[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2021

Defensieraad

Brief regering

Nummer: 2021D23857, datum: 2021-06-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-222).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-222 Defensieraad.

Onderdeel van zaak 2021Z10968:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-28 Defensieraad

Nr. 222 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2021

Inleiding

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie van 28 mei jl. in Lissabon.

Diner SG NAVO

Tijdens het diner met SG NAVO Stoltenberg, voorafgaand aan de RBZ, is gesproken over EU-NAVO samenwerking. Hierbij is onderstreept dat de lopende reflectieprocessen van de EU (Strategisch Kompas) en de NAVO (NAVO2030 en de vernieuwing van het NAVO Strategisch Concept) zo coherent mogelijk moeten zijn. Daarnaast werd het belang van politieke dialoog en samenwerking op het gebied van weerbaarheid tussen beide organisaties benoemd. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, riepen op hiervoor het momentum van de aankomende NAVO-top op 14 juni 2021 in Brussel te gebruiken. SG NAVO sprak waardering uit voor de rol die Nederland heeft vervuld in het kader van deelname door de VS, Canada en Noorwegen aan het PESCO-project Militaire Mobiliteit. Zoals aan uw Kamer gemeld heeft inmiddels ook Turkije de intentie kenbaar gemaakt om als derde land deel te nemen aan dit PESCO-project. De procedure hieromtrent, zoals vastgelegd in het betreffende Raadsbesluit1, loopt op dit moment.

Actualia

De Hoge Vertegenwoordiger (HV) en de lidstaten stonden stil bij Belarus, Libië en EU operatie Irini, Mozambique, Mali en Oekraïne.

Belarus

De lidstaten spraken over de door de Belarussische autoriteiten afgedwongen landing in Minsk van Ryanair-vlucht FR4978. De buitengewone Europese Raad van 24 en 25 mei jl.2 en de RBZ van 27 mei jl.3 stonden hier uitgebreid bij stil.

Libië

De HV heeft kort stilgestaan bij Libië en EU operatie Irini. Het Memorandum of Understanding (MoU) tussen de EU en de Libische autoriteiten betreffende het trainen van de Libische kustwacht en marine is op het moment van schrijven nog niet getekend.

Mozambique

De HV riep op tot snelle besluitvorming over een nieuwe EU trainingsmissie (EUTM) in Mozambique. Zoals toegelicht in het verslag van de RBZ Defensie d.d. 6 mei,4 hebben lidstaten op basis van het Political Framework for Crisis Approach besloten dat EDEO een Crisis Management Concept (CMC) dient op te stellen. De presentatie van het CMC door EDEO aan de Raad is voorzien voor medio juni. Op basis daarvan zal de Raad mogelijk in juli a.s. besluiten een EUTM op te richten.5 Voor Nederland ligt een militaire bijdrage, mede met het oog op de geografische ligging en strategische prioriteiten, niet voor de hand.

Mali

De HV heeft zijn zorgen uitgesproken over de recente ontwikkelingen in Mali. Veel lidstaten benadrukten het belang van stabiliteit in de Sahel voor de Europese veiligheid.

Oekraïne

Verschillende oostelijke lidstaten benadrukten dat de situatie in Oekraïne steeds meer zorgen baart, en brachten een EU trainingsmissie aldaar ter sprake. Naar verwachting zal dit onderwerp op korte termijn in het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) worden geagendeerd.

Strategisch Kompas

De bespreking over het Strategisch Kompas bij deze RBZ richtte zich op het hoofdstuk capaciteitsontwikkeling, dit in navolging op de bespreking over crisis management tijdens de RBZ Defensie van 6 mei jl.

De HV benadrukte het belang om eerst duidelijk te definiëren waartoe de EU in staat moet zijn, o.a. wat crisismanagement betreft. De benodigde capaciteiten vloeien daaruit voort. Wat Nederland betreft dient het Strategisch Kompas politieke sturing te geven aan capaciteitsontwikkeling, bijvoorbeeld bij de herziening van het Capability Development Plan.

Ook benoemde de HV het belang van coherentie tussen de verschillende EU-instrumenten. De lidstaten moeten zoveel mogelijk de kansen en mogelijkheden uit de instrumenten, zoals PESCO, het Europees Defensiefonds (EDF) en de Coordinated Annual Review on Defence (CARD), benutten. De HV merkte hierbij op dat de ontwikkeling van capaciteiten waar mogelijk zowel de EU als de NAVO ten goede moet komen. Ook voor Nederland is dit van belang.

Daarnaast werd tijdens de RBZ stilgestaan bij de kansen en bedreigingen als gevolg van emerging & disruptive technologies (EDTs). De HV onderstreepte het belang van technologische soevereiniteit en wees daarbij op de rol van bredere EU-initiatieven als de industriestrategie en de cybersecurity strategie. Ook het Europees Defensiefonds kan bijdragen aan het behoud van de technologische voorsprong van de EU en het aanjagen van samenwerking op nieuwe technologieën.

Nederland heeft daarnaast het onderwerp specialisatie opnieuw benoemd, in navolging op de RBZ Defensie van 6 mei jl. Hierbij heeft Nederland aangegeven dat ieder land van nature een focus heeft op bepaalde type van capaciteiten en typen van operationele inzet. Van die respectievelijke meerwaarde kan meer en beter gebruik worden gemaakt. Op deze manier bereiken we gezamenlijk meer en kan de kwaliteit van ons optreden verhoogd worden. Op korte termijn ontvangt uw Kamer een brief waarin wordt ingegaan op de motie van de leden Nieuwenhuijzen en Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 39) en de motie van de leden Stoffer en Van den Bosch (Kamerstuk 35 570 X, nr. 54). In die brief zal worden ingegaan op de rationale van specialisatie, welke vormen er mogelijk zijn en waar kansen en risico’s liggen.

EU-Afrika

Tijdens de lunch over de relatie tussen de EU en Afrika namen zowel de VN als vertegenwoordigers van regionale Afrikaanse organisaties deel. Vertegenwoordigers van de Afrikaanse Unie en de Economic Community of West African States (ECOWAS) konden niet deelnemen i.v.m. de situatie in Mali. Deze kwestie, evenals de situatie in Mozambique, is opnieuw ter sprake gekomen. De VN, bij monde van ondersecretaris voor Vredesmissies Lacroix, stelde dat de huidige situatie in Mali zorgen baart en serieuze gevolgen kan hebben voor de veiligheid in het land. Internationale steun en inzet kunnen niet ontkoppeld worden van een geloofwaardig democratisch pad voorwaarts. Betreffende Mozambique kondigde de SADC (Southern African Development Community) op 20 juni a.s. een top aan om te bespreken hoe Mozambique kan worden bijgestaan.

Zowel de Europese lidstaten als de Afrikaanse organisaties benadrukten groot belang te hechten aan het voortzetten en uitbreiden van de bestaande samenwerking op het gebied van vrede en veiligheid. Verschillende lidstaten stonden stil bij het spillover effect van instabiliteit in Afrika en spraken steun uit voor hernieuwde inzet van de EU. Lidstaten onderstreepten hierbij de wens dat Afrikaanse landen, ook ten aanzien van maritieme veiligheid, meer doen om de veiligheidssituatie te waarborgen. Het nieuwe EU-concept Coordinated Maritime Presences (CMP) heeft als doelstelling dit streven te ondersteunen. Op dit moment zijn verschillende lidstaten met maritieme middelen aanwezig in de Golf van Guinee, vanwege het hoge aantal incidenten van piraterij en gewapende overvallen op zee. Via het CMP-concept worden de ervaringen en informatie die zij daar opdoen, gedeeld met de EU en de lidstaten.

Ten aanzien van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) gingen verschillende lidstaten kort in op de implementatie van dit nieuwe instrument, dat beoogt de rol van de EU als geloofwaardige en betrouwbare veiligheidsactor en partner te vergroten. Nederland benadrukte het belang van continuering van de huidige steun aan Afrikaanse partners, en het feit dat eventuele levering van militaire uitrusting gebaseerd moet zijn op een coherente geïntegreerde strategie en strikte waarborgen.

Stand van zaken EU-defensiesamenwerking

PESCO

Op 31 mei jl. werd door het PESCO-secretariaat het PESCO-projecten voortgangsrapport gedeeld met de lidstaten. Conform mijn toezegging in het schriftelijk overleg RBZ-Defensie van 18 november jl.6 vindt uw Kamer het voortgangsrapport als vertrouwelijke bijlage bij dit verslag7.

De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten


  1. https://eur-lex.europa.eu/eli/dec/2020/1639/oj↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1700↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2355↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-28, nr. 220↩︎

  5. Voordat een EUTM vervolgens geoperationaliseerd wordt zijn eerst nog een Initiating Military Directive (IMD), Concept of Operations (CONOPS), een Operational Plan (OPLAN), Rules of Engagement (ROE) en uiteraard force generation nodig.↩︎

  6. Kamerstuk 21 501-28, nr. 214↩︎

  7. Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎