[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie op het rapport 'Voor de verandering' (Kamerstuk 30420-358)

Emancipatiebeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D23657, datum: 2021-06-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D23657).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z09263:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D23657 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief van 28 mei 2021, beleidsreactie op het rapport «Voor de verandering» (Kamerstuk 30 420, nr. 358).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema

De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
VVD-fractie 2
D66-fractie 3
CDA-fractie 4
ChristenUnie-fractie 5
II. Reactie van het kabinet 7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie op het rapport «Voor de verandering». Ook na het lezen van het desbetreffende rapport 1 zijn genoemde leden nog steeds voorstander van een wettelijk verbod op conversietherapie. Desalniettemin hebben deze leden nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoeksrapport dat bepaalde stromingen binnen de islam in interviews in verband zijn gebracht met SOGIECE (sexual orientation and gender identity and expression conversion efforts). Om welke stromingen binnen de islam gaat het?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de verklaring is voor het grote verschil in respons tussen islamitische gemeenschappen (2%) en protestanten (52%). Hoe kan dit verschil worden verklaard? Is het kabinet het ermee eens dat de respondenten die wel meededen aan dit onderzoek juist die respondenten zijn die niet het meest negatief zullen staan tegenover het uitbannen van kwalijke praktijken?

De leden van de VVD-fractie lezen voorts in het onderzoeksrapport dat een deel van het «anti-homo-denken» binnen de islam voortkomt uit antiwesters, antikoloniaal denken en dat dit dateert uit de tijd dat het Westen koloniën had. Hoe onderbouwt het kabinet de opvatting dat het «anti-homo-denken» in de islam iets te maken heeft met kolonisering? Deze leden vragen het kabinet de bronnen bij dit antwoord naar de Kamer te sturen.

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie een vraag over de aanpak in andere (niet-) Europese landen zoals bijvoorbeeld de wettelijke verboden in Malta en Duitsland. Heeft het kabinet overwogen om elementen hiervan, of het geheel, over te nemen? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie waarom het kabinet niet overgaat tot een wettelijk verbod op SOGIECE. Is het kabinet het niet met genoemde leden eens dat een wettelijk verbod hierop een belangrijke signaalfunctie heeft naar iedereen in Nederland dat men hier gewoon zichzelf mag zijn? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

Kabinetsreactie

De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de beleidsreactie van het kabinet op het rapport «Voor de verandering». Ondanks de, met nagenoeg Kamerbrede steun, aangenomen motie Bergkamp c.s.2 blijkt uit de brief onvoldoende doortastendheid om de praktijk van conversietherapie tot een halt te roepen, zo vinden deze leden. Zij begrijpen dat er haken en ogen zitten aan een strafrechtelijk verbod. Bijna alle wetgeving die de moeite waard is, is uitdagend. Deze leden hadden gehoopt op een meer assertieve opstelling van het kabinet inzake het komen met concrete voorstellen. Ook de vertraging die het rapport heeft opgelopen getuigt niet van de doortastendheid die deze leden passend vinden bij de ernst van het onderwerp.

De leden van de D66-fractie willen wel hun dank uitspreken voor de moeite die het kabinet genomen heeft om de huidige activiteiten gericht op de ondersteuning van lhbti (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse)-personen op een rij te zetten. Zij lezen in dit onderdeel van de brief onder andere dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in 2012 geen meldingen of signalen ontvangen heeft met betrekking tot (vermeende) pogingen tot verandering van seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Hoe duidt het kabinet dit, in het kader van het huidige onderzoek waaruit blijkt dat deze praktijken wel in Nederland plaatsvinden, zo vragen deze leden. In hoeverre is dit een signaal dat de huidige juridische mogelijkheden wellicht onvoldoende grondslag bieden voor het doen van een aangifte?

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet in gesprek gaat met religieuze en kerkelijke organisaties over het oprichten van steunpunten waar lhbti-personen terecht kunnen. Deze leden vragen hoe gewaarborgd wordt dat de steunpunten zowel toegankelijk als op voldoende afstand van de wellicht beknellende religieuze gemeenschappen georganiseerd worden. Wordt hierbij ook contact opgenomen met islamitische en evangelische religieuze gemeenschappen? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het steunpunt bekendheid geniet en bereikbaar is, juist binnen die religieuze gemeenschappen waar conversietherapie het meeste voorkomt?

De leden van de D66-fractie lezen in de onderhavige brief dat de aanpak van conversietherapie de «...individuele keuzevrijheid van burgers dient te bewaken. Zo mogen mensen vanaf zestien jaar zelf beslissen over het ondergaan van een medische behandeling». In hoeverre is het kabinet van mening dat de vergelijking tussen het ondergaan van een medische behandeling en conversietherapie hier toepasselijk is, zo vragen deze leden. Is een behandeling die erop gericht is iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit te veranderen of te ontkennen wel verenigbaar met hoe een goed medisch beroepsbeoefenaar zich behoort te gedragen?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de Minister van Justitie en Veiligheid een bestuurlijke boete als een meer toepasselijke sanctie ziet dan een strafrechtelijke aanpak. Deze leden constateren dat deze optie niet wordt genoemd in de beleidsreactie. Waarom niet, zo vragen deze leden. Kan het kabinet de voor- en nadelen van een sanctie via het bestuursrecht ten opzichte van het strafrecht nader toelichten?

Rapport «Voor de verandering»

De leden van de D66-fractie lezen dat slechts 4% van de aangeschreven islamitische organisaties heeft gereageerd op het onderzoek. De resultaten van dit onderzoek over conversietherapie binnen de islamitische gemeenschap kunnen niet als representatief beschouwd worden. In hoeverre is het kabinet van mening dat aanvullend onderzoek naar conversietherapie binnen de islamitische gemeenschap hierdoor noodzakelijk is, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie stellen voorts enkele vragen over een tabel waarin de leeftijden van de respondenten worden genoemd, op pagina 97 van het rapport. Is er informatie bekend over de vraag welke leeftijd de respondenten hadden op het moment dat zij een (poging tot) conversietherapie ondergingen? Hoe is dit in andere landen waar conversietherapie plaatsvindt?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige kabinetsreactie.

Voor deze leden staat centraal dat eenieder zichzelf moet kunnen zijn, zich veilig moet kunnen voelen en de ruimte moet kunnen krijgen om te zijn wie hij of zij is.

Naar de opvatting van de leden van de CDA-fractie kan conversietherapie bijzonder schadelijk zijn voor jongeren of mensen in een kwetsbare levensfase. Jongeren kunnen hierdoor voor hun hele verdere leven beschadigd raken. Het kabinet stelt dat het nu nog niet mogelijk is om te bepalen op welke wijze het voorkomen en tegengaan van homoconversie het meest succesvol kan worden gerealiseerd. Kan het kabinet toelichten hoe dit onderzoek eruit gaat zien, wat de verschillende fases zijn en in welke fase het onderzoek is?

Het kabinet zal ten behoeve van een effectief beleid voortvarend een gerichte, maar wel brede verkenning starten naar mogelijke nadere maatregelen, waaronder wet- en regelgeving. Daarbij zal ook naar de aanpak in ons omringende, vergelijkbare landen worden gekeken. De leden van de CDA-fractie vragen wat het kabinet precies bedoelt met vergelijkbare landen. In hoeverre verschilt de Nederlandse situatie met de ons omringende landen?

Het is goed te vernemen dat het kabinet verdere mogelijkheden verkent om conversietherapie en homogenezing tegen te gaan. Wat betreft de gedragscode stelt het kabinet dat hierbij tevens aandacht zal zijn voor de positie van minderjarigen. Kan het kabinet wat meer duiden wat hij precies bedoelt met «aandacht voor de positie van minderjarigen»? Kan het kabinet aangeven in welk stadium van ontwikkeling de gedragscode is, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Voorts lezen de leden van de CDA-fractie in de beleidsreactie dat het kabinet de overtuiging heeft dat een gedragscode die de grenzen van hulp aan lhbti-personen concretiseert het meest effectief is wanneer deze tot stand komt met inbreng vanuit de religieuze koepelorganisaties en levensbeschouwelijke organisaties zelf. Genoemde leden kunnen deze gedachtegang wel volgen, maar dat betekent wel dat het belangrijk is dat er veel religieuze koepelorganisaties en levensbeschouwelijke organisaties meedoen en betrokken blijven. Kan het kabinet hier eens op reflecteren? Is er trouwens ook sprake van betrokkenheid hierbij van lhbti-organisaties met een religieuze signatuur?

De leden van het CDA-fractie vinden het tevens van belang dat er steunpunten komen. Hoe zullen deze steunpunten worden ingericht en wanneer starten ze? Deelt het kabinet het standpunt van genoemde leden dat ook scholen en geloofsgemeenschappen hierbij zijn aangehaakt?

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie op het rapport «Voor de verandering». Genoemde leden onderschrijven het uitgangspunt van het kabinet, dat in Nederland iedereen altijd en overal zichtbaar zichzelf moet kunnen zijn en dat activiteiten of handelingen om de seksuele gerichtheid van een individu te veranderen daar niet bij passen. Deze leden willen dat iedereen zich veilig weet in onze samenleving. Wie je ten diepste bent, mag niet verdrukt raken door anderen, ook niet door een homo conversietherapie. Daarom wijzen deze leden genezingspraktijken of conversietherapieën af. Deze leden pleiten voor een veilige ruimte waar eenieder vrij is om met anderen te praten en advies te vragen over wie je bent, wat je raakt en soms ook waar je mee worstelt. Die ruimte is belangrijk om te groeien en verder te ontdekken wie je bent. Daarbij mag het nooit zo zijn dat een ander je forceert om iemand anders te zijn dan je bent of druk uitoefent om andere keuzes te maken dan je wilt maken. De leden van de ChristenUnie-fractie maken gebruik van de gelegenheid om enkele vragen te stellen over het onderzoeksrapport en de beleidsreactie van het kabinet.

Kabinetsreactie

1. Lopende activiteiten gericht op de ondersteuning van lhbti-personen

Institutionele aanpak

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de kabinetsreactie over de ondersteuning van professionals in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) om de sensitiviteit en deskundigheid over seksuele gerichtheid en genderidentiteit te vergroten. Heeft het kabinet al inzicht in de effectiviteit van deze ondersteuning via richtlijnen, kennisdossiers en kwaliteitsstandaarden? Hoe wordt het effect van deze inspanningen gevolgd en gemeten en wanneer verwacht het kabinet dat het effect van deze ondersteuning zichtbaar zal zijn? De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of conversietherapie expliciet afwijzend benoemd wordt in deze richtlijnen.

Maatschappelijke aanpak

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de beleidsreactie dat het kabinet nu inzet op «een maatschappelijke normverandering». Zij vragen deze uitspraak toe te lichten.

Het kabinet zet in op een lokale aanpak via gemeenten, een landelijke aanpak via campagnes en op dialoog en educatie via activiteiten van de christelijke alliantie LCC+. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat met deze activiteiten ook orthodoxchristelijke gemeenschappen worden bereikt. Genoemde leden onderstrepen het belang van een dialoog in de eigen gemeenschap, niet vanuit de overheid. Deze leden vragen het kabinet of hij er zicht op heeft of en hoe met deze maatschappelijke aanpak de gemeenschappen worden bereikt waarin de circa 15 organisaties en personen zich bevinden die in het onderzoek worden geïdentificeerd als zich bezighoudend (of in het verleden zich bezighoudend) met homo conversietherapie. Hoe worden deze gemeenschappen verder benaderd naar aanleiding van het rapport, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

2. Uitkomsten van het onderzoek

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het onderzoek de constatering van de onderzoekers dat het fenomeen homoconversie heel lastig te onderzoeken is, doordat de afbakening niet duidelijk is en veelal niet herkenbaar is onder het begrip homoconversie. Deze leden vragen of het huidige onderzoek naar de opvatting van het kabinet een voldoende kwantitatief - en kwalitatief beeld geeft om conclusies te trekken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke definitie en afbakening ten aanzien van homo conversietherapie het kabinet hanteert in het licht van het onderzoek en met het oog op toekomstig beleid. Zij benadrukken dat grondwettelijke vrijheden soms schuren met de overtuiging van een meerderheid, maar dat een minderheid juist hierdoor de ruimte heeft en houdt om het leven anders in te richten. Zij vragen het kabinet naar het waarborgen van deze vrijheid in het bijzonder als hij kijkt naar de verhouding tot geloofsopvattingen over samenlevingsvormen, over de positie van het huwelijk, over de keuze voor een celibatair bestaan enzovoorts.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet voorts te reflecteren op de ruimte die religieuze gemeenschappen mogen hebben om er een minderheidsopvatting op na te houden.

3. Wat gaat het kabinet doen?

Ad 1. Gedragscode voor pastorale en levensbeschouwelijke ondersteuning

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om een gedragscode te laten opstellen voor pastorale en levensbeschouwelijke ondersteuning en dat hiervoor een startbijeenkomst heeft plaatsgevonden. Deze leden vragen welke organisaties hebben deelgenomen aan deze bijeenkomst. Zij vragen of de volle breedte van geloofsgemeenschappen hiertoe is benaderd.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben twijfels bij de zeggingskracht van een gedragscode voor kerken opgesteld door het Humanistisch Verbond. Zij vragen op welke gronden deze keuze is gemaakt en of de geloofsgemeenschappen betrokken zijn bij de keuze om de gedragscode door het Humanistisch Verbond te laten opstellen. Zij vragen waarom niet is overwogen om met de geloofsgemeenschappen zelf tot een keuze te komen en betrokkenen uit eigen kring te vagen dit proces te leiden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de toepassing van de gedragscode. Welke status heeft een dergelijke gedragscode? Wie is verantwoordelijk voor de toepassing ervan?

Ad 2. Steunpunten

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het kabinet voornemens is steunpunten op te richten. Wat bedoelt het kabinet ermee dat een steunpunt een plek biedt waar religieuze lhbti-personen «weerbaar en empowered worden», zo vragen deze leden.

Hoe zorgt het kabinet ervoor dat mensen uit de volle breedte van de geloofsgemeenschappen deze steunpunten passend, gezaghebbend en veilig genoeg vinden om er aan te kloppen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Wordt hiertoe ook het overleg gekozen met de geloofsgemeenschappen zelf?

Ad 3. Verkenning mogelijkheden voor nadere maatregelen en regelgeving

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het onderzoek de volgende passage: «De handhaving van eventuele nadere maatregelen en regelgeving zal vermoedelijk afhankelijk zijn van meldingen.» Deze leden vragen in deze context naar de toegevoegde waarde van extra wetgeving. Is het gezien deze bevindingen niet zeer onwaarschijnlijk dat er meldingen gedaan worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een inschatting van het kabinet over de vraag hoe aanvullende wetgeving zou kunnen bijdragen aan het bestrijden van homo conversietherapie.

Voor de leden van de ChristenUnie-fractie is het belangrijk dat je als homo veilig bent in je eigen omgeving en dat je vrij bent om je eigen keuzes te maken. Tevens is het daarbij belangrijk dat, als jongeren worstelen met hun geaardheid in relatie tot hun geloof, er alle ruimte is voor een pastoraal gesprek. Daarbij is zorgvuldigheid nodig. Dan gaat het namelijk over je zijn, waarin iemand anders niet mag voorschrijven hoe je daarmee omgaat. In dat kader vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie om een reflectie van het kabinet op de balans die volgens hem zou moeten gelden tussen de verschillende grondwettelijke vrijheden die worden ingeperkt bij een wettelijk verbod op homo conversietherapie en daarbij in te gaan op proportionaliteit, subsidiariteit en doeltreffendheid van een eventueel verbod. De leden van de fractie van de ChristenUnie zien in het zeldzame bestaan van homo conversietherapie wel een stevige aanmoediging om juist in die kringen waar hier mogelijk sprake van zou kunnen zijn, de positie van kwetsbare lhbti’ers te versterken.

II. Reactie van het kabinet


  1. Bijlage «Voor de verandering. Een exploratief onderzoek naar pogingen tot het veranderen van seksuele gerichtheid en genderidentiteit in Nederland» bij Kamerstuk 30 420, nr. 358.↩︎

  2. Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 181.↩︎