[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35830-XV-2)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D22227, datum: 2021-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35830-XV-7).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35830 XV-7 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020.

Onderdeel van zaak 2021Z10116:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 830 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2021

De vaste commissie voor Sociale en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35 830 XV, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Peters

De adjunct-griffier van de commissie,
Blom

Vraag 1

Constaterende dat de uitvoering van noodmaatregelen veel capaciteit vergt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en gemeenten en dat begin 2021 het belangrijkste knelpunt voor gemeenten de schaarste aan gekwalificeerd personeel is volgens Divosa en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), om hoeveel vacatures/personen gaat dit? Hoe is het beeld halverwege 2021 en wanneer verwacht u dit probleem opgelost te hebben?

Antwoord 1

Ondanks het feit dat de Tozo in vergelijking met het Bbz een eenvoudige regeling is, is de uitvoeringslast voor gemeenten het afgelopen jaar enorm geweest. Bij het wijzigen en verlengen van de regeling is uitvoerbaarheid daarom steeds een belangrijke overweging geweest. Gemeenten hebben tijdelijke krachten aangetrokken om de Tozo uit te voeren en hebben medewerkers vanuit andere diensten tijdelijk moeten overplaatsen. Ook zijn er gemeenten bekend die Tozo-aanvragers hebben ingezet bij de afhandeling van de aanvragen. Het aantal vacatures dat nu open staat voor de uitvoering van de Tozo bij de gemeenten is niet bekend. Wel hebben gemeenten er bij het kabinet op aangedrongen tijdig geïnformeerd te moeten worden over de verlenging van de Tozo na 1 juli. Dit in verband met de verlenging van de contracten voor de Tozo aangetrokken personeel.

Ook bij de opzet van de NOW is in nauwe samenspraak met UWV gekozen voor een generieke regeling waarbij veel processen goed te automatiseren zijn. Bij het opzetten en verlengen van de regeling is uitvoerbaarheid steeds een belangrijke overweging geweest. Bij het UWV is er op dit moment minder sprake – dan bij gemeenten – van schaarste aan gekwalificeerd personeel.

De kennis met betrekking tot de NOW zit bij UWV echter wel bij een beperkte groep. Het beeld halverwege 2021 is dat de steeds veranderende krappe planning van de opeenvolgende NOW regelingen en de bijbehorende openingen van aanvraag- en vaststellingsloketten het lastig maakt voor de uitvoering. Wel is er, ook halverwege 2021, nog steeds geen sprake van dringende schaarste aan gekwalificeerd personeel.

Vraag 2

Kan aangegeven worden in welke regio(«s) de grootste problemen zijn met het vinden van gekwalificeerd personeel voor de uitvoering van de noodmaatregelen?

Antwoord 2

Het beeld bij gemeenten in het land is over alle regio’s vergelijkbaar. Voor UWV zijn er op dit moment geen grote problemen met het vinden van gekwalificeerd personeel voor de uitvoering van de noodmaatregelen.

Vraag 3

Bent u bereid de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)-regeling te evalueren lopende het steun- en herstelpakket? Kan het antwoord beargumenteerd worden?

Antwoord 3

De oplevering van de evaluatie van de NOW-regeling op doeltreffendheid en doelmatigheid staat gepland voor 2023. Deze planning komt voort uit het feit dat de regeling pas geëvalueerd wordt nadat de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden. De vaststellingsperiodes lopen ongeveer anderhalf jaar achter op de uitvoering. Ter illustratie: voor de NOW 1 eindigt de mogelijkheid tot het aanvragen van een vaststelling in oktober 2021. Daarna zal UWV ook nog tijd nodig hebben om de aanvragen die rond de sluiting van het vaststellingsloket zijn binnengekomen te verwerken. De andere NOW-tranches komen daar nog achteraan. Het heeft niet de voorkeur om de NOW-regeling te evalueren zolang het vaststellingsproces nog loopt. Op die manier kunnen namelijk selectie-effecten optreden van bedrijven of sectoren die al eerder in het proces een vaststelling hebben aangevraagd. In de tussentijd kijkt het CPB naar de effecten van het steunbeleid. Het resultaat van dit onderzoek zal eerder beschikbaar zijn dan de evaluatie van de NOW.

Vraag 4

Hoezeer is te verwachten dat de afwikkeling van noodmaatregelen de komende jaren financiële consequenties heeft voor gemeenten?

Antwoord 4

De inzet is erop gericht om de financiële risico’s voor gemeenten tot een minimum te beperken, zowel ten aanzien van de uitkeringskosten als de uitvoeringskosten. Omdat de Tozo een specifieke uitkering is, met bijbehorende bestedingsvoorwaarden, valt niet uit te sluiten dat de afwikkeling ervan financiële consequenties kan hebben voor gemeenten. Die consequenties worden pas duidelijk wanneer gemeenten zich hebben verantwoord over de rechtmatigheid. De verantwoordingen over 2020 moeten zij uiterlijk 15 juli 2021 inzenden en de verantwoordingen over 2021 een jaar later. De tot nu toe ontvangen signalen met betrekking tot de verantwoording over 2020 geven een positief beeld. De signalen zijn echter niet representatief voor alle gemeenten, zodat daaraan geen conclusies kunnen worden verbonden.

Vraag 5

Neemt u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer (ARK) over om «te blijven investeren in goede voorlichting over in welke gevallen en hoeveel recht bestaat op een uitkering of subsidie»?

Antwoord 5

De aanbeveling om te blijven investeren in goede voorlichting steun ik van harte. Ik zal zoveel mogelijk blijven communiceren over de regelingen en de werking daarvan voor werkgevers en zelfstandigen. Er wordt zo goed en tijdig als mogelijk gecommuniceerd en voorgelicht via de kanalen van het rijk zoals rijksoverheid.nl en UWV.nl, maar ook via de VNG, Divosa en organisaties voor zelfstandigen. Voor de NOW geldt bijvoorbeeld dat via de UWV-site een rekenhulp kan worden ingevuld waarmee inzicht kan worden verkregen in de hoogte van voorschotten of de te verwachten definitieve subsidie bij de vaststelling. Voor zelfstandig ondernemers is al bij de start van de regeling de website krijgiktozo.nl gelanceerd. Als zich wijzigingen in de regelingen voordoen, worden deze zo spoedig mogelijk gecommuniceerd via reeds genoemde kanalen en zo duidelijk mogelijk uitgelegd.

Vraag 6

Neemt u de aanbeveling van de ARK over om «in situaties waarin de regeling aantoonbaar onredelijk uitwerkt alsnog te onderzoeken wat wel mogelijk is om ondernemers door de crisis te helpen en banen te behouden en niet uitsluitend de eenvoud van de uitvoerbaarheid voorop moeten stellen»?

Antwoord 6

Gezien de snelle opzet en het daaruit volgende generieke karakter van de regelingen is er in de NOW weinig maatwerk mogelijk in de uitvoering. Ook nu de coronacrisis langer duurt is eenvoud een noodzakelijke voorwaarde om de huidige regelingen uitvoerbaar te houden in een nog altijd voortdurende crisissituatie. Ik blijf echter continu in gesprek met ondernemers, zelfstandigen en andere relevante partijen om te onderzoeken hoe mogelijk aan de behoeftes kan worden voldaan. Voor de NOW geldt dat er in de loop van de tijd een aantal wijzigingen is doorgevoerd waarmee de regeling is aangepast. UWV kan in de bezwaarfase werkgevers soms tegemoetkomen, maar dat kan helaas niet altijd. Voorkomende situaties of onderwerpen waarbij dit veelal niet mogelijk is, probeer ik steeds uit te leggen zoals ik heb gedaan in de twee brieven over de verschillende dilemma’s binnen de NOW-regeling die ik aan de Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 35 420, nrs. 199 en 243). Ik zal dergelijke afwegingen met de Kamer blijven delen conform de aanbeveling van de AR. Bij de Tozo is aan gemeenten tegemoetgekomen met onder andere de beleidsregel hardheidsclausule Tozo 1 en de controle van de identiteit van de ondernemer. Hoewel de Tozo gebaseerd is op de Participatiewet en er dus meer maatwerk mogelijk is, is de tegemoetkoming niet altijd voldoende. Daarom is juist voor de groep die tussen de wal en het schip valt de TONK in het leven geroepen. In die gevallen waarbij de balans tussen uitvoerbaarheid en dienstverlening tot dilemma’s leidt, blijf ik de Kamer over de besluitvorming daarover met de grootste transparantie informeren.

Vraag 7

Wat is het bedrag aan voorschotten dat in 2020 is uitgekeerd? Welk deel hiervan moest worden teruggevorderd?

Antwoord 7

Het bedrag dat aan voorschotten is uitgekeerd wordt niet centraal geregistreerd in de systemen van UWV.

Het aantal voorschotten dat in 2020 is verstrekt is wel bekend. In 2020 werden 11.085 voorschotten verstrekt op grond van de WIA. Voor 2.140 mensen uit deze groep liep het voorschot nog per medio maart (Bron UWV, meest recente data) en was het op dat moment nog niet mogelijk gebleken om het recht op uitkering vast te stellen. Van de resterende ca. 8.900 mensen bleek 24% geen recht te hebben op WIA en moest het teveel betaalde voorschot worden terugbetaald of verrekend met een andere uitkering.

Vraag 8

Constaterende dat het UWV in bijzondere gevallen van terugvordering kan afzien, namelijk als dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor de betrokkene, wat zijn onaanvaardbare gevolgen? Hoe vaak is in de afgelopen vijf jaar afgezien van terugvorderingen?

Antwoord 8

Slechts indien sprake is van een dringende reden kan geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien. De uitvoeringspraktijk kent enkele richtlijnen voor beoordeling of er sprake is van een dringende reden geboden. In de volgende gevallen kan er een dringende reden zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien:

1. Terugvordering blijft achterwege wanneer deze te zwaar is gelet op de materiële omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Dit kan zich in de praktijk voordoen wanneer terugvordering leidt tot een financiële noodsituatie bij betrokkene.

2. Terugvordering blijft achterwege wanneer deze te zwaar is gelet op de immateriële omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Dit kan zich in de praktijk voordoen wanneer betrokkene in een zeer problematische thuissituatie verkeert zoals bij bijvoorbeeld terminale ziekte of overlijden van een partner.

Het is niet mogelijk gebleken om binnen de termijn voor beantwoording van deze vraag na te gaan of en zo ja hoe vaak het voorkomt dat (gedeeltelijk) is afgezien van terugvordering.

Vraag 9

De ARK concludeert dat de regering de aanbevelingen van de lijfrenteaftrek niet overneemt, kunt u nader toelichten waarom u dit niet doet en bent u bereid alsnog te overwegen deze aanbevelingen wel of deels over te nemen?

Antwoord 9

De AR doet diverse aanbevelingen. Sommige neem ik over andere niet. Zo beveelt de AR aan om belemmeringen bij het gebruik van de lijfrenteaftrek te inventariseren en waar mogelijk weg te nemen. Dit vind ik een goede aanbeveling en deze pak ik dan ook op. Omdat de aftrekbare lijfrentepremies nu nog meelopen in het geheel van de aanstaande pensioenhervorming is er op dit moment geen evaluatie beoogd. Bekeken zal worden hoe de evaluatie van de aftrekbare lijfrentepremies na effectuering van de hervorming vormgegeven kan worden. In de evaluatie zullen de conclusies en aanbevelingen van de AR worden meegenomen.

De AR beveelt ook aan om streefcijfers te formuleren voor het gebruik van aanvullende pensioenen in de derde pijler. Deze aanbeveling neem ik niet over. Het gaat mijns inziens namelijk niet om het gebruik van de faciliteit, maar om de uitkomst: worden alle werkenden in voldoende mate gefaciliteerd om een adequate oudedagsvoorziening te treffen? Daartoe is er naast de AOW als basispensioen (eerste pijler) en het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler) een individuele faciliteit om aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Ik vind het belangrijk dat het pensioenstelsel in zijn geheel alle werkenden in voldoende mate faciliteert om een adequate oudedagsvoorziening te treffen. Bij de herziening van het pensioenstelsel heb ik hier ook oog voor en neem ik concrete maatregelen om dit te stimuleren.

In het Pensioenakkoord van juni 2019 zijn twee maatregelen opgenomen die pensioensparen beogen te stimuleren onder de doelgroep van de lijfrentefaciliteit. De eerste is de introductie van een arbeidsvormneutraal pensioenkader. Daarmee wordt de fiscale ruimte in de derde pijler verruimd. De tweede maatregel is het aanvalsplan witte vlek. Dit aanvalsplan bevat oplossingsrichtingen om het aantal werknemers dat geen arbeidsvoorwaardelijk pensioen opbouwt terug te dringen. Daarnaast bevat het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen een experimenteerbepaling waarmee ruimte wordt geboden om experimenten met vrijwillige aansluiting van zelfstandigen in de tweede pijler mogelijk te maken. Het kabinet is van mening dat pensioenopbouw voor zelfstandigen hierdoor beter wordt gefaciliteerd.

Tot slot beveelt de AR aan om in geval het wetsvoorstel toekomst pensioenen later van kracht wordt dan voorzien, de voorgestelde fiscale verruiming van de lijfrenteaftrek eerder in te laten gaan. Deze aanbeveling neem ik niet over. Vanwege de inhoudelijke samenhang met de brede herziening van het pensioenstelsel, acht ik het niet wenselijk een afzonderlijk wetstraject op te starten voor de fiscale verruiming van de lijfrenteaftrek. De beoogde inwerkingtreding van de wet die onder andere de fiscale verruiming van de lijfrenteaftrek regelt, is 1 januari 2023.