Lijst vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2021D22179, datum: 2021-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-35830-XV-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.B. Blom, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35830 XV-5 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020.
Onderdeel van zaak 2021Z10080:
- Indiener: A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-06-10 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-17 09:30: Jaarverslag en Slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en rapport resultaten verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer 2020 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-06-22 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 830 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020
Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9Ā juni 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 19Ā mei 2021 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35Ā 830Ā XV, nr.Ā 2). De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8Ā juni 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Peters
De adjunct-griffier van de commissie,
Blom
Vraag 1
De Inspectie SZW wordt aanbevolen om een integrale afweging te maken over de inzet van capaciteit, wordt daarmee bedoeld dat handhaving op de coronarichtlijnen minder prioriteit dient te krijgen dan op dit moment het geval is? Welke risico's ziet u als deze integrale afweging niet wordt gemaakt?
Met onze aanbeveling bedoelen wij dat de Inspectie SZW met de huidige kennis over het nieuwe coronavirus de integrale afweging van arbeidsrisicoās dient te maken voor het stellen van prioriteiten binnen toezicht en handhaving en de inzet van capaciteit. De uitkomst hiervan kan betekenen dat handhaving op de coronarichtlijnen minder prioriteit krijgt, maar dat hoeft niet. Ons verantwoordingsonderzoek wees uit dat de keuzes die de inspectie in de loop van 2020 heeft gemaakt in de programmering, gevolgen hebben gehad voor de realisatie van operationele doelen en voor de effectiviteit van het toezicht. Met de risico gestuurde werkwijze, waarbij arbeidsrisicoās integraal worden gewogen, streeft de inspectie naar maximaal maatschappelijk effect met minimaal toezicht.
Vraag 2
De impact van de noodmaatregelen op het Jaarverslag 2020 is beperkt en u geeft aan dat een grotere impact mogelijk is bij het Jaarverslag 2021, kan aangegeven worden in welke orde van grootte deze grotere impact is?
In het jaarverslag 2020 zijn de uitgaven aan de noodmaatregelen verantwoord als voorschotten. Bij de vaststelling van de subsidies en uitkeringen in 2021 en daarna zal gaan blijken wat de definitieve bedragen zijn. Dat kan leiden tot terugbetaling van een teveel aan voorschot of bijbetaling. Uit de controle kan blijken dat voorschotten geheel of ten dele ten onrechte zijn verstrekt aan bedrijven of zelfstandige ondernemers. Naar verwachting zullen veel bedrijven en zelfstandigen een deel van het voorschot moeten terugbetalen. Het Jaarverslag 2021 van het Ministerie van SZW zal dus mogelijk een groot bedrag aan afgerekende voorschotten laten zien en tevens aan terug te vorderen bedragen. Ook zal het jaarverslag mogelijk informatie bevatten over welk deel van de afgerekende voorschotten als onrechtmatig of onzeker moet worden beoordeeld. De orde van grootte is op dit moment nog niet in te schatten.
Vraag 3
Hoeveel jaar hebben de noodmaatregelen nog impact op de begroting en het jaarverslag? Aan welke orde van grootte moeten we hierbij denken?
Hoelang de noodmaatregelen impact hebben op de begroting is allereerst afhankelijk van de termijn waarop de noodmaatregelen nog beschikbaar zijn. Het demissionaire kabinet heeft recent besloten dat het steunpakket voor banen en economie ook in het derde kwartaal van 2021 beschikbaar blijft. De verwachting is dat een deel van de vaststelling van de steunmaatregelen in 2023 zal plaatsvinden. Daarnaast zijn de terugbetalingsregelingen van invloed. Deze regelingen bepalen het tempo waarmee bedragen terug zullen vloeien in de staatskas. De orde van grootte is op dit moment nog niet in te schatten.
Vraag 4
Is de uitvoerbaarheid van de regeling wat u betreft nog steeds een aandachtspunt? Wat zou u de Minister adviseren om de uitvoerbaarheid van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) nog verder te verbeteren?
De uitvoerbaarheid van de regelingen blijft een aandachtspunt. Want ook de vaststelling van de verleende voorschotten blijft uitvoeringscapaciteit vragen. Wij hebben de Minister aanbevolen om te blijven investeren in goede voorlichting over in welke gevallen en hoeveel recht bestaat op een uitkering of subsidie. Het toestaan van uitzonderingen vraagt om een zorgvuldige afweging om de uitvoering van de regelingen beheersbaar te houden. In ons verantwoordingsonderzoek geven we aan dat in situaties waarin de regeling aantoonbaar onredelijk uitwerkt, de Minister alsnog zou moeten onderzoeken wat wel mogelijk is om ondernemers door de crisis te helpen en banen te behouden, en niet uitsluitend de eenvoud van de uitvoerbaarheid voorop moeten stellen. Het leidend principe is dat de Minister het moet kunnen uitleggen als uitzonderingen niet mogelijk zijn.
Vraag 5
Kunt u voorbeelden geven van situaties waarin een regeling aantoonbaar onredelijk uitwerkt, die de Minister niet heeft onderzocht en alsnog zou moeten onderzoeken?
Om de uitvoerbaarheid te waarborgen en snelle uitbetaling aan werkgevers en zzpāers mogelijk te maken, heeft de Minister van SZW de keuze gemaakt voor een generiek vangnet met weinig maatwerkmogelijkheden. De Minister van SZW heeft deze keuze in meerdere brieven toegelicht aan de Tweede Kamer. Leden van zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer hebben diverse keren gevraagd om uitzonderingen op de NOW-regeling en TOZO toe te staan. In een aantal gevallen heeft de Minister van SZW de regeling hierop aangepast: bijvoorbeeld voor grenswerkers bij de TOZO en voor seizoen werkers bij de NOW-regeling. In de meeste gevallen heeft de Minister echter vooral het uitvoerbaar houden van de regelingen vooropgesteld en deze niet aangepast. Een voorbeeld hiervan zijn werkgevers met een incidenteel hogere loonsom in januari 2020 bij de NOW-regeling, bijvoorbeeld als zij voor de feestdagen extra mensen moesten inhuren. Hun loonkosten zijn hierdoor in januari (de maand waarop de hoogte van het voorschot is gebaseerd) incidenteel hoger. Deze werkgevers moeten vanwege de daling van de loonsom in de maanden daarna een deel van de subsidie terugbetalen, ondanks dat ze niemand hadden ontslagen vanwege de coronacrisis. Wij hebben geen informatie over welke situaties wel of niet zijn onderzocht door de Minister.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden in de aanpassing van de driehoeksrelatie om de aansturing van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag verder te versterken, nader dan de aanpassingen binnen de huidige structuur die u nu aanbeveelt?
Wij zien dat verbeteringen mogelijk zijn in de samenwerking tussen het Ministerie van Financiƫn als coƶrdinerend opdrachtgever en mede-opdrachtgever voor alle toeslagen, en het Ministerie van SZW als beleidsverantwoordelijke voor de kinderopvangtoeslag. Specifiek gaat het erom dat de Ministeries van SZW en Financiƫn beter afstemmen met elkaar over voorgenomen beleidswijzigingen. Als dit niet het gewenste resultaat oplevert, bevelen we aan om de scheiding tussen beleid en uitvoering te heroverwegen.