[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 9 juni 2021, over water

Waterbeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2021D23859, datum: 2021-07-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27625-552).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27625 -552 Waterbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z09652:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

27 625 Waterbeleid

Nr. 552 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 22 juli 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 9 juni 2021 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 december 2020 inzake agenda voor het Waddengebied 2050 (Kamerstuk 29 684, nr. 210);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 december 2020 inzake onderzoek door Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) naar cybersecurity Waternet (Kamerstuk 26 643, nr. 733);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 december 2020 inzake Drinkwaterkwaliteit 2019, Prestatievergelijking drinkwaterbedrijven 2019 en Bedrijfsverslagen 2019 (Kamerstuk 27 625, nr. 524);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 januari 2021 inzake OFL-rapportage geborgde zetels in waterschapsbesturen (Kamerstuk 27 625, nr. 525);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 januari 2021 inzake Climate Adaptation Summit 2021 (Kamerstuk 31 793, nr. 196);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 februari 2021 inzake Climate Adaptation Summit 2021 (Kamerstuk 31 793, nr. 197);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 februari 2021 inzake toezending programmering dijkversterkingen (Kamerstuk 35 570-J, nr. 8);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 maart 2021 inzake grondwateronttrekkingen (Kamerstuk 27 625, nr. 527);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 maart 2021 inzake stand van zaken beleidsuitwerking rivierbed Maasvallei (Kamerstuk 27 625, nr. 528);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 april 2021 inzake ILT-Onderzoeksrapport Stichting Waternet (Kamerstuk 27 625, nr. 529);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 maart 2021 inzake negentiende Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 55);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 maart 2021 inzake Ontwerp Nationaal Water Programma 2022–2027 (Kamerstuk 35 325, nr. 2);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 februari 2021 inzake voorstellen Unie van Waterschappen aanpassing belastingstelsel waterschappen (Kamerstuk 35 570-XII, nr. 103);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 april 2021 inzake beleidsnota Drinkwater 2021–2026 (Kamerstuk 27 625, nr. 530);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 mei 2021 inzake Delta-aanpak waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 532);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 mei 2021 inzake voortgang klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 79);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 mei 2021 inzake resultaten Bestuursakkoord Water (Kamerstuk 27 625, nr. 537);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 mei 2021 inzake de Staat van Ons Water over 2020 en Staat van de Drinkwaterbronnen (Kamerstuk 27 625, nr. 538);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 mei 2021 inzake beantwoording vragen commissie over het Ontwerp Nationaal Water Programma 2022–2027 (Kamerstuk 35 325-2) (Kamerstuk 35 325, nr. 3);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 mei 2021 inzake resultaat toetsing niet-primaire rijkskeringen (Kamerstuk 27 625, nr. 540);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 juni 2021 inzake rapport naar aanleiding van de motie van de leden De Groot en Bromet over ruimtelijke kwaliteit verbinden met de wateropgave (Kamerstuk 35 570-XII-77) (Kamerstuk 34 682, nr. 84);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 juni 2021 inzake stand van zaken naar aanleiding van het commissiedebat water van 9 juni 2021 (Kamerstuk 27 625, nr. 541);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 juni 2021 inzake update Versterken Cyberweerbaarheid in de Watersector (Kamerstuk 27 625, nr. 539);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juni 2021 inzake beantwoording vragen commissie over de negentiende Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698-55) (Kamerstuk 32 698, nr. 57).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De griffier van de commissie,
Rijkers

Voorzitter: Agnes Mulder

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Boswijk, Bromet, Grinwis, Tjeerd de Groot, Rudmer Heerema, Agnes Mulder, Van der Plas, Stoffer en Vestering,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 18.01 uur.

De voorzitter:

Een heel goedenavond allemaal. We hebben vanavond... Als ook de heer Stoffer zijn mond wil houden? Dank u wel.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter, dat wil ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat wordt zeer gewaardeerd. Dan kunnen we beginnen met het debat over water. Daarvoor zijn twee Ministers aangeschoven. Hartelijk welkom vanuit de Kamer. We hebben ook een Kamerlid in ons midden dat hier normaliter niet zit. Zij wil graag toestemming om hier aanwezig te zijn. Dat is mevrouw Vestering. Ik neem aan dat dat in deze commissie geen bezwaar oproept. Van harte welkom dus in deze commissie. We hebben de leden Heerema, Beckerman, Boswijk, Vestering, Grinwis, Stoffer en Bromet in ons midden. Zij hebben allemaal maximaal vijf minuten voor hun inbreng, en ik zou zeggen vier interrupties. U mag achter elkaar vier vragen stellen. U mag dat in tweeën doen, of per vraag. Het is aan u hoe u dat wilt doen. We gaan als eerste naar de heer Heerema van de VVD. Aan u is het woord.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de Minister. Misschien moet ik even vragen wat die vraag is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Daar wil ik best toestemming voor geven, voorzitter.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Het is uiteraard een groot genoegen om in deze commissie aanwezig te zijn. Ik begrijp dat er ook vragen voor mij zijn. Die zal ik uiteraard zo goed mogelijk beantwoorden. Is het misschien mogelijk dat ik na de eerste termijn wegga, als de Kamerleden dat akkoord vinden?

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mag ik daar uit collegialiteit aan toevoegen dat het mij dan ook wel aardig lijkt als collega Schouten als eerste aan de eerste termijn kan beginnen.

De voorzitter:

Dat vind ik geen verkeerd voorstel. Ik zie ook geen van de leden aangeven dat ze dat niet willen hebben. Daarmee gaan we het op deze manier doen. Dank aan de leden dat ze dit voor deze Minister willen doen. Het woord is nu echt aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, ik zal nog een keer proberen te beginnen.

Voorzitter. Water is van essentieel belang in ons leven. Ons lichaam bestaat niet voor niets voor ongeveer 55% uit water. We hebben niet voor niets ten minste 1,5 liter water per dag nodig. De kwaliteit en de kwantiteit van ons water staan onder druk: de kwaliteit vanwege de steeds complexere methoden om ons water schoon en zuiver te maken en te houden, en de kwantiteit omdat ook wij nu steeds vaker waarschuwingen krijgen voor te ruimhartig gebruik van leidingwater. Iedereen die de vorige zomer een zwembadje in de tuin wilde vullen of het gazon nog even wilde sproeien, kreeg te maken met die waarschuwing. Ook boeren moesten schipperen om de gewassen van voldoende water te voorzien.

Voorzitter. Hier ligt voor ons een grote uitdaging voor de komende jaren. Waar ons beleid jarenlang gericht is geweest op het afvoeren van oppervlaktewater moeten we de slag maken naar het vasthouden van water voor de drogere periodes. We kennen in Den Haag de beroemde akkoorden. We hebben de afgelopen jaren een huurakkoord, woonakkoord, pensioenakkoord, zorgakkoord, Preventieakkoord en een Sportakkoord gesloten. Het ene akkoord was iets succesvoller dan het andere. Ik zou de Minister willen vragen om een nationaal waterakkoord te sluiten, waarin we er met alle spelers uit de watersector voor zorgen dat we de kwaliteit en de kwantiteit van ons water in de komende jaren borgen door samenwerking, creatieve ideeën en vooral inzet van alle betrokken partijen en partners. Kan de Minister het idee omarmen om tot een nationaal waterakkoord te komen?

Voorzitter. Een van de allermooiste gebieden in Nederland vind ik het Waddengebied. Ik kom daar graag. Ook deze zomer ga ik weer even een aantal dagen op adem komen en genieten van dit prachtige stukje Nederland. In de vorige periode heeft mijn collega Remco Dijkstra samen met collega Postma een motie ingediend over de impactanalyse van de Waddenagenda. De VVD is er verbaasd over hoe deze motie wordt uitgevoerd. In de verzamelbrief Wadden spat het enthousiasme om daarmee aan de slag te gaan er nou niet bepaald vanaf. Allereerst lijkt het ontzettend lang te duren en moet er blijkbaar weer allemaal extra onderzoek gedaan worden. De vraag is wie er straks gaat over de aanpak van de impactanalyse. De VVD wil dat er primair met de economische sectoren en de gemeenten wordt gesproken. Ook wordt de motie naar onze mening niet opgepakt zoals zij voorgesteld is. De bedoeling was om een impactanalyse te doen op de economie. De scope van de impactanalyse is nu verbreed. De VVD betreurt dat. De VVD wil van de Minister weten of de oproep uit de motie dat er geen uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld voordat er een impactanalyse is gedaan, wordt gerespecteerd. Als uit de impactanalyse blijkt dat er gevolgen zijn voor de sectoren, moeten de Waddenagenda en het uitvoeringsprogramma worden aangepast.

Wie zitten er eigenlijk allemaal aan tafel bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma? Hoe zijn de economische sectoren betrokken? Als voorbeeld noem ik de pootaardappelsector in brede zin en het onderzoek dat daar plaatsvindt. Zijn bijvoorbeeld de pachters van de zomerpolders hierbij betrokken?

Voorzitter. Dan Koehool-Lauwersmeer. Ik heb gezocht naar een Friese term, maar die heb ik niet kunnen vinden. Dit vertoont spijtig genoeg een grote gelijkenis met het traject voor de Waddenagenda. Wellicht is er wel overleg, maar weinig resultaat voor mensen en ondernemers die erdoor geraakt worden. Het doel van de Programmatische Aanpak Grote Wateren is om te komen tot ecologisch gezonde, toekomstbestendige grote wateren, waarin hoogwaardige natuur goed samengaat met een krachtige economie. Dat laatste lijkt nou net vergeten te worden. Hoe zijn de ondernemers en gebruikers van het land betrokken? Wat zijn de economische gevolgen van dit project?

Er wordt net gedaan of het Rijk geen partij is, maar dat zijn we wel. De VVD verwacht hier dus een proactievere houding om ook het onderdeel krachtige economie, zoals afgesproken, voldoende aan bod te laten komen. Hoe gaat de Minister dat doen?

Voorzitter. Ik ben jarenlang zwemmer geweest. Ik heb dag in, dag uit twintig uur per week in het zwembad liggen trainen. De mooiste periode was als het warm genoeg begon te worden en het buitenbad openging. Dat was niet alleen omdat dat ding 50 meter lang was en daarmee de voorbereiding op de Nederlandse kampioenschappen begonnen was, maar ook omdat het zwemmen in buitenwater simpelweg veel fijner is. Het buitenzwemseizoen staat voor de deur. Als ik nu vanaf het treinstation in Alkmaar naar huis fiets, liggen er overal kinderen en jongeren in de Singel van Alkmaar te genieten van de verkoeling. Hierover mijn laatste vragen.

Nederland scoort over het algemeen bijzonder goed op waterkwaliteit. Meer dan 90% van ons zwemwater heeft een goede of excellente kwaliteit. Dat is fantastisch nieuws. Maar wordt die overige 10% goed gemonitord? Is zichtbaar dat deze 10% een mindere kwaliteit heeft voor diegenen die daar willen gaan zwemmen, bijvoorbeeld door het plaatsen van borden? Kan er wat aan gedaan worden om die 10% naar een hoger niveau te tillen? Kunnen we nog meer doen om buitenzwemmen veiliger te maken, bijvoorbeeld door het plaatsen van borden, of door instructies te geven over hoe te water te gaan of over het feit dat men niet zomaar in elk water kan springen of duiken, vanwege obstakels in het water?

Voorzitter. Wij zitten hier in jurkjes of soms met pak en stropdas in de zaal, maar God, wat verlang ik naar het zwemmen van een paar baantjes in het mooie Geestmerambacht bij Alkmaar.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Er is een vraag van mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik krijg ook echt helemaal zin om te zwemmen in de Ringvaart, vlak bij mijn huis. Dat is het lekkerste wat er is. Ik heb een vraagje. Er was een heel kort bijzinnetje toen ik de heer Heerema hoorde spreken over het vasthouden van water. Wat bedoelde de VVD daar precies mee?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wij hebben er jarenlang voor gezorgd dat we het water dat ons land via de grote rivieren binnenkomt, zo snel mogelijk weer afvoeren naar de zee. Op het moment dat we grote periodes van droogte hebben, moeten we er naartoe dat we het water dat we binnenkrijgen, ook via regen, beter in Nederland kunnen opvangen, zodat we het op een later moment kunnen gebruiken. Daar ben ik naar op zoek. Ik hoop dat dat in een nationaal waterakkoord tot een goede positie komt, zodat de kwaliteit en kwantiteit van water voor de komende jaren goed geborgd zijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat ben ik met de VVD eens. Ik zou de VVD wel willen vragen of ze zich bewust is van de effecten die dat heeft. Het is me nogal wat om meer water vast te houden. Het is niet voor niets dat we het altijd hebben afgevoerd. Dat gaat een effect hebben op allerlei economische sectoren.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Daar ben ik me terdege van bewust. We moeten echter onder ogen zien dat wij steeds drogere zomers krijgen en dat er een tekort aan water lijkt te ontstaan. Ik heb een tijd in Australië gewoond. Daar mocht je bijvoorbeeld maar vijf minuten per dag douchen. Dat zal hier niet zo snel gebeuren, maar ik heb de effecten meegemaakt van het hebben van langere periodes van droogte en het hebben van te weinig water. Ik snap dat er consequenties zijn. Ik heb de oplossing ook niet meteen. Daarom vraag ik aan de Minister of zij tot een nationaal waterakkoord kan komen, juist om met sectoren tot oplossingen te komen voor deze problematiek. Ik heb ervaring vanuit het Sportakkoord, waarbij de hele sector en alle lagen daaruit aan tafel zijn gaan zitten. Daarmee hebben we een heel mooi akkoord kunnen sluiten om de problemen die er zijn zo goed mogelijk het hoofd te kunnen bieden.

De voorzitter:

Ik zag de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter, excuus voor mijn verlate binnenkomst. Ik heb ook een vraag over dat waterakkoord. Dit kabinet heeft een Klimaatakkoord gesloten. Althans, er waren allerlei klimaattafels. Ik ken er in ieder geval één die niet tot uitvoering is gekomen. Het is een prachtig akkoord, maar de doelen ten aanzien van klimaat zijn zodanig dat er vanuit de overheid ook echt gehandeld moet worden en regie gevoerd moet worden. Met de Kaderrichtlijn Water zitten we al op 2027. We hebben het zo ver als mogelijk voor ons uit geschoven.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Denkt u dat een akkoord gaat helpen? Of zouden we vanuit de overheid een keer dat moeten gaan doen waar we voor zijn, namelijk ons aan de wet houden?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Volgens mij houden wij ons bij de Kaderrichtlijn Water aan de wet. Dat is Europese regelgeving waar we aan moeten voldoen. We maken daar stapjes in. Ik ben heel blij dat we in ieder geval de goede kant op bewegen. Natuurlijk denk ik dat een akkoord gaat werken. Anders stel ik dat toch niet voor? Ik vind uw vraag eerlijk gezegd een beetje vrijblijvend, op een moment dat ik volgens mij met een heel serieuze bijdrage over dit onderwerp kom. Ik heb een tiental voorbeelden genoemd van zaken die in de afgelopen jaren door de Kamer zijn gegaan. Het een werkt inderdaad wat beter dan het ander. In ieder geval moeten we inzet plegen om ervoor te zorgen dat de sector de problemen in de watersector gaat oplossen. Dat is mijn voorstel. Dat probeer ik heel serieus te doen.

De voorzitter:

Meneer De Groot, u heeft in totaal vier vraagmogelijkheden. U mag ze allemaal achter elkaar gebruiken, of los. Dat is helemaal aan u. Wilt u er daar nog een van gebruiken?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja. Je moet heel goed kijken wanneer je een akkoord kunt sluiten en wanneer niet. Bij de Kaderrichtlijn Water zitten we wettelijk gezien zwaar, zwaar in het rood. Dat betekent dat je als overheid niet-vrijblijvende maatregelen hebt te nemen ten aanzien van bijvoorbeeld de landbouw. De landbouw is, zoals bekend, niet een partij die daar makkelijk voor zal tekenen. Er zal van de overheid dus toch leiderschap gevraagd worden. Ik heb geen vraag.

De voorzitter:

Als daar ook geen reflectie op komt, gaan we naar mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik Kamerlid werd, was ik archeoloog. Soms verlang ik daarnaar terug, zeker als het zulk mooi weer is als nu. Een van de belangrijkste dingen die je ziet als je archeologisch onderzoek doet – of eigenlijk hoef je daar helemaal geen archeoloog voor te zijn – is het belang van schoon water, voor elke samenleving, nu en in het verleden. Je kunt langer zonder voedsel dan zonder drinkwater. Zonder water is er uiteindelijk ook geen voedsel. Dat klinkt als een gigantische open deur. De mens maakt zijn eigen geschiedenis onder steeds andere klimatologische omstandigheden, en dus steeds andere wateromstandigheden. In Nederland is dat natuurlijk nogal relevant. Soms leidde dat tot grote voorspoed, en soms tot grote tegenslag. Water is essentieel, en soms veronachtzamen we het. Daar schrok ik van en daar dacht ik aan terug toen ik dit debat voorbereidde. Ik denk dat dat misschien mooi aansluit bij wat de heer De Groot net zei: we gaan er erg makkelijk mee om, terwijl de problemen gigantisch groot zijn. Ik wilde daar eigenlijk mee beginnen.

In hun brief stellen Natuurmonumenten, de Waddenvereniging, Natuur & Milieu, Landschappen Nederland, het Wereld Natuur Fonds en Vogelbescherming Nederland dat de waterkwaliteit in de afgelopen tien jaar is gestagneerd. In de laatste jaren is ze zelfs verslechterd. Nederland bungelt onderaan de Europese lijst inzake waterkwaliteit. Ik zou daar graag een reactie op willen vragen. Er werd net al even aan gerefereerd: 2027 is de ultieme deadline om de waterdoelen uit de Kaderrichtlijn Water te behalen. Ik wil nog maar even zeggen dat die uitgaat van ondergrenzen. Het niet behalen van deze doelen bedreigt onze reeds kwetsbare natuur. Het kan ook nog zorgen voor hoge boetes. Niet onbelangrijk: net als eerder bij de PAS-uitspraak kan dit misschien wel leiden tot het stilvallen van economische activiteiten. Klopt dat? Ik zou daar graag een reactie op willen, en ook op de voorgestelde extra maatregelen.

Voorzitter. Vorige week, ik geloof op vrijdag, kwam er een schokkend rapport uit van het RIVM: Nederlandse consumenten krijgen gemiddeld anderhalf tot maximaal vijf keer zo veel pfas binnen via voedsel en drinkwater als wat de Europese waakhond aanvaardbaar vindt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de stoffen nier- en teelbalkanker kunnen veroorzaken. Ze lijken ook het immuunsysteem te kunnen schaden. Nederland is met andere landen aan het werk om tot een Europees verbod te komen. Het RIVM stelt ook een drinkwaterrichtwaarde voor om de normen voor pfas in kraanwater aan te passen. Het adviseert om waar mogelijk de hoeveelheid pfas in kraanwater te verlagen. Daarnaast adviseren de onderzoekers de metingen naar pfas in voedsel te actualiseren. Ze hebben nu nog gegevens die dateren uit 2009.

Voorzitter. We weten dat het kabinet bezig is met het Europese verbod, maar we zien in het rapport heel veel schokkende details. We zien ook dat nog heel veel kennis ontbreekt. Ik vroeg me af welke stappen het kabinet nu wil zetten. We komen hier denk ik nog op terug op 1 juli.

Voorzitter. Ik wilde wat zeggen over water, waterveiligheid en energie. Zowel bij fossiele als bij duurzame energie zien we mogelijke problemen. De Inspectie Leefomgeving en Transport waarschuwt dat bedrijven bewust minder zorgvuldig zijn bij boringen voor bodemenergiesystemen en het afdichten van boorgaten. De diepe ondergrond in Nederland, waar op veel plaatsen drinkwater uit wordt gewonnen, loopt het risico vervuild te raken door boringen voor bodemenergie. De Inspectie Leefomgeving en Transport is bezorgd over nalatigheid. Het klinkt dan heel mooi dat we duurzame energie gaan opwekken, maar als we daarmee tegelijkertijd ons drinkwater vervuilen, waar zijn we dan mee bezig? Ook bij gaswinning zijn er mogelijke gevolgen voor het drinkwater. Vorige week werd gewaarschuwd dat water in de Drentse Aa vervuild kan raken door mijnbouw. Daar wilde ik graag een reactie op.

Voorzitter. Ik zie dat ik alweer op mijn laatste onderwerp moet ingaan. Met zo veel stukken is het moeilijk kiezen welke voorbeelden je aanhaalt. Ik dacht: ik kies iets wat onze partij zorgen baart en waar we ook in andere debatten op zullen terugkomen. In het kader van verduurzaming en de zogenaamde circulaire energie verklaren we iets wat eerst afval was nu tot grondstof. Dat klinkt leuk en aardig, maar kan potentieel ook nieuwe milieurampen en watervervuiling veroorzaken. Eerder hebben we aandacht gevraagd voor bodemas. Nu zouden we aandacht willen vragen voor de staalslak en het voorbeeld van de golfbaan bij Spijk in de Betuwe, waar een geluidswal gemaakt met staalslakken gezorgd heeft voor ernstige vervuiling van het grond- en slootwater. Ik zou heel graag een reactie willen vragen van het kabinet.

Voorzitter, ik zie het. Dank u wel. Excuus.

De voorzitter:

U ook bedankt. Er is een vraag van de heer Heerema.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat helpt.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Mijn vraag gaat over pfas. Ik heb er ook over nagedacht om daar vandaag aandacht aan te besteden. Mevrouw Van Esch vroeg daar vanmorgen bij de procedurevergadering een stafbriefing over, juist omdat er zo veel onduidelijk is en er zo veel kennis over nodig is. Vervolgens werd gevraagd of we dan niet ook een schriftelijke ronde kunnen houden en misschien na de zomer een commissiedebat waarbij ook mevrouw Van Veldhoven aanwezig is. Toen was mijn keuze om daar vanavond niks mee te doen en te wachten tot we die hele trits hebben gehad. U kiest er nu heel bewust voor om pfas wel in dit debat aan de orde te stellen. Kunt u zich voorstellen dat we daar op een ander moment met veel meer kennis en informatie nog wat dieper op kunnen ingaan, en ook misschien met de juiste bewindspersoon?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat dit een worsteling is die we vandaag allemaal hebben. Ik heb ze niet eens allemaal, maar we hebben een enorme stapel stukken en een enorm aantal onderwerpen. We weten dat waterkwaliteit en waterveiligheid urgente problemen zijn. Wat kies je dan uit? Het is lastig dat je bij heel veel van die onderwerpen kunt zeggen «dat kunnen we een andere keer bespreken», of: we missen nog informatie. Ik zat daarmee te worstelen. Ik herken wat u zegt.

Ik ben even terug gaan kijken naar de vorige debatten over water. Bij de inbreng van mijn voorganger, mijn collega Cem Laçin, zag je hetzelfde patroon. Hij zat klaar en had een motie bij zich. De Minister zei: als u de motie nu indient, moet ik haar ontraden; we wachten nog op onderzoek. U zegt nu eigenlijk hetzelfde: we hebben het onderzoek, maar we weten nog steeds heel veel niet, dus laten we nog even wachten. Ik zie die worsteling; Die herken ik. Ik weet zeker dat ik daar later op terugkom. Dat zei ik geloof ik ook in mijn inbreng. Maar dit is een urgent probleem. Het probleem wordt groter als we niks doen. We weten ook dat we stappen moeten zetten en dat we meer kennis nodig hebben. Hoelang ga je daarop wachten? Dat is mijn antwoord.

De voorzitter:

Daarmee komen we bij de volgende spreker. Dat is de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is mooi om bij de mooiste commissie van allemaal te zitten. Dat zeggen allemaal overal en altijd. Maar dit is echt de mooiste. Mevrouw Beckerman gaf net al aan waarom water zo belangrijk is. Ik ga dat niet herhalen. Maar we zijn ook altijd in strijd met het water. Dat zeg ik als overlevende van de dijkdoorbraak in Wilnis.

Voorzitter. Het Algemeen Dagblad kopte deze week: «Krijgt onze waterlinie een plek naast de Chinese Muur en de piramides? Dát wordt nog erg spannend.» Er staat vandaag veel op de agenda. Dat is ook voor ons reden geweest om pfas – zoals de heer Heerema net ook al zei – even niet aan te raken, in de hoop dat we daar op een later moment uitgebreider op kunnen terugkomen.

Wat wel op de agenda staat en wat UNESCO-Werelderfgoed is, is de Waddenzee. Die staat vandaag wel op de agenda. De Minister heeft de Kameragenda voor het Waddengebied 2050 toegestuurd. Het uitvoeringsprogramma 2021–2027 wordt deze zomer besproken in het Bestuurlijk Overleg Waddengebied Rijk-Regio. De CDA-fractie hoort graag van de Minister hoe het staat met de motie van de leden Remco Dijkstra en Geurts. Ik gok dat dit dezelfde motie is als die meneer Heerema net aanraakte. Is er al een start gemaakt met een brede impactanalyse om de effecten op ecologie en economie weer met elkaar in balans te brengen en te kunnen afwegen?

Voorzitter. De Minister draagt systeemverantwoordelijkheid voor de cybersecurity van de waterstaatswerken en de openbare drinkwatervoorziening. De primaire verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de waterbeheerders: waterschappen, gemeenten, drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat. Een recente aanval op de oliepijplijn in de Verenigde Staten laat zien dat aandacht voor cybersecurity geen overbodige luxe is.

In de update noemt de Minister onder meer de intensivering van de cybersecurityafspraken in het Bestuursakkoord Water-plus, of BAW+. Een van de intensiveringstrajecten betreft het toetsen van de methodiek voor het ketenrisico voor de toepassing op concrete waterketens. Met de VNG heeft de Minister afgesproken dat er ook een keten wordt opgepakt waarvoor het zwaartepunt bij de gemeenten ligt. Wat is hiervan de stand van zaken?

Voorzitter. In de Stuurgroep Water zijn in december 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt in het kader van de delta-aanpak waterbeheer. Aan de bestuurlijke versnellingstafels zijn afspraken gemaakt over dossiers waar extra prioritering en inzet nodig zijn, zoals de aanpak van medicijnresten in het drinkwater. De CDA-fractie is blij met de afspraken die gemaakt zijn in het uitvoeringsprogramma Ketenaanpak Medicijnresten uit Water. De verschillende onderdelen van het uitvoeringsprogramma kennen allemaal verschillende ambassadeurs. Soms is dat het Ministerie van IenW. In andere gevallen is het de Coalitie Duurzame Farmacie of de Unie van Waterschappen. Kan de Minister de verantwoordelijkheid van deze ambassadeurs toelichten?

Voorzitter. Ook de aanpak van de opkomende stoffen is onderdeel van de delta-aanpak waterbeheer. Daar hebben wij vorige maand ook vragen over gesteld. Deze aanpak sluit aan bij de Europese ambitie voor mogelijk schadelijke stoffen. Voor mogelijk schadelijke stoffen vormen de grenzen binnen de Europese Unie geen enkel obstakel. Voor de aanpak van die stoffen ligt dat anders. Kan de Minister aangeven wanneer er een Europese geharmoniseerde aanpak komt voor de opkomende stoffen? Wat gaat de Minister zelf doen om een dergelijke aanpak te bevorderen?

Voorzitter. In het verantwoordingsonderzoek van 2020 constateert de Algemene Rekenkamer dat meer inzicht nodig is in de lokale aanpak van droogte. De Minister van IenW doet veel om droogte te bestrijden in het hoofdwatersysteem, de grote rivieren en de meren in ons land. In regio's die geen water ontvangen uit het hoofdwatersysteem en die afhankelijk zijn van grondwater, zoals de hoge zandgronden en de bebouwde gebieden, is meer inspanning van de Minister nodig om dit droogteprobleem op te lossen. Welke stappen zet de Minister om samen met de Ministers van BZK en LNV meer inzicht te krijgen in de ruimtelijke maatregelen die de decentrale overheden nemen tegen de droogte? Welke ondersteuning kunnen wij daarbij bieden als die nodig is?

Voorzitter, tot slot. Vorige week publiceerde de Randstedelijke Rekenkamer een rapport over bescherming van drinkwaterbronnen. De waterkwaliteit in de wingebieden van drinkwater in de Randstad staat onder druk. De rekenkamer constateerde dat steeds meer belangen met elkaar op gespannen voet komen te staan, bijvoorbeeld op het gebied van woningbouw, energietransitie en landbouw. Om de kwaliteit en de beschikbaarheid van drinkwaterbronnen nu en in de toekomst veilig te stellen, moet het drinkwaterbelang beter worden behartigd. Is de Minister het met de CDA-fractie eens dat goed drinkwater een voorwerp van aanhoudende zorg is? Op welke manier geeft zij hier invulling aan?

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Er is een vraag voor u van de heer De Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Die gaat over de Waddenzee en over het evenwicht tussen ecologie en economie. Het zal collega Boswijk ongetwijfeld bekend zijn dat de ecologie van de Waddenzee er bijzonder slecht aan toe is. Is de heer Boswijk het met de fractie van D66 eens dat als je de balans gaat herstellen, je veel meer moet doen aan de ecologie?

De heer Boswijk (CDA):

Deze vraag had ik natuurlijk wel een beetje kunnen zien aankomen. Ik denk dat er zeker meer inzet nodig is op ecologie, en niet alleen in het Waddengebied. Maar ik zie dat wel altijd in balans met de economie. Ik ben vooral benieuwd naar de uitleg van de Minister daarover. Ik zie dit als aspecten die met elkaar in balans moeten zijn. Gaat dat in de toekomst iets meer ten koste van de economie, ten gunste van de ecologie? Dat verwacht ik wel, ja.

De voorzitter:

Daarmee komen we bij mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Hoeveel water en hoeveel schoon water Nederland heeft, wordt voor een groot deel beïnvloed door het landbouwbeleid. Het kostbare regenwater wordt voor het overgrote deel versneld afgevoerd ten behoeve van de landbouw, terwijl het overgebleven restantje verdeeld moet worden over ons drinkwater, de industrie, de natuur en natuurlijk ook diezelfde landbouw. Daarmee is landbouw dus een belangrijke kraan om aan te draaien willen we het tij keren en de grote problemen waarvoor we staan in samenhang oplossen. Denk aan klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, watervervuiling en de stikstofcrisis. Of beter gezegd: de grote problemen die we móéten oplossen. Immers, een gezonde natuur en een goed waterpeil zijn ook een juridische verantwoordelijkheid van de Minister van LNV. Daarom is op verzoek van de Partij voor de Dieren de demissionaire Minister van LNV bij dit debat aanwezig.

De gevolgen van het Nederlandse waterbeleid zijn desastreus. Waterrijk Nederland verdroogt door klimaatverandering, maar met name ook door een kunstmatig laag gehouden waterpeil. We verliezen biodiversiteit en we krijgen steeds vaker te maken met natuurbranden. De nationaal coördinator natuurbrandbeheersing zei hierover afgelopen weekend: «Het is niet de vraag óf natuurbranden in ons land onbeheersbaar worden, maar wanneer.»

Maar er is meer. De hoeveelheid schoon drinkwater neemt af, en door het lage bodemwaterpeil staan rioleringen op instorten en verzakken woningen, waardoor een miljoen woningen in de komende 30 jaar opnieuw gefundeerd moeten worden, voor een prijskaartje van gemiddeld € 80.000 per woning.

Het waterbeleid heeft ook invloed op de stikstofcrisis. Stikstof heeft immers veel meer negatieve invloed in verdroogde gebieden dan in gebieden waarin de waterhuishouding op orde is. Hoeveel argumenten heeft de Minister van IenW nodig om haar collega, de Minister van LNV, aan te spreken op dit beleid? Of heeft zij dit al gedaan? Wat ik mij dan afvraag: blijft het bij aanspreken, of maakt u samen ook concrete plannen, waarbij we voor de verandering de doelen wél gaan halen? We lopen continu achter de feiten aan. Is de Minister van LNV het met de Partij voor de Dieren eens dat we nu echt eens moeten stoppen met het structureel kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil? Kan zij uitleggen welke actie ze hiertoe gaat ondernemen?

Voorzitter. Het blijft onduidelijk hoeveel water we afvoeren en vasthouden. Kan de Minister van IenW aangeven hoeveel van de regen van dit natte voorjaar is vastgehouden, en hoeveel is afgevoerd? Kan de Minister aangeven hoeveel van de ambitie is waargemaakt om een omslag te maken van een waterafvoerland naar een wateropslagland? Helaas ben ik bang dat geen van de aanwezige Ministers kan aangeven hoeveel regen er is gevallen, vastgehouden en afgevoerd. Het Rijk blijkt geen overzicht te hebben over alle maatregelen die worden uitgevoerd, of op welke schaal dat gebeurt. Kunnen beide Ministers toezeggen dat ze bereid zijn jaarlijks een overzicht te maken van alle genomen en te nemen hydrologische maatregelen, inclusief de gestelde doelen en resultaten, of ze overeenkomen met de verwachtingen, en hier de Kamer over informeren?

Voorzitter. Wat de waterkwaliteit betreft zoekt de Minister van Landbouw letterlijk en figuurlijk de randjes op van hoeveel mest er op een akker mag worden uitgereden. Mest komt in het water terecht. Dat raakt vervuild. Zo komt het dat we keer op keer de waterdoelen niet halen. We hebben dus niet de excellente waterkwaliteit waar de VVD het over heeft. Ik bedoel: we zijn immers al toe aan het zevende actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn, omdat we alle zes voorgaande keren de doelen niet wisten te halen.

Ik zeg het nog maar eens: in 2019 voldeed slechts 1% van de Nederlandse wateren aan alle eisen uit de Kaderrichtlijn Water, terwijl we de doelen in 2015 moesten halen. Dat hebben nu uitgesteld tot 2027. Dat is twaalf jaar later. Het is dan ook niet voor niets dat zelfs de Europese Commissie Nederland aanbeveelt om 20% minder meststoffen te gaan gebruiken. Kan de Minister van LNV toezeggen dat zij in het Nationaal Strategisch Plan aanstuurt op minder mestproductie? En kan de Minister toezeggen dat zij in het zevende actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water centraal stelt? Is de Minister bereid om maatregelen verplicht te stellen voor minder gebruik van mest, kunstmest en landbouwgif, en tegen uit- en afspoeling? Want ook de Unie van Waterschappen roept hiertoe op. Dat is niet de eerste keer. De Unie van Waterschappen waarschuwt de rijksoverheid al twintig jaar lang over het effect van mest op water, tot alarmbrieven aan toe, zoals we die ook nu hebben ontvangen. Gaat de Minister van LNV het taboe op de verplichte maatregelen nu eindelijk doorbreken, om zo onze natuur en ons drinkwater te beschermen?

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. We gaan door met mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb vanochtend bij het wakker worden even een kaartje opgezocht, omdat ik wist dat we dit debat gingen voeren. Dat kaartje heb ik al vaker gezien. Het is dit rode-oranje kaartje. Het gaat over de waterkwaliteit in Nederland. Rood betekent slecht en blauw betekent goed. Er staat geen blauw op het kaartje.

In 2027 moeten de Nederlandse wateren schoon zijn. De voorgaande sprekers hebben dat al gezegd. We hebben dat afgesproken met andere landen in Europa. Bij het niet-nakomen van deze afspraken zullen hoge boetes volgen, en mogelijk dezelfde paniek als bij fijnstof, later stikstof en bij pfas. Slechte waterkwaliteit brengt de toestand van de Nederlandse natuur verder in gevaar en zal ook leiden tot steeds grotere inspanningen om onszelf van schoon drinkwater te voorzien. Alle reden dus om aan de slag te gaan met het verbeteren van de waterkwaliteit in Nederland.

Toch kan ik helaas niet anders dan concluderen dat het vooral een praatcircus is dat is opgetuigd, zonder dat dat heeft geleid tot maatregelen die onze doelen voor 2027 garanderen. Minister van Nieuwenhuizen vindt dat ze stevig heeft ingezet. Maar stevige normen, robuuste handhaving en een effectieve daling van de emissies zijn er niet gekomen: veel overleg, nul wetgeving, amper handhaving. Om de waterkwaliteit in Nederland te verbeteren, moeten we dingen anders gaan doen. Dat betekent dat we moeten stoppen met bestaande dingen. Zijn beide Ministers dat met mij eens? En wat is de grootste bedreiging voor de waterkwaliteit in Nederland? Graag een zo concreet mogelijk antwoord. Als je weet wat je anders moet gaan doen, kun je niet achterblijven met maatregelen.

Voorzitter. De Minister schrijft dat de doelen niet gehaald gaan worden en dat we dus de wet gaan overtreden. Voor GroenLinks is dat geen optie. We riskeren verdere achteruitgang van de natuur, een tekort aan drinkwater en hoge boetes.

Voorzitter. We hebben in het stikstofdossier gezien hoe het negeren van afspraken enorme gevolgen kan hebben. Ook daar heeft GroenLinks voorafgaand aan de uitspraak van de rechter over de PAS jaren en jaren achter elkaar voor gewaarschuwd. Daarom hier de oproep: ga aan de slag om een tweede debacle te voorkomen. Jaren praten met vervuilers over wie nog een stapje extra kan zetten, leidt niet tot het einddoel. Daarom mijn oproep: doe het andersom. Begin bij het doel. We weten hoeveel minder vervuiling nodig is. Kijk wie uitstoot, en leg diegene dwingend en met een termijn een emissiereductiedoel op. We hebben geen tijd meer voor vrijblijvendheid.

Het mooie is: we kunnen zaken combineren. De ingrepen die nodig zijn om het stikstofprobleem op te lossen, zijn vaak ook goed voor waterkwaliteit, biodiversiteit, gezondheid en klimaat. Spreken de Ministers hier weleens samen over? Wie neemt er verantwoordelijkheid voor het geheel?

Voorzitter. De bedreigingen op een rijtje. Eén. Zware metalen als arseen, kobalt en zink zitten in onze wateren. We gaan de doelen voor deze stoffen niet halen. Ik vraag aan de Minister wat er moet gebeuren als we deze stoffen wél willen terugdringen.

Dan bestrijdingsmiddelen. Het aantal locaties met overschrijdingen is niet gedaald. Wat gaan we doen om ze wel te laten dalen?

Bij nutriënten en meststoffen is er een forse daling. Dat is positief, maar op sommige locaties is er nog een stijging. Wat zullen de effecten van het stikstofbeleid zijn op de vermindering van de uitspoeling van meststoffen?

Tot slot in dit rijtje: pfas. Ik ga het wel noemen vandaag, want voor GroenLinks is dit een ontzettend urgente kwestie. Die kan niet wachten op uitstel, ook al gaan we daar later vast nog veel meer over zeggen. Afgelopen week bleek dat de blootstelling aan pfas hoger is dan de norm, in ons drinkwater maar vooral in ons voedsel. Wat vindt de Minister daarvan? GroenLinks wil zo spoedig mogelijk een productieverbod op pfas. Waarom wachten op Europa? Waarom wachten op een volgend debat en niet nu al een nationaal verbod instellen? De volksgezondheid staat op het spel.

Voorzitter. Tot slot de Wadden. Onze enige echte wilde natuur staat onder druk door klimaatverandering en economische activiteiten. Er is een agenda voor het Waddengebied. De hoofddoelstelling is behoud van de Waddennatuur en het unieke open landschap. Gaan we met dit programma de hoofddoelstelling halen? Is dit de enige doelstelling voor de Waddenzee? Hebben de Ministers ook weleens overleg met hun collega's van Defensie en Economische Zaken? Wij hebben namelijk de indruk dat zij nog niet op de hoogte zijn van de afspraken die over ons prachtige waddengebied gemaakt zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Dank, voorzitter. Misschien vooraf: ik moet tussendoor ergens een keer weg, omdat ik ook deelneem aan het Verantwoordingsdebat. Daar moet ik straks nog wat moties indienen. Voor mijn buurman, de heer Grinwis, geldt overigens hetzelfde. Dan hoeft hij dat niet nog een keer te zeggen. Het geldt ook voor mijn achterbuurvrouw, mevrouw Van der Plas, toch? Ja, zie je.

Voorzitter. Dan de tekst. Ik heb hier een heel aantal onderwerpen neergezet. Ik wil beginnen met de geborgde zetels. Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving heeft een brede consultatie gehouden over de geborgde zetels en het advies van de commissie-Boelhouwer. We hebben hier vaker over gesproken in deze commissie. Voor de SGP was en is het helder: het waterschap is een functioneel bestuursorgaan. Wat ons betreft moeten we dat niet politieker maken dan het al is. Juist met alle nieuwe ontwikkelingen vinden wij de praktijkkennis die de geborgde zetels inbrengen van onverminderd groot belang.

Voorzitter. Een volgend punt is het belastingstelsel bij de waterschappen. We zijn blij dat er breed draagvlak gekomen is voor de aanpassing van dat belastingstelsel. Mijn concrete vraag aan de Minister is of zij vaart wil maken met de wijziging van de wetgeving die daarvoor nodig is.

Ik heb ook drie vragen rond het Ontwerp Nationaal Water Programma. De SGP maakt zich zorgen over het Westerscheldegebied. De Minister stelt dat de omvang van het intergetijdengebied achteruitgaat. Ik heb daar wat andere beelden bij. Volgens mij is het probleem dat de toestand in de jaren vijftig nog steeds als referentiebeeld wordt gehanteerd. Concreet betekent dat dat er nog duizenden hectares ontpolderd zouden moeten worden. Mijn vraag aan de Minister is of zij in het programma wil opnemen dat er geen sprake kan zijn van nieuwe ontpolderingen en/of nieuwe verdiepingen van de vaargeul.

Mijn tweede punt daarbij betreft het feit dat we bij de behandeling van het Noordzeeakkoord een motie hebben aangenomen waarin de Kamer de regering vraagt in te zetten op zo min mogelijk gebiedssluitingen voor de visserij. Mijn vraag is of de Minister ook dat zou willen opnemen in het ontwerpprogramma.

Het derde punt daarbij betreft het feit dat er staat dat tot 2035 een miljard euro meer nodig is dan gedacht voor beheer en onderhoud van vaarwegen en het hoofdwatersysteem. Dat het nodig is, is ook echt wel te zien. Voor de financiering van het tekort wordt gekeken naar de rest van het Deltafonds. Mijn vraag is wat het gevolg is voor de uitvoering van nieuwe waterveiligheidsprojecten. Wordt er parallel aan dit eventuele traject gekeken naar aanvullende middelen voor het Deltafonds?

Voorzitter. Door collega's is al aan het waddengebied gerefereerd. Ik denk dat ik aan dezelfde motie refereer, maar dat weet ik niet helemaal zeker. Dat is de motie-Dijkstra/Geurts, waarin de Kamer aangaf dat landbouwgrond in de Waddenregio beschermd moet worden tegen verzilting en ontpoldering. Ik lees nu over de plannen om in het kader van de dijkversterking Koehool-Lauwersmeer van bijna 50 hectare landgebouwgebied een wisselpolder te maken voor brakke natuur, terwijl de pootaardappelteelt in dit gebied heel belangrijk is, ook voor de internationale voedselvoorziening, en die ontpoldering mijns inziens in strijd zou zijn met de genoemde aangenomen motie. Heel concreet is mijn vraag aan de Minister of zij het plan van tafel gaat halen. Ik weet niet aan welke van de twee Ministers ik de vraag moet stellen. Dat laat ik in het midden.

Voorzitter. Dan de grondwateronttrekking. De studiegroep Grondwater kijkt naar de grondwateronttrekkingen. De inventarisatie laat zien dat het meeste grondwater onttrokken wordt voor drinkwaterwinning en industrie, en niet door de landbouw, zoals nu weleens gesuggereerd wordt. In de landbouw zijn er mogelijkheden voor het beter laten infiltreren en vasthouden van water. Ik had eigenlijk niet gerekend op de Minister van LNV, moet ik zeggen. Ik ging telkens uit van de Minister van IenW. Degene die er het meest van afweet, mag mijn vraag beantwoorden. Ik wil aan de Minister vragen of zij aan de studiegroep wil vragen om ook te kijken naar positieve stimulansen, namelijk meer ruimte voor grondwateronttrekking als maatregel voor betere infiltratie en waterberging.

Voorzitter. Dan nog één punt. Dat past nog net in de tijd. Overheden zijn bezig met een nieuwe ronde stroomgebiedsbeheerplannen. Dat is een hele mond vol. Er is speelruimte om normen aan te passen aan haalbaarheid en achtergrondbelasting. Mijn vraag is of deze ruimte genomen wordt. Het kan bijvoorbeeld niet zo zijn dat wij worden afgerekend op strenge normen, terwijl de meeste vervuiling vanuit het buitenland komt, bijvoorbeeld in grensregio's, of terwijl sprake is van fosfaatrijke kwel en andere achtergrondbelasting. Wat ons betreft zorgen we ervoor dat de normen tijdig zijn aangepast aan de regionale omstandigheden.

In het stroomgebied van de Maas worden bij verschillende innamepunten concentraties glyfosaat gevonden die boven de drinkwaternorm liggen. Het probleem daarbij is dat België minder strenge normen voor glyfosaat en het oppervlaktewater heeft en dat dit water via de Maas Nederland binnenkomt. Mijn vraag is hoe de Minister daarmee omgaat. Wat mij betreft kan ook België aangesproken worden. Hoe dan ook, het gaat mij erom dat iets wat uit het buitenland komt niet in de schoenen van onze boeren geschoven moet worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Daarover is er een vraag van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het is positief dat de SGP zich druk maakt over het aandeel glyfosaat in het water. Daar maakt ook GroenLinks zich grote zorgen over. Is het nou echt de schuld van de Belgen dat wij hier zoveel glyfosaat in het water hebben, of zouden we zelf ook een aandeel in deze problematiek kunnen hebben?

De heer Stoffer (SGP):

Dat laatste heb ik niet ontkend. Ik denk dat het goed is om daarnaar te kijken. Ik spreek hier specifiek over de situatie rond de grens. Daar waar er meer vanuit België komt, kan er wat mij betreft prima met België gesproken worden en gekeken worden of het daar strenger kan worden dan het nu is, zodat we dat gelijktrekken. Het gaat erom dat ruimere normeringen dáár niet het probleem moeten worden van boeren híér. Daar gaat het mij specifiek om. Maar om terug te komen op de vraag die in het verlengde daarvan ligt: het is altijd goed om te kijken welke inspanning je in redelijkheid kunt plegen, ook in Nederland.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat lijkt mij een heel erg goed idee, want wij zijn in Europa koploper als het gaat om het gebruik van bestrijdingsmiddelen per vierkante meter. Het is prima om de Belgen erop aan te spreken, maar ik zou zeggen: steek ook de hand in eigen boezem.

De heer Stoffer (SGP):

Dat is geen vraag maar een opmerking.

De voorzitter:

Daarmee komen we bij de heer Grinwis van de ChristenUnie. O, er is nog een vraag van mevrouw Vestering. Sorry, ik zag u even niet. Gaat uw gang.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik heb een vraag aan de heer Stoffer. Hij heeft het over de ruime normeringen die in België worden toegepast en dat we daar iets aan zouden moeten doen. Ik ben blij dat hij bezorgd is over de waterkwaliteit, maar kijkt hij ook naar de ruimere normeringen in Nederland voor het uitrijden van mest over ons eigen land, of de derogatie die Nederland wel heeft maar België niet? Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat we de derogatie voor volgend jaar niet zouden moeten aanvragen?

De heer Stoffer (SGP):

Ik denk dat deze vraag in de commissie LNV moet worden neergelegd. Dit onderwerp valt bij ons in het vakgebied van collega Bisschop, dus ik leg het graag bij hem neer. Zoals ik zojuist al aangaf, denken wij altijd graag over alles na, maar wel in redelijkheid, zodat we niet eenzijdig allerlei normen opleggen richting agrariërs, bedrijven of wie dan ook. Ik vond het wel mooi wat de heer Boswijk van het CDA aangaf. Het is heel goed om naar ecologie of natuurbescherming te kijken. Dat is heel belangrijk. Maar we moeten niet de economie uit het oog verliezen. Als het in de trant is van «dat doen we samen», dan zouden mevrouw Vestering en ik elkaar kunnen vinden. Als het eenzijdig opleggen is, dan kijk ik er ietwat gematigder naar.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Nederland heeft een uitzonderingspositie in Europa ten aanzien van de hoeveelheid mest die we op het land mogen uitrijden. Nederland mag meer mest uitrijden dan andere landen. Mest heeft wel degelijk een hele negatieve consequentie voor de waterkwaliteit. Mocht u daadwerkelijk bezorgd zijn over de waterkwaliteit en glyfosaat daarin meenemen, dan zou ik u van harte willen aanbevelen om dat gesprek aan te gaan binnen uw fractie en met uw collega Bisschop die bij LNV zit. Als u het over water heeft, moet u op de hoogte zijn van de uitzonderingspositie die we hebben. Als u bezorgd bent over de waterkwaliteit, moet u vanuit uw fractie een oproep aan de Minister doen om voor volgend jaar geen nieuwe derogatieverlenging te vragen.

De voorzitter:

«U» is in dit geval de heer Stoffer en niet de voorzitter.

De heer Stoffer (SGP):

Dank voor de opmerkingen van mevrouw Vestering. Ik zal ze meenemen naar mijn fractie. Het gebeurt niet vaak dat ik dat kan zeggen, maar zelfs bij een kleine fractie als die van ons gebeurt dat af en toe.

De voorzitter:

Ik kijk even rond of er nog vragen zijn. Dat is niet het geval. Dan gaan we naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Het is mooi dat we dit debat met twee bewindspersonen voeren. Ik heb er alle vertrouwen in dat er tussen de twee aanwezige bewindspersonen vandaag minder verschil van inzicht is dan vorige week bij verkeersveiligheid. Toen waren er namelijk heel veel verschillende inzichten over wat nou herrie en wat muziek is en over voetbal.

Net als collega Boswijk kan ik zeggen dat ik van na de ramp ben. Het ging niet over Wilnis maar over de watersnoodramp. Ik kom uit een gebied waar de karakteristieke vraag is of je van voor of van na de ramp bent. Ik ben gelukkig van na de ramp, van ver daarna zelfs. Ik hoop dat iedereen dat in de toekomst kan blijven zeggen. Niet alleen in ons land, maar in de hele wereld. Dus ook in de Gangesdelta en niet alleen op Goeree-Overflakkee, waar ik vandaan kom. Dat is een belangrijke missie als het gaat om waterveiligheid.

Ik heb gelijk twee vragen. Ik ga er hink-stap-springend doorheen, want heel veel vraagstukken zijn al aan de orde gesteld, zoals over waterkwaliteit, pfas, droogte en grondwateronttrekkingen. Ik sluit mij daar kortheidshalve bij aan. Maar over waterveiligheid heb ik niet zoveel vragen gehoord.

De eerste vraag gaat over het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In hoeverre loopt dat gevaar op vertraging door het stikstofprobleem? Welke impact heeft de stikstofcrisis op het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Of is dat nu afdoende afgedekt?

Mijn tweede punt betreft de Afsluitdijk. We kregen daar op 28 mei een mooie brief over. Het Financieele Dagblad berichtte er ik meen vandaag of gisteren of in ieder geval heel recent ook over. Dan zie je weer een project dat met een innovatieve contractvorm is aanbesteed, in dit geval een DBFM. Op voorhand denk je dat het dan ook zo wordt verkocht. We leggen alle risico's bij de markt en dan blijkt het toch in één keer weer duurder. Wat vindt de Minister hiervan? Zij zal ervan balen, maar hoe kan dat gebeuren bij zo'n innovatieve contractvorm? Welke lessen leren we hieruit? Zijn we niet een beetje klaar met deze contractvorm die aan de voorkant heel veel risico's bij de markt lijkt te leggen, maar waarbij het eind van het liedje is dat de markt niet gelukkig is, dat de belastingbetaler niet gelukkig is en dat volgens mij de Minister niet gelukkig is? Alhoewel de Afsluitdijk uiteraard prachtig is en wordt. Wat gaan de Minister en haar ambtenaren eraan doen om de areaaldata bij Rijkswaterstaat beter op orde te krijgen? Dat is immers een belangrijke oorzaak van het gedoe.

Dan ga ik naar «bouwen, bouwen, bouwen», zoals een collega van de VVD dat weleens pleegt te noemen. Ik heb daar dan heel veel discussies over. Maar ik voeg daaraan toe: en water. Welk woondebat ik in de campagnetijd ook voerde, met onder anderen collega Beckerman, vrijwel niemand bekommerde zich om waar te bouwen en hoe te bouwen, terwijl het klimaatvraagstuk levensgroot is en je een huis voor minstens 100 jaar en misschien wel 200 jaar bouwt. In de oude stadscentra kom je huizen tegen van 400 of 500 jaar oud. Gaan we nog extra huizen bouwen in diepe polders? Of gaan we ons in de toekomst vooral richten op bouwen in het Nederland ruim boven de zeespiegel? Is het huidige Bouwbesluit erop toegerust als we in de polders bouwen? Staat de meterkast straks bij nieuwbouw nog standaard op de begane grond of gaat die een verdieping omhoog? Gaan we eisen stellen zoals we die ook aan bouwen in diepe polders stellen, en aan buitendijks bouwen zoals in de voor de Ministers welbekende oude havens van Rotterdam? Het gaat misschien wat ver om dezelfde buitendijkse eisen te stellen, maar toch. Hoe kijken zij ertegenaan? In hoeverre zitten zij op het vinkentouw bij collega Ollongren over het tot 2030 bijbouwen van 1 miljoen woningen? Het waterbelang en het belang van klimaatbestendig bouwen lijken daarbij een beetje ondergesneeuwd.

Voorzitter. Ik kom op de drinkwaterkwaliteit en de zogenaamde WACC-methodiek. Wat gaat de Minister met haar bevoegdheid doen om de investeringscapaciteit bij drinkwaterbedrijven te vergroten? Er is een motie aangenomen van mijn voorganger Dik-Faber. Hoe gaat het daarmee verder?

Dan kom ik op medicijnen in drinkwater. Er zijn mooie voorbeelden van hoe de aanwezigheid daarvan kan worden teruggedrongen. De gemeente Asten heeft bijvoorbeeld afspraken gemaakt met artsen en apothekers. Die aanpak verdient eigenlijk opschaling. Er zou een afspraak gemaakt moeten worden met de zorgverzekeraars. Ik weet niet of deze Minister of haar collega van VWS dat moet doen, maar mijn oproep aan het kabinet is om de zorgverzekeraars te prikkelen om het medicijngebruik en dus wat in het riool verdwijnt te verminderen.

Dan het bestuursakkoord of het waterakkoord. Ik had het «het bestuursakkoord» genoemd, maar «waterakkoord» klinkt eigenlijk mooier. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van collega Heerema.

Over de Afsluitdijk heb ik het gehad.

Dan het Waddengebied. Ik denk dat mijn tijd bijna op is. Heb ik nog een minuutje? Nee? Dan moet ik kiezen. De motie-De Groot/Dik-Faber vroeg om een jaarlijkse rapportage over de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en open landschap. Dat was het hoofddoel. De verzamelbrief die we kregen blijft wat vaag. Een meerjarige evaluatie wordt betrokken bij het uitvoeringsprogramma. Maar kunnen we nu een jaarlijkse rapportage met vorderingen en maatregelen verwachten over de voortgang met betrekking tot de hoofddoelstelling, of niet?

Ik kom op de geborgde zetels. De ChristenUnie is een groot fan van de functionele democratie en van de trits belang, betaling en zeggenschap. We staan niet te trappelen om het rapport-Boelhouwer te omarmen. Maar hoe denkt de Minister over de tussenoplossing om de grootgrondbezitters landbouw en natuur ieder twee zetels te geven? Is dat iets om over na te denken of moeten we het terzijde leggen?

Als laatste punt had ik het erfgoeddeel, maar dat kan niet meer.

De voorzitter:

Nee, u bent al ruim over de tijd heen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het erfgoeddeel. Ik prijs het nog even aan. Tot zover.

De voorzitter:

U heeft een heel aantal vragen, dus de collega's geven u alle gelegenheid. Als eerste zag ik de heer Stoffer en er is een vraag van de heer De Groot. De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Ik hoorde de heer Grinwis volgens mij iets zeggen over een erfgoeddeel. Wat bedoelde hij daarmee?

De voorzitter:

De heer Grinwis!

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De ChristenUnie is een groot hoeder van ons nationale erfgoed en ik weet dat de partij van de heer Stoffer dat ook is, dus dat treft. Er zijn heel veel mooie projecten die bijdragen aan de vermindering van droogte en aan het herstel van bijvoorbeeld historische waterstructuren. Op dit moment lijkt het erfgoeddeel op een gegeven moment af te lopen. Kan dat deel worden verlengd, zo vraag ik de Minister. Wat kunnen de Ministers betekenen in het bevorderen van deze mooie projecten die bijdragen aan het tegengaan van verdroging én aan het bevorderen van klimaatbestendige inrichtingen én, ten derde, aan het behoud van cultureel erfgoed? Wat willen we nog meer? Dat was eigenlijk mijn vraag.

De heer Stoffer (SGP):

Helemaal helder.

De voorzitter:

Dat is dan heel collegiaal. Dan gaan we naar mevrouw Van der Plas van BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Excuses voor de iets verlate binnenkomst en voor straks als ik er even tussenuit ga.

Beste voorzitter, collega's, boeren en burgers van Nederland. Er zijn drie eerste levensbehoeften: voedsel, zuurstof en water. Zonder een van die drie ga je dood. Goed en schoon water én genoeg water zijn van levensbelang voor mens, dier en omgeving. Van levensbelang voor de landbouw, voor de industrie en voor de burgers. Het is dan ook van groot belang dat we alle partijen die van water afhankelijk zijn een stem geven in het debat en bij het maken van beleid. Bij de totstandkoming van de Waddenagenda is dat in eerste instantie niet gebeurd. Drie partijen hebben de Waddenagenda dan ook niet ondertekend: de gemeente Noordoost-Friesland, de Waddenvereniging en de landbouw. Dat zijn niet bepaald de pietjes puk van Nederland. Hoe kun je in vredesnaam een plan voor een Waddengebied maken waar deze partijen niet achterstaan? Ik snap dat niet. Ik maak me dan ook zorgen om het verdere proces omtrent de Waddenagenda. Kan de Minister mij informeren over hoe het nu verdergaat?

Het waddengebied behoort tot de beste landbouwgebieden van Europa, met een pootaardappelteelt van hoog niveau. Wereldwijd geroemd en zeer gewild. En wat doen wij in Nederland? Wij willen opnieuw de vruchtbare gronden opofferen voor natuur. Wat heeft het voor zin om een Waddenagenda op te stellen terwijl daarnaast plannen worden gemaakt die zo veel impact hebben? En in het verlengde daarvan: hoe verhoudt de geplande aanlandingskabel voor het windmolenpark ten noorden van Schiermonnikoog zich tot de Waddenagenda? Waarom worden projecten niet integraal aangepakt? Waarom worden niet eerst de gevolgen van beleid in kaart gebracht voordat er beleid wordt gemaakt?

Een ander belangrijk onderwerp is het waterschapsbestuur. Er zijn mensen die denken dat een verandering een doel op zich is, maar de stelregel bij BBB is: wat goed is moet je koesteren en niet wegjagen. Waarom moet je van waterschappen politieke organisaties maken? Waarom jaag je de mensen die kennis hebben weg uit een waterschapsbestuur? De geborgde zetels zijn er niet voor niets gekomen.

Mag ik even een time-out?

De voorzitter:

Dat is niet heel gebruikelijk. U bent wat kwijt?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Excuus, ik heb het.

De voorzitter:

Helemaal geweldig.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De geborgde zetels zijn er niet voor niets gekomen. Ze borgen bijzondere belangen. Dit zijn geen machtige lobbybelangen maar belangen die aan het hele land ten goede komen. Boeren maken ons voedsel. Zij zijn de 0,3% van de bevolking die het eten maakt voor die andere 99,7%. Wij bijvoorbeeld. Wij kunnen hier debatteren omdat zij voor ons voedsel zorgen. Wij hoeven vanavond niet de koeien te melken, de varkens te voeren of het land te bewerken. Dat doen zij voor ons.

Boeren zijn ook de eersten die de gevolgen merken van slecht waterbeheer. Ze hebben er alle belang bij dat dit goed gebeurt. Een te lage waterstand zorgt voor verdroging van de gewassen en een te hoge waterstand zorgt ervoor dat de gewassen verdrinken. Gewassen die zij graag veilig, duurzaam en betaalbaar bij de burger op tafel willen laten zetten. Het belang van boeren is van groot belang voor de burger. Daarom maakt het dit ook een bijzonder belang. Het is een belang dat niet zomaar via een politieke partij gewaarborgd is. Politieke partijen hebben vaak geen enkele kennis van landbouw. Of het moet natuurlijk BBB zijn; daar is het boerenbelang veilig. En ook het burgerbelang, want zoals ik al zei: voedsel behoort tot de eerste drie levensbehoeften.

Boeren leveren specifieke kennis en hebben jarenlange ervaring met de waterstanden in een gebied. In het rapport De stem van het water staat dat er partijen zijn die vinden dat de kennis van de boeren ook aanwezig kan zijn in ambtelijke structuren. Dit is absoluut niet de ervaring die de landbouwsector heeft. Zelfs hier in Den Haag op het ministerie worden we steeds geconfronteerd met kennis die wegsijpelt omdat ambtenaren met kennis vertrekken en de opvolgers die kennis niet hebben. In het rapport staat ook genoemd dat het natuurbelang geen specifiek belang is maar een algemeen belang. Dit is juist een belang dat wél via een politieke partij veiliggesteld kan worden.

Daarnaast zijn er ook geborgde zetels voor de industrie. Deze geborgde zetels zorgen voor een bepaalde betrokkenheid tussen industrie en waterschap. Ze borgen het eigenaarschap van goed waterbeheer bij de industriële bedrijven. Dit zorgt ervoor dat er geïnnoveerd wordt en dat innovaties ook bij de bedrijven kunnen worden toegepast. Het zou een gemiste kans zijn om deze borging te laten vallen en veel meer afstand te creëren tussen waterschap en industrie. Hoe denkt de Minister de belangen van de landbouw en de industrie te waarborgen als geborgde zetels vervallen?

Ten slotte. In de landbouw wordt er hard gewerkt aan de waterkwaliteit in de regio's. Dit gebeurt via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Binnen dit DAW draaien nu 500 projecten. Dit zijn projecten waarbij door goed bodembeheer wordt gewerkt aan schoon en voldoende zoetwater. Ik ben blij om te lezen dat de Minister via het Deltafonds tot 2027 middelen beschikbaar heeft gesteld om hier uitvoering aan te kunnen blijven geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan komen we bij de laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer en dat is de heer De Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Nederland wordt een steeds droger land. De bossen verdrogen en de veenweidegebieden verdampen in een hete zomer. De rechter tikte Nederland al op de vingers over de kwaliteit van natuur. D66 wil in deze zaal waarschuwen dat dat ook voor water dreigt te gebeuren. Het voorkomen van verslechtering staat niet alleen in de natuurwetgeving centraal maar ook in de waterwetgeving. Het gaat steeds slechter met de grondwaterstanden en daarmee met onze natuur. We weten dat we 100 keer meer putten hebben geslagen dan in de jaren zeventig, maar we weten niet hoe groot het probleem nu precies is, behalve dat de grondwaterstand achteruitgaat. Dit is niet alleen een inbreuk op de waterwetgeving maar ook op de natuurwetgeving. Beide wetten staan immers geen verslechtering toe en dat is niet voor niets. Het vergt politieke moed om ervoor te zorgen dat we ons aan de wet gaan houden, anders zal de rechter ook op het waterdossier ons land op slot zetten, waardoor de woningbouw en de economie niet de snelle start zullen maken die nodig is na corona. Hoe gaan de Ministers voorkomen dat we straks het land op slot moeten zetten omdat we ons weer niet aan de wet hebben gehouden?

De voorzitter:

Meneer De Groot, ik onderbreek u heel kort, want de microfoon van mevrouw Van der Plas staat nog aan. Gaat u vooral verder, meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Specifiek aan de Minister van IenW heb ik de vraag: per wanneer zien we concrete afspraken om een run op het water te voorkomen, zoals die nu plaatsvindt?

Voorzitter. Niet alleen door droogte maar ook door de kwaliteit van het water halen we de doeleinden van de Kaderrichtlijn Water niet. Dat heeft alles te maken met de rol van de positie van de landbouw. Nutriënten waardoor we de doelen niet halen, komen voornamelijk uit de landbouw in de vorm van mest en de resten van bestrijdingsmiddelen. Toch zie ik vanuit de Minister, vanuit het kabinet, vooral een vrijwillige aanpak. Daar is niets mis mee, maar er zitten geen consequenties aan en de maatregelen zijn niet voldoende om de doelen te halen. Ik zie ondertussen wel vergezichten bij de Minister van LNV voor bestrijdingsmiddelen of het mestbeleid, met een deadline in 2030, dus ná 2027. Is de Minister van LNV bereid om ook niet-vrijblijvende maatregelen op het gebied van mestbeleid en gewasbeschermingsmiddelen te nemen, zodat we de wet wel gaan halen?

Voorzitter. Ik kom op ruimtelijke kwaliteit. Er ligt een hele mooie motie samen met GroenLinks en een mooi rapport over knelpunten en oplossingen voor de hoogwaterbescherming, in lijn met de NOVI. We hebben echter nog steeds een gigantisch diversiteitsprobleem. De Minister heeft eigenlijk een hele wollige brief geschreven, maar als ik hem goed lees, staat daarin dat het wel kan maar dat het duurder is. Als ik het rapport lees, kun je als je creatiever bent wél kijken hoe je natuur, kwaliteit, landschappelijke kwaliteit en waterveiligheid kunt combineren. Dat vergt echter samenwerking tussen LNV en IenW en het samenleggen van budgetten. Is de Minister bereid om naar andere manieren te kijken, die ook in het rapport staan genoemd, om te kijken of budgetten kunnen worden samengevoegd? Hoe gaat de Minister opvolging geven aan het onderzoek dat er nu ligt? Specifiek aan de Minister van LNV vraag ik hoe zij in het kader van water en biodiversiteit de samenwerking voor zich ziet vanuit haar verantwoordelijkheid voor mestbestrijdingsmiddelen, want dat is toch een beetje de olifant in de kamer waardoor we de doelen niet gaan halen.

Voorzitter. Ten slotte kom ik op wind op zee. Er ligt een motie van deze Kamer om 10 gigawatt extra te realiseren. Ik begrijp dat daarover ook al in het Noordzeeakkoord is gesproken. Het is nu echt nodig dat de gebieden waar de tenders kunnen plaatsvinden zo snel mogelijk worden aangewezen, in lijn met het Noordzeeakkoord. Kan de Minister van IenW dat voor de zomer doen, want dan kunnen de tenders worden uitgeschreven?

Tot slot kom ik de Wadden. Ik sluit mij aan bij de fractie van de ChristenUnie, want de motie van de ChristenUnie en D66 was heel duidelijk. We vragen om een jaarlijkse rapportage of we de hoofddoelstelling van de Wadden gaan realiseren, namelijk natuur en landschap.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Ik zie dat er verder geen vragen zijn. De bewindspersonen hebben aangegeven over tien minuten de vragen te kunnen beantwoorden. Ik zie toch nog een vraag van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Stoffer en ik worden mogelijk opgeroepen vanwege de moties in het andere debat. Zou de Minister na de schorsing eerst onze vragen kunnen beantwoorden, zodat wij daarna weg kunnen mocht dat nodig zijn?

De voorzitter:

Ik denk dat de Minister dat probeert mee te nemen. We hebben aan het begin van deze vergadering afgesproken dat als eerste de Minister van LNV de vragen gaat beantwoorden, omdat zij alleen de eerste termijn aanwezig is. Zij zal met de beantwoording beginnen en dat zo snel mogelijk proberen te doen, met inachtneming van uw vragen. Maar we moeten even kijken hoe het allemaal loopt, want de vragen zullen in allerlei mapjes zitten.

De vergadering wordt van 19.03 uur tot 19.16 uur geschorst.

De voorzitter:

We beginnen met de Minister van LNV. Ik geef haar graag het woord voor haar beantwoording in de eerste termijn.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Dank dat ik aanwezig mag zijn in deze commissie. Ik moet toch iets bekennen. Ik ben de Minister van LNV, maar ik vind water altijd een buitengewoon boeiend onderwerp, omdat – ik kom dan een beetje bij de heer Boswijk uit – het zo bepalend is voor al het leven dat we hebben en het móéten leven met het water. Daar weet collega Van Nieuwenhuizen veel meer van af dan ik.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dit is volgens mij een open sollicitatie.

(Hilariteit)

Minister Schouten:

Dan moeten onze politieke bazen eerst een wat ander tempo gaan maken. Maar goed, dat is een andere kwestie. Dat moeten ze daar uitzoeken.

Water is heel bepalend. Ik geloof dat het mevrouw Van der Plas was die zei: je hebt water nodig voor voedsel, voor ons drinkwater en voor recreatie. De heer Heerema kijkt al reikhalzend uit naar de tijd dat hij weer kan gaan zwemmen. Water hoort bij ons, we moeten ermee leven, maar soms staan we voor een aantal forse uitdagende opgaven. Dat moeten we niet ontkennen. Uw commissie heeft in dit verband een aantal vragen gesteld aan mijn adres. Dank dat ik daar als eerste op mag antwoorden.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen zal de vragen rondom de impactanalyse en de Waddenagenda beantwoorden, uiteraard met volle ondersteuning van mij, want het kabinet spreekt met één mond.

Er zijn nog een aantal andere vragen gesteld, met name op landbouwgebied. Daar wil ik eerst mee beginnen. Ik ontken zeker niet dat de landbouw een forse opgave heeft rondom water. Er moeten heel wat stappen worden gezet om te zorgen dat vanuit de landbouw een bijdrage wordt geleverd aan schoon water. Ik zeg er wel bij: het is niet alleen de landbouw. Ik kreeg in deze commissie soms de indruk dat sommige partijen maar één schuldige zagen, als ik het al over schuldigen zou hebben. Uit de inbreng van andere leden bleek ook dat er wel meer partijen zijn. Eigenlijk heeft bijna iedereen een opgave om te zorgen dat hier wat moet gebeuren. Maar ook de landbouw, zeg ik er wederom bij. We zijn daar hard mee aan de slag. Er werd al gerefereerd aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Er lopen heel veel projecten. Ook de landbouw zelf is bezig om te kijken hoe de maatregelen handen en voeten gegeven kunnen worden. Dat is in elk gebied anders, kan ik u vertellen. In Zuid-Limburg heb je met andere uitdagingen te maken dan als je in de kleigrond of bijvoorbeeld op de hoge zandgronden zit. Het vereist elke keer maatwerkaanpak.

Er werd gevraagd waar de maatregelen voor de landbouw blijven en waar het zevende actieprogramma is. Ik leg die vraag toch even terug in deze commissie. Dat doe ik met enige schroom, want hij hoort eigenlijk bij de commissie LNV thuis. Maar uw Kamer heeft het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn controversieel verklaard. Mijn handen zijn momenteel dus gebonden door de Kamer. Ik wil wel maatregelen nemen om te kijken wat er nodig is om de waterkwaliteit te verbeteren, maar de Kamer wil daar niet over praten. Nogmaals, ik moet dit niet in deze commissie maar in de LNV-commissie doen en dat zal ik ook zeker doen, maar ik doe hierbij de oproep om alstublieft het gesprek aan te gaan om te kijken welke maatregelen nodig zijn, want we móéten een programma opstellen om te zorgen dat de waterkwaliteit verbetert.

Nogmaals excuus, voorzitter, want het is een LNV-onderwerp, maar er was gevraagd of derogatie dé oplossing voor alles is. De suggestie die ik hierin hoor, is dat als je die niet meer hebt, het dan goedkomt. Ik wil hier geen inhoudelijke discussie over derogatie gaan houden, maar om de discussie wat breder te trekken, wil ik nog wel een paar dingen teruggeven. De waterkwaliteit onder derogatiebedrijven is momenteel beter dan onder niet-derogatiebedrijven. Een derogatie, dus als je een uitzondering wilt om meer mest op je land uit te kunnen rijden, is aan hele strikte eisen gebonden. Zo is er bijvoorbeeld de eis van 80% grasland. Degenen die wat van bodem afweten, weten dat grasland beter de nutriënten vasthoudt dan andere soorten. Die eis zorgt er dus voor dat de uitspoeling naar het grondwater lager is. Dat zien we ook. Het zomaar wegnemen van de derogatie betekent niet automatisch dat we de waterkwaliteit verbeteren. Het komt er heel erg op aan wat er met de grondsoort gebeurt. Als u bijvoorbeeld prei gaat telen op zandgrond die voorheen grasland was, kan ik u één ding vertellen, namelijk dat de uitspoeling naar het grondwater veel sneller gaat dan bij grasland. Kortom, het gaat er heel erg om wat je uiteindelijk met de grondsoort gaat doen, en ook of bepaalde zaken dan nog wel of niet kunnen. Die discussie hebben we uitgebreid gevoerd in de commissie LNV. Ik heb daar een mestvisie neergelegd. In reactie op een aantal vragen die zijn gesteld, zoals wanneer ik ga verplichten, het volgende. Op het moment dat blijkt dat de maatregelen onvoldoende opleveren, loop ik er niet voor weg om te kijken of je op bepaalde plekken bepaalde teelten niet meer kunt toestaan. Dat is een onderdeel geweest van de discussie, omdat je anders – derogatie of geen derogatie – de in de Kaderrichtlijn Water opgenomen grondwaternormen niet gaat halen. Kortom, daarop worden al stappen gezet. Het niet meer hebben van de derogatie is in zichzelf denk ik een te enge benadering om te zeggen dat het dan wel goedkomt met de grondwaterkwaliteit. De stappen die daar gezet moeten worden, neem ik heel graag, maar dan via het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, en sta me toe om die stappen te zetten.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De Minister geeft aan: op het moment dat blijkt dat de maatregelen onvoldoende opleveren. Dat is precies het punt. We zijn momenteel bezig met het zevende actieprogramma. Dat is weliswaar controversieel, maar goed. Als de Minister voor het einde van het jaar een vernieuwde derogatie wil, dan moet die voor het einde van het jaar ook af zijn. We weten nu al dat de maatregelen die we nu treffen, onvoldoende opleveren. We zouden de eisen ten aanzien van 80% grasland ook kunnen stellen voor gebieden die niet onder de derogatie vallen. Zoals u al aangeeft, zouden we ook uitspoelingsgevoelige gewassen kunnen verbieden. Die maatregelen kunnen we nu al treffen. Ik vraag u beiden om nu maatregelen te treffen om te zorgen dat we spoedig resultaten kunnen bereiken.

Minister Schouten:

Ik vind het een beetje gemankeerd om in een commissie Water een landbouwdebat te gaan voeren. Wij voeren deze discussie in de landbouwcommissie; ook de mestonderwerpen, want daar is het allemaal aan verbonden. Tenminste, totdat de Kamer besloot het onderwerp controversieel te verklaren. Ik zou mevrouw Vestering willen uitdagen om daar het gesprek erover aan te gaan en toe te staan dat we erover kunnen gaan praten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Mevrouw Vestering vroeg wanneer ik ga stoppen met de verlaging van het grondwaterpeil. Ik ga niet over het grondwaterpeil. Ik heb geen stopknop voor omhoog of omlaag. Zoals mevrouw Vestering weet, nemen de waterschappen daarin de beslissingen. Zij kijken in welk gebied welk waterpeil gehanteerd zal gaan worden. Dat ligt niet bij mij.

Dan waren er nog een aantal specifieke vragen. Mevrouw Bromet had een vraag over de gewasbeschermingsmiddelen en dat die niet voldoende zijn afgenomen. We zijn ons zeer bewust van het feit dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tot overschrijding van de ecologische kwaliteitsnormen kan leiden. Daarom hebben we de Toekomstvisie gewasbescherming opgesteld, met maatregelen zoals de waterzuiveringsplicht voor de glastuinbouw en driftreducerende maatregelen. De ambitie is om nagenoeg geen emissie naar het milieu te hebben. Dus ook daar worden de stappen gezet die gezet moeten worden.

Ik denk dat mevrouw Van Nieuwenhuizen erop zal ingaan, maar ik verwijs naar de vraag van de heer Stoffer over het stroomgebied. Je hebt daar te maken met invloeden van buiten Nederland. Het slaat hier neer en wij hebben er dan ook mee te maken. Er zijn maatregelen genomen om te zorgen dat in het Maasstroomgebied minder middelen gebruikt konden worden, zodat de waterkwaliteit in die gebieden niet verder achteruitging. Maar je hebt ook te maken met middelen die van buiten Nederland komen. Ik denk dat mevrouw Van Nieuwenhuizen in de internationale gremia waar dit besproken wordt... Ik loop al iets vooruit op de beantwoording van de vraag van de heer Stoffer die mevrouw Van Nieuwenhuizen, denk ik, op zich zal nemen.

De heer Stoffer vroeg of het plan voor de wisselpolder Westhoek van tafel gehaald gaat worden. Dat gaat over de ontpoldering. De wisselpolder is naar voren gebracht als een van de ideeën voor de gebiedsontwikkeling voor het dijkversterkingsproject Koehool-Lauwersmeer. Ik heb begrepen dat er op dit punt zorg is vanuit de landbouw. Laat ik benadrukken dat er nog geen sprake is van vastomlijnde plannen of besluiten. De partijen gaan de komende periode met elkaar in gesprek om alle geopperde ideeën te bespreken. Ik meen dat de heer Boswijk recentelijk schriftelijke vragen heeft gesteld over het idee bij de Westhoek. Ik neem zijn vraag mee bij de beantwoording van de schriftelijke vragen die op dit punt nog bij mij liggen.

De heer De Groot vroeg of LNV en IenW voornemens zijn om budgetten te gaan delen. Ik heb het zojuist even snel nagevraagd. We delen momenteel al bijzonder veel budgetten. Ik noem de Programmatische Aanpak Grote Wateren. Er is vanuit het regeerakkoord 250 miljoen in gestopt. Wij hebben er nog 40 miljoen bij gelegd. We hebben meerdere plannen, zoals het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, waar wij met elkaar het geld besteden. Vanuit het kabinet hadden we het heel snel voor elkaar om plannen neer te leggen voor de Programmatische Aanpak Grote Wateren. Het punt dat de budgetten in het belang van de biodiversiteit niet gedeeld worden, herken ik dus niet helemaal.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voor die onderwerpen gebeurt dat inderdaad. Het gaat hier over de ruimtelijke kwaliteit. In het programma Ruimte voor de Rivier, dat hier vaak is besproken, wordt ruimtelijke kwaliteit gecombineerd met waterveiligheid. Dat moeten we ook doen in de opvolger daarvan, het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Zeker als de ervaringen zo goed zijn, zou ik de Ministers willen uitnodigen om daar eens over door te denken.

Minister Schouten:

Ik zoek even naar de concrete vraag van de heer De Groot. Nogmaals, ik ben hier niet de expert in, dus ik moet dan naar mijn collega kijken, maar volgens wordt bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma gekeken naar hoe je bepaalde functies met elkaar kunt combineren. Dus ook functies op het gebied van biodiversiteit en natuur. Ik hoop dat collega Van Nieuwenhuizen daar iets meer in detail op kan ingaan.

De voorzitter:

Ik begrijp van de Minister van IenW dat het handiger is om daar later op terug te komen.

Minister Schouten:

Er zijn al heel veel zaken gememoreerd. Over mest het ik het zojuist al gehad en zoals gezegd doet collega Van Nieuwenhuizen de vragen over de Waddenagenda.

Ik meen dat ik dan de vragen die specifiek op het gebied van landbouw lagen allemaal heb beantwoord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik mis de antwoorden op twee vragen die ik heb gesteld, ook aan de Minister van Landbouw. De ene vraag was: wat is de grootste bedreiging voor de waterkwaliteit in Nederland? De andere vraag was: spreekt de Minister van LNV weleens met de Minister van IenW over het combineren van alle milieuproblemen in Nederland? Wat levert de oplossing van het stikstofprobleem op voor de waterkwaliteit?

Minister Schouten:

Om die laatste vraag te beantwoorden: we kijken bij stikstof uiteraard niet alleen naar stikstof maar naar de integraliteit. Het gaat overigens niet alleen over water, maar bijvoorbeeld ook over zaken rondom het Klimaatakkoord. Zoals mevrouw Bromet in de brieven van het kabinet heeft kunnen lezen, proberen wij het zo integraal mogelijk te doen. Partijen, of dat nou de landbouw of de industrie of wie dan ook is, hebben er niet zo veel aan als elke keer een ander loketje langskomt dat zegt dat zij willen dat het probleem op hun manier wordt opgelost. Op die problematiek wordt zeer nauw samengewerkt tussen de ministeries. Niet alleen met IenW, maar ook met het Ministerie van EZK rondom alles wat met klimaat te maken heeft, en met BZK omdat het vaak ook ruimtelijke vraagstukken betreft. Ik onderschrijf de integraliteit en die vindt ook plaats.

Dan was er een vraag over wat de grootste bedreiging voor de waterkwaliteit is. Excuus, want ik had niet begrepen dat die vraag ook exact aan mij was gesteld. Voor landbouw is droogte toch wel een van de grootste problemen die we hebben meegemaakt, zeker de afgelopen jaren. Het gaat dit jaar wel iets beter. Tot nu toe, zeg ik er maar bij. Ik heb een soort afwijking gekregen om naar de droogtemeter te kijken hoe het nu gaat. Droogte, met daarbij waterborging, is een van de grote vraagstukken; niet alleen voor de landbouw maar ook voor de natuur. De natuur heeft de afgelopen jaren ongelofelijk te lijden gehad van de droogte die heeft plaatsgevonden. Los daarvan moeten we zorgen dat alle zaken die we moeten doen om de Kaderrichtlijn Water te halen, gaan gebeuren. Droogte is naar ik kan inschatten momenteel een van de grootste problemen, in ieder geval op landbouw- en natuurterrein.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil niet miskennen dat droogte een groot probleem voor de natuur is, maar we kunnen het niet heel erg beïnvloeden. We gaan klimaatmaatregelen nemen, maar het klimaat verandert. Als je echt wilt dat we in 2027 aan alle in Europees verband gemaakte afspraken voldoen, kun je moeilijk hopen dat de droogte maar ophoudt. Je moet actie ondernemen. Daarom vroeg ik ook wat de grootste bedreiging is. Ik vroeg niet naar een bedreiging die van nature op ons afkomt, maar naar een bedreiging die we kunnen beïnvloeden, want anders kunnen we net zo goed naar huis gaan.

Minister Schouten:

Een aantal woordvoerders vroeg ook hoe we de slag maken van water afvoeren naar water vasthouden. Ik ontken niet dat de mens niet altijd invloed heeft, bijvoorbeeld op hoeveel regen er valt, maar we kunnen wel iets doen aan het nadenken over hoe je met het water omgaat en wat je er vervolgens mee doet. We zijn heel goed geworden in het snel afvoeren van het water. Dat had ook een reden. Er werd hier en daar gememoreerd aan hoeveel water een bedreiging voor ons kan zijn. Omgekeerd denk ik dat we ons nu moeten gaan instellen op te weinig water. Dat doet collega Van Nieuwenhuizen, samen met ons departement. We hebben daar de afgelopen jaren verschillende acties op gezet, maar die zullen nog wel verder doorgevoerd moeten worden.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ook de fractie van D66 had gevraagd naar wat de Minister van LNV vanuit haar portefeuille kan doen om de doelen van de Kaderrichtlijn Water daadwerkelijk te halen. We hebben het dan over mest- en bestrijdingsmiddelen. Ik vind dat die hier thuishoren. Ik heb in dit verband twee suggesties.

Bij de derogatie heeft de Minister een soort U-bocht naar Brussel nodig om hier regels te stellen ten aanzien van het grondgebruik, zoals 80% grasland. Die kunt u ook in Nederland stellen. U kunt eisen stellen aan uitspoelingsgevoelige gewassen. U weet namelijk nu al dat we de doelen niet gaan halen. U bent het in de ogen van D66 aan die doelen verplicht om daadwerkelijk eisen te stellen. Ook zonder derogatie. U kunt dat gewoon doen. Sterker nog, u zou dat moeten doen.

Het tweede punt betreft de resten van bestrijdingsmiddelen. De Minister heeft de bevoegdheid om bepaalde toepassingen van glyfosaat te verbieden. De parlementaire advocaat heeft dat ook nog eens onderbouwd. Het geel spuiten van graslanden heeft bijvoorbeeld helemaal niets met gewasbescherming te maken. De Kamer heeft tot twee keer toe een motie ingediend. Zo'n verbod draagt bij aan het verminderen van de resten van glyfosaat op Nederlands grondgebied, waar de heer Stoffer het over had. Zou de Minister vanuit haar portefeuille eens op deze twee hele concrete punten kunnen reflecteren?

Minister Schouten:

Ik heb ten aanzien van de uitspoeling dit jaar nog diverse voorstellen gedaan. De Kamer heeft die er vervolgens weer uitgehaald. Zoals de ruggenteelt, om een concreet voorbeeld te noemen. Ik doe dus voorstellen, maar de Kamer duwt die vervolgens de andere kant op. Het is een vraagstuk waar veel verantwoordelijkheden bij elkaar komen. Die voel ik ook, maar dan vind ik dat de Kamer zelf ook moet bedenken welke maatregelen passend zijn. Ik vind het geen enkel probleem om over de inhoud van de maatregelen te spreken. Maar alleen maar zeggen «dit willen wij niet» helpt mij niet om de waterkwaliteit te verbeteren. Er zit op dit soort zaken een gedeelde verantwoordelijkheid tussen kabinet en Kamer.

Ik heb ook een mestvisie neergelegd. Dat weet de heer De Groot heel goed. Hij kon de mestvisie volgens mij grotendeels onderschrijven, tenminste, op het moment dat wij haar bespraken. Misschien is dat nu anders. Ik heb in de mestvisie aangegeven hoe ik met de uitspoelingsgevoelige gewassen wil omgaan. Ik heb daarin niet gezegd – en ik heb dat ook in het debat aangegeven – dat bepaalde teelten niet meer kunnen voorkomen. Als dat zo is, moeten we serieus kijken op welke gebieden je wat kunt gaan doen. Maar daarvóór moeten ook door de boeren zelf nog allerlei stappen worden gezet, bijvoorbeeld in het DAW, om te kijken hoe ze de uitspoeling kunnen verminderen.

Dan ten aanzien van de eis van 80% grasland. Dat grasland moet nog wel een functie hebben, ook voor boeren die grasland hebben. Die willen dat ook wel. Er zullen alleen ook veel akkerbouwers zijn die die grond juist voor de akkerbouw willen gebruiken. Als je zegt dat je overal 80% grasland moet hebben, betekent dat omgekeerd dat je akkerbouwgrond aan het geheel onttrekt. Er zitten dus allerlei dilemma's aan. Nogmaals, ik vind het een beetje gemankeerd om het allemaal hier in de commissie Water van IenW te bespreken. Wat mij betreft, bespreken we dat heel graag in de commissie LNV, dus staat u mij dat alstublieft toe.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik vind het antwoord toch wat makkelijk. Het past een bewindspersoon niet om zich achter de Kamer te verschuilen. Als bewindspersoon sta je ervoor dat je de wetgeving en de internationale verdragen waar Nederland lang geleden zijn handtekening onder heeft gezet, uitvoert. Als de Kamer daar niet aan meewerkt, heb je daar als Minister de argumenten voor te leveren en de conclusies uit trekken.

Wat het mestbeleid betreft, is D66 buitengewoon kritisch geweest, omdat de Minister heeft nagelaten om de keuze te maken wat grondgebonden is en wat niet, waardoor eigenlijk het hele beleidsdocument zonder betekenis is geweest. Dat hebben we een- en andermaal geuit.

Hetzelfde geldt voor het verbinden van voorwaarden aan bijvoorbeeld nieuwe gewasrotaties of andere regels over wat een goede landbouwpraktijk kan zijn. Daar zijn heel veel voorstellen voor gedaan. De Minister heeft die niet geaccepteerd. Ondertussen weten we zeker...

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

... dat we met de vrijwillige aanpak en de vrijblijvende vergezichten van de Minister de doelen van de Kaderrichtlijn Water niet gaan halen. Ik wil van de Minister een reflectie horen op wat haar rol daarin is. Het kan niet zo zijn dat de Minister hier enkel bespiegelt hoe het proces tussen kabinet en Kamer plaatsvindt. Dat is onvoldoende.

Minister Schouten:

Ik heb betoogd dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Kamer en het kabinet is. Ik constateer dat het elke keer een andere kant opgaat. Ik vind niet dat het alleen de verantwoordelijkheid van de Kamer is. Ik vind ook dat het van mij een zeer grote verantwoordelijkheid is. Ik voel die ook zeker. De heer De Groot zegt dat er geen keuze is gemaakt in grondgebondenheid. Ik heb diverse opties geschetst voor grondgebondenheid. Ik heb ook gezegd dat daarin een keuze moet worden gemaakt. Je moet namelijk op een gegeven moment naar een grondgebonden veehouderij toe willen. Dat was mijn inzet. Maar ook daar constateer ik dat de Kamer niet meer met mij over het mestonderwerp wil spreken. Ik schets een aantal opties en een aantal keuzes en de Kamer wil daar verder niet meer over spreken. Nogmaals, ik doe het beroep om ons alsjeblieft de mogelijkheid te geven om het gesprek aan te gaan, want het is hoognodig om te zorgen dat de Kaderrichtlijn Water gehaald wordt.

De voorzitter:

Dat is toch echt iets voor de procedurevergadering van LNV, stel ik als voorzitter van IenW vast. Ik kijk even naar de leden of alle vragen zijn beantwoord. Ik zie dat mevrouw Vestering een vraag heeft.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik heb een interruptie en ook nog één onbeantwoorde vraag. Ik zal beginnen met de onbeantwoorde vraag. Kan de Minister van LNV toezeggen dat zij in het Nationaal Strategisch Plan aanstuurt op minder mestproductie?

Wat mij verbaast is het volgende. We praten hier met de Minister van Landbouw, maar we zouden bijna vergeten dat we dus ook met de Minister van Natuur praten. En dát is de verantwoordelijkheid van Minister Schouten. Ik vind het te makkelijk om te verwijzen naar de waterschappen, die bovendien al twintig jaar lang waarschuwen voor het landbouwbeleid en de effecten op de waterkwaliteit. Nu is er ook die alarmbrief. We weten dat de natuur niet achteruit mag gaan – denk aan de Habitatrichtlijn – dus neem nu die verantwoordelijkheid. Of moeten we afwachten tot er weer een rechtszaak komt en de rechter de Minister op de vingers moet tikken? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat de natuur niet verslechtert door verdere verdroging vanwege de structurele verlaging, de kunstmatige verlaging, van het waterpeil?

Minister Schouten:

Excuus dat ik het eerste punt, de vraag over het NSP, nog niet heb beantwoord. Het NSP komt na de zomer naar uw Kamer toe. U kunt dan zien wat het voorstel vanuit het kabinet is. Dan kunnen we het debat aangaan over de keuzes die volgens de verschillende partijen gemaakt dienen te worden. Ik stel voor om dat op die plek te doen.

Het tweede punt ging over wat ik voor de natuur doe. We hebben net met de provincies het Programma Natuur vastgesteld, waarin miljarden zijn uitgetrokken om te zorgen dat de kwaliteit van de natuur wordt verhoogd. Dat zit op verschillende onderdelen. Een en ander heeft onder andere te maken met het waterpeil in en rondom natuurgebieden. We hebben daar al diverse maatregelen genomen en die worden de komende jaren alleen maar geïntensifieerd.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik zie dat mijn microfoon openstaat. Dan was mijn zucht vast ook nog te horen. Het is prima dat we straks het Nationaal Strategisch Plan ontvangen, maar de specifieke vraag was of de Minister dan ook gaat inzetten op minder mestproductie.

Minister Schouten:

Ik heb aangegeven dat ik het NSP na de zomer naar uw Kamer zal sturen en dat u dan ook zult zien welke keuzes daarin zitten. In het NSP wordt overigens niet gesproken over de mestproductie. Als je dat in een kader wilt bespreken, zit dat in de Nitraatrichtlijn. Het NSP gaat veel meer over de keuzes binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid die je in de verdeling van de budgetten maakt. Het NSP gaat niet over de hoeveelheid mest of iets dergelijks die je op welke plek op welke manier mag aanwenden.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Tot slot mijn laatste opmerking, voorzitter. Dat is precies mijn vraag: gaat de Minister daarop inzetten? Maar als de Minister zegt dat de NSP daar niet over gaat, denk ik dat ze daar dus niet toe bereid is.

Minister Schouten:

Het gaat erom op welke plek het waarover gaat. De Nitraatrichtlijn gaat over de waterkwaliteit. De waterkwaliteit wordt onder andere beïnvloed door de hoeveelheid nutriënten die op het land wordt uitgereden en eventueel uitspoelt. Dat zit in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en dus ook in het gesprek dat ik daarover met uw Kamer graag zou willen voeren. Het NSP gaat specifiek over hoe je de middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid verdeelt, en dan met name gericht op hoe je de verbinding landbouw en natuur veel sterker kunt maken. Mest maakt daar in zichzelf geen onderdeel van uit, omdat die in de Nitraatrichtlijn zit. Ik probeer dus alleen maar aan te geven op welke plek wat wordt besproken.

De voorzitter:

Ik kijk nog één keer rond of er nog vragen zijn blijven liggen voor de Minister van LNV. Als dat niet zo is, wil ik haar hartelijk danken voor haar aanwezigheid bij de commissie IenW. Ik wens haar nog een gezegende avond.

Wij gaan door met onze eigen Minister van IenW. Zij heeft vast een heel aantal mapjes. Kan zij aangeven welke onderwerpen zij achtereenvolgens gaat behandelen, zodat de leden weten bij welk punt zij hun interrupties kunnen plegen, voor zover ze die nog hebben?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zoals een van de sprekers al zei, is het ongelofelijk kiezen. Er zijn namelijk heel veel onderwerpen waar je het met elkaar over zou kunnen hebben die allemaal met water te maken hebben. Ik heb dus helaas een groot aantal mapjes. Binnen die mapjes zitten dan ook nog verschillende onderwerpen, maar ik heb getracht het enigszins te rubriceren.

Allereerst heb ik rondom waterkwaliteit een aantal dingen bij elkaar gebundeld, dan een blokje rondom drinkwater en grondwater, dan enkele zaken die met droogte te maken hebben en dan hebben we uiteraard de Wadden. De rest heb ik oneerbiedig onder «overig» geschaard. Dat zegt overigens niet dat daar geen belangrijke onderwerpen in zitten, maar je moet het ergens in onderverdelen.

Ik begin allereerst graag met het onderwerp dat met waterkwaliteit te maken heeft en waar de meesten van de leden opmerkingen over hebben gemaakt, namelijk de Kaderrichtlijn Water. Ik wil het heel erg sombere beeld enigszins nuanceren. Op basis van de gegevens tot en met 2018 is zichtbaar dat de waterkwaliteit over het algemeen verbetert. Ik noem maar even het heuglijke feit dat het visje de houting weer is gesignaleerd. Er zijn echt wel lichtpuntjes. We komen van ver, de waterkwaliteit was echt slecht, maar we zien dat het is verbeterd. Die verbetering zal de komende jaren doorzetten met de maatregelen uit de Stroomgebiedbeheerplannen voor 2022 tot 2027. Ik geloof dat de heer Grinwis die zojuist ook noemde. Ik noem u een paar voorbeelden. Er worden bijvoorbeeld 600 dammen en stuwen vispasseerbaar gemaakt. Er worden 75 rioolwaterzuiveringsinstallaties aangepast. Er worden ruim 130 riooloverstorten aangepakt. Dit zijn de plannen waar je aan moet denken waar we concreet wat mee opschieten.

Er zijn gelukkig delen van het land waar de doelen in zicht komen, maar ik ben het direct met de Kamer eens dat er regionaal soms zelfs van verslechtering sprake is. Dat is onder andere een gevolg van de recente hele droge zomers van vooral 2018 en 2019. 2020 was wel een stukje beter, met regionale verschillen.

Sommige leden noemden al dat er met name in het Maasstroomgebied nog een flinke uitdaging ligt. De opgaven daar zijn de nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, maar ook de buitenlandse belasting, die zojuist in het debatje met de collega van LNV ook al aan de orde kwam. Verschillende leden vroegen of wij elkaar weleens over deze onderwerpen spraken. Zeker. We hebben uiteraard heel regelmatig contact. Niet alleen de collega en ik rechtstreeks, maar ook onze ambtelijke apparaten stemmen heel veel af op deze onderwerpen. We doen dat bij stikstof, waarbij we naar de instandhoudingsdoelen kijken. Je hebt er niets aan als je die doelen op basis van stikstof haalt, maar op de hoge zandgronden verdroging nog een probleem is. Je moet elkaar helpen en proberen om gezamenlijk de natuurinstandhoudingsdoelen te halen. We kijken zeker waar onze programma's op elkaar aansluiten om dat te bereiken.

In de Taskforce Mest en Waterkwaliteit voeren we ook het gesprek, samen met de provincies en de waterschappen. Daar wordt samen gezocht naar een mix van maatregelen en maatwerk. In 2024 komt er een midterm review om te bekijken of we op de goede weg zijn. De ex-anteanalyse van de Stroomgebiedbeheerplannen zal eind dit jaar gereed zijn. Dan hebben we zicht op of we met de voorgestelde maatregelen op de goede weg zijn naar het doelbereik van de Kaderrichtlijn Water. Er ligt dan ook een juridische analyse, kan ik zeggen in de richting van de heer De Groot. Hij brengt daar terecht de zorgen voor over, net als mevrouw Bromet. Eind dit jaar hebben we de ex-anteanalyse. We zullen de juridische analyse uiteraard met uw Kamer delen. We trekken met alle vraagstukken op het gebied van de Kaderrichtlijn Water overigens zo veel mogelijk samen met de andere Europese landen op.

Ik kom daarmee op een aantal specifieke vragen die zijn gesteld, zoals of we erop aangesproken kunnen worden als wij vanuit het buitenland stoffen binnenkrijgen. Ja, dat is het lot als je in een delta ligt. Nederland is oneerbiedig gezegd het afvoerputje. Dat is lastig. We hebben in het kader van de delta-aanpak wel afspraken gemaakt over de agendering van grensoverschrijdende belastingen. We hebben daar met de buurlanden gesprekken over. We hebben bijvoorbeeld formeel zienswijzen ingediend op de plannen van onder andere Vlaanderen en van Noordrijn-Westfalen, omdat we daar uiteraard heel direct groot belang bij hebben. Ook in de ontwerpStroomgebiedbeheerplannen wijzen we erop waar we afhankelijk zijn van de buurlanden. Het gaat daarbij niet om de natuurlijke omstandigheden. Je kunt ze daar niet voor aansprakelijk stellen of op aanspreken. Het gaat om zaken waar ze zelf iets aan kunnen doen.

Mevrouw Bromet had het bijvoorbeeld over zware metalen. Dat is terecht een belangrijk zorgpunt. De resterende opgave en aanpak van die zware metalen zijn een onderdeel van de ontwerpStroomgebiedbeheerplannen. Voor sommige stoffen zal er een mondiale aanpak nodig zijn, maar het kan soms ook heel klein beginnen. We kijken voor lood bijvoorbeeld wat we met de sportvisserijsector kunnen bereiken om daar zo snel mogelijk stappen te zetten vooruitlopend op een Europees verbod in Nederland.

Ik was afgelopen zaterdagochtend bij de stichting Duik de Noordzee schoon, die bestaat uit allemaal fantastische vrijwilligers. Ik zal er niet al te lang over vertellen, maar het is echt fantastisch. Die mensen gaan op eigen kosten duiken en halen allerlei troep uit de Noordzee, waaronder ontzettend veel lood uit de sportvisserij en de gewone visserij. Ik vond dat best schokkend, omdat daar alternatieven voor zijn. Dat soort praktische zaken kunnen we met elkaar oppakken.

Volgens mij zag ik een vraag.

De voorzitter:

Ja, en die is van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Interessant hoor, dat die sportvissers lood achterlaten en heel goed dat er particulieren zijn die dat opruimen, maar ik had het over zware metalen, zoals arseen, kobalt en zink. Ik begrijp niet waar die vandaan komen. Ik zou dat graag willen begrijpen, want dan kun je handelen en proberen om ze uit het water te halen. Is dat een kwestie van het buitenland, of heeft Nederland daar zelf ook een aandeel in?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voor de details verwijs ik u naar de ontwerpStroomgebiedbeheerplannen. Ik zal zo breed nog iets over opkomende stoffen zeggen. De stoffen die mevrouw Bromet noemt, zijn al langer bekend. U zult begrijpen dat ik voor al die individuele stoffen hier niet zo even kan oplepelen waar ze precies vandaan komen. In de plannen wordt gekeken naar hoe we gericht stappen kunnen zetten op de verschillende zware metalen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik blijf het vaag vinden. Wat staat er dan in dat plan over deze stoffen? Het hoeft niet per stof, maar waar moet ik aan denken?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het hangt heel erg af van wat de bron van die stof is. Als het een stof is die op de landbouw is terug te voeren, dan ben ik daarover in gesprek met collega Schouten. Als het stoffen zijn die wellicht op een lozing van een bepaalde industrie zijn terug te leiden, dan ga je daarmee in gesprek. Er wordt in de Stroomgebiedbeheerplannen gericht naar groepen stoffen gekeken. Nogmaals, de ex-anteanalyse krijgt u eind van het jaar.

De heer Stoffer noemde speciaal het glyfosaat dat vanuit België via de Maas in Nederland binnenkomt. Glyfosaat is inderdaad een bekend probleem voor de drinkwaterproductie. Daar is aandacht voor in de Internationale Maascommissie. Zoals u weet, is de toelating van glyfosaat voor onkruidbestrijding op verhardingen in het Nederlandse deel van het stroomgebied ingetrokken. We hebben daar in internationaal verband contact over. Het stoffenbeleid zit bij de Staatssecretaris, collega Van Veldhoven. Dat geldt ook voor de chemische onkruidbestrijding op verhardingen. Als u daar gedetailleerde vragen over hebt, moet ik u verwijzen naar het commissiedebat Leefomgeving dat binnenkort plaatsvindt.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Vestering. Zij was eigenlijk al door haar vier interrupties heen, maar dan gun ik u allen een vijfde interruptie. Ik ga eerst naar de heer Stoffer, omdat zijn vraag werd beantwoord. Daarna ga ik naar mevrouw Vestering.

De heer Stoffer (SGP):

De Minister verwees naar het feit dat de meer inhoudelijke details in het debat met de Staatssecretaris aan de orde komen. Dat is wellicht zo, maar daar ging het mij niet om. Mijn vraag was hoe de Minister ermee omgaat. Als ik het goed begrijp, wordt in de internationale gremia gesproken – in dit geval specifiek de Internationale Maascommissie – over België en andere landen die aan de bron afvoeren, zoals Frankrijk en dergelijke schat ik in, en over de vraag of we hier samen stappen op kunnen zetten. Want dat is natuurlijk wel essentieel. Is de verwachting dat daar resultaat uitkomt? Of liggen de dingen in andere landen zo anders dat het heel ingewikkeld is om tot een bepaald resultaat te komen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Om in de terminologie te blijven, zou ik bijna zeggen dat ik daar geen vergif op durf in te nemen.

De heer Stoffer (SGP):

Dat zou ik de Minister ook niet aanraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

In de Internationale Rijncommissie hebben we de afspraak gemaakt om de opkomende stoffen, zoals medicijnen enzovoort, met 30% terug te dringen. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen van goede wil die afspraak heeft ondertekend. Het is de vraag of je het dan daadwerkelijk gaat halen, of dat het in sommige landen misschien toch langer duurt. Ik breng u maar even het verbod op het varend ontgassen in herinnering. Als ik andere landen erop aanspreek, zeggen ze «natuurlijk, dat willen wij ook» en «dat komt goed». Toch wachten we al best lang op een aantal landen. De sfeer is in ieder geval uitstekend. Er wordt in de waterwereld over het algemeen heel goed samengewerkt. Ik hoop dat we daar goede resultaten gaan halen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank, voorzitter, voor de mogelijkheid om nog een laatste vraag te stellen om het wat beter te begrijpen. De Minister geeft aan dat er veelvuldig gesprekken plaatsvinden tussen de Minister van LNV en de Minister van IenW. De Minister had het zojuist over een werkbezoek dat zij bracht aan een duikersvereniging die de zee schoon probeert te duiken en dat het fantastisch is dat dat door vrijwilligers gebeurt. Ik vind dat zelf uiteraard ook. Tegelijkertijd denk ik dat het natuurlijk niet door vrijwilligers zou moeten gebeuren. Bespreekt de Minister dat met de Minister van LNV, die ook verantwoordelijk is voor visserij? Wat is dan de conclusie? We concluderen een heleboel met elkaar, maar tegelijkertijd moet ik concluderen dat we er nog niet voldoende mee doen. We behalen nog steeds onze doelen niet en het water raakt nog steeds vervuild, onder andere door het lood maar ook door de netten van de visserij. Wat zegt de Minister dan in de richting van de Minister van LNV?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De Minister van LNV en ik zitten daar precies hetzelfde in. Ik noemde het voorbeeld van de vrijwilligers, maar het zijn uiteraard niet alleen de vrijwilligers die het doen. Ik heb vanuit de visserij nog niet zo lang geleden iets aangeboden gekregen. Ze hadden een jubileum van hun Fishing for Litter-acties. De vissers hebben tijdens het vissen bijvoorbeeld bij de MSC Zoe bijna het dubbele aantal tonnen aan rotzooi uit de Waddenzee en delen van de Noordzee gehaald. Zij leveren er dus ook een bijdrage aan. We doen van alles om de waterkwaliteit te verbeteren. Ik zie de heer De Groot zitten. Hij heeft het afgelopen jaar in gang gezet dat de toiletten van de recreatievaart niet meer overal worden leeggekieperd. Ik zeg het een beetje oneerbiedig, maar daar komt het op neer. Zo hebben we in de afgelopen periode, ook met inzet vanuit de Kamer, toch heel veel dingen in gang gezet. Maar het is in decennia ontstaan, dus je kunt het niet in één keer allemaal oplossen.

Nogmaals, zoiets als achteruitgang op sommige plekken door de droogte was in 2018 voor ons allemaal een eyeopener dat er nieuw beleid nodig is. Zoals velen van u al zeiden: we moeten niet meer alleen kampioen water afvoeren zijn, maar ook water vasthouden en de sponswerking van de bodem weer terug zien te krijgen. Dat moeten we weer leren. Daar zijn we niet in een paar jaar in één keer mee klaar.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik blijf even bij de waterkwaliteit. De heer Heerema is net weg, maar ik ga zijn vraag nu toch beantwoorden. Hij vroeg aandacht voor de zwemwaterlocaties. Komt hij er net aan? Dan doe ik eerst even de medicijnresten.

De heer Grinwis heeft aandacht gevraagd voor het uit het water verwijderen van de medicijnresten. Dat verbaast mij niet, want mevrouw Dik-Faber was ook altijd heel druk bezig met dat onderwerp. De heer Grinwis noemde het voorbeeld van de gemeente Asten. Dat is inderdaad een heel mooi voorbeeld. Ik steun zeer de oproep die u aan ons doet om zorgverzekeraars te prikkelen om daar stappen in te zetten in hun contracten met de ziekenhuizen. Er zijn hele mooie voorbeelden, ook van de afgelopen jaren. Mensen die een radiologische behandeling kregen, kregen bijvoorbeeld een plaszak mee naar huis om de eerste urine waar dat spul dan nog versterkt in zit, op te vangen en het weer bij het ziekenhuis te kunnen inleveren. Er zijn talloze goede voorbeelden. Ik zal daar in de contacten met de collega's van VWS zeker graag weer de aandacht op vestigen.

Dan ben ik weer bij het zwemwater. Ik had even gewacht tot de heer Heerema terug was. De heer Heerema geeft aan dat bij 90% van de zwemwaterlocaties de kwaliteit uitmuntend is, maar voor een deel ook niet. Het Rijk is daar over het algemeen niet het bevoegd gezag voor. Dat zijn veelal de provincies. Ik ben daar in het verleden ooit ook nog eens voor verantwoordelijk geweest, toen ik gedeputeerde mocht zijn. Zwemwaterlocaties worden minimaal elke twee weken gecontroleerd. Als er ergens twijfels zijn, gebeurt dat vaker. Als de kwaliteit matig of slecht is, dan moeten er maatregelen worden genomen om de kwaliteit te verbeteren.

Informatie over de kwaliteit is te vinden op de borden die bij elke zwemwaterlocatie staan, maar ook op zwemwater.nl als mensen het willen weten voor ze ergens naartoe gaan. Er zit dus een belangrijke verantwoordelijkheid voor provincies en gemeenten.

De voorzitter:

Een vijfde vraag voor mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Mijn laatste vraag is ingegeven door het betoog van de VVD over het zwemwater. Ik zat zelf te denken: is het niet zo dat de zwemwaterkwaliteit de afgelopen jaren is verbeterd? Is het niet zo dat we toe zijn aan een omkering van die bordjes? Dus niet meer locaties aanwijzen waar je kunt zwemmen, maar alleen de locaties aanwijzen waar het onveilig is om te zwemmen? Dat zou namelijk heel bevorderend werken voor het buiten zwemmen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik vind dat een interessante gedachte. Dat zou denk ik ook minder onderhoud van bordjes enzovoorts betekenen. Ik zie wel mogelijkheden, maar ik weet het niet. Het is een goed idee om eens te bekijken in hoeverre dat een goede oplossing zou zijn.

Ik blijf nog even bij mevrouw Bromet. Zij had een vraag over pfas. Mevrouw Beckerman heeft er ook vragen over gesteld. De heer Heerema bracht terecht al in dat uw Kamer er apart over gaat debatteren. Dat lijkt mij wijs, want het is een heel groot onderwerp. De Staatssecretaris is verantwoordelijk voor het stoffenbeleid. U weet dat we pfas al langer op de agenda hebben. Er is ook niet voor niets een pfas-taskforce. Ook hier is de Staatssecretaris voortvarend mee aan de slag gegaan om het Europees bij de bron aan te pakken en de pfas-stoffen te verbieden. Ze is daar nog steeds fanatiek mee bezig.

Er is ook een actieprogramma PFAS in water. We gaan met het Ministerie van VWS in internationale riviercommissies het gesprek aan om verminderde bovenstroomse belasting te krijgen. Daar worden de onderzoeken verwerkt naar hoe we met pfas in voedsel en in voedselverpakkingen moeten omgaan. Wij kijken vanuit onze verantwoordelijkheid vooral naar het water en dan specifiek naar het drinkwater. Ik vond het erg belangrijk dat het RIVM ons aangaf dat het geen acuut probleem is in de zin van dat je er nu iets mee moet. Dat was voor ons belangrijk om te weten. We zetten zo snel mogelijk de vervolgonderzoeken in gang die het RIVM ons adviseert. Dat doen we allemaal direct. Voor de rest kan ik er nu niet al te veel op vooruitlopen. We zullen dat in het debat moeten doen. De Europese restrictie loopt via de REACH-wetgeving. Daar heeft u denk ik al vaker met de Staatssecretaris over gesproken. Dat geldt breder voor de opkomende stoffen.

De heer Boswijk vroeg wanneer er een Europese geharmoniseerde aanpak komt. Het is een onderdeel van de Europese Green Deal. De Europese Commissie heeft vorig jaar de strategie voor duurzame chemische stoffen gepresenteerd, en onlangs het Zero Pollution Action Plan, met daarin als doel het in 2050 realiseren van een nul-vervuilingsambitie voor lucht, water, bodem en geluid. We weten allemaal dat er nog heel wat water door de Rijn zal gaan voordat we die halen, maar de doelen zijn in ieder geval gesteld.

Dit jaar wordt de herziening van de Richtlijn industriële emissies voor lozingen uit de industrie verwacht, en volgend jaar de herziening van de Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater om daarmee opkomende stoffen uit huishoudelijke lozingen terug te dringen.

Over de farmaceutische industrie, ziekenhuizen, medicijnresten et cetera hebben we het net gehad. Er loopt dus van alles om dit te beperken, gelukkig ook in Europees verband.

Mevrouw Beckerman heeft genoemd dat je in het kader van circulariteit eigenlijk geen afval meer zou willen hebben en alles weer grondstof zou moeten zijn, maar dat dit in sommige gevallen wat anders ligt. En dan noemt u de staalslakken onder de golfbaan in Spijk. Er zijn geen nadelige gevolgen voor het milieu als ze op een correcte manier, dus volgens de wettelijke eisen, worden toegepast. Dat betekent onder andere dat er maatregelen worden getroffen die voorkomen dat het grondwater en het oppervlaktewater daardoor zouden kunnen worden verontreinigd. Bij Spijk lijkt dit niet goed te zijn gegaan. De gemeente moet als bevoegd gezag op de eisen controleren en handhaven. Als u daar verdere details over wenst, moet ik u doorverwijzen naar de Staatssecretaris, want dit valt echt buiten mijn portefeuille. Voorzitter, dit was het blokje over kwaliteit.

Dan wil ik nu graag door naar het blokje drinkwater en grondwater. Mevrouw Beckerman zat een beetje aan de randen van mijn portefeuille met haar vragen over bodemenergie en geothermie. Bij voorkeur willen wij die functies natuurlijk scheiden. Als dat niet mogelijk is, dan moeten we kijken of er technische oplossingen zijn om die functiecombinatie mogelijk te maken. Als dat niet mogelijk is, prevaleert het drinkwaterbelang. Voor geothermie is het Rijk, te weten het Ministerie van EZK, de vergunningverlener. Het SodM heeft een toetsende rol en moet dus ook nadrukkelijk kijken naar de effecten van geothermie op grondwater. Wijziging van de Mijnbouwwet, om de kwaliteit van grondwater goed te borgen wordt door EZK voorbereid en zal binnenkort de consultatie ingaan. De ILT heeft onlangs een signaalrapport uitgebracht – ik denk dat u daarop aansloeg – over de risico's bij de aanleg van bodemenergiesystemen. De reactie op dit rapport is geagendeerd bij het commissiedebat Leefomgeving van 9 september met de Staatssecretaris.

Dan heeft de heer Boswijk gezegd dat goed drinkwater permanent een onderwerp van zorg zou moeten zijn, omdat de kwaliteit in wingebieden onder druk staat. Ik ben het zeer met de CDA-fractie eens dat voldoende en schoon drinkwater blijvend aandacht vraagt. In april heb ik de Beleidsnota Drinkwater 2021–2029 naar de Kamer gestuurd, waarin het beleid voor de komende zes jaar staat. De beleidsnota bevat een aanzet voor een uitvoeringsagenda met vervolgacties voor alle partijen op het terrein van voldoende en schone drinkwaterbronnen. Dat begint bij wijze van spreken bij iedereen thuis tot aan de industrie en de landbouw. Alle partijen worden daarin betrokken.

De heer Stoffer had het nog over de studiegroep Grondwater. Hij vroeg of de studiegroep gevraagd kan worden om te kijken naar positieve stimulansen ten aanzien van de grondwateronttrekking. Provincies en waterschappen herijken het grondwater- en beregeningsbeleid. Daaronder valt ook een betere registratie van de onttrokken hoeveelheden, want het is natuurlijk voor iedereen frustrerend dat we die niet weten. Het betreft dus ook de registratie van de beregening van de landbouw. Daarover heeft u het net natuurlijk al met collega Schouten gehad. Het onderwerp zal zeker door de studiegroep Grondwater in zijn totaliteit worden beschouwd, dus ook de punten die u noemde.

De heer De Groot maakte ook nog een opmerking over de grondwateronttrekkingen. Wanneer zien we concrete afspraken om een «run op het water», zoals hij het noemde, te voorkomen? Dat ligt dus allemaal bij de studiegroep Grondwater, juist om eerst goed zicht te krijgen op hoe het zit met de onttrekkingen. Wie gebruikt wat wanneer waarvoor en welke maatregelen zijn de beste?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het is natuurlijk nooit verkeerd om dat in kaart te gaan brengen, maar er is al heel veel in kaart gebracht als het gaat om grondwateronttrekkingen. Daar zit het juridische punt dat ik heb gemaakt, en ook de waarschuwing dat je hiermee feitelijk verslechtering van de grondwaterstand accepteert. Dat is gewoon niet in lijn met het verslechteringsverbod waarmee de Kaderrichtlijn Water doorweven is. De Minister heeft het nu over een studiegroep. Ik denk dat dat onvoldoende zal zijn om er weer echt grip op te krijgen. Het is misschien een voorwaarde. De Minister zou bijvoorbeeld parallel daaraan een registratieplicht in gang kunnen zetten, door nu al te zeggen: je gaat niet meer zomaar putten slaan; dat moet je wel gaan registeren. Want anders blijft zij achter de feiten aanhollen en is zij niet in lijn met de Kaderrichtlijn Water.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Is de Minister bereid om parallel een registratieplicht in te voeren om echt gas te geven op dit dossier?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ben hierop nadrukkelijk regie aan het voeren, maar het is natuurlijk wel een zaak van de provincies. Zij geven de vergunningen uit. Dus ik ben juist blij dat we met alle waterpartijen, maar vooral natuurlijk met de provincies gezamenlijk in deze studiegroep optrekken om te kijken naar wat ik u net aangaf. Hoe zit het met de registratie? Hoe kunnen we een en ander op het juiste niveau brengen? Wat is er precies nodig?

De voorzitter:

Uw laatste vraag, meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat hebben we natuurlijk ook bij de Vogel- en Habitatrichtlijn gezien. De uitvoering ligt bij de provincies, maar het is uiteindelijk het Rijk dat wordt aangesproken, hetzij door Brussel, hetzij door een nationale rechter. Ik wil de Minister er toch echt op wijzen dat er meer nodig is dan alleen maar deze aanpak, willen we echt zeker zijn en voorkomen dat we een soortgelijk geval krijgen als we ook met de PAS hebben gehad.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik begrijp de zorgen van de heer De Groot heel goed, maar ik memoreer maar even dat we naar aanleiding van de heftig droge zomer in 2018 de Beleidstafel Droogte hebben ingesteld. Die is met 46 aanbevelingen gekomen, waar vervolgens heel hard aan gewerkt is. Heel veel aanbevelingen zijn ook al gerealiseerd. Aan een aantal wordt nog hard gewerkt. Door de Beleidstafel Droogte zijn we eigenlijk tot de conclusie gekomen dat er leemtes zijn op het gebied van grondwater. Dat is door de zomers van 2019 en 2020 nog een keer bevestigd. Wat we nu met de studiegroep Grondwater doen, is eigenlijk eenzelfde, vergelijkbare aanpak als destijds met de Beleidstafel Droogte. Ik ga er dus van uit dat hier ook concrete aanbevelingen uitkomen met concrete acties om de problemen te gaan oplossen. Want ook hier hebben we gewoon de experts bij elkaar aan tafel, experts uit het veld van de verschillende bestuurslagen maar ook vanuit kennisinstellingen. Dus ik ga ervan uit dat die met verstandige voorstellen komen.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan heeft de heer Grinwis nog vragen gesteld over de investeringsmogelijkheden van de drinkwaterbedrijven, de zogenaamde WACC. Ik heb u in de brief van 10 mei jongstleden aangegeven dat ik in september een besluit wil nemen over de hoogte hiervan voor de komende jaren. Dat kan ik niet eerder doen, omdat ik het wel zorgvuldig wil doen. Ik wil binnenkort ook in gesprek gaan met de banken om te kijken welke overwegingen zij hebben om de eisen die ze stellen te stellen aan de drinkwaterbedrijven. De Drinkwaterwet schrijft voor dat er voor 1 december een besluit moet worden genomen over de hoogte hiervan. Dat zal ik dus ook doen en ik zal uiteraard uw Kamer daarover informeren.

Voorzitter. Dan ben ik bij de droogte gekomen. Daarvoor heeft de heer Boswijk aandacht gevraagd. Hij had het over de Algemene Rekenkamer, die zegt dat er meer inzicht nodig is voor de lokale aanpak van droogte. In het Deltaplan Zoetwater hebben we in de tweede fase 400 miljoen aan maatregelen op de hoge zandgronden. Dat is de helft van het totaal, maar de problematiek is daar natuurlijk ook het grootst. Daarvan komt overigens 100 miljoen uit het Deltafonds. Er zitten allerlei maatregelen in, ook ruimtelijke maatregelen, bijvoorbeeld het hermeanderen van beken. Ik noem maar even de Springendalse Beek in het oosten des lands. Dat is een hartstikke mooi voorbeeld. Dat is overigens getrokken door LTO, zeg ik tegen mevrouw Van der Plas. Soms lijkt het weleens alsof natuur en landbouw tegenover elkaar staan, maar je ziet ook prachtige voorbeelden van projecten die, zoals in dit geval, vanuit de landbouw zijn getrokken en die leiden tot een fantastische verbetering van het water en de natuurwaarde. We hebben in dit kabinet water voor het eerst als leidend principe in de NOVI, de alles overkoepelende ruimtelijke visie. Ik denk dat dat ook een belangrijke rol kan gaan spelen, ook via het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie.

Dan maak ik gelijk het bruggetje naar klimaatbestendig bouwen. Daarvoor is het natuurlijk ook heel relevant dat we water in de NOVI nu als leidend principe hebben. Het is dus heel erg belangrijk dat we ons goed rekenschap geven van de waterhuishouding in een bepaald gebied, en dat we daar dus ook rekening mee houden. In het voorjaar hebben we altijd de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving. In het najaar is altijd de investeringsronde van het MIRT, maar in het voorjaar hebben we de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving, waar BZK in the lead is en waar vooral de woningbouwplannen bediscussieerd worden. En ik kan met tevredenheid zeggen dat we de afgelopen jaren het belang van de waterhuishouding hierin hebben zien toenemen.

De ruimtelijke aspecten van klimaatadaptatie worden dus steeds beter afgewogen. Samen met BZK hebben we een handreiking klimaatbestendig bouwen opgesteld. We werken ook mee aan initiatieven om nieuwe standaarden te ontwikkelen, aan verstedelijkingstrategieën en aan bouwconvenanten. Dat kan iets simpels zijn als de meterkast misschien niet op de begane grond plaatsen als deze beter omhoog kan. Naar al dit soort praktische zaken kijken we samen met BZK en de Unie van Waterschappen en we proberen ook praktische handvatten te bieden.

De voorzitter:

Daarover is een vraag van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank aan de Minister voor dit duidelijke antwoord. Ik weet dat er in het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie veel aandacht voor is, maar toch heb ik de volgende vraag. Zijn de verschillende tijdshorizonnen die hier spelen wel goed in balans? Zijn die wel in harmonie? De bouwopgave speelt enorm. Die speelt op de korte termijn, terwijl de huizen die we bouwen, toch een soort «lock-in» zijn voor de komende honderd, tweehonderd en misschien nog wel meer jaar. Dat zijn natuurlijk horizonnen die niet zo goed passen in onze bestaande beleidsprocessen. Dus is dat met al die handreikingen, convenanten en afspraken voldoende getackeld?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik hoop natuurlijk dat ook op lokaal niveau, waar veel van de woningbouwplannen gerealiseerd moeten worden, voldoende aandacht zal zijn voor de ruimtelijke kwaliteit, dus ook voor klimaatadaptatie. Dat is best een ingewikkelde puzzel. Ik had onlangs nog een gesprek, een soort online webinar, met de VNG over klimaatadaptatie. Toen was het nota bene de wethouder van Gouda die zei: «Nou, over de nieuwe wijken heb ik eigenlijk niet de grootste zorgen, want daar kan ik zorgen dat we klimaatbestendig bouwen. Ik heb meer zorgen over de oude situaties waarmee we al zitten». Wat voor de een goed is, is voor de ander net weer slechter. Dus ik denk dat daar nog meer studie voor nodig zal zijn. Maar juist voor de nieuwe wijken geldt: we hebben de technieken, we kunnen het dus op een goede manier doen.

U noemde net het voorbeeld van Rotterdam met betrekking tot specifieke bouweisen. Ja, je moet per gebied echt maatwerk leveren. We hebben onlangs bijvoorbeeld ook in het Limburgse, in het winterbed, ook weer specifiek voor de Maas, weer maatwerkoplossingen geleverd. Het hangt dus heel erg van het gebied af hoe je ermee omgaat.

De motie-De Groot/Bromet moet ik natuurlijk ook even noemen. Het rapport geeft aan dat er al het nodige gebeurt om de ruimtelijke kwaliteit te versterken met het Hoogwaterbeschermingsprogramma, maar ook met wat we dan de «landschapinclusieve benadering» noemen – het klinkt heel erg als jargon, maar zo heet het nou eenmaal – van het Nationaal Waterplan. Kunnen we daarbovenop nog extra ambities waarmaken? Dat zal ook een vraag zijn voor de formatietafel. Als het duidelijk is, zal ik of mijn opvolger daar natuurlijk graag met de medeoverheden een plan voor maken. In veel projecten uit het verleden van Ruimte voor de Rivier werden natuur, water en landschappelijke kwaliteiten al goed gecombineerd. De heer De Groot heeft daar ook vaak aandacht voor gevraagd.

U vroeg ook naar de bereidheid om budgetten te combineren. Collega Schouten heeft er ook al iets over gezegd. Afhankelijk van het schaalniveau van projecten gaat het dan om verschillende manieren van samenwerken en samen financieren door waterschappen, provincies, gemeenten of soms zelfs samenwerking op rijksniveau. Ik probeer dat ook echt te verankeren in het integraal riviermanagement. Dat is natuurlijk maar een deel van het verhaal, maar we proberen het wel overal zo veel mogelijk in de systematiek in te bedden.

De voorzitter:

Dit is toch het einde van het blokje over droogte, als ik het goed heb gezien?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Dan kom ik bij de Wadden.

De voorzitter:

Misschien toch nog even een soort van veegronde: zijn er in dit blokje vragen van de leden blijven liggen? Ik kijk even rond. Ik zie in ieder geval de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Afgezien van het slimmer benutten van budgetten, wat zou het extra kosten om ook de ruimtelijke inpassing mee te nemen? Heeft u daar een inschatting van?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat kan ik echt niet zeggen. Dan moeten we echt de verschillende plannen goed tegen het licht houden. Dat kan ik nu gewoon niet zeggen. Nee. Ik denk dat we dat per gebied moeten bekijken, juist omdat het ook maatwerk moet zijn. Dat kon je bij Ruimte voor de Rivier ook niet van tevoren bepalen. Ik denk dat het belangrijk is – en daarom ben ik ook blij dat we integraal riviermanagement al zo op de kaart hebben gezet – dat alle betrokken partijen, dus alle belangen, aan tafel zitten. Op die manier krijg je de beste kansen dat alles goed samen wordt afgewogen en krijg je de beste plannen, ook qua ruimtelijke kwaliteit.

De voorzitter:

Dan gaan we naar het blokje Wadden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

O, er is toch nog een vraag blijven liggen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dat klopt inderdaad. Ik moest hem er even bij pakken. Ik heb het ook aan de Minister van LNV gevraagd, maar wellicht kan de Minister van IenW deze vraag ook beantwoorden. Die ging over het overzicht van de hydrologische maatregelen die al genomen zijn en genomen worden, en wat de effecten daarvan zijn en of daarmee ook de gestelde doelen behaald worden. Het ging dus een beetje over het management en het weer terughalen van de regie. Op het moment dat wij die resultaten opvragen, wordt ons verteld: wij hebben die cijfers niet. Mijn vraag aan de Minister is of zij kan toezeggen om hiervan in ieder geval een overzicht te maken en dat het liefst ook jaarlijks terug te laten komen en daarover ook de Kamer te informeren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Alle informatie die ik zelf heb, zal ik altijd graag met uw Kamer delen. Maar als het bijvoorbeeld gaat over de grondwateronttrekkingen, dan gaan de provincies daarover. Het enige wat ik heb kunnen constateren, is dat we daar niet een goed duidelijk, landelijk overzicht van hebben. Vandaar dat we ook die studiegroep hebben; die moet dat eerst goed in kaart brengen. Maar alle landelijke overzichten die wij hebben, zal ik graag met u delen.

De voorzitter:

Nog een vervolgvraag van de heer Grinwis op dit blokje.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Komt de erfgoeddealvraag bij dit blokje of komt die nog?

De voorzitter:

Waarschijnlijk bij het blokje overig.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik vrees dat die vraag bij het blokje overig is terechtgekomen. Dat kunnen we nog even uitzoeken. Maar zo niet, dan komt die alsnog daar aan de orde.

Voorzitter. De Wadden. De heer Heerema begon meteen over de impactanalyse. Er werd verwezen naar de motie van de heer Dijkstra en mevrouw Postma uit de vorige periode. We pakken juist die impactanalyse heel serieus aan. U zegt dat het te lang duurt. Ik denk dat het juist heel belangrijk is dat het zorgvuldig gebeurt, samen met de verschillende economische sectoren waaronder de landbouw en de pootaardappelsector, zeg ik dan maar even. Het is belangrijk om gezamenlijk een goede aanpak voor de impactanalyse te hebben. Als we starten met een impactanalyse waarin een aantal van de partijen zegt geen vertrouwen te hebben, dan schiet je er weinig mee op. Dus we kijken met alle partijen samen aan tafel hoe je op een eerlijke manier alle belangen en alle gevolgen goed in beeld brengt. Dan kun je daarmee aan de slag. Die aanpak wordt binnenkort besproken in het Bestuurlijk Overleg Waddengebied. Ten behoeve van de bespreking daarvan brengt het Omgevingsberaad Waddengebied ook nog een advies uit. Over de uitkomst van die bespreking zal ik uw Kamer uiteraard informeren.

Het uitvoeringsprogramma wordt actief opgepakt met partijen in de regio. Onder meer wordt gelijktijdig aan het uitwerken van initiatieven gewerkt. Ook dat wordt binnenkort besproken in het Bestuurlijk Overleg Waddengebied. En daar zal ik u dan ook over informeren.

Heel concreet heeft de heer Heerema nog gevraagd of de pachters van de zomerpolders wel betrokken zijn bij de impactanalyse. Wie zitten er aan tafel? Nogmaals, de impactanalyse wordt opgesteld in overleg met de havens, de landbouw en visserij, natuur- en milieuorganisaties, provincies, wadden-, kust- en eilandgemeenten, waterschappen, het Omgevingsberaad, de Beheerautoriteit Waddenzee en het Rijk. De aanpak voor de impactanalyse wordt ook apart besproken met de landbouwsector. Dan gaat het om LTO, de Nederlandse Akkerbouw Vakbond, de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, én de pachters van de zomerpolders, is mij hier verzekerd. Dus dat moet goed komen.

Dan heb ik een vraag, ook van de heer Heerema, over het Lauwersmeer. Op dit moment wordt door het Rijk, zowel door mijn ministerie als dat van LNV, en de regio in de Stuurgroep Koehool-Lauwersmeer samengewerkt aan de inrichting van het gebiedsproces. Ook daar worden alle partijen betrokken in het proces. Daar moeten alle belangen samenkomen, waaronder natuurlijk ook de natuurbelangen, en er wordt gestreefd naar een goede balans daartussen.

Dan wordt er door mevrouw Bromet nog gevraagd of er overleg is met EZK en Defensie op het Waddendossier. Dat wordt inderdaad structureel afgestemd, overigens ook nog met OCW en BZK. Als het voor actuele dossiers nodig is, sluiten zij ook aan in het Omgevingsberaad Waddengebied. Overigens, OCW is natuurlijk betrokken omdat het Waddengebied Unesco werelderfgoed is.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Die gaat over het Waddengebied. Ik hoor de antwoorden van de Minister over alle partijen die aan tafel zitten en zijn geschoven. Ik denk dat dat goed is. Maar in de motie waarnaar ik verwees, wordt duidelijk opgeroepen dat er geen uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld voordat er een impactanalyse is gedaan. Ik meende de Minister zo gehoord te hebben dat ze zegt: er wordt hard gewerkt met het uitvoeringsprogramma. Maar als ik het goed begrijp is de impactanalyse nog niet afgerond. Dus volgens mij lopen er nu twee trajecten door elkaar, terwijl er volgens mij volgordelijkheid zou moeten zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee. Dat is ook weer niet het geval. Er wordt gewerkt aan wat je allemaal zou kunnen doen in de uitvoeringsagenda. Voor sommige dingen heb je natuurlijk echt een impactanalyse nodig. We gaan in ieder geval niet starten op die punten die door wie dan ook controversieel zijn bevonden, als we niet die impactanalyse hebben gehad. Maar je kunt natuurlijk wel alvast starten met uitwerken, want als je helemaal niet weet wat je wilt gaan uitvoeren, kun je ook geen impactanalyse doen. Daarin moet je dus ook wel vorderingen maken.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dank voor deze verduidelijking.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De betrokkenheid van EZK is natuurlijk ook heel duidelijk bij bijvoorbeeld het wind-op-zeedossier. Mevrouw Bromet en de heer De Groot hebben gevraagd of we met de agenda de hoofddoelstelling van de Waddenzee eigenlijk wel gaan halen. In de agenda is zowel de doelstelling voor de Waddenzee als ook een doelstelling voor het Waddengebied opgenomen. Partijen werken daarin samen om de doelen te halen. In de jaarlijkse voortgangsrapportage over het uitvoeringsprogramma zal de Kamer ook geïnformeerd worden over de voortgang van de projecten, en dus ook over hoeveel die dan weer bijdragen aan het halen van de doelen.

Mevrouw Van der Plas zegt: drie partijen hebben de agenda niet ondertekend. Dat klopt. We proberen iedereen er zo veel mogelijk bij te betrekken. Zowel de Waddenvereniging als de landbouwsector is sinds de toogdag betrokken bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma. Wij willen dus ook heel graag van hen horen of de impactanalyse goed in elkaar zit. Op gezette tijden vindt er ook apart overleg plaats met vertegenwoordigers vanuit de landbouwsector. De gemeente Noardeast-Fryslân heeft aangegeven een pas op de plaats te maken en beziet later of ze alsnog willen ondertekenen of niet. De gemeente heeft een brief gestuurd met het verzoek om nadere informatie over de agenda en het uitvoeringsprogramma. Wij doen ons best om voor het zomerreces de brief van deze gemeente te beantwoorden.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

En de andere partijen? Hoe staan die er dan op dit moment in?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De Waddenvereniging en de landbouworganisaties zitten gewoon aan tafel, niet in de concrete uitvoering, maar ze denken wel mee over hoe de impactanalyse eruit zou kunnen zien. Ze zitten in het omgevingsoverleg en kunnen dus altijd gevraagd en ongevraagd alle signalen kwijt. Zo hebben we het met elkaar afgesproken.

Mevrouw Van der Plas heeft het ook over de aanleg van de kabel. Hoe verhoudt dat zich tot het opofferen van gronden voor de natuur? Dat is precies het dilemma van de agenda voor het Waddengebied. Het is een hele complexe opgave om met elkaar de afweging te maken tussen al die belangen op het gebied van natuur, rekening houdend met de klimaatverandering en de economische ontwikkeling. Dat geldt ook voor het voorkeurstraject voor de kabel. Daarover gaat de collega van EZK, de nieuwe Staatssecretaris Yesilgöz. Er zal ook hier zo veel mogelijk gezocht worden naar een oplossing die voor alle partijen acceptabel is. Ik zit niet in de details van dit specifieke traject, want daar gaat de Staatssecretaris over.

Mevrouw Beckerman en volgens mij ook de heer De Groot hebben nog gevraagd naar de jaarlijkse rapportage over duurzame bescherming en ontwikkeling. Ik kan nogmaals onderstrepen dat het inderdaad de bedoeling is om de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de projecten, ook om de voortgang ten aanzien van de hoofddoelstelling te kunnen bepalen. Daarom stellen we ook voor om daar een meerjarige evaluatie voor op te stellen. Dat is een van de zaken die in het uitvoeringsprogramma worden meegenomen, zeg ik in de richting van de heer Heerema, waarvoor geen impactanalyse nodig is, omdat je sowieso kunt besluiten dat het verstandig is om een evaluatie te doen. In aanloop naar het commissiedebat Wadden van later dit jaar zal ik u uiteraard weer informeren over de laatste stand van zaken.

Dan kom ik bij de erfgoeddeal. Verrassend hè. De erfgoeddeal is, kort samengevat, samenwerken aan die waardevolle omgeving, op initiatief van de Minister van OCW met heel veel partijen, waaronder ook ons ministerie. Die is in 2019 gesloten. De deal loopt tot 2022. De Minister van LNV zal uw verzoek opnemen met haar collega van OCW, heb ik begrepen.

Voorzitter. Dan ben ik bij het laatste blok, het blokje overig.

De voorzitter:

Ik kijk even of er vragen zijn blijven liggen in deze ronde, want er zijn collega's die straks nog naar de plenaire zaal moeten. Dan kunnen we het beter nu afronden dan dat straks in een lange tweede termijn te doen. Mevrouw Van der Plas?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat was inderdaad mijn vraag, want ik moet inderdaad zo die kant op.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee, sorry, ik had geen vragen in de tweede termijn. Ik wilde alleen maar melden dat ik zo meteen die kant op ga, zodat jullie niet denken dat ik niet meer geïnteresseerd ben.

De voorzitter:

Prima. Dat geldt ook voor de heer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Zeker. Maar ik heb toch nog even een vraagje. Zegt de Minister hiermee dat ze aan de Minister van LNV meegeeft dat de erfgoeddeal verlengd moet worden? Dat was mij niet helemaal duidelijk uit het antwoord, maar dat kan aan mijn oren liggen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb begrepen dat de Minister van LNV uw verzoek onder de arm meeneemt naar de collega van OCW die daarover gaat.

De voorzitter:

Dan gaan wij naar het laatste blokje, het blokje overig.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Dan kom ik bij het Noordzeeakkoord en dan denk ik direct aan de heer De Groot, die daar altijd zeer mee bezig is. Hij vraagt – ook anderen vroegen dat – of we de gebieden zo snel mogelijk kunnen aanwijzen. Wij proberen inderdaad om dat te versnellen waar we kunnen, indachtig de motie-Kröger/Van der Lee, de motie-Boucke c.s. en de studiegroep Extra opgave van het Klimaatakkoord. Voor de zomer lukt dat niet, zeg ik erbij. Er worden eerst ecologische berekeningen uitgevoerd, maar daar wordt al aan gewerkt.

«Zo spoedig mogelijk» betekent in dit geval dat in het najaar – dat is ons streven – een aanvullend ontwerpprogramma Noordzee met ruimte voor de windenergiegebieden wordt gemaakt. Dit gebeurt natuurlijk wederom met een zorgvuldige afweging van alle belangen. We streven er dus naar om in het najaar hierin weer een stap verder te komen en ik zal u uiteraard in het najaar meteen informeren. Bij de versnelling waaraan wij denken, hebben we voldoende ruimte voor de windparken, in ieder geval tot en met 2030, om de klimaatdoelen, de 55%-emissiereductie, in het definitieve programma Noordzee te kunnen verankeren. Dat is dus het streven.

De heer Grinwis vraagt in hoeverre het Hoogwaterbeschermingsprogramma vertraging oploopt door de stikstofproblematiek. De maatregelen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma hebben alleen maar tijdelijke stikstofuitstoot, eigenlijk alleen in de hele aanlegfase. Per 1 juli van dit jaar – het is bijna zover – is daar geen natuurvergunning meer voor nodig. Dat wordt geregeld in de algemene maatregel van bestuur Stikstofreductie en natuurherstel. Ik ben zeer blij dat we dat voor elkaar hebben en dat we dus voor die maatregelen geen problemen meer hebben met de PAS-problematiek.

Dan heeft u vragen gesteld over de Afsluitdijk. Dat is eigenlijk een beetje bezijden het onderwerp van water an sich. U had het over Design Build Finance Maintain, de DBFM-contracten. Dat is niet beperkt tot de waterwereld, zoals u weet. We hebben in 2020 een onderzoek gehad van de Erasmus Universiteit in opdracht van Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland. Daaruit blijkt dat vijftien jaar DBFM bij Rijkswaterstaat veel meerwaarde heeft gehad. En ik kan u melden dat, toen ik destijds gedeputeerde was in Brabant, wij een van de eersten waren die dat in de praktijk brachten. Op 1 februari van dit jaar heeft de Minister van Financiën dat beeld daarover ook geschetst. Contractuele discussies in IenW-projecten proberen we in de toekomst wel te verminderen, maar je zult ze nooit helemaal kunnen voorkomen. Je komt soms toch nog steeds onverwachte dingen tegen. Het blijft allemaal mensenwerk. Maar we proberen steeds meer en betere informatie beschikbaar te hebben. U had het specifiek over de areaaldata. De heer Stoffer spreekt daar ook regelmatig over. We willen een en ander echt structureel verbeteren om de kans op toekomstige tegenvallers ook echt te verminderen. Ik zal u een dezer dagen nader informeren over de instandhoudingsproblematiek, breed, van alle infrastructuur in aanloop naar het MIRT-debat. Ik stel me voor dat we het daar dan verder bespreken.

Dan ben ik weer helemaal terug bij het begin van de heer Heerema. Hij had het over een bestuursakkoord water bij de partners. Akkoord of waterakkoord, ik weet het niet.

De heer Stoffer (SGP):

Een nationaal waterakkoord.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nationaal waterakkoord, nou ja. Mijn ervaring is dat in de stuurgroep Water, waarin ik alle partners op het gebied van water wel bij elkaar heb, heel veel bereidheid is om samen te werken. We hebben allerlei doorlopende afspraken, zoals het Deltaprogramma Zoetwater. We hebben afspraken gemaakt over klimaatadaptatie. Daarnaast heb ik met de partners afgesproken dat we de afspraken over data – ik kom straks nog even op cybersecurity terug – en de watertoets verlengen. De uitvoering daarvan is dus geborgd. De gedachte die u hierbij uitspreekt van «zet dat nou door in een gezamenlijk akkoord met alle neuzen dezelfde kant op» ondersteun ik dus van harte, maar het is natuurlijk weer aan een volgend kabinet om dat in te vullen. Mijn ervaring is wel dat in de hele waterwereld de bereidheid tot samenwerken enorm groot is.

Over de geborgde zetels heb ik in het verleden ook al gezegd: ik neem kennis van al uw opvattingen, maar dat is echt een controversieel onderwerp. Dat bleek ook weer uit dit commissiedebat. Er is een onderzoek gedaan. Dat is aangeleverd aan de formatie. Een afweging in dezen over het stelsel laat ik ook echt aan het volgende kabinet.

Dan heeft de heer Stoffer aandacht gevraagd voor de Westerschelde. Momenteel wordt er met alle stakeholders gewerkt aan een langetermijnperspectief voor de natuur in het Westerscheldegebied. Daaruit komt als breedgedragen beeld naar voren dat de omvang en kwaliteit van de intergetijdengebieden in het Schelde-estuarium echt achteruitgaan, helaas.

De volgende stap is nu om samen met alle stakeholders een gezamenlijk toekomstperspectief voor de natuur te ontwikkelen. Daarbij staan in principe alle zaken open voor bespreking. Alle oplossingen kunnen op tafel liggen. Overigens zijn ons verder geen initiatieven voor verdiepingen van de vaargeul bekend. In principe zitten we nu in de fase dat we gezamenlijk hebben geconstateerd dat het niet goed gaat, dat het achteruitgaat, en dat alle mogelijke oplossingen op tafel kunnen komen. Er is een systeemanalyse uitgevoerd van de toestand. De resultaten daarvan, het rapport Systeemanalyse natuur Schelde-estuarium – misschien slaat u daarop aan – is in de Scheldecommissie besproken in april 2019. Nu zit iedereen met open vizier aan tafel om te kijken wat de oplossing zou kunnen zijn. Zo heb ik het begrepen.

De heer Stoffer (SGP):

Even heel concreet. We kunnen er heel veel bespiegelingen over houden, maar ik denk dat dat veel te ingewikkeld wordt voor vanavond. Heel concreet was mijn vraag of de Minister nieuwe verdiepingen van de vaargeul en vooral ook nieuwe ontpolderingen uitsluit. Maar als ik het antwoord zo hoor, ligt alles open. Ook nieuwe ontpolderingen liggen dus nog steeds open.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Volgens mij zijn we gewoon in de fase waarin iedereen nog heel creatief nadenkt en van alles oppert, maar er is nog geen enkele zeef gebruikt. Daardoor kunnen we nog niet zeggen of bepaalde zaken wel of niet kunnen gebeuren. Dat is simpelweg nog te vroeg.

Ten aanzien van beheer en onderhoud zeg ik in de richting van de heer Stoffer dat ik met betrekking tot aanvullende middelen voor het Deltafonds even aansluit bij wat ik in de richting van de heer Grinwis heb gezegd. In aanloop naar het MIRT zal ik u een brief sturen, breed, over de beheer- en onderhoudsproblematiek.

De heer Stoffer (SGP):

Het ging mij met name om het volgende: als we middelen gaan onttrekken aan het Deltafonds, wordt er dan ook gekeken naar het weer aanvullen van die middelen in het Deltafonds? Mijn vraag is of de brief daar ook over gaat. Is dat ook onderwerp van de brief of staat dat daarbuiten?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het onderwerp van de brief is breed. De uitdaging waarvoor we staan ten aanzien van beheer en onderhoud, zowel waar dat het Deltafonds raakt als waar dat het Infrastructuurfonds of tegenwoordig het Mobiliteitsfonds raakt, is groot. De conclusie zal gewoon zijn dat er fors geld bij moet. Ik denk dat ik dus wel voel wat u wilt zeggen. Het mag natuurlijk nooit ten koste gaan van de waterveiligheid op wat voor manier dan ook. Maar ik stel voor dat we het precieze debat bij het MIRT voeren.

De heer Stoffer (SGP):

Ik wacht de brief af, met grote belangstelling.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Toevallig heb ik vandaag in de plenaire zaal bij het Verantwoordingsdebat ook een groot pleidooi gehouden voor structureel meer aandacht en geld voor beheer en onderhoud, instandhouding en vervanging van allerlei kustwerken, nat of droog. Maar is het een beetje een gezamenlijke opgave voor het kabinet? Soms heb ik het gevoel dat de Minister hele goede brieven naar de Kamer stuurt, maar dat ze toch een beetje alleen staat. Is er nu voldoende aandacht voor dat hier meer geld bij moet en dat het zo niet verder kan, om te voorkomen dat we ooit verzanden in Italiaanse toestanden? En die zijn niet mooi.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Collega Van Veldhoven en ik doen er in ieder geval alles aan om dat overal uit te dragen, ook bij de collega's. Overigens heb ik het ook al vanaf 2018 tijdens de eerste begrotingsbesprekingen bij het Ministerie van Financiën, bij collega Hoekstra aangekaart. Zij hebben ook meegekeken toen wij een en ander in gang hebben gezet om het te gaan valideren en ze zijn er ook steeds van op de hoogte geweest. Ook vanuit de grond-, weg- en waterbouwsector zelf wordt er natuurlijk alles aan gedaan om deze problematiek onder de aandacht te brengen. Want er staat heel wat op het spel, precies zoals u zegt.

De heer Stoffer heeft nog gevraagd naar de waterschapsbelastingen. Hij vroeg of ik vaart wilde maken met de voorstellen. Ik vind het wel belangrijk dat we een breed draagvlak hebben voor de voorstellen. Over een deel van de voorstellen lopen nog gesprekken tussen de Unie van Waterschappen en belanghebbenden, bijvoorbeeld VNO-NCW. Dat geef ik maar even aan. Ik wil graag eerst de uitkomsten van die gesprekken afwachten voordat ik vervolgstappen zet. Gezien de demissionaire status van het kabinet – het is vervelend om het elke keer te moeten zeggen – ligt het ook niet echt voor de hand dat ik hierin nog hele ingrijpende keuzes ga maken. Ik wil in ieder geval zorgen dat alle beslisinformatie voor een nieuw missionair kabinet op tafel ligt, zodat er snel een knoop kan worden doorgehakt. Maar ik kan er dus geen planning over geven, tenzij u hier met z'n allen weet wanneer we een nieuw kabinet hebben.

De voorzitter:

De heer Stoffer?

De heer Stoffer (SGP):

Ik in ieder geval niet, voorzitter, anderen misschien wel. Ik denk dat de Minister daar zelfs nog meer zicht op heeft dan ik. Het gaat mij om de afronding van die gesprekken. Kan de Minister daarover iets zeggen? Het gaat mij niet om de exacte datum, maar is het nog voor het zomerreces of aan het einde van het zomerreces? Wanneer komen die gesprekken tot een afronding?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat hangt er natuurlijk van af of men elkaar vindt. Er zijn eerder gesprekken geweest en tot nog toe wordt er verschillend gedacht. Ik zou het zeer toejuichen als het nog lukt voor het zomerreces, maar dat weten we gewoon niet. Dat moet ik echt even afwachten.

De heer Stoffer (SGP):

Dan kan de Minister ons vast t.z.t. op de hoogte houden van de vorderingen van die gesprekken en vooral ook van de uitkomsten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zeker. Dat zal ik graag doen.

Dan kom ik bij het laatste punt, en dat is zeker niet het onbelangrijkste: cybersecurity. De heer Boswijk vraagt daar zeer terecht aandacht voor. Het is ook een addendum bij het Bestuursakkoord Water. Doel van het samenwerkingstraject is het in beeld brengen van de dreigingen en de kwetsbaarheden die we nu eenmaal hebben door de digitalisering van onze hele waterketen. Je moet er niet aan denken dat onze keringen gehackt zouden kunnen worden zodat de boel onder water gezet kan worden. Dat geldt ook voor ons drinkwater. We hebben onlangs elders in de wereld gezien wat voor consequenties dat allemaal kan hebben. We zijn opgeschrikt door de berichtgeving over Waternet; dat is toch vrij dicht bij huis. Het is dus heel belangrijk dat we hier bovenop blijven zitten.

Het gaat om de digitale ketens die we in kaart brengen. Het project kent twee fases. In de eerste fase is een methodiek voor ketenanalyses binnen de watersector ontwikkeld en beproefd in een pilot voor de afvoer van overtollig water in het Noordzeekanaal. Die fase is in 2020 afgerond. Dit jaar worden in de tweede fase de resultaten van die methode stapsgewijs toegepast ten behoeve van drie aanvullende ketenanalyses, waarbij ook alle partijen betrokken zijn. Ik ben blij dat ook de gemeenten goed aangesloten zijn. Op dit moment wordt de methodiek toegepast in de keten waterkwaliteit. Die analyse richt zich op de meetsystemen. De analyse is in een afrondende fase. In september zullen we starten met een digitale keten waar het zwaartepunt bij de gemeentelijke watertaken ligt. Daarover zijn we nog met de VNG en andere partijen in overleg. Maar er wordt dus op alle sporen flink doorgewerkt.

Dat was het, voorzitter. Dat dacht ik tenminste.

De voorzitter:

Dan komen we aan de tweede termijn van de Kamer. Ik begin aan de kant van de heer Grinwis en de heer Stoffer, zodat deze beide heren, die zo weg moeten, als eersten aan de beurt zijn. Ik begin dus bij de heer Grinwis; maximaal anderhalve minuut.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik had niet meer op een tweede termijn gerekend, maar heel veel dank voor de beantwoording door de beide Ministers. Alle zaken zijn eigenlijk wel behandeld en alle vragen zijn beantwoord.

Op één punt ben ik nog niet helemaal tevreden, buiten alle tevredenheid over alle andere onderwerpen. Dat is het punt over de drinkwatersector en – de Minister zei het veel beter dan ik – de WACC-limiet. Die zorgt op dit moment echt voor belemmeringen voor investeringen in de drinkwatersector. De Minister zegt: ik kom in september met uitsluitsel over hoe verder vanaf 1 januari 2022. Mijn oproep aan de Minister, ook om daarmee een motie te voorkomen, is of er alsjeblieft voor het zomerreces helderheid over kan zijn. De drinkwaterbedrijven zijn nu bezig met hun investeringsplannen. Die kunnen niet wachten tot ver in het najaar. Die hebben nu echt helderheid nodig. Dit is echt een belemmering voor de investeringscapaciteit, die we met elkaar als politiek en samenleving wel van hen verwachten. Dus alsjeblieft de doorgevoerde wetswijziging zo snel mogelijk benutten en het verlengingsbesluit alsjeblieft voor het zomerreces naar de Kamer en vooral naar de drinkwatersector. Dat is mijn laatste oproep in dit debat.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Minister en uiteraard ook de Minister van LNV, die hier nu niet meer is, voor de gegeven antwoorden. Volgens mij zijn de meeste vragen beantwoord. Ik had een vraag gesteld over het Noordzeeakkoord. Ik had met name gevraagd om daar ook de motie in op te nemen over zo min mogelijk gebiedssluitingen voor visserij. Ik dacht dat die niet beantwoord is, maar ik weet het niet helemaal zeker. Nee? Zie je? Maar goed, ik ga dadelijk vertrekken, als ik mijn tweede termijn heb gehad. Wellicht komt het antwoord nog. Dat lees ik dan wel na.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zal ik het dan even heel snel zeggen? Dat loopt in hetzelfde mee als wat ik in de richting van de heer De Groot heb gezegd over de windparken.

De heer Stoffer (SGP):

Dat dacht ik eigenlijk al. Dus dank daarvoor. Dat is helder. Ik zit nog wat te overwegen op een aantal vlakken. Ik zou dus graag een tweeminutendebat willen aanvragen, maar als er aan de andere kant iemand is die dat ook wil, mag die wat mij betreft de eerste spreker zijn. Dat hoeft voor mij niet, maar het ligt er natuurlijk aan of iemand anders ook een debat wil. Dat vecht u maar uit, voorzitter, maar ik zou graag een debat willen.

De voorzitter:

Dat is helemaal correct van uw kant. Dat zou dan het eerst aan de heer Heerema zijn, en dan lopen we het rijtje af. Dan weten we het, of anders komen we uiteindelijk bij u terecht, als u naar aanleiding van de notulen besluit of u dat debat nog wil. Dank voor uw inbreng. Misschien kan de Minister heel snel ook de vraag van de heer Grinwis nu beantwoorden? Als ze dan toch bezig is.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Ten aanzien van de WACC – het blijft een beetje gek woord om uit te spreken – hebben we voor de korte termijn het probleem opgelost, in die zin dat we gewoon de huidige situatie kunnen verlengen. Maar nogmaals, als het probleem wat fundamenteler wordt, wil ik graag ook het gesprek met de financiële sector voeren over hoe het zit met de eisen die ze stellen aan de drinkwaterbedrijven, met de ILT-rapportage erbij. Ik wil het echt even zorgvuldig afwegen. Maar voor de korte termijn hebben we het probleem opgelost. Het wetsvoorstel gaat voortvarend en het komt volgens mij zeker voor de zomer goed. Voor de korte termijn hoeven de drinkwaterbedrijven er dus geen zorgen over te hebben, want dan kan het van twee naar drie jaar worden verlengd.

De voorzitter:

Goed. We gaan verder met mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

O, toch wel. Ik dacht dat we nu eerst naar de overkant gingen. Het maakt mij ook niet uit. Ik wil in ieder geval ook een VAO, dus we zullen wel zien wie de eerste spreker is.

De voorzitter:

Bij een VAO niet meer.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

O, een tweeminutendebat.

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Neem me niet kwalijk. Ik had aan beide Ministers gevraagd wat de grootste bedreiging van de waterkwaliteit in Nederland is. Ik ga ervan uit dat het antwoord van Minister Schouten op deze vraag, namelijk dat droogte de grootste bedreiging van de waterkwaliteit is, ook het antwoord is van Minister van Nieuwenhuizen. Als dat niet zo is, dan hoor ik dat graag alsnog. Ik moet zeggen dat het me heel erg teleurstelt, omdat ik ervan houd om in de politiek problemen op te lossen. Als je afhankelijk bent van wat het weer je gaat geven, dan kun je wel naar huis gaan om een regendans te doen. En dat vind ik niks. Misschien kan de Minister daar nog even op reflecteren?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan ga ik naar de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik vond de beantwoording van de Minister van LNV echt teleurstellend. Het gaat er immers om dat je als bewindspersoon je verantwoordelijkheid neemt, ook al is de verhouding in de Kamer lastig, en zeker als er zaken dreigen met betrekking tot de uitvoering van het Europees beleid. We willen ons niet allemaal door de rechter op de vingers laten tikken. Daarvoor zit je niet in de politiek.

Over de systeemverantwoordelijkheid voor de Kaderrichtlijn Water van deze Minister: welke deadline heeft zij voor de inventarisering van de onttrekkings- en grondwaterproblematiek? Ik vraag dat in verband met de verslechtering die nu zeer acuut dreigt. Wanneer heeft zij de inventarisering gerealiseerd?

Ik heb begrepen dat er aan het eind van het jaar een ex-ante-evaluatie komt als het gaat om de doelbereiking 2027. Maar er is al gezegd dat we nu al weten dat we het doel niet gaan halen bij volledige deelname aan de «delta-aanpak waterbeheer». Zo noem ik het maar even, maar het heet anders. Dus gaat de Minister nu al nadenken over extra maatregelen, of minder vrijblijvende maatregelen?

Tot slot. Wind op zee: dank voor de beantwoording. Bedoelt u met «najaar» oktober? Graag nog even een precisering.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we daarmee bij de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank. Dank aan de Minister voor de beantwoording die ik heb gekregen. Ik had drie onderwerpen aan de orde gesteld. Twee zijn naar grote tevredenheid beantwoord. Ik heb even getwijfeld of ik misschien nog iets moest zeggen over de problemen bij de Reddingsbrigade, die deze Minister samen met de Minister van VWS uitstekend heeft opgelost, zodat onze zwemwateren in Nederland, zowel kust als meren en plassen, veilig zijn voor de komende zomer. Dank daarvoor nog in tweede termijn.

Eén dingetje neem ik mee terug naar de fractie, omdat het beeld daarvan gewoon verschilt van wat de Minister hier neerlegt met betrekking tot de Wadden, het overleg en de snelheid waarmee dingen worden opgepakt. Wat ik in dit debat heb gehoord en heb meegekregen, moet ik gewoon even terugkoppelen. En dan ga ik daar een heel mooi compromis uit borduren. Ik heb geen vragen aan de Minister, maar het is meer van «goh, hier ben ik mee bezig».

De voorzitter:

Ik heb wel even een vraag aan u. Betekent dit dat u daarvoor een tweeminutendebat aanvraagt? Dat wil ik even vaststellen, omdat u officieel de eerste in de rij bent. Zo werkt het hier in de Kamer.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

O, daar hecht ik totaal niet aan. Nee, dus ik zal het niet aanvragen.

De voorzitter:

Helder. Dan komen we bij mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk ook dank aan de Ministers. Ik zit toch een beetje te worstelen. Ik denk dat het een beetje de worsteling is die de heer De Groot net ook schetste. We zitten in een demissionaire periode. Dat is volkomen helder. We zitten ook in een periode waarin de bewindspersonen naar verschillende onderzoeken, overleggen en debatten verwijzen. Maar aan de andere kant is er ook het gevoel dat dit niet zomaar goed gaat. Dat vind ik een erg lastige worsteling. Dat had ik ook met pfas, waar we ook een klein interruptiedebatje over hadden. Kijk, straks zitten we in het volgende debat. Dan hebben we net een schriftelijke ronde gehad, met alle toeters en bellen. En dan komen we weer op het punt van «ja, maar dit onderzoek mist nog» of «hier weten we nog niet voldoende van om nu stappen te zetten». Er is nu een tweeminutendebat aangevraagd, maar misschien moeten we er toch even heel scherp naar kijken. We kunnen weer in het volgende debat zitten en ons weer allemaal zorgen maken en dan weer wachten op onderzoek, maar dat vind ik toch een heel lastige. We hebben daar nu geen tijd voor, maar we zien in het RIVM-rapport dat er nog best veel data missen. Maar goed, dat is dus mijn worsteling.

Voorzitter. Tot slot één vraag die ik in eerste termijn niet kon stellen. Ik hoorde de Minister in verschillende berichtgevingen over datacenters reageren. Ik dacht: er zijn Kamervragen beantwoord en er is een motie van mijzelf en de voorzitter uitgevoerd, die meer op het gebied van energie lagen. Misschien is het goed als de Minister een toezegging kan doen om de Kamer nog nader over de waterkant te informeren. Dat gaat niet alleen maar over het drinkwater, maar juist ook over opwarming van oppervlaktewater, koeling et cetera. Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. U vraagt dus op dit moment dat tweeminutendebat aan?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, voorzitter, maar dat vind ik wel weer tragisch voor de heer Stoffer, want hij noemde het toch gewoon als eerste. Het maakt mij echt niet uit om eerste spreker te zijn.

De voorzitter:

Ik kreeg de indruk dat de heer Stoffer dat namelijk niet meer wilde. Maar dan laten we het nu op naam van de heer Stoffer staan.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja.

De voorzitter:

En dan zien we het wel.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, precies.

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. En ook dank aan de beide Ministers voor de antwoorden op onze vragen. Ik was blij met de context die de Minister even schetste van hoever we komen qua waterkwaliteit, en dat het natuurlijk ook veel te maken heeft met dat we toch een beetje het rioolputje zijn van West-Europa, en dat niet alleen de landbouw daar een rol in heeft. Ik zie overigens natuurlijk wel dat de landbouw ook een grote opgave heeft. Dat ontken ik zeker niet. Maar het is altijd goed dat u de context ook schetst.

Ik had verder geen andere vragen. We kregen de opdracht van de Minister van LNV om de lijst met controversiële onderwerpen nog eens een keertje door te kijken. Dat ga ik dus doen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan komen we bij mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. We begonnen dit overleg met de constatering dat water een eerste levensbehoefte is. Dan denk ik: dat is wel waar, maar dan gaat het natuurlijk wel om gezond en veilig water. Zeker als het gaat om natuur hebben we 34 kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden en die voldoen niet aan de norm uit de Nitraatrichtlijn. Dat betekent gewoon dat er wordt overbemest. Die verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van LNV, maar zij duikt opnieuw weg voor haar verantwoordelijkheid. Dat zie ik vandaag. Ze neemt er kennelijk genoegen mee dat de natuurgebieden verdrogen. Kort gezegd, ik vind dat echt waardeloos. Niet alleen de Minister van LNV, maar beide Ministers duiken weg en wijzen naar anderen. Ze wijzen naar de provincies, naar de waterschappen, naar elkaar en naar de Kamer. Die zouden dan de verantwoordelijkheid moeten nemen en actie moeten ondernemen, terwijl de Ministers zelf het voortouw zouden moeten nemen. Er zijn voldoende mogelijkheden voor, maar het gebeurt niet. Als een en ander nu opnieuw vooruit wordt geschoven, zoals dat al jaren gaat, dan gaan we de waterdoelen zeker niet halen. Dus voorzitter, ook hier de wens om een tweeminutendebat te houden.

De voorzitter:

Daarmee is dan ook duidelijk dat het tweeminutendebat met de beide Ministers zal zijn. Gaat de Minister direct antwoorden?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja hoor. Ik ga het proberen. Zo heel veel vragen waren er niet meer gesteld.

Mevrouw Bromet vroeg: wat is nou de grootste bedreiging voor de waterkwaliteit? Het kabinet spreekt met één mond; dat begrijpt u. Maar collega Schouten zei er wel bij: geredeneerd vanuit de landbouw en de natuur. Dat is natuurlijk eigenlijk al een heel groot spectrum. Laat ik het dan onder de paraplu hangen. Wat mij betreft is de klimaatverandering de grootste bedreiging, en droogte is daar een onderdeel van. Dat is natuurlijk wel waar het eigenlijk op neerkomt. Ik zou net zo goed kunnen zeggen: de verzuring van de oceanen. Daar hebben we het hier minder over. We hebben het wel over de zeespiegelstijging, maar de verzuring van de oceanen is misschien wel de grootste bedreiging voor ons allemaal. Dus in die zin valt het allemaal toch weer onder het kopje klimaatverandering, denk ik. Maar je zou ook kunnen zeggen: de zeer zorgwekkende stoffen. U noemde zware metalen. Het is moeilijk om één ding eruit te halen. Het is gewoon een heel grote, complexe uitdaging.

Er was een hele specifieke vraag van de heer De Groot of het Besluit Windenergiegebieden er in oktober zou kunnen zijn. Ik kan u mededelen dat dat inderdaad het streven is. Dus ik beloof u niets, maar het is wel het streven.

De deadline voor de grondwaterproblematiek. De studiegroep Grondwater levert eind van dit jaar op. Dan moeten we dat dus weten.

Op de vraag ten aanzien van de drinkwaterbedrijven en de WACC heb ik al gereageerd. De grootste bedreiging heb ik ook al gehad.

De heer Heerema zegt: nou ja, over de Wadden...

Toch nog even in de richting van mevrouw Beckerman. Zij zegt dat ook uit het RIVM-rapport blijkt dat er nog veel mist. We hebben in de brief wel aangegeven dat wij gezamenlijk vanuit de ministeries alle adviezen van het RIVM ook opvolgen. Het is dus niet zo dat de Staatssecretaris of de Minister van VWS of ik nu op onze handen gaan zitten tot het debat bij u is afgerond. Alles wat geadviseerd wordt, zetten wij in de tussentijd gewoon in gang. De Staatssecretaris is ook in het stoffenbeleid voortdurend gewoon aan het werk.

Over de datacenters...

De voorzitter:

Voordat u doorgaat... Zo veel vragen heeft mevrouw Beckerman nou ook niet gesteld vandaag. Dus die gelegenheid is er nu.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nee, voorzitter. Als reactie op de Minister: dat klopt. Maar het RIVM constateert bijvoorbeeld ook dat een deel van de gegevens uit 2009 stamt en dat die geactualiseerd dienen te worden. Wat ik wilde voorkomen is het volgende, en ik verwees er net al naar. Mijn collega Cem Laçin heeft bijvoorbeeld in een eerder debat een motie ingediend en vervolgens aangehouden om op dit rapport te wachten. Wat wij willen voorkomen, is dat je in zo'n cyclus komt van: wacht, we moeten eerst nog die rapporten updaten, en dan kunnen we pas weer maatregelen nemen. Het moet natuurlijk allemaal goed in elkaar grijpen. Daarom wilde ik juist weten of de missende informatie, dus niet alleen maar de aanbevelingen op beleidsdoelen maar ook de onderzoeken, nu in gang worden gezet.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daarover – ik kijk even – kan ik in ieder geval voor mijn portefeuille en ook voor die van de Staatssecretaris binnen IenW zeggen dat we alles meteen gewoon voortvarend in gang zetten. En ik ga ervan uit dat dat bij VWS ook het geval is, maar dat laat ik aan de mensen van VWS over.

Dan heeft u het nog gehad over de datacenters, de waterkant daarvan – het klinkt een beetje gek – en natuurlijk ook het koelwater enzovoort. Volgens mij hebben we daar meerdere sets vragen over beantwoord. Dus ik dacht dat het daar eigenlijk wel voldoende in behandeld was. Anders zou ik graag een keer horen welke specifieke punten u daarin nog mist.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat lag ook een beetje op het punt waar ikzelf en mevrouw Agnes Mulder eerder een motie over indienden bij Energie. In de beantwoording van de vragen wordt steeds gezegd «dit is een bevoegdheid van de gemeente» of «dit is een bevoegdheid van de provincie», maar een landelijk overzicht ontbreekt. Dat hekelde mij ook bij de energiekant. Daarbij zie je aan de ene kant een enorme toename van datacenters, wat ook impact heeft op andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld ten aanzien van hoeveel energieopwekking er nodig is of wat het net aankan. Dat zie je hierbij ook. Natuurlijk willen we er niet in treden dat een gemeente de vergunningen moet verlenen, maar we willen wel dat er een nationaal overzicht is van waar we het over hebben en over welke orde van grootte we het hebben, ook omdat er allerlei berichtgeving over is. Eerder was er sprake van een rapport waaruit zou blijken dat er een drinkwatertekort zou kunnen ontstaan op warme dagen. Dat zijn wel zaken waarover wij volgens mij als Kamer ook moeten nadenken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Waar ze precies zitten en waar vergunningaanvragen lopen, laat ik in eerste instantie dan ook echt aan EZK. Ik weet wel dat er zowel in de provincie Noord-Holland als in Flevoland aan een beleidskader hieromtrent wordt gewerkt. Laat ik dan voorstellen dat we u in aanloop naar een volgend overleg, het commissiedebat Water, de stand van zaken op dat punt zullen schetsen. Ik denk dat dat misschien het makkelijkst is. Dat zeg ik u dan bij dezen toe, en dan moet het blaadje met de toezeggingen weer terug. Ha ha ha.

Ik vind het jammer dat mevrouw Vestering al weg is, want ze zei dat ik eigenlijk zelf nergens het voortouw in neem en alleen maar naar anderen verwijs als het gaat om de Kaderrichtlijn Water. Ik had haar nu toch graag even willen zeggen dat dat toch echt niet zo is, en dat niet alleen wij maar ook alle andere partijen, ook uw Kamer, allerlei concrete initiatieven hebben genomen – ik heb er straks nog een paar van genoemd – om echt concrete dingen te doen om tot verbetering te komen. De waterschappen zijn er ook echt gemotiveerd mee bezig. Dat wij alleen maar het blikje vooruitschoppen, herken ik echt niet.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Daarmee komen we aan het eind van de tweede termijn van de Minister. Ik kijk nog even rond of we geen mensen zijn vergeten. We hebben geprobeerd om rond 21.00 uur te stoppen en daarbij komen we aardig in de buurt.

Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd. Die ga ik hier voor de leden en ook voor de Minister even herhalen, zodat we hetzelfde beeld hebben bij de toezeggingen.

– Voor het debat Wadden in het najaar ontvangt de Kamer een brief met de stand van zaken over de uitvoering van de Waddenagenda en het bereiken van de hoofddoelstelling.

– In het najaar – het streven is in oktober – wordt de Kamer geïnformeerd over het aanvullend ontwerpprogramma Noordzee met betrekking tot de windparkgebieden en de visserij.

– Voor het commissiedebat MIRT ontvangt de Kamer een brief over de financiering uit het Deltafonds en Mobiliteitsfonds van beheer en onderhoud.

– Zodra de gesprekken over de Westerschelde zijn afgerond, zal de Kamer worden geïnformeerd over het langetermijnperspectief.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zit nog even na te denken over «financiering uit het fonds». Het ging breed over de problematiek en niet specifiek over de financiering uit het Deltafonds en het Mobiliteitsfonds. Ik heb de heren toegezegd om een brief te sturen over de problematiek, breed, van beheer en onderhoud, zowel uit het Infrastructuurfonds als uit het Deltafonds.

De voorzitter:

Ik denk dat de leden daar geen problemen mee hebben, zolang financiering ook maar wordt genoemd.

Dan gaan we naar toezegging nummer vier. Ik denk dat die akkoord was, maar ik ga hem toch even herhalen.

– Zodra de gesprekken over de Westerschelde zijn afgerond, zal de Kamer worden geïnformeerd over het langetermijnperspectief.

En dan de laatste toezegging.

– In aanloop naar het wetgevingsoverleg Water in het najaar ontvangt de Kamer de stand van zaken van de waterkant bij datacenters.

Daarmee komen we dan aan het eind... O, er is nog een vraag van meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja. Over de eerste toezegging heb ik duidelijk gehoord dat die rapportage over de Wadden vervolgens één keer per jaar zal zijn. Ik weet niet of het erbij moet, maar dat was in ieder geval wel de strekking en ook de reden van de vraag van de heer Grinwis.

De voorzitter:

Ik denk dat meer mensen dat gehoord hebben en de Minister heeft het ook bevestigd. Dus dat wordt dan toegevoegd.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik dacht dat we dat al eerder hadden afgesproken. Dan is het dus niet echt opnieuw een toezegging.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat zou inderdaad kunnen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het is hier bevestigd en het staat in de notulen.

De voorzitter:

Waarvan akte. Dan komen we hiermee aan het eind van dit commissiedebat. Ik dank de Minister en al haar medewerkers, ook die op afstand, alle leden voor hun vragen en hun inbreng en natuurlijk iedereen die deze vergadering ondersteunde en mogelijk maakte in het gebouw. Ik kijk even een paar mensen aan. Hartelijk dank voor jullie inzet op deze avond. Daarmee komen we aan het eind van de vergadering en sluit ik deze ook af en wens ik u allen nog een gezegende avond. Dank u wel.

Sluiting 21.09 uur.