[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over de vierde voortgangsrapportage operatie Inzicht in Kwaliteit

Verbetering verantwoording en begroting

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D23347, datum: 2021-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31865-191).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31865 -191 Verbetering verantwoording en begroting.

Onderdeel van zaak 2021Z10708:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 865 Verbetering verantwoording en begroting

Nr. 191 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 juni 2021

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 10 maart 2021 inzake de vierde voortgangsrapportage operatie Inzicht in Kwaliteit (Kamerstuk 31 865, nr. 184).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Geurts

De griffier van de commissie,
Schukkink

Vraag 1

Wat houdt de verbetering in de aanpassing van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) in en waarom gaat deze nieuwe SEA meer inzicht in kwaliteit en in doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid geven? Met welke strategische keuzes van inzichtsbehoefte wordt rekening gehouden?

Antwoord

Aanleiding voor het introduceren van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) was een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek waaruit bleek dat beleidsdoorlichtingen vaak niet op het juiste moment de inzichten opleveren die helpen bij het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. Door nadruk te leggen op het in kaart brengen van de huidige inzichtbehoefte en een daarbij passende agendering van evaluatieonderzoek op het niveau van logische beleidsthema’s, draagt de SEA bij aan meer inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid.

Vraag 2

Er is een pilot met een aparte artikel 3.1 Comptabiliteitswet (CW)-bijlage geweest, maar het kan ook voorkomen dat artikel 3.1 CW in de memorie van toelichting wordt opgenomen bij nieuwe wetsvoorstellen. Wat is er afgesproken? En welke vorm is het effectiefst en efficiëntst?

Antwoord

De pilot omvatte beide: bij Kamerbrieven over beleidsvoorstellen een bijlage, en bij wetsvoorstellen een toelichting in herkenbare kopjes in de memorie van toelichting (MvT). Een wetsvoorstel wordt vaak aangekondigd in een Kamerbrief waar al een eerste CW 3.1-toelichting is gegeven. Afspraak is om bij beleids- en wetsvoorstellen met financiële gevolgen voor de Rijksbegroting de vereiste toelichting voor behandeling naar de Tweede Kamer te versturen.

Uit de evaluatie van de pilot is gebleken dat de pilot niet geresulteerd heeft in een zichtbare toename in het gebruik van de CW3.1 toelichting door de Kamer. Daartoe dient de CW3.1-informatie op een meer centrale en herkenbare plek in het voorstel te staan, aldus de bevraagde Kamerleden. Ik ben met departementen in gesprek over een betere plek om de zichtbaarheid van de CW3.1 toelichting te vergroten.

Vraag 3

Hoe wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van de Publieke Waardescan (PWS)-systematiek?

Antwoord

De eindrapporten van de Publieke Waarde Scans (PWS) worden samen met een kabinetsreactie actief verzonden naar uw Kamer en gepubliceerd op rijksoverheid.nl. Tot nu toe zijn twee onderzoeken afgerond en met u gedeeld: de PWS op het terrein van circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 32 861, nr. 134) en de PWS over de Verklaring Omtrent Gedrag (Kamerstuk 33 199, nr. 45).

In de vierde voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit (Kamerstuk 31 865, nr. 184) is toegelicht dat het streven is om nog twee pilots uit te voeren. De planning van toekomstige PWSen wordt opgenomen in de departementale Strategische Evaluatie Agenda’s (SEA) die als bijlage bij de begroting naar de Kamer wordt gestuurd.

Aan de hand van de eerste vier PWS'en zullen we de PWS-methodiek doorontwikkelen en aanscherpen. Voor het uitvoeren van een PWS is een leidraad opgesteld, zodat de PWS onderdeel kan uitmaken van de Toolbox beleidsevaluaties en kan worden ingezet als onderdeel van de SEA’s.

Vraag 4

In hoeverre overlappen, complementeren of versterken de PWS-systematiek, artikel 3.1 CW en andere initiatieven gericht op verbetering van inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid? Op welke manier?

Vraag 5

Hoe hangen alle verschillende middelen en instrumenten ten behoeve van versterking van het evaluatiestelsel samen en hoe wordt voorkomen dat het stelsel door alle toevoegingen te complex wordt?

Antwoord vraag 4 & 5

De verschillende instrumenten en initiatieven bestrijken verschillende fases van de beleidscyclus en de evaluatiecyclus. De Interdepartementale Beleidsonderzoeken en Brede Maatschappelijke heroverwegingen passen bij de fase van probleemanalyse en agendering. Het IAK en de MKBA’s zijn vormen van ex-ante onderzoek die passen bij de fase van beleidsformulering. Met CW3.1 expliciteren we de onderbouwing van beleid als het beleidsvoorstel naar uw Kamer gaat. Monitors maar ook bijvoorbeeld de PWS kijken gedurende de looptijd naar het onderliggende beleid. Beleidsevaluaties en de periodieke rapportage per beleidsthema (de nieuwe vorm van beleidsdoorlichtingen) zorgen voor een synthese van diverse bronnen om te komen tot conclusies over doeltreffendheid en doelmatigheid. De Strategische Evaluatie Agenda kan gezien worden als de basis die het gebruik van deze verschillende instrumenten programmeert en inzichtelijk maakt.

De verschillende instrumenten en initiatieven worden na elkaar uitgevoerd waarbij de één input is voor de ander. Zo biedt het IAK bijvoorbeeld de basis voor de toelichting conform CW3.1, biedt de evaluatieparagraaf bij beleidsvoorstellen de input voor de Strategische Evaluatie Agenda en steunen de periodieke rapportages per beleidsthema op reeds uitgevoerd evaluatieonderzoek en monitors.

Vraag 6

Wat ziet de Kamer in de praktijk terug van alle initiatieven van departementen voor afwegingen ten aanzien van beleidsinzicht en evaluatie? Hoe ontstaat hiervan voor de Kamer een integraal beeld? Waaraan kan de Kamer de initiatieven herkennen en toetsen?

Antwoord

De initiatieven beslaan een groot aantal beleidsterreinen en lopen uiteen wat betreft qua type evaluatie (ex ante, ex durante en ex post), type impact (een focus op doelmatigheid en/of doeltreffendheid) en verwachte doorlooptijd (enkele maanden tot meerdere jaren). Hierdoor verschilt ook de praktische uitwerking van de initiatieven. Een integraal beeld hiervan is geschetst in bijlage 1 van de vierde voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit. Daarnaast wordt over de beleidsgerelateerde initiatieven ook apart gerapporteerd aan de Kamer door het relevante vakdepartement.

Vraag 7

Hoe breed wordt de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA)-check van het initiatief koers en kansen reeds toegepast bij verschillende departementen, of gaat dit worden toegepast, en hoe?

Antwoord

De MKBA-checklist is een tool, waarmee gemakkelijker en snel beoordeeld kan worden of een project zich leent voor een Maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). Deze is gebruikt voor Koers en kansen projecten. Deze checklist is gepubliceerd op de Koers en kansen website – www.sanctieuitvoering.nl –, en daarmee voor iedereen toegankelijk. Daarnaast is het MKBA-Kompas ontwikkeld. Het kompas geeft weer aan welke voorwaarden een project moet voldoen wil het geanalyseerd kunnen worden op maatschappelijke kosten en baten (MKBA). Het Kompas is een uitbreiding van de Checklist MKBA, op basis van inzichten uit de wetenschap, het bedrijfsleven en de praktijk. Ook deze is gepubliceerd op de website van Koers en kansen. Er is hieraan publiciteit gegeven in de nieuwsbrief van Koers en Kansen en op sociale media. In Kamerbrieven zijn deze ontwikkelingen genoemd, bij voortgangsbrieven over gevangeniswezen, onderdeel Koers en kansen.

Tot slot is het bestaan van deze tools gedeeld met departementen tijdens de operatie Inzicht in Kwaliteit zodat ook zij er gebruik van kunnen maken.

Vraag 8

Hoe is de samenhang tussen allerlei verschillende initiatieven in het kader van evaluatie van beleid en maatschappelijke impact? Wordt bij evaluaties op basis van de SEA bijvoorbeeld ook impact op de Monitor Brede Welvaart meegenomen?

Antwoord

Het doel van de Strategische Evaluatie Agenda (hierna: SEA) is om betere en meer bruikbare inzichten te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid om daarmee bij te dragen aan een hogere maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid. De evaluaties geven dus een beeld van de maatschappelijke impact van gevoerd beleid teneinde de maatschappelijke impact te vergroten. Het is aan departementen hoe ze de SEA invullen en de wijze waarop ze de monitor Brede Welvaart daarbij betrekken.

Vraag 9

Welke gedragsveranderingen zijn nodig binnen de departementen om de SEA goed in te bedden en hoe dienen deze gedragsveranderingen te worden bereikt?

Antwoord

Een goed ingebedde SEA vereist een cultuur van strategisch evalueren, continu verbeteren en samen leren. Deze gedragsverandering kan alleen gezamenlijk tot stand komen en vereist blijvende aandacht van beleidsmakers, politiek en controleurs.

Het begint bij begrip en overtuiging onder beleidsmakers dat meer inzicht in kwaliteit gewenst is. Ook voorbeeldgedrag van leidinggevenden is belangrijk om de verandering te stimuleren. Daarnaast is het essentieel dat beleidsmakers kennis en vaardigheden opbouwen. Het realiseren van de veranderopgaven vereist iets van hen.

De politiek kan gedegen onderzoek stimuleren en dit zien als een kans om beter beleid te maken.

Daarnaast kan de politiek beleidsmakers stimuleren om de juiste vragen te stellen en nieuw beleid zo goed mogelijk feitelijk te onderbouwen. Verder kan de Tweede Kamer hier vanuit haar controlerende taak een belangrijke rol in spelen waarbij ze controleert of de regels worden nageleefd en of daarmee beoogde effecten van het verkrijgen van beter inzicht en de benutting hiervan worden gerealiseerd.

Vraag 10

Waarom past een externe toezichthouder op het Integraal afwegingskader (IAK) conform de aanbevelingen van de OESO niet bij de huidige organisatie van de rijksoverheid? Is bekend of de OESO haar aanbeveling baseert op best practices in andere landen? Zo ja, welke landen hebben zo’n externe toezichthouder en welke voor- en nadelen heeft dit?

Antwoord

Het proces om tot nieuw of gewijzigd beleid te komen is sterk afhankelijk van verschillende omstandigheden, waaronder de politieke context, het beleidsdomein en de voor handen zijnde beleidsinstrumenten. Het organiseren van (extern) toezicht op dit proces en de toepassing van het IAK heeft voor- en nadelen. Daarom worden momenteel in het IAK-herzieningstraject de verschillende opties met bijbehorende voor- en nadelen in kaart gebracht, inclusief de ervaringen met modellen in andere landen. De besluitvorming hierover wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.

Vraag 11

Welke acht departementale initiatieven zijn inmiddels afgerond en welke elf initiatieven zijn nog actief? Wanneer zullen deze worden afgerond?

Antwoord

Een overzicht van de doorlopende en afgeronde initiatieven is te vinden op pagina 3 van bijlage 1 van de vierde voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit. In deze bijlage is ook per initiatief opgenomen wat de mijlpalen voor de komende periode zijn.

Vraag 12

Welke tools heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontwikkeld in het kader van het initiatief Early Warning Early Action die als startpunt van conflictanalyses worden ingezet?

Antwoord

In samenwerking met DVB (Directie Veiligheidsbeleid) zijn er door het Datalab van Buitenlandse Zaken drie tools ontwikkeld ter ondersteuning van de inzet op Early Warning Early Action (EWEA) voor conflictpreventie. De Rijksbrede inzet op EWEA wordt gecoördineerd in de Interdepartementale Werkgroep EWEA, voorgezeten door Buitenlandse Zaken. Het Grondoorzakendashboard geeft een overzicht van structurele indicatoren van de grondoorzaken van conflict en combineert hiervoor verschillende openbare bronnen en indices. De Veiligheidsmonitor is gericht op de actuele veiligheidssituatie en geeft een visuele weergave van geweldsincidenten en protesten met verschillende filtermogelijkheden voor de gebruiker. De Veiligheidsmonitor is gebaseerd op de ACLED (Armed Conflict Location and Event Data Project) database die wekelijks wordt geüpdatet. De derde tool die is ontwikkeld is de Risicomonitor (in eerdere rapportages «Veiligheidsalerts» genoemd). De Risicomonitor combineert data uit o.a. de ACLED database en verschillende andere openbare bronnen en geeft op basis hiervan een voorspelling af van te verwachten verslechteringen van de veiligheidssituatie in sub-nationale regio’s.

Vraag 13

Op welke wijze leveren de tools die ontwikkeld zijn door van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdwinst op?

Antwoord

Voor Early Warning Early Action (EWEA) is de informatie uit de tools een belangrijke bron om snel actuele en kwantitatieve inzichten te krijgen in de veiligheidssituatie van een land of regio. Deze informatie wordt dan ook gebruikt door de Interdepartementale Werkgroep EWEA als input en startpunt van conflictanalyse en prioritering. Ook voor instructies en briefings worden de tools gebruikt en biedt de informatie houvast voor stellingname en inzet. Door de kwantitatieve en visuele invalshoek is het een laagdrempelige manier om in korte tijd een gedegen en goed onderbouwd beeld te hebben van de situatie ter plaatse, waar voorheen het bij elkaar brengen van zulke gedetailleerde en actuele informatie veel tijdrovender was. De tools worden inmiddels ook benut buiten het terrein van EWEA/conflictpreventie: o.a. de Buitenlandse Zaken collega’s bij de regiodirecties, verschillende posten, en afdeling reisadviezen gebruiken de tools in toenemende mate om snel een accuraat beeld te verkrijgen van de veiligheidssituatie in hun respectievelijke focusgebieden.

Vraag 14

Kunt u een overzicht geven van de elf nog actieve initiatieven die bijdragen aan de veranderopgaven? Kunt u daarbij aangeven waarom het nog niet gelukt is deze initiatieven af te ronden?

Antwoord

Zie voor de eerste vraag het antwoord op vraag 11. De operatie heeft niet tot doel gehad om alle initiatieven binnen de kabinetsperiode af te ronden. Sommige initiatieven, zoals doorlichtingen, lenen zich beter voor snelle afronding dan andere initiatieven zoals bijvoorbeeld de evaluatiestructuur voor het nationaal klimaatbeleid met doelstellingen voor 2030 en 2050.

Vraag 15

Verwacht u dat de doelstelling om verschillende acties behorende bij de veranderopgaven voor de zomer van 2021 af te ronden gehaald zal worden?

Antwoord

Ja. Voor de borging en/of opschaling van de geleerde lessen voor de initiatieven is inmiddels een drietal handreikingen gemaakt en verspreid over experimenteren, monitoren en data-inzichten. Daarnaast zijn inmiddels 6 opleidingsmodules over Monitoren, Evalueren en Leren ontwikkeld die halfjaarlijks worden gegeven. Ook zijn trainers opgeleid binnen departementen om deze modules op maat te geven, toegespitst op hun vakdepartement. De ondersteuning bij de versterking van de departementale evaluatiefunctie is voor nu afgerond met o.a. de bovengenoemde opleidingen en de publicatie van de Toolbox beleidsevaluatie. De communicatie van de lessen uit de operatie heeft plaatsgevonden via het gezamenlijke stuk met de rapporteurs «Reflecties en lessen Inzicht in Kwaliteit» (kamerstuk 31 865, nr. 188). Op de website Rijksfinancien.nl is alle informatie terug te vinden.

Vraag 16

Op welke wijze kan het IAK worden versimpeld en het gebruik ervan worden bevorderd? Kunt u dit nader uitwerken?

Antwoord

Op dit moment vindt nadere uitwerking plaats van de reeds aan uw Kamer aangekondigde herziening van het IAK, het Integraal Afwegingskader (zie bijlage 3 van de vierde voortgangsrapportage operatie Inzicht in Kwaliteit).

Vraag 17

Bent u voornemens in kaart te brengen hoe de naleving van artikel 3.1 CW beter geborgd of werkbaarder kan worden in tijden van mogelijk toekomstige crises, gezien de constatering dat de coronacrisis de naleving heeft bemoeilijkt?

Antwoord

Het toepassen van artikel 3.1 is een leerproces. Dat een volledige onderbouwing in de coronacrisis vaak lastig bleek, maakt deze niet minder belangrijk uit oogpunt van doeltreffend en doelmatig crisisbeleid. De werkbaarheid bij crisismaatregelen kan worden bevorderd door expliciet aan te geven welke 3.1-onderdelen direct kunnen worden onderbouwd, en welke op een later moment nog nadere onderbouwing of aanvulling krijgen. Ik zal vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid aandacht blijven besteden aan de naleving van artikel 3.1 CW.

Vraag 18

Op welke manier zijn diverse departementen bezig met het versterken van de evaluatiefunctie? Kunt u dit specificeren?

Antwoord

De evaluatiefunctie is het geheel aan capaciteit, processen, structuren, en hulpmiddelen dat is ingericht voor de planning en uitvoering van evaluaties. Diverse departementen zijn sinds de operatie bezig met het versterken van de evaluatiefunctie langs de vier lijnen van: voorbeeldgedrag en motivatie; begrip en overtuiging; kennis en vaardigheden; en ondersteunende systemen en processen. Dit vraagt een intensievere samenwerking tussen FEZ, beleids- en kennisdirecties en een cultuur waarin leren als vanzelfsprekendheid wordt gezien. Voor veel departementen vereist het beter benutten van inzichten en het strategisch agenderen van evaluaties (het jaarlijks opstellen van de SEA) nieuwe rollen, capaciteit en vaardigheden. Maatwerk is daarbij van belang; in die gerichte versterking van de evaluatiefunctie blijft het Ministerie van Financiën ondersteunend. De opleiding en Toolbox zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen.

Vraag 19

Waarom wordt er gesteld dat het gaat om dilemma’s die nooit helemaal op te lossen zijn? Kunt u dit onderbouwen met voorbeelden?

Antwoord

In het gezamenlijke stuk met de rapporteurs «Reflecties en lessen Inzicht in Kwaliteit» staan vier dilemma’s en de te trekken lessen geïdentificeerd (Kamerstuk 31 865, nr. 188). Het gaat bijvoorbeeld om de ruimte om te experimenteren, leren en verbeteren. In theorie is iedereen het er over eens dat die ruimte er moet zijn maar als blijkt dat beleid niet werkt als bedoeld is dat niet altijd even makkelijk te accepteren, mede vanwege de angst om hierop afgerekend te worden. Een ander dilemma is dat heel heldere doelen vooraf niet altijd even makkelijk zijn te maken. In de praktijk is het vaak ingewikkeld om doelen heel scherp te stellen, er zijn bijvoorbeeld meerdere waarden die tegelijkertijd worden nagestreefd zoals kansengelijkheid én betere schoolprestaties of een gelijke behandeling én ruimte voor maatwerk. Deze waarden en doelen kunnen op gespannen voet staan waardoor heel scherpe doelen stellen lastiger is.

Vraag 20

Welke onderlinge verschillen laat de uitwerking van de SEA’s door de departementen zien en hoe valt dit op te lossen?

Antwoord

De uitwerking van de SEA voor de begroting van 2021 wisselt nog in de mate waarin het thema is toegelicht en de mate waarin de verschillende onderzoeken worden toe worden gelicht. Op dit moment wordt er nog geëxperimenteerd met wat de beste manier is om de SEA vorm te geven. Volgend jaar kijk ik naar hoe er meer eenduidigheid aangebracht kan worden in de verschillende departementale SEA’s. Hierbij is het belangrijk om een goede balans te creëren tussen maatwerk en uniformiteit.

Vraag 21

Welke concrete stappen zijn er sinds de derde voortgangsrapportage gezet ten aanzien van het plan van aanpak voor de herziening van het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 16.

Vraag 22

Wat is het tijdpad met betrekking tot het presenteren van het plan van aanpak, de implementatie en evaluatie? Hoe wordt de Kamer bij dit proces betrokken?

Antwoord

Bijlage 3 van de vierde voortgangsrapportage operatie Inzicht in Kwaliteit bevat het Plan van aanpak IAK (Integraal Afwegingskader) Uw Kamer wordt in het najaar van 2021 nader geïnformeerd over het plan van aanpak en de beoogde implementatie. Hierbij zal er ook aandacht zijn voor de evaluatie van de treffen maatregelen.

Vraag 23

Hoe worden de onafhankelijke onderzoekers en de onafhankelijke voorzitters ten behoeve van de (inter)departementale beleidsonderzoeken gekozen?

Antwoord

Bij interdepartementaal beleidsonderzoeken (IBO’s) bepaalt de ministerraad met het vaststellen van de taakopdrachten welke departementen en andere actoren in de werkgroep vertegenwoordigd zullen zijn. In iedere werkgroep is sowieso een werkgroeplid van zowel het Ministerie van Algemene Zaken als het Ministerie van Financiën aanwezig.

Departementale vertegenwoordigers in de werkgroep worden aangewezen door de departementen zelf. Vertegenwoordiging vindt over het algemeen plaats op (plv.) directeurniveau.

Op voorstel van de onafhankelijke voorzitter) van de werkgroep kan de Ambtelijke Commissie Heroverwegingen onder voorzitterschap van de DG Rijksbegroting, één of meer deskundigen aan de werkgroep toevoegen of besluiten externe deskundigen en instituten bij de werkzaamheden te betrekken. Zo sluiten de planbureaus vaak aan als werkgroeplid. Ook tijdens de onderzoeken wordt veelvuldig gebruik gemaakt van externe expertise.

Onafhankelijke voorzitters worden door de DG Rijksbegroting na overleg met hetvakdepartement benaderd. Voorzitters komen zowel van binnen als buiten de rijksoverheid. Een belangrijk criteria is dat voorzitters geen inhoudelijk belang of een positie hebben ten aanzien van het inhoudelijke onderwerp van het IBO.

Voor iedere werkgroep wordt een instellingsbesluit genomen waarin is opgenomen welke personen zitting hebben in de werkgroep en wie de voorzitter van het IBO is.

Vraag 24

Hoe wordt geborgd dat de werkgroep de opties neutraal, zonder waardeoordeel uitwerkt?

Antwoord

Bij de vierde voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit heb ik de belangrijkste spelregels rondom het uitvoeren van IBO's als bijlage aan uw Kamer toegestuurd. (Kamerstuk 31 865, nr. 184)

Voor het uitvoeren van IBO's is een IBO-handboek opgesteld. In het IBO-handboek zijn de spelregels rondom het uitvoeren van een IBO opgenomen.

In de IBO-spelregels is onder andere opgenomen dat er geen vetorecht is ten aanzien van de inbreng van informatie over het bestaand beleid of over de ontwikkelde beleidsvarianten, noch ten aanzien van de strekking of de uitwerking van deze varianten. De beschouwingen in het rapport en de beleidsvarianten zijn niet gebonden aan bestaande wetgeving, het regeerakkoord, kabinetsafspraken of ministerieel beleid. De werkgroep draagt er zorg voor dat ingebrachte teksten worden opgenomen in het rapport. De werkgroep moet zorg dragen voor een evenwichtige, feitelijke en neutrale presentatie van de effecten van het bestaande beleid en van de beleidsvarianten.

Om binnen de werkgroep evenwicht te hebben komen de werkgroepleden uit verschillende gelederen (zie mijn antwoord op vraag 23).

Vraag 25

Kunt u aangeven welke departementen nog niet zijn gestart met het vervangen van de tabel beleidsdoorlichtingen in de begroting door een overzicht met de belangrijke beleidsthema’s en geprioriteerde evaluaties?

Antwoord

Alle departementen zijn gestart met het vervangen van de tabel van beleidsdoorlichtingen in de begroting door een overzicht met de belangrijke beleidsthema’s en geprioriteerde evaluaties. In de begrotingen van 2022 zullen de nieuwe tabellen te vinden zijn.

Vraag 26

Hoe wordt geborgd dat het in lijn brengen van de inrichting van de evaluatiefunctie, manier van werken en gedrag om de SEA duurzaam in te bedden voldoende tijd krijgt, maar tegelijkertijd voortvarendheid kent? Hoe worden knelpunten omtrent de implementatie in kaart gebracht en hoe worden deze actief opgepakt?

Antwoord

Vakdepartementen zijn zelf verantwoordelijk voor het invullen van hun evaluatiefunctie en ook om te zorgen dat de werkwijze bijdraagt aan een duurzame inbedding van de SEA. Ik ziet dit als een ontwikkelproces waarbij de SEA elk jaar een stukje beter wordt. Hierbij is het van belang dat er een balans wordt gezocht tussen voortvarendheid en lange termijn effectiviteit. De knelpunten omtrent de implementatie zullen dit najaar in kaart gebracht worden door middel van een procesevaluatie. De aanbevelingen uit deze evaluatie krijgen een plaatst in het proces van de SEA voor de begroting van 2023.

Vraag 27

«De huidige opzet voor de SEA stimuleert om vanuit de directies Financieel-Economische Zaken op departementen, die stelselverantwoordelijk zijn voor planning & control op beleidsevaluaties, samen met beleids- en kennisdirecties na te denken over de juiste manier van het evalueren van beleidsthema’s.» Hoe krijgt deze stimulans concreet vorm?

Antwoord

Doordat de SEA een onderdeel is van de begroting is betrokkenheid van de directies Financieel-Economische Zaken vanzelfsprekend. Aangezien de SEA gaat over het beleid van hele departement om die reden is samenwerking tussen de directies Financieel-Economische zaken en beleids- en kennisdirecties nodig om de thema’s uit te werken. Ik ondersteun departementen hierbij door het delen van voorbeeld-processen en een handreiking en door het geven van opleidingen. De departementen zijn zelf verantwoordelijk om dit proces vorm te geven.

Vraag 28

Op welke manier worden verschillende Kamercommissies betrokken bij de voortgang van de (inter)departementale initiatieven?

Antwoord

Dit verschilt per initiatief en is de verantwoordelijkheid van desbetreffende vakdepartement.