Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de notitie varianten tussentijdse raadsontbinding (Kamerstuk 35300-VII-128)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2020
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D22731, datum: 2021-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (nds-tk-2021D22731).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Martin) Bosma, Tweede Kamerlid (PVV)
- Mede ondertekenaar: M. Verhoev, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z12219:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-07-02 16:00: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-27 11:30: Extra procedurevergadering commissie BiZa (groslijst controversieel verklaren) (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-05-20 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-06-09 14:00: Notitie varianten tussentijdse raadsontbinding (TK 35-300-VII-128) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-07 13:00: Financiƫn decentrale overheden en versterking lokaal bestuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (š origineel)
2021D22731 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Notitie varianten tussentijdse raadsontbinding (Kamerstuk 35Ā 300Ā VII, nr.Ā 128).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bosma
De adjunct-griffier van de commissie,
Verhoev
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie | 7 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | 8 | |
II | Antwoord/ reactie van de Minister | 8 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de brief van 25Ā juni 2020, waarin varianten voor tussentijdse raadsverkiezingen worden gegeven. De brief is een reactie op de in de Tweede Kamer aangenomen motie Middendorp c.s. (Kamerstuk 35Ā 300Ā VII, nr.Ā 14), waarin de regering wordt verzocht met een voorstel tot grondwetswijziging te komen om tussentijdse raadsverkiezingen mogelijk te maken in situaties waarin er sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen waardoor gemeenten onbestuurbaar worden. De motie werd met een ruime meerderheid aangenomen. Graag willen deze leden de Minister een aantal vragen voorleggen. Maar allereerst merken zij op dat er voorbeelden van gemeenten, maar ook provincies zijn, waar ernstig verstoorde verhoudingen aan de orde zijn. De lokale democratie is een belangrijke democratie, waar veel gebeurt. Als we deze serieus willen nemen, kan er in bepaalde situaties alle reden zijn om tussentijds de kiezers te raadplegen.
De Minister stelt in de brief dat, indien de wens er is tussentijdse raadsontbinding in geval van ernstig verstoorde bestuurlijke verhoudingen gemakkelijker te maken dan via een afzonderlijke wet in formele zin, de Grondwet moet worden gewijzigd. Betekent dit dat als er in een gemeente sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen de regering in feite nu al kan ingrijpen door het tot stand komen van een wet, waarmee de raad wordt ontbonden en verkiezingen kunnen worden uitgeschreven? Gedoeld wordt hier niet op de situatie van grove taakverwaarlozing. De leden van de VVD-fractie vragen de regering daar op in te gaan. Wat is het verschil tussen de in de brief genoemde derde variant (ontbinding door de regering bij koninklijk besluit) en een aparte wet Ć la de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie zijn met de Minister van mening dat na tussentijdse raadsontbinding teruggekeerd moet worden naar de normale verkiezingscyclus, zoals dat ook na herindelingsverkiezingen het geval is. Is overigens overwogen om tussentijdse raadsverkiezingen niet binnen een bepaalde periode voor de reguliere raadsverkiezingen te laten plaatsvinden? Gedacht zou kunnen worden aan een periode van zes maanden voor de verkiezingen. Hoe ziet de Minister dat, zo vragen deze leden.
De drie geschetste varianten beoordelend lijkt de eerste variant, te weten zelfontbinding door de raad, de meest voor de hand liggende variant, zo menen de leden van de VVD-fractie. Als daarvoor wordt gekozen, dan zou tot zelfontbinding niet met een gewone meerderheid moeten worden beslist, maar met een gekwalificeerde meerderheid. Deze leden nemen aan dat de Minister dat ook bedoelt, waar zij het heeft over een Ā«versterkteĀ» meerderheid. Als er wordt gekozen voor de variant Ā«zelfontbindingĀ», hoe kijkt de Minister dan aan tegen de rol van de commissaris van de Koning? Hoe kijkt zij aan tegen een bemiddelingsrol van de commissaris, voordat de raad definitief het besluit tot zelfontbinding neemt? De raad zou dan eerst een Ā«voornemenĀ» tot een besluit tot zelfontbinding kunnen nemen, waarna de commissaris van de Koning een bemiddelingspoging zou kunnen doen om tussentijdse raadsverkiezingen te voorkomen. Mocht deze poging niet lukken dan kan de raad een definitief besluit nemen over het al dan niet overgaan tot zelfontbinding. Graag krijgen deze leden een reactie van de Minister.
In de brief worden drie varianten geschetst. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de voorkeur van de Minister. Naar welke variant gaat haar voorkeur uit? Overigens vragen deze leden of er nog meer varianten denkbaar zijn. Zo ja, welke? Op welke termijn kan de Kamer een wetsvoorstel om tussentijdse raadsverkiezingen mogelijk te maken tegemoetzien? Graag krijgen deze leden een reactie van de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de notitie van de Minister d.d. 25Ā juni 2020 betreffende de verschillende varianten voor tussentijdse raadsontbinding. Deze leden willen graag scherp krijgen hoe dit instrument zich verhoudt tot het bestaande instrumentarium, verkennen hoe vaak het nodig kan zijn, in welke gevallen en welke vorm daarbij het beste past. Dit met het oog op een geschikt voorstel indachtig de motie Middendorp c.s., dat de lokale democratie daadwerkelijk kan versterken. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen in de schets van de achtergrond waartegen het vraagstuk van tussentijdse raadsontbinding zou moeten worden gewogen dat enkele casussen uit het verleden laten zien dat het kunnen dreigen met de inzet van grove taakverwaarlozing een effectief middel kan zijn om de bestuurlijke verhoudingen te normaliseren, maar ook dat de inzet een hoge drempel kent. Deze leden vragen de Minister deze casussen uit te lichten en daarbij te verhelderen hoe, waarom en in welk opzicht het middel effectief is gebleken. Ook ontvangen zij graag een reflectie op de hoge drempel. Hoe erg is de pressie daadwerkelijk gevoeld?
De leden van de D66-fractie onderschrijven dat het huidige instrumentarium niet direct ingrijpt op de bestuurlijke verhoudingen zelf, ook niet als deze ernstig verstoord zijn. Zij constateren in dat kader dat enerzijds betoogd wordt dat het ontbreken van het instrument van tussentijdse raadsontbinding een aansporing vormt tot het voorkomen van conflicten en anderzijds betoogd wordt dat het juist zou kunnen fungeren als stok achter de deur en zo kan bijdragen aan de bereidheid een conflict op te lossen. Deze leden vragen de Minister hoe zij beide betogen weegt en duidt. In welke van deze betogen kan zij zich het meest vinden, of in allebei evenveel? Bovenal zoeken deze leden een meer empirische basis. In hoeveel gevallen heeft de commissaris van de Koning(in) de afgelopen jaren op gemeentelijk niveau geadviseerd over bestuurlijke problematiek? Kan de Minister daarbij onderscheid maken tussen verschillende gradaties of typen problematiek? Hoe vaak is men uiteindelijk tot een constructieve bestuurlijke voorzetting gekomen? En hoe vaak is een bestuurlijke impasse ontstaan die in feite als onwerkbaar werd beschouwd (bijvoorbeeld door de commissaris), of waardoor de bestuurlijke slagvaardigheid in ieder geval aanzienlijk was uitgehold? Deze leden vragen de Minister of zij āĀ in lijn met het voorgaandeĀ ā een inschatting kan maken hoe vaak tussentijdse raadsontbinding iedere vier jaar nodig zou kunnen zijn. Ziet zij daarbij een onderscheid in het type problematiek en/of het type gemeente? In hoeverre is de grootte van gemeenten een factor en in hoeverre speelt de politieke samenstelling c.q. spreiding in gemeenten een rol? Zij vragen de Minister of zij indachtig de verwachte frequentie en aanleiding(en) zelf een voorkeur heeft voor een van de drie geschetste varianten.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister tevens in algemene zin of een tussentijdse raadsontbinding wat haar betreft een waardevol instrument is dat de lokale democratie kan versterken. Hoe weegt zij het democratisch aspect dat inwoners zich middels tussentijdse verkiezingen kunnen uitspreken over de verstoorde bestuurlijke verhoudingen en de rol die verschillende partijen daar al dan niet in hebben gespeeld? En verwacht de Minister dat het nieuwe kiezersmandaat aan het gemeentebestuur in de regel tot doorbreking van de ontstane impasse kan leiden? Zo ja, ligt dat aan een verschuiving van verhoudingen, of het feit dat partijen weten hoe hun politieke aandeel en positie door de inwoners wordt gewogen?
De leden van de D66-fractie lezen dat het bij de eerste variant, zelfontbinding, de vraag is of het instrument effectief kan zijn als toepassing afhankelijk is van een (gewone) meerderheid van de raad, terwijl diezelfde meerderheid het probleem kan zijn. Deze leden vragen de Minister dit nader toe te lichten. Vindt de Minister dat het instrument pas zou moeten worden ingezet in uiterste gevallen, waarin de bestuurlijke problemen niet langer redelijkerwijs op een andere manier op te lossen zijn? Zo ja, deelt zij dat een meerderheid in zoān geval zeer waarschijnlijk wel gevonden kan worden? Kan zij daarbij ingaan op de mogelijkheid deze via coalitie en/of oppositie te behalen? Voorts vragen zij ten aanzien van een gekwalificeerde meerderheid hoe groot de Minister het risico van blokkerende minderheden inschat. Aan welke gekwalificeerde meerderheden denkt de Minister daarbij? En kan de Minister bij haar inschatting bekende casus uit het verleden betrekken? Hoe weegt de Minister het risico van blokkerende minderheden in verhouding tot aansluiting bij de idee van een uiterst redmiddel? Heeft de Minister in het licht van het voorgaande een voorkeur voor een gewone of gekwalificeerde meerderheid, en waarom?
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat aan zelfontbinding het nadeel zou kleven dat dit sterk vatbaar is voor calculerend gedrag en daarmee van negatieve invloed zou zijn op de bestuurlijke stabiliteit. Deze leden vragen de Minister op dit punt een parallel te trekken met de ontbinding van de Tweede Kamer bij kabinetscrises. In hoeverre speelt daarbij volgens de Minister (sterk) calculerend gedrag een rol? Zit hierin een verschil tussen de gemeenteraad en Tweede Kamer? En in hoeverre en waarom zou zelfontbinding bij beiden echt tot een negatieve invloed op de bestuurlijke stabiliteit leiden? Graag ontvangen deze leden hierbij een reflectie op de beschouwingen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel over ontbinding bij kabinetscrises.
De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van de variant van tussentijdse raadsverkiezingen via zelfontbinding tot slot hoe deze variant zich zou kunnen verhouden tot de direct gekozen burgemeester.
De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van de tweede variant, ontbinding door een ander orgaan op decentraal niveau, welke mogelijke voordelen en nadelen de Minister ziet in de variant waarbij de direct gekozen burgemeester de bevoegdheid tot ontbinding zou krijgen. Voorts vragen zij naar de mogelijke voordelen als de bevoegdheid tot tussentijdse raadsontbinding op provinciaal niveau zou worden belegd.
De leden van de D66-fractie vragen met betrekking tot de derde en laatste variant, ontbinding door de regering bij koninklijk besluit, welke waarborgen en procedures daarbij volgens de Minister zouden moeten worden opgenomen, gegeven het feit dat dit diep ingrijpt in de verhouding tussen de regering, de lokale volksvertegenwoordiging en de kiezers in de betreffende gemeente. Deze leden vragen de Minister daarbij nader toe te lichten wat de precieze rol van de raad in dit proces zou moeten zijn en hoe de objectieve advisering aan de regering zou moeten worden vormgegeven. Welk gewicht zou aan de objectieve advisering moeten worden toegekend en valt dit volgens de Minister in te kaderen? Indien de Minister dit laatste bij de commissaris van de Koning zou willen beleggen, hoe zou deze advisering zich dan verhouden tot de bemiddelende en adviserende rol richting de raad? Daarbij vragen deze leden of de Minister zou overwegen een beslissende stem aan de commissaris van de Koning toe te kennen. Zij vragen tot slot hoe deze variant zich zou kunnen verhouden tot de bestuurlijke constellatie en het eigen mandaat van een direct gekozen burgemeester.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de fractie van de SP hebben de notitie over varianten van tussentijdse raadsontbinding gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden hebben grote bedenkingen bij de wenselijkheid van een tussentijdse raadsontbinding. Hoewel zij erkennen dat het voor kan komen dat een situatie in een raad onwerkbaar wordt, zien zij ook de grote risicoās van tussentijdse raadsontbinding. Kan er nader worden ingegaan op de mogelijkheden die er nu zijn om in te grijpen in het lokale bestuur wanneer er een onwerkbare situatie is ontstaan? Waarom is een aparte wetsbehandeling, bij grove taakverwaarlozing niet voldoende? In welke gevallen zou ingrijpen wenselijk zijn geweest maar kon dat nu niet? Wat zijn de gemiddelde opkomstcijfers bij tussentijdse raadsverkiezingen, bijvoorbeeld na herindeling?
De leden van de fractie van de SP lezen in de notitie dat er drie varianten zijn uitgewerkt. Ontbinding door de raad zelf, ontbinding door een ander decentraal orgaan (college van burgemeester en wethouders of de provincie) of door de Minister. Deze leden zien grote en onoverkomelijke bezwaren bij de eerste twee varianten, waarbij tegenstrijdige belangen van oppositie en coalitie of gemeente en provincie een reden kunnen zijn voor tussentijdse ontbinding, waarbij de inwoners van de gemeente de dupe worden. Welke extra waarborgen gelden er dan? Is een rechterlijke toets een mogelijkheid? Hoe wordt voorkomen dat politiek opportunisme de overhand kan krijgen?
De leden van de fractie van de SP lezen dat de derde variant een tussentijdse ontbinding bij ministerieel besluit is. Wat is het voordeel daarvan ten opzichte van de huidige praktijk en een wetgevingsprocedure? Een wetgevingsprocedure kan immers ook snel en is democratischer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de Partij van de Arbeid-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de notitie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met betrekking tot de voorbereiding van het mogelijk maken tot vervroegde verkiezingen van de gemeenteraad.
De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van het mogelijk maken van vervroegde raadsontbinding. Daarbij merken deze leden op dat ze geen voorstander zijn van ontbinding op het moment dat er een politieke impasse is. De raadsontbinding moet, net zoals nu het geval is, met terughoudendheid worden ingezet en alleen bij uiterste noodzaak. Zij waarderen namelijk de huidige praktijk van harmonie en samenwerking in de gemeenteraden. Deze harmonie komt onder druk te staan op het moment dat de raadsontbinding een politiek middel wordt. Bovendien geldt dat burgers, helaas, in mindere mate weten, en zich interesseren, in wat er zich afspeelt in de gemeentelijke politiek. Dit heeft tot gevolg dat de opkomst bij tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen laag zal zijn, vooral als er vaak ontbindingen plaatsvinden. Dit zorgt ervoor dat de democratische legitimiteit van de gemeenteraden ondermijnd wordt. Deze leden zien wel de noodzaak van raadsontbinding als de gemeenteraad ernstig nalatig is in het wegsturen van bijvoorbeeld corrupte bestuurders.
Het standpunt dat gemeenteraden alleen bij uiterste noodzaak ontbonden moeten worden, heeft volgens de leden van de PvdA-fractie grote gevolgen voor de manier waarop ontbinding plaats zou kunnen vinden. Zo vinden deze leden dat de beslissing tot ontbinding zoveel mogelijk van politiek getouwtrek onttrokken moet zijn.
De leden van de PvdA-fractie vinden daarmee de optie tot zelfontbinding onwenselijk. Immers, bij zelfontbinding wordt de raadsontbinding een politieke optie. Daarbij doet het ook geen recht aan de reden wanneer zelfontbinding nuttig is, namelijk op het uitzonderlijke moment dat gemeenteraden niet in staat zijn om bestuurlijke wanordelijkheid weg te nemen.
De leden van de PvdA-fractie delen bovendien de mening van de Minister dat ontbinding door het college van burgemeester en wethouders, de ontbinding door het college van gedeputeerde staten of de ontbinding door de burgemeester onwenselijk is. Bij de ontbinding door het college van burgemeester en wethouders speelt daarin eveneens de onwenselijkheid van politieke ontbinding mee. Bij de ontbinding door het college van gedeputeerde staten is het staatsrechtelijk argument over de hiƫrarchie tussen bestuurslagen overtuigend om niet te kiezen voor deze optie. Ontbinding door de burgemeester is weliswaar logisch vanuit zijn functie als hoeder van integriteit in het lokaal bestuur, echter onwenselijk vanwege de politisering van het burgemeestersambt.
Ook de laatste optie, ontbinding door een koninklijk besluit, vinden de leden van de PvdA-fractie bezwaarlijk. Deze leden vinden niet dat de regering zoveel invloed moet kunnen hebben op het gemeentelijk bestuur zonder controle van de volksvertegenwoordiging.
De leden van de PvdA-fractie denken dat er andere manieren mogelijk zijn die zowel recht doen aan de checks-and-balances die de raadsontbinding behoeft, als de wens om raadsontbinding makkelijker te maken. Zo denken deze leden dat een mogelijkheid tot ontbinding bij koninklijk besluit mogelijk is, op het moment dat er een voordracht is gedaan van de commissaris van de Koning. De commissaris van de Koning doet een voordracht na advies ingewonnen te hebben van de betrokken burgemeester. Volgens deze leden zorgt de voordracht van de commissaris van de Koning voor een extra controle op de gemeente en depolitisering van de raadsontbinding. Zou de Minister kunnen reflecteren op deze mogelijkheid en is de Minister bereid deze mogelijkheid verder uit te werken en te onderzoeken?
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of de Minister heeft gekeken naar mogelijkheden van raadsontbindingen in andere landen. Zoals eerdere commissies die naar dit onderwerp hebben gekeken wel hebben gedaan. Ook vragen deze leden zich af of de Minister nog andere mogelijkheden heeft voor het ontbinden van de gemeenteraad, naast de geschetste mogelijkheden die de Minister reeds naar de Kamer heeft gestuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de notitie van het kabinet waarin diverse varianten voor tussentijdse ontbinding van gemeenteraden worden geschetst. De motie Middendorp c.s. die aan de basis van deze notitie ligt werd destijds mede ingediend door de fractie van GroenLinks. Deze leden zijn blij dat er nu verder gesproken kan worden over de voor- en nadelen van tussentijdse raadsontbinding en vervroegde verkiezingen. Zij constateren dat er voor- en nadelen kleven aan de geschetste varianten en zij zien ook dat los van de specifieke varianten ook voor- en nadelen te bedenken zijn voor de meer principiĆ«le vraag of het wenselijk is om Ć¼berhaupt de mogelijkheid van tussentijdse verkiezingen uit te breiden. Deze leden hebben naar aanleiding van de voorliggende notitie een aantal vragen aan de Minister.
Allereerst constateert de Minister, naar de mening van de leden van de fractie van GroenLinks, terecht dat het uitgangspunt zou moeten blijven dat iedere vier jaar op een vast moment gemeenteraadsverkiezingen gehouden zouden moeten worden. Dit is goed voor de kenbaarheid van de verkiezingen bij inwoners en voorkomt een enorme verspreiding van verkiezingsmomenten door het land. De vraag is echter wel wat dit betekent voor een tussentijdse raadsontbinding aan het einde van een periode van vier jaar. Betekent dit dat de termijn dan verkort wordt of kan dit ook betekenen dat een volgende termijn verlengd wordt tot bijvoorbeeld vijf, zes of zeven jaar?
De Minister hecht naar het oordeel van de leden van de fractie van GroenLinks terecht veel waarde aan het hoofdschap van de gemeenteraad. Zij verwijst daarbij evenwel ook naar het feit dat het hoofdschap nauw verbonden is met het monisme. Kan de Minister reflecteren op het hoofdschap in relatie tot het dualisme? Op welke wijze is het hoofdschap door het dualisme veranderd?
In de drie varianten die de Minister schetst āĀ de zelfontbinding, de ontbinding door een ander orgaan op decentraal niveau en de ontbinding door de regering bij koninklijk besluitĀ ā zien de leden van de fractie van GroenLinks net als de regering voor- en nadelen. Voor deze leden is het daarom de vraag of er naar het oordeel van de regering ook nog tussenvarianten te bedenken zijn die mogelijke bezwaren zouden kunnen wegnemen. Zij denken hierbij āĀ zonder hier een voorkeur voor uit te sprekenĀ ā bijvoorbeeld aan een variant waarbij zowel elementen uit de zelfontbindingsvariant als uit de variant van de ontbinding door een ander orgaan op decentraal niveau zouden worden gekoppeld. Als voorbeeld noemen zij een variant waarbij een meerderheid in de gemeenteraad een verzoek zou kunnen indienen bij de provincie om over te gaan tot tussentijdse raadsontbinding. Hiermee wordt voorkomen dat de wens van de lokale volksvertegenwoordiging opzij wordt geschoven en blijft het primaat voor een eventuele ontbinding bij de lokale volksvertegenwoordiging liggen, maar wordt ook voorkomen dat al te eenvoudig door een politieke meerderheid besloten wordt tot een tussentijdse ontbinding omdat de provincie āĀ thans reeds bevoegd voor het interbestuurlijke toezicht op gemeentenĀ ā nog een oordeel velt over de wenselijkheid van een tussentijdse ontbinding van de gemeenteraad. Graag vernemen deze leden een reactie van de Minister op voornoemde tussenvariant.
De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag van de Minister vernemen of en hoe tussentijdse raadsontbindingen in ons omringende landen met een enigszins vergelijkbaar ingericht openbaar bestuur zijn vormgegeven. Kan de Minister hier bij de beantwoording een beeld van schetsen?
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de Minister ook een opvatting heeft over de vraag of zij het logisch zou vinden dat, wanneer er besloten zou worden om tussentijdse raadsontbinding mogelijk te maken, dit tevens zou moeten gelden voor provinciale staten en voor het algemeen bestuur van waterschappen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de notitie. Deze leden menen dat zeer terughoudend omgegaan moet worden met de mogelijkheid van tussentijdse ontbinding. Zij hebben nog enkele vragen.
Bestuurlijke appreciatie
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister nader wil toelichten waarom de mogelijkheid van tussentijdse ontbinding uitdrukkelijk gezien moet worden tegen de achtergrond van bestuurlijke misstanden en taakverwaarlozing. Deze leden wijzen erop dat de motie spreekt over ernstig verstoorde verhoudingen, waarvan ook sprake kan bij een volstrekte politieke impasse zonder dat de behoorlijk uitvoering van taken direct in gevaar komt. Zo bezien is het wel mogelijk, maar niet noodzakelijk dat tussentijdse ontbinding altijd te maken heeft met misstanden en taakverwaarlozing.
Varianten
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de Minister niet als variant de mogelijkheid heeft beschreven om te expliciteren dat de mogelijkheid van tussentijdse ontbinding bij formele wet ook mogelijk is in geval van een volstrekte politieke impasse. Deze leden hebben uit de notitie begrepen dat deze mogelijk weliswaar nu al niet is uitgesloten, maar gezien de praktijk lijkt het niet als een reƫle mogelijkheid bekend te zijn. Zij vragen of de Minister meerwaarde ziet in het duidelijker formuleren van een kader voor deze situaties, waarop slechts onder stringente voorwaarde een beroep zou kunnen worden gedaan.
Bijlage
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre het bekend is of gemeenten in het verleden een verzoek hebben gedaan tot tussentijdse ontbinding vanwege een politieke impasse, welke verzoeken dan kennelijk zijn afgewezen.