[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 35830-XVII-2)

Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D22216, datum: 2021-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35830-XVII-11).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35830 XVII-11 Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020.

Onderdeel van zaak 2021Z07661:

Onderdeel van zaak 2021Z10100:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 830 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020

Nr. 11 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2021

De commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,
De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,
Meijers

1

Hoe wordt berekend of en hoeveel van de uitgaven voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die naar (inter)nationale organisaties gaan, onder ODA-uitgaven vallen, aangezien niet altijd duidelijk is waar middelen via (inter)nationale organisaties terechtkomen?

Antwoord:

Voor niet geoormerkte bijdragen aan internationale organisaties, bepaalt de OESO/DAC jaarlijks welk gedeelte van de uitgaven kwalificeren als ODA (het zogenaamde ODA coëfficiënt).

Voor geoormerkte bijdragen aan (inter) nationale organisaties geldt dat de bijdrage kwalificeert als ODA, wanneer economische ontwikkeling of welzijn van een ontwikkelingsland het belangrijkste doel is én wanneer het ontvangende land voorkomt op de «lijst van ODA ontvangende landen», gepubliceerd door OESO/DAC. https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/DAC-List-of-ODA-Recipients-for-reporting-2020-flows.pdf

2

Wordt er een percentage van het ontwikkelingsbudget binnen Nederland besteed? Zo ja, waaraan wordt dit dan besteed?

Antwoord:

In 2020 werd ongeveer 17,1 procent van het totale netto ODA budget in Nederland besteed. Hiervan was ongeveer 10,5 procent voor kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers en 6,6 procent voor uitvoeringskosten van onder andere het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

3

Hoeveel geld is er uitgetrokken om, in het kader van de coronapandemie, de sociaaleconomische weerbaarheid in kwetsbare en/of arme landen te vergroten?

Antwoord:

Er is ongeveer EUR 126,5 miljoen uitgetrokken voor het vergroten van sociaaleconomische weerbaarheid.

4

Is de 28% van de € 258,4 miljoen voor 56 corona-activiteiten, gegaan naar 45 overheden van betreffende landen of uitgegeven in 45 landen?

Antwoord:

Dit bedrag is in 45 landen uitgegeven.

5

Welke en hoeveel extra activiteiten zijn er in 2020 verricht?

Antwoord:

De door de Algemene Rekenkamer genoemde 56 activiteiten zijn extra activiteiten. Twee activiteiten zijn niet extra, maar daarvan is het budget verhoogd voor corona-uitgaven. Dit maakt een totaal van 58 corona-activiteiten.

Hieronder een overzicht:

DRA_JR_Nigeria COVID-19 Save The Children Nigeria 1,0
DRA_Add Covid-19 Syria GCA JR Zoa Vluchtelingenzorg Syrië 0,7
Educat Cannot Wait COVID-19 Res UNICEF Wereldwijd 6,0
DRA Acute Block Grant COVID-19 Cordaid Wereldwijd 6,0
DRA_DRC_JR_Add Covid-19 World Vision Democratische Republiek Congo 1,0
DRA JR_Somalia_Add Covid-19 Oxfam Novib Somalië 1,0
Covid-19 Terre de Hommes Iraq Terre Des Hommes Irak 1,0
Covid-19 CERF 2019–2021 Unocha (Office Coordination Of Humanitar Ian Aff) Wereldwijd 24,0
Covid-19_SavetheChildren Lebanon Save The Children Libanon 1,0
Covid-19 ABAAD Lebanon response ABAAD Libanon 1,0
DRA_Syrie_JR_Covid-19 Stichting War Child Syrië 0,3
ACC Laboratory Capacity for COVID-19 Pharm Acces Foundation Ghana 0,2
Access to COVID 19 Tools Accelerator Find – Foundation For Innovative New Dia Gnostics Wereldwijd 5,0
ADD SDG Performance Fund 2.0 COVID-19 Ministry Of Health Ethiopië 3,6
COT – COVID-19 Benin Ministere De L'Economie Et Finances Benin 0,2
COVID-19 – Bijdrage ALSF African Legal Support Facility Regionaal Afrika 3,0
COVID-19 – D4D Fund phase 1 – 2018–2023 Imf (Int. Monetary Fund) Wereldwijd 2,0
COVID-19 – Debt Man Facility Phase III The World Bank Wereldwijd 1,8
COVID-19 – DMFAS – 2020–2023 Unctad Wereldwijd 0,8
COVID-19 – IMF – CCRT Imf (Int. Monetary Fund) Wereldwijd 15,0
COVID-19 / IMF PRGT subsidy account Imf (Int. Monetary Fund) Wereldwijd 8,5
COVID-19 ADD PSNP IV COVID The World Bank Ethiopië 11,7
COVID-19 GAIN Keeping Foodmarkets work. GAIN (Global Alliance For Improved Nutrition) For PPP Only Wereldwijd 5,5
COVID-19 Gavi Covax AMC Gavi Alliance Secretariat Wereldwijd 5,0
COVID-19 HIF – Medical Credit Fund Health Insurance Fund Wereldwijd 7,5
COVID-19 KAM Covid Response in Uganda Amref Health Africa in Uganda Oeganda 0,2
COVID-19 KIG response detention centres International Committee of the Red Cross ICRC Rwanda 0,3
COVID-19 MAP Cash Transfers The World Bank Mozambique 4,5
COVID-19 Oxfam response to the pandemic Oxfam Novib Wereldwijd 1,4
COVID-19 Partners for Resilience (27551) Nederlandse Rode Kruis (NRK) Wereldwijd 1,4
COVID-19 response GFF The World Bank Wereldwijd 10,0
COVID-19 Rural Poor Stimulus Facility International Fund For Agricultural Deve Lop.(Ifad) Wereldwijd 6,0
COVID-19 SafeTrade TMEA Trademark East Africa Ltd Regionaal Afrika 3,0
COVID-19 SNV Core Africa (4#819) SNV Wereldwijd 1,5
COVID-19 UNICEF support to reduction UNICEF Regionaal Afrika 7,5
COVID-19: Afritac West 1 + East Imf (Int. Monetary Fund) Regionaal Afrika 4,0
COVID-19: Contr to the Humanitarian Fund Unocha (Office Coordination Of Humanitar Ian Aff) Jemen 4,6
Covid-19: Contribution to the SCHF Unocha (Office Coordination Of Humanitar Ian Aff) Syrië 4,3
Covid-19:Contr CAR, Somalia, South Sudan UNDP Wereldwijd 5,0
DDE – DGGF2 Response Facility COVID-19 Pricewaterhousecoopers Wereldwijd 15,0
DRA Acute Block Allocatie – COVID-19 Cordaid Wereldwijd 1,5
DRA Joint Response CAR COVID-19 Cordaid Centraal-Afrikaanse Republiek 1,0
DRA joint Response Yemen COVID-19 Care International Jemen 1,0
DRA JR Sudan – Covid-19 Plan Nederland Soedan 1,0
DRA Save the Children Z-Soedan COVID-19 Save The Children Zuid-Soedan 1,5
DSH – Bijdrage ICRC – COVID-19 International Committee of the Red Cross ICRC Wereldwijd 10,0
DSH –:DRC and South Sudan HF – Covid-19 UNDP Regionaal Afrika 6,1
DSH_COVID-19 gerelat.bijdrage NRK 2020 Nederlandse Rode Kruis (NRK) Wereldwijd 5,0
EQRSA Mercy Corps Libanon 0,9
IFRC_COVID-19 related Cor Contr 2020 Nederlandse Rode Kruis (NRK) Wereldwijd 2,0
MAP COVID-19 Emergency Resp.Young Africa Young Africa International HUB Trust Mozambique 1,1
SUDAN FAMILY SUPP PROGR (SFSP) COVID-19 Ibrd-International Bank For Reconstructi On And Dev Soedan 6,2
UN COVID-19 – Response & Recovery UNDP Wereldwijd 15,0
WASH FIRST_COVID-19 response_4–454 Simavi Wereldwijd 6,0
WHO COVID-19 SPRP Contriburion WHO/WHP – World Health Organization Wereldwijd 7,5
NRK Blokallocatie 2018 Nederlandse Rode Kruis (NRK) Niet gespecificeerd Wereldwijd 6,3
WHO – Contingency Fund for Emergencies WHO/WHP – World Health Organization Niet gespecificeerd Wereldwijd 5,0
Totaal 258,4

6

Hoe wilt u minder fragmentatie in het beleid bereiken?

Antwoord:

In 2020 is binnen het ministerie afgesproken dat in 2022 een sterker geconcentreerd activiteitenpakket moet zijn gerealiseerd. Het streven is een vermindering met gemiddeld een kwart van het aantal activiteiten, op alle OS-beleidsthema’s. In dat proces worden vrijvallende middelen zoveel mogelijk gebruikt voor het opschalen van activiteiten die goede resultaten hebben laten zien en die door opschaling een grotere impact kunnen realiseren. Daarnaast wordt er naar gestreefd het aantal centraal gefinancierde activiteiten dat in slechts een land wordt uitgevoerd met gemiddeld 1/3 te verminderen.

7

Wanneer komen de aangegane verplichtingen van € 4.750 miljoen tot daadwerkelijke uitgaven?

Antwoord:

Deze komen in de jaren 2020–2023 tot uitgaven.

8

Is de afhankelijkheid van externe partners voor het realiseren van uw beleidsdoelen toegenomen of afgenomen de afgelopen 4 jaar?

Antwoord:

Beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd door diplomatieke inspanningen, door financiering van activiteiten, of door een mix van beide. De uitgaven voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking betreffen in verreweg de meeste gevallen subsidies en bijdragen aan externe partners, die daarmee activiteiten uitvoeren. Dit is de afgelopen 4 jaar niet wezenlijk veranderd.

9

Hoe is er geanticipeerd op de hogere ontvangsten uit het Dutch Good Growth Fund (DGGF)?

Antwoord:

De hogere ontvangsten bestaan enerzijds uit een onttrekking aan de begrotingsreserve ter dekking van de verstrekte wisselfinancieringen door Atradius/DSB. Anderzijds bestaan de ontvangsten uit ontvangen premies voor afgegeven garanties en aflossingen op eerder verstrekte wisselfinancieringen. De ontvangsten worden gedurende het jaar gemonitord en aan het einde van het boekjaar verrekend met de begrotingsreserve.

10

Wanneer zijn de verplichtingen aangegaan die hoger zijn dan de uitgaven met zicht op het hoger uitvallen van de ontvangsten uit het DGGF?

Antwoord: De verplichtingen worden gedurende het jaar aangegaan.

11

Welke verplichtingen zijn er aangegaan aan de hand van de hogere ontvangsten?

Antwoord:

Het betreft de afgegeven garanties en verstrekte wisselfinancieringen door Atradius Dutch State Business.

12

Hou houdt u toezicht op de effectiviteit van uitgaven die via internationale organisaties besteed worden?

Antwoord:

Effectiviteit van de uitgave van Nederlandse vrijwillige bijdragen via internationale organisaties wordt van Nederlandse zijde zorgvuldig gemonitord op basis van gemaakte afspraken ten aanzien van effectiviteit en resultaatbereiking. De effectiviteit van bestedingen van verplichte Nederlandse bijdragen wordt door onafhankelijke interne en externe, auditors en interne en externe monitoring- en evaluatiemechanismen en -afdelingen van de internationale organisaties gecontroleerd. De betreffende rapportages worden jaarlijks ter goedkeuring voorgelegd aan de toezichthoudende raden. Nederland houdt als lid van deze toezichthoudende raden actief toezicht hierop. Daarnaast wordt, voor de op thema gefinancierde activiteiten, additioneel monitoring uitgeoefend door het ministerie en ambassades.

13

Hoe verhoudt het bedrag van € 258,4 miljoen aan 56 corona-activiteiten zich tot het op pagina 8 genoemde corona-gerelateerde bedrag van € 139 miljoen?

Antwoord:

De EUR 139 miljoen betreft alleen dat deel van het steunpakket dat afkomstig is van de algemene middelen, en dat voor de begroting van hoofdstuk 17 bestemd was. De algemene middelen waren in totaal EUR 150 miljoen voor begrotingshoofdstuk 17 (BHOS) en hoofdstuk 5 (BZ), waarvan EUR 139 miljoen via de BHOS begroting zijn uitgegeven.

Het bedrag van EUR 258,4 miljoen betreft het totaal aan corona-uitgaven binnen de begrotingshoofdstuk 17 (BHOS), dus inclusief de eigen middelen die hiervoor zijn ingezet.

14

Wat zijn de kosten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de eerstejaarsopvang van asielzoekers de afgelopen vier jaar

Antwoord:

De aan ODA toerekenbare uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers voor 2017 tot en met 2020 zijn als volgt:

eerstejaarsopvang asielzoekers 736.560 482.072 441.085 492.792
Bron: HGIS-jaarverslagen 2017–2020

15

Hoe verklaart u het percentage van 0,59% ODA-uitgaven met het oog op het halen van het ODA-doel van 0,7% BNI?

Antwoord:

Sinds het kabinet-Rutte II neemt Nederland 0,7% van het BNI, minus € 1,4 miljard als uitgangspunt voor de berekening van het ODA-budget, het ODA-plafond (zie ook bijlage 3 van HGIS nota en HGIS jaarverslag).

De gerealiseerde netto ODA-prestatie van 0,59% over 2020 is de resultante van deze kaders en de aanvullende COVID-19 afspraken over 2020. Daarnaast wijkt, vanwege de hoger dan voorspelde groei van het BNI, de ODA-prestatie over 2020 iets af van de verwachtingen. Voor het behalen van het ODA-doel van 0,7% BNI in 2030, zoals het kabinet in de beleidsnota «Investeren in Perspectief» heeft aangegeven, moeten stappen worden gezet die passen binnen de herbevestiging van de internationale afspraak om weer toe te werken naar een ODA-budget van 0,7 procent van het BNI in 2030.

16

Welk deel van het ODA budget wordt op dit moment uitgegeven aan de opvang van asielzoekers in Nederland?

Antwoord:

Volgens de meest recent vastgestelde cijfers, over 2020, waren de aan ODA toerekenbare kosten voor de opvang van eerstejaars asielzoekers EUR 492,8 miljoen en waren de totale netto ODA-uitgaven EUR 4.702,6 miljoen. Dit komt neer op een percentage van 10,5% over 2020.

17

Waarom wordt er ongeveer € 150 miljoen over geprogrammeerd en niet meer of minder? Hoeveel was dat afgelopen vier jaar?

Antwoord:

Het is de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken om te sturen op het ODA-plafond (cf. afspraken uit het Regeerakkoord) en te zorgen voor een nette realisatie van het totale ODA-budget (in beginsel geen over- of onderbestedingen). De uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking worden deels bepaald door externe (onvoorziene) omstandigheden die tot vertraging in uitgaven kunnen leiden. Door met overprogrammering te werken wordt er op voorhand rekening gehouden dat sommige geplande uitgaven (nog) niet kunnen worden gedaan. Op basis van ervaringen uit het verleden is gebleken dat een overprogrammering van ongeveer EUR 150 miljoen ten tijde van de eerste suppletoire begroting in de praktijk een goed uitgangspunt is om aan het einde van het jaar tot een nette ODA-realisatie te komen.

Stand artikel 5.4 (Verdeelartikel) voor betreffende jaar ten tijde van de Ontwerpbegroting – 41.575 101.248 1.088 69.220
Stand artikel 5.4 (Verdeelartikel) voor betreffende jaar ten tijde van de vastgestelde begroting 2.321 50.248 1.088 69.220
Stand artikel 5.4 (verdeelartikel) voor betreffende jaar ten tijde van de Voorjaarsnota 55.204 – 114.970 – 87.821 1.798
Stand artikel 5.4 (verdeelartikel) voor betreffende jaar ten tijde van de Najaarsnota – 56.273 – 44.937 11.475

18

Hoe kan het dat er voorschotten voor subsidies en bijdragen zijn afgeboekt terwijl niet aan de voorwaarden was voldaan?

Antwoord:

Dit betreft een fout in de interne verwerking door de decentrale controlfunctie. In vier gevallen waren nog niet de juiste financiële en/of inhoudelijke rapportages aangeleverd maar is wel het voorschot afgeboekt.

19

Wat houden de genoemde fout en onzekerheid in artikel 5 nu precies in?

Antwoord:

Dit betreft de fout die is toegelicht onder vraag 22.

Er is aan een multilaterale organisatie betaald terwijl op het betaalmoment de middelen nog niet nodig waren. De betaling had later kunnen plaatsvinden. In 2021 worden de overeengekomen middelen alsnog besteed aan de doelen zoals deze zijn beoogd.

20

Wat wordt bedoeld met «meest waarschijnlijke fout» en met «meest waarschijnlijke onzekerheid»?

Antwoord:

De Auditdienst Rijk controleert financiële transacties die ten grondslag liggen aan het departementale jaarverslag via een statistische steekproef. Deze steekproef is representatief voor alle financiële transacties gedurende het verantwoordingsjaar. Het werken met een steekproef brengt met zich mee dat geen absolute zekerheid kan worden gegeven. Daarom is sprake van de meest waarschijnlijke fout en onzekerheid. Voor een uitspraak zonder voorbehoud zouden alle financiële transacties in een verantwoordingsjaar moeten worden gecontroleerd. De meest waarschijnlijke fout of meest waarschijnlijke onzekerheid is de fout of onzekerheid die men verwacht te vinden als men de rest van de populatie integraal zou controleren.

21

Wat is de reden dat de fouten en onzekerheden, die ten aanzien van artikel 5 zijn geconstateerd, de artikelgrens overschrijden?

Antwoord:

De Auditdienst Rijk heeft op artikel 5 in haar steekproef een fout geconstateerd die de statistische tolerantiegrenzen in haar accountantscontrole overschrijdt. Dat betreft een betaling aan een multilaterale organisatie op een moment dat de middelen bij nader inzien nog niet nodig waren. De betaling had later kunnen plaatsvinden. In 2021 worden de overeengekomen middelen alsnog besteed aan de doelen zoals deze zijn beoogd.

22

Kan nader worden verklaard wat wordt bedoeld met een verkeerde inschatting van de liquiditeitsbehoefte van de ontvangende multilaterale organisatie?

Antwoord:

Er is aan de organisatie betaald terwijl op het betaalmoment de middelen nog niet nodig waren. De betaling had later kunnen plaatsvinden. In 2021 worden de overeengekomen middelen alsnog besteed aan de doelen zoals deze zijn beoogd.

23

Kunt u nader toelichten wat er bedoeld wordt met de opmerking dat de tolerantiegrens voor fouten en onzekerheden is overschreden, maar dat de meest waarschijnlijke fout die grens niet overschrijdt?

Antwoord:

Uit de steekproef waarmee de Auditdienst Rijk transacties controleert (zie het antwoord bij vraag 20) kunnen zowel een maximale fout als een meest waarschijnlijke fout voorkomen. Of de tolerantiegrenzen worden overschreden wordt bepaald door de maximale fout. De meest waarschijnlijke fout is lager dan de maximale fout. Het kan dus zijn dat de tolerantiegrenzen wel worden overschreden door de maximale fout, maar niet door de meest waarschijnlijke fout.

24

Kunt u een overzicht geven van de 56 corona-activiteiten die met € 258,4 miljoen zijn gefinancierd, uitgesplitst naar de ontvanger van de gelden, naar het land waar het (merendeel) is besteed en welke activiteiten het hier concreet betreft?

Antwoord:

Zie vraag 5.

25

Wanneer kunt u iets zeggen over de resultaten van de € 258,4 miljoen aan corona-bestedingen?

Antwoord:

Uitvoerende organisaties rapporteren in de loop van dit jaar de eerste resultaten van de corona-bestedingen. Dat betekent dat we hierover zullen rapporteren in het Jaarverslag en de resultatenrapportage over 2021 (die gepubliceerd worden in mei 2022).

26

Hoe is de keuze voor 45 landen waar 28% van het geld bilateraal heengaat gemaakt? In hoeveel van die gevallen is er sprake geweest van een concrete hulpvraag vanuit die landen?

Antwoord:

De keuze voor steun aan de 45 landen is gebaseerd op aanvragen die Nederland heeft ontvangen. In alle gevallen is er sprake geweest van een concrete hulpvraag, maar niet in alle gevallen van overheden uit die landen zelf. Aanvragen waren ook afkomstig van lokale en internationale NGO's, onderzoeksorganisaties, publiek-private partnerschappen (PPP’s), het bedrijfsleven en multilaterale instellingen.

27

Zijn er andere bewindspersonen die ook speciale budgetplaatsen in de financiële administratie hebben aangemaakt, om de besteding van de coronagelden te kunnen verantwoorden? Is dit een bekende financiële constructie in crisistijd of is dit een typisch OS-constructie?

Antwoord:

De Algemene Rekenkamer stelt in het rapport dat de Minister voor BHOS als een van de weinige bewindspersonen de geldstroom voor corona apart heeft bijgehouden. BHOS heeft ervoor gekozen dit in de administratie zo in te richten.

28

Waarom is er voor gekozen om middelen voor corona-activiteiten vooral via multilaterale organisaties te besteden?

Antwoord:

Het is in tijden van crisis van belang dat geld en goederen gecoördineerd worden ingezet waar de nood het hoogst is, en voor de doelen die de hoogste prioriteit hebben. Vanwege de kennis en expertise van een aantal multilaterale organisaties en hun wereldwijde presentie is ervoor gekozen een aanzienlijk deel van de middelen via hen te kanaliseren.

29

Hoe kijkt de u aan tegen het feit dat voor veel middelen niet te herleiden is waar de middelen (geografisch) specifiek naar toe zijn gegaan?

Antwoord:

Positief. Bij de toewijzing van middelen is, zoals eerder toegelicht, gekozen voor kanalisering via beproefde, deskundige organisaties, die bewezen hebben in staat te zijn om de juiste prioriteiten (inhoudelijk en geografisch) te stellen tijdens een crisis zoals de pandemie. Wanneer tijdens een crisis alle donoren hun bijdragen aan deze organisaties zouden gaan oormerken vermindert dat de effectiviteit van hulpverlening en bestaat het risico dat sommige landen teveel en andere te weinig hulp krijgen.

30

Wat is bekend over tussentijdse resultaten met betrekking tot de doelstelling om fragmentatie van activiteiten te verminderen?

Antwoord:

De betrokken budgethouders van het ministerie hebben in 2020 plannen gemaakt over hoe zij het streven om gemiddeld het aantal activiteiten met een kwart terug te brengen gaan realiseren, evenals de beperking met, gemiddeld, een derde van het aantal centraal gefinancierde activiteiten dat in slechts een land wordt uitgevoerd. De voortgang hiervan wordt regelmatig gemonitord als onderdeel van de interne aansturing binnen het Directoraat-Generaal voor Internationale Samenwerking (DGIS). Aangezien de meeste programma’s en projecten een looptijd hebben van meerdere jaren zal de beoogde reductie en parallelle opschaling vanaf 2022 zijn beslag moeten krijgen.

31

Op welke manier zijn de beslissingen genomen om bedragen van minder dan een half miljoen euro te besteden aan ongeveer 20 landen, waaronder een groot land als India?

Antwoord:

Doorgaans door Nederlandse ambassades, die op hun verzoek de mogelijkheid hadden om bij hoge nood snel en flexibel een beperkt aantal kleine interventies te financieren, in aanvulling op de grotere financiële bijdragen vanuit Den Haag.

32

Zijn sinds 2010 pogingen gedaan tot een cultuurverandering om de fragmentatie van beleid terug te dringen?

Antwoord:

Intern is vooral de laatste twee jaar door en met alle geledingen die betrokken zijn bij de uitvoering van het OS-beleid veel gesproken over de wenselijkheid om het activiteitenpakket sterker te concentreren en is het besef toegenomen dat hiermee winst te behalen valt: minder beheerlast en meer ruimte voor monitoring en kwaliteitsverbetering in de uitvoering, voor meer impact.

33

Wat is de strategie voor het bereiken van de doelstelling om fragmentatie te verminderen, en de genoemde oorzaken van de weerbarstigheid hiervan te omzeilen?

Antwoord:

Intern zijn concrete doelen gesteld, extern wordt waar mogelijk aan betrokkenen (samenwerkingspartners en maatschappelijke contacten) aangegeven dat de thematische stapeling binnen het OS-beleid tegen grenzen aanloopt, evenals het aantal activiteiten in uitvoering.

34

Waarom staat in de toelichting op de suppletoire begroting niet hoeveel elk thema inlevert als gevolg van de wijzigingen gedurende 2020?

Antwoord:

Het Ministerie van Buitenlandse zaken stelt de suppletoire begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Die schrijven voor dat mutaties ten opzichte van de Ontwerpbegroting worden toegelicht waarbij per begrotingsartikel wordt ingegaan op de mutatie van het (sub) artikel en de belangrijkste oorzaken daarvan. In de Eerste Suppletoire begroting 2020 is ook ingegaan op bijdragen vanuit de (sub) artikelen aan het Covid-steunpakket. De (sub)artikelen zijn overigens veelal thematisch van aard.

35

Kunt u een toelichting geven op de interne financiering op artikel 4.3 Veiligheid? Waar heeft dit precies betrekking op?

Antwoord:

Dit betreft de verlaging van de uitgavenbegroting op artikel 4.3 ter dekking van uitgaven aan corona-activiteiten elders binnen de BHOS-begroting. Deze verlaging is toegelicht bij de 1e en 2e suppletoire begroting. De verlaging kon worden opgevangen doordat lopende programma’s in het kader van veiligheid en rechtstaatontwikkeling een lager dan verwachte liquiditeitsbehoefte kende door vertraging in de uitvoering als gevolg van de COVID-19 pandemie.

36

Waarom is er geen (incidentele suppletoire) begrotingswet voorgelegd aan de Tweede Kamer?

Antwoord:

Er is niet gekozen voor een incidentele suppletoire begrotingswet omdat het tweede COVID-steunpakket geen nieuw beleid betrof. Het pakket bouwde voort op regulier OS-beleid en op het eerdere steunpakket van de EUR 100 miljoen. Voorts is de Kamer diverse keren geïnformeerd over de inhoud van het tweede COVID-steunpakket. Het betrof de volgende momenten:

– De Kabinetsreactie op het AIV-advies, Kamerstuk 33 625 nr. 320 van 10 juli 2020 en het debat daarover op 3 september 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 96, item 7)

– de BHOS-begroting 2021, Kamerstuk 35 570 XVII en het debat daarover 2 december 2020) en

– de Tweede Suppletoire Begroting 2020 van 30 november 2020 (Kamerstuk 35 650 XVII). (Handelingen II 2020/21, nr. 32, items 4 en 7)

37

Waarom is er gekozen voor een Kamerbrief in plaats van een incidentele suppletoire begroting voor het tweede steunpakket?

Antwoord:

Het Kabinet heeft op 10 juli 2020 met een Kamerbrief gereageerd (Kamerstuk 33 625 nr. 320) op het AIV-advies. Niet gekozen is voor een incidentele suppletoire begrotingswet omdat het tweede COVID-steunpakket geen nieuw beleid betrof. Het pakket bouwde voort op regulier OS-beleid en op het eerdere steunpakket van de EUR 100 miljoen. Voorts is de Kamer diverse keren geïnformeerd over de inhoud van het tweede COVID-steunpakket. Het betrof de volgende momenten:

– De Kabinetsreactie op het AIV-advies, Kamerstuk 33 625 nr. 320 van 10 juli 2020 en het debat daarover op 3 september 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 96, item 7)

– de BHOS-begroting 2021, Kamerstuk 35 570 XVII en het debat daarover 2 december 2020) en

– de Tweede Suppletoire Begroting 2020 van 30 november 2020 (Kamerstuk 35 650 XVII). (Handelingen II 2020/21, nr. 32, items 4 en 7)

38

Waarom zijn de uitgaven voor het tweede steunpakket niet door middel van een incidentele suppletoire begroting ingediend, maar pas achteraf in de tweede suppletoire begroting?

Antwoord:

Niet gekozen is voor een incidentele suppletoire begrotingswet omdat het tweede COVID-steunpakket geen nieuw beleid betrof. Het pakket bouwde voort op regulier OS-beleid en op het eerdere steunpakket van de EUR 100 miljoen. Voorts is de Kamer diverse keren geïnformeerd over de inhoud van het tweede COVID-steunpakket. Het betrof de volgende momenten:

– De Kabinetsreactie op het AIV-advies, Kamerstuk 33 625 nr. 320 van 10 juli 2020 en het debat daarover op 3 september 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 96, item 7)

– de BHOS-begroting 2021, Kamerstuk 35 570 XVII en het debat daarover 2 december 2020) en

– de Tweede Suppletoire Begroting 2020 van 30 november 2020 (Kamerstuk 35 650 XVII). (Handelingen II 2020/21, nr. 32, items 4 en 7)

39

Wat zijn de gevolgen geweest van het verkeerd inschatten van de liquiditeitsbehoefte? Kunt u de situatie toelichten?

Antwoord:

Er waren geen gevolgen. Er is alleen te vroeg betaald. Op het betaalmoment had de organisatie de middelen niet nodig. In 2021 worden de overeengekomen middelen alsnog besteed aan de doelen zoals deze zijn beoogd.