van de salariskloof tussen leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het verminderen van de werkdruk, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens om alsnog inhoudelijk in te gaan om het advies van Van Vroonhoven over de aanpak lerarentekort. Wat vindt de Minister van dit advies en wat is zijn reactie op de specifieke aanbevelingen die Van Vroonhoven doet? In hoeverre sluit het actieplan daadwerkelijk aan op haar aanbevelingen? De aanbevelingen van Van Vroonhoven over de aanpak voor het lerarentekort zijn vorig jaar juli gepubliceerd, waarna er een taskforce opgericht zou worden. Is dat intussen al gebeurd? Zo ja, uit wie bestaat de taskforce? Zo nee, waarom niet? En wat is het verschil tussen de aanbevolen taskforce door Van Vroonhoven en de regiegroep die de sectororganisaties in hun actieplan voorstellen? Of is dit dezelfde club? Is het actieplan überhaupt besproken met Van Vroonhoven? Zo ja, wat was haar reactie hierop? Is dit actieplan wat zij bedoelde? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid dit gezamenlijk met de sectororganisaties te gaan doen en de Kamer hierover te rapporteren, zo vragen de leden.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie wat de status is van de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.7 die oproept tot het registreren van het lerarentekort en de manier waarop scholen dit oplossen. Is de Minister al bezig met de uitvoering hiervan? Heeft de Minister contact gezocht met de initiator van de website lerarentekortisnu.nl en zijn hulp aanbood per mail8? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige actieplan. Zij waarderen dat de PO9-Raad, VO10-Raad, MBO-Raad, Vereniging Hogescholen en VSNU11 de koppen bijeen hebben gestoken voor een integrale aanpak om te zorgen voor een duurzaam perspectief op het verder terugdringen van het lerarentekort en een aantrekkelijk lerarenberoep. Het actieplan becijfert dat er voor de plannen onder meer een structurele bekostiging nodig is, oplopend tot 95 miljoen euro in 2029 voor Samen Opleiden en Professionaliseren, een investering van structureel 85 miljoen euro voor verbreding van de regionale samenwerking en inbedding daarvan in educatieve regio’s en een jaarlijkse investering van vijf miljoen euro gedurende drie jaar voor een transitiebudget voor de uitwerking, organisatie en landelijke regie van het voorgestelde perspectief nodig zijn. De Minister reageert dat het aan het nieuwe kabinet is om daarover een besluit te nemen, en over de daarvoor door verschillende partijen gevraagde investeringen. Ook het actieplan vermeldt dat het gaat om investeringen van een nieuw kabinet. Kan deze Minister echter wel bevestigen dat deze bedragen inderdaad noodzakelijk zijn bij de geformuleerde ambities? Graag ontvangen deze leden een financieel onderbouwd oordeel.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister ook schrijft dat hij met zijn reactie tevens de motie afdoet van de leden Van den Hul en Van Raan12. Deze motie verzocht de regering nog voor 12 februari een uitwerking van de aanbevelingen van de aanjager aanpak lerarentekort naar de Kamer te zenden. Heeft de Minister ook met de aanjager hierover gesproken? Is deze eveneens van oordeel dat haar aanbevelingen met zijn briefje voldoende zijn uitgewerkt? Wat vond zij van de manier waarop de Minister haar aanbevelingen had uitgewerkt, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben het actieplan gelezen. De voornoemde leden vragen zich allereerst af wat de status is van het actieplan. De Minister schrijft dat het nu tijd is om de implementatie snel ter hand te nemen en dat het plan vertaald moet worden naar een concreet vervolgtraject waar komend schooljaar mee gestart kan worden. Tegelijk schrijft de Minister ook dat het aan het nieuwe kabinet is om daarover een besluit te nemen. Gaat er nu gestart worden met de implementatie of wordt er eerst gewacht tot er een nieuw kabinet is? Aangezien dat laatste misschien nog wel even kan duren; wat zal er in de tussentijd gebeuren? Wordt er wat er ook gebeurt op de lijn van dit actieplan voortgeborduurd of kan het na de formatie ook weer helemaal veranderen, zo vragen de leden.

De leden lezen ook dat de vakorganisaties de notitie niet hebben onderschreven omdat de salariskwestie in het primair onderwijs en de werkdruk naar hun mening onvoldoende aandacht krijgt. Wat vindt de Minister daarvan? Herkent hij de zorgen van de organisaties? Is hij het met de voornoemde leden eens dat het van groot belang is dat ook de vakorganisaties het plan ondersteunen, zeker ook als er nagedacht gaat worden over het beroepsbeeld van de leraar? Behoort dat laatste niet primair bij de beroepsgroep zelf te liggen? Hoe kijkt de Minister daarnaar? Wat gaat hij doen om de vakorganisaties aangesloten te houden bij dit actieplan? Waarom zijn grote zaken als de salariskwestie in het primair onderwijs en het aanpakken van de werkdruk onvoldoende meegenomen in het actieplan? Is de Minister het met voornoemde leden eens dat beide punten van groot belang zijn als het gaat om het aanpakken van het lerarentekort, zo vragen de leden.

De leden zijn ten slotte benieuwd of er al meer cijfers bekend zijn over het lerarentekort. Hoe groot is het lerarentekort op de verschillende onderwijsniveaus in aantal personen en fte’s? Als dit niet bekend is, zijn er inmiddels plannen om dit wel te registeren? Op welke manier wordt de aangenomen motie van het lid Kwint c.s.13 uitgevoerd? De voornoemde leden zijn ook benieuwd hoe het zit met de uitvallers. Hoeveel docenten haken af tijdens het eerste jaar en na het eerste jaar? Hoeveel daarvan is onderdeel van de (verkorte) zij-instroomopleiding, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met het voorliggende actieplan over duurzaam werken in het onderwijs. Leraren hebben, samen met schoolleiders, een sleutelrol in het opleiden van leerlingen en studenten. De leden zien dat we kampen met lerarentekorten. Eén van die manieren om het lerarentekort tegen te gaan, is om het beroep aantrekkelijker te maken. De leden zien graag dat de loopbaanperspectieven voor leraren vergroot worden en dat er goede begeleiding is van startende leraren.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister ook hoe en of dit actieplan ook zoekt naar meer diversiteit in het leraarschap. De leden hebben hier eerder al over geschreven in het actieplan Kerels voor de Klas14, maar vraagt welke maatregelen de Minister kan, gaat en wil treffen om het lerarenkorps meer divers te maken: mannen, vrouwen, verschillen in culturele achtergronden en voor mensen met diverse pedagogische en ideologische opvattingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien in het actieplan duurzaam werken perspectief en handvatten om het beroep aantrekkelijk te maken, ook voor zij-instromers. In het actieplan wordt geschreven dat de structuur van Samen Opleiden en Professionaliseren de norm wordt, waardoor een landelijk dekkend netwerk ontstaat van samenwerkingsverbanden. De leden hebben al vaker genoemd dat zij-instromers en hybride docentschap in het mbo vaak goed georganiseerd zijn. In hoeverre wordt gebruik gemaakt van de expertise die er al is over zij-instromers en hybride docentschap, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij te lezen dat ook het actieplan stilstaat bij goede begeleiding van startende docenten. In het actieplan wordt hier wel aandacht aan besteed, maar de leden lezen nog geen concrete maatregelen. Kan de Minister al meer concrete maatregelen noemen, zo vragen de leden.

Tevens lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat het actieplan stilstaat bij de cao’s in het onderwijs. De leden vragen wat de Minister vindt van het samenvoegen van de diverse cao’s in het onderwijs tot één cao als ook een manier om de loonkloof tussen het po en vo te overbruggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister schrijft dat het aan een nieuw kabinet is om besluiten te nemen over het concrete vervolgtraject. De leden begrijpen dit, maar vragen zich wel af welke stappen er gezet moeten en kunnen worden op het moment dat de formatie langer duurt dan wenselijk is voor de continuïteit van de vervolgtrajecten.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


  1. Pabo: Pedagogische academie voor het basisonderwijs↩︎

  2. Vwo: Voorbereiden wetenschappelijk onderwijs↩︎

  3. Mbo: Middelbaar beroepsonderwijs↩︎

  4. Kamerstuk 27 923, nr. 414↩︎

  5. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 165↩︎

  6. Cao: Collectieve arbeidsovereenkomst↩︎

  7. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 165↩︎

  8. Bijlage is onderhands aan ministerie meegestuurd↩︎

  9. Po: Primair onderwijs↩︎

  10. Vo: Voortgezet onderwijs↩︎

  11. VSNU: Vereniging van Universiteiten↩︎

  12. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 161↩︎

  13. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 165↩︎

  14. Kamerstuk 34 587↩︎