35725, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 18 juni 2021)
Wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2021D24428, datum: 2021-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2021Z02710:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-02-10 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-22 14:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-05-17 10:00: Wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-06-24 10:15: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-06-24 14:39: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-07-01 10:15: Verzamelwet OCW 20.. (35725) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 18 juni 2021) | |
35 725 | Wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) |
Nr. 2 | VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om op gebundelde wijze diverse vooral wetstechnische en redactionele wijzigingen aan te brengen in met name de wetten die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. ADVOCATENWET
In artikel 36b, vijfde lid, van de Advocatenwet vervalt â, onderdeel f,â.
ARTIKEL II. EXPERIMENTENWET VOOROPLEIDINGSEISEN, SELECTIE EN COLLEGEGELDHEFFING
In artikel 1, onderdeel d, van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing vervalt â, onderdeel j,â
ARTIKEL III. LEERPLICHTWET 1969
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders volgen bij hunâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders volgt bij zijnâ.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt âburgemeester en wethouders van oordeel zijnâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders van oordeel isâ.
3. In het derde lid wordt âvolgen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âvolgt het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âoordelen zijâ vervangen door âoordeelt hetâ.
4. In het vierde lid wordt âstellen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âstelt het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âverzekeren zijâ vervangen door âverzekert hetâ.
B
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ânaar hun oordeelâ vervangen door ânaar het oordeel van het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid, aanhef, wordt âburgemeester en wethouders besluitenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders besluitâ en wordt âhoren burgemeester en wethoudersâ vervangen door âhoort het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het vierde lid wordt âBurgemeester en wethouders besluitenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders besluitâ.
4. In het vijfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
C
Artikel 3b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vierde lid, aanhef, wordt âburgemeester en wethouders besluitenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders besluitâ en wordt âhoren burgemeester en wethoudersâ vervangen door âhoort het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het vijfde lid wordt âBurgemeester en wethouders besluitenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders besluitâ.
D
In artikel 6, eerste lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
E
In artikel 7, eerste volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âhenâ vervangen door âdat college van burgemeester en wethoudersâ.
F
In artikel 15, eerste lid, wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ.
G
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt âZij wijzenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders wijstâ.
3. In het vierde lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
H
In artikel 16a, vierde lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
I
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede, derde en zesde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het zesde lid wordt âhun bevoegdheden op grond van deze wet hebbenâ vervangen door âzijn bevoegdheden op grond van deze wet heeftâ.
J
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. âBurgemeester en wethouders controlerenâ wordt vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders controleertâ.
K
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid wordt âhun bevoegdheden op grond van deze wet hebbenâ vervangen door âzijn bevoegdheden op grond van deze wet heeftâ.
L
In artikel 22, eerste lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
M
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders brengenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders brengtâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders doenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders doetâ en wordt âaan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeenteâ vervangen door âaan het college van burgemeester en wethouders gemelde schoolverzuim in zijn gemeenteâ.
ARTIKEL IV. LEERPLICHTWET BES
De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, subonderdeel 1, komt te luiden:
1°. een openbare of een uit openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of school of een ingevolge artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs;
2. Onderdeel f komt te luiden:
f. startkwalificatie:
1°. een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES;
2°. een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma van onderwijs aan een inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES;
3°. een ander krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, voor de toepassing van deze wet aangewezen diploma;
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 2. Aanwijzing scholen, instellingen en diplomaâs
2. Onder vervanging van â, enâ aan het slot van onderdeel a door een komma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door â, enâ wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. diplomaâs, van een opleiding aan een school als bedoeld in onderdelen a en b, worden aangewezen als startkwalificatie, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, subonderdeel 2.
ARTIKEL V. MEDEDINGINGSWET
In artikel 25h, eerste lid, onderdeel c, van de Mededingingswet vervalt â, onder h,â.
ARTIKEL VI. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6a.1.4 wordt âlanger dan een studiejaarâ vervangen door âlanger dan twee studiejarenâ.
B
In artikel 8.1.1, lid 1b, vervalt â, onderdeel m,â.
ARTIKEL VII. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.4.7a, eerste lid, onderdeel d, wordt âinstellingsverklaringâ vervangen door âverklaringâ.
B
Na artikel 7.4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.4.8a. Mbo-verklaring
1. Een student aan wie geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.8 kan worden uitgereikt, maar die wel ten minste Ă©Ă©n waardering voor een onderdeel of voor een deel daarvan van de opleiding heeft behaald, ontvangt op zijn verzoek een door de examencommissie af te geven verklaring.
2. In afwijking van het eerste lid ontvangt de student, ook zonder een daartoe strekkend verzoek, een verklaring van de desbetreffende examencommissie, indien de student:
a. niet meer aan een instelling is ingeschreven,
b. de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt, en
c. niet in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
3. Op de verklaring zijn in ieder geval opgenomen de onderdelen of de delen daarvan waarvoor op de datum van beëindiging van de opleiding door de student een waardering is behaald en de overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die per categorie van studenten kunnen verschillen.
4. Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld, dat voor verschillende categorieën van studenten kan verschillen en kunnen voor de verklaring technische veiligheidseisen worden vastgesteld.
C
Artikel 8.1.7a, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de student naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van de bij ministeriële regeling vastgestelde persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
ARTIKEL VIII. WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt in de begripsbepaling van âho-studentâ â, onderdeel b,â.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, vierde, zesde en tiende lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âverstrekkenâ vervangen door âverstrektâ.
3. In het vierde lid, tweede volzin, wordt âinwinnenâ vervangen door âinwintâ.
4. In het zesde lid wordt âverstrekkenâ vervangen door âverstrektâ.
5. In het tiende lid wordt âhebbenâ vervangen door âheeftâ.
C
Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
D
In artikel 47a, eerste en tweede lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
E
In artikel 66b, tweede lid, onderdeel j, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
F
In artikel 67, tweede lid, tweede volzin, wordt âBurgemeester en wethouders zendenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders zendtâ.
G
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vijfde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
H
Artikel 89, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt âDe gemeenteraad draagt onderscheidenlijk burgemeester en wethoudersâ vervangen door âDe gemeenteraad en het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In de tweede volzin wordt âHij behandelt onderscheidenlijk zijâ vervangen door âDe gemeenteraad en het college van burgemeester en wethoudersâ.
I
Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
J
Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
3. In het derde lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
K
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ en wordt âhenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid, aanhef, wordt âBurgemeester en wethouders nemenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders neemtâ.
3. In het vijfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
4. In het zesde lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
5. In het zevende lid wordt âBurgemeester en wethouders nemenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders neemtâ.
6. In het achtste lid, eerste volzin, wordt âtreden burgemeester en wethoudersâ vervangen door âtreedt het college van burgemeester en wethoudersâ.
7. In het achtste lid, tweede volzin, wordt âdelen burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat zij niet kunnen instemmenâ vervangen door âdeelt het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat het niet kan instemmenâ.
8. In het negende lid, eerste volzin, wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ.
9. In het negende lid, vierde volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
L
In artikel 94 wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ en wordt âhenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
M
In artikel 95 wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
N
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders wijzenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders wijstâ.
O
In artikel 97, eerste lid, wordt âBurgemeester en wethouders beslissenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders beslistâ.
P
In artikel 100, vierde lid, wordt âBurgemeester en wethouders betalen volgens door henâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders betaalt volgens door het college van burgemeester en wethoudersâ.
Q
Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid wordt âgeven burgemeester en wethoudersâ vervangen door âgeeft het college van burgemeester en wethoudersâ.
R
In artikel 102 wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
S
In artikel 103 wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
T
In artikel 104, tweede lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
U
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders zijnâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders isâ.
2. In het eerste lid, derde volzin, wordt âzijn burgemeester en wethoudersâ vervangen door âis het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het tweede lid wordt âplegen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âpleegt het college van burgemeester en wethoudersâ.
V
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, derde volzin, en in het vijfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt âburgemeester en wethouders gebruik maken van hunâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijnâ.
W
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid, tweede volzin, derde lid, zesde lid, tweede volzin, en zevende lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
X
In artikel 110 en in het opschrift daarvan wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
Y
In artikel 115, eerste en derde lid, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ telkens vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
Z
In artikel 116, tweede lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
AA
Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, eerste volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âkunnenâ vervangen door âkanâ.
2. In het zesde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âofmeerâ vervangen door âof meerâ.
3. In het zevende lid wordt âBurgemeester en wethouders makenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders maaktâ.
BB
Artikel 136 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, derde volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vierde lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
CC
Artikel 137 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ, wordt âzijâ vervangen door âhetâ en wordt âzullenâ vervangen door âzal.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt âverlenen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âverleent het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het tweede lid, tweede volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
4. In het derde lid, eerste volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âverlenenâ vervangen door âverleentâ.
DD
Artikel 138 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, zesde lid, eerste en derde volzin, en zevende lid, eerste volzin, wordt âstellen burgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âstelt het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het zesde lid, tweede volzin, wordt âbepalen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âbepaalt het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het zevende lid, tweede volzin, wordt âdrukken burgemeester en wethoudersâ vervangen door âdrukt het college van burgemeester en wethoudersâ.
EE
Artikel 141 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en derde volzin wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In de derde volzin wordt âhebben genomenâ vervangen door âheeft genomenâ.
FF
In artikel 147, derde lid, eerste volzin, en zesde lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
GG
Artikel 162b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste en tweede volzin, wordt âBurgemeester en wethouders dragenâ telkens vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders draagtâ.
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âzijâ vervangen door âhetâ en wordt âbeschikkenâ vervangen door âbeschiktâ.
3. In het eerste lid, derde volzin, wordt âBurgemeester en wethouders volgenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders volgtâ.
4. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef, derde volzin, wordt âBurgemeester en wethouders van de contactgemeente vervullenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente vervultâ.
b. In onderdeel a wordt âmaken zijâ vervangen door âmaakt hetâ.
c. In onderdeel b wordt âdragen zijâ vervangen door âdraagt hetâ.
d. In onderdeel c wordt âorganiseren en coördineren zijâ vervangen door âorganiseert en coördineert hetâ.
5. In het vierde lid, eerste volzin, wordt âdragen burgemeester en wethouders van de vorige contactgemeenteâ vervangen door âdraagt het college van burgemeester en wethouders van de vorige contactgemeenteâ en wordt âburgemeester en wethouders van de opvolgende contactgemeenteâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders van de opvolgende contactgemeenteâ.
6. In het zesde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
7. In het zevende lid, tweede volzin, wordt âBurgemeester en wethouders van de contactgemeente stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente steltâ.
8. In het achtste lid, eerste volzin, wordt ânakomenâ vervangen door ânakomtâ en in de eerste en tweede volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
HH
Artikel 162c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders van de contactgemeente zendenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente zendtâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders zijnâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders isâ.
II
Artikel 162c1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het derde lid wordt âBurgemeester en wethouders van de contactgemeente coördinerenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente coördineertâ.
4. In het vijfde lid wordt âBurgemeester en wethouders van de contactgemeente gevenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente geeftâ.
JJ
In artikel 164a, zesde lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
KK
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
ARTIKEL IX. WET OP HET ACCOUNTANTSBEROEP
In artikel 49, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het accountantsberoep vervalt â, onderdeel q,â.
ARTIKEL X. WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 komt te luiden:
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
accreditatie: het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding door het accreditatieorgaan positief is beoordeeld;
accreditatie bestaande opleiding: accreditatie als bedoeld in artikel 5.11;
accreditatie nieuwe opleiding: accreditatie als bedoeld in artikel 5.8;
accreditatiekader: het kader waarin het accreditatieorgaan zijn werkwijze met betrekking tot de taken, genoemd in artikel 5.2, eerste en tweede lid, vastlegt;
accreditatieorgaan: de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, bedoeld in artikel 1 van het Accreditatieverdrag;
Accreditatieverdrag: het op 3 september 2003 te Den Haag tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs (Trb. 2003, 167);
anderstalig traject: traject dat wordt verzorgd in een andere taal dan het Nederlands voor het gehele traject dan wel een deel van het traject dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
bijzondere instelling: een instelling die uitgaat van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;
college van bestuur:
â van een bijzondere instelling: het orgaan van de instelling dat als zodanig in de statuten is aangewezen;
â van een openbare instelling: het orgaan van de instelling dat op grond van deze wet ter zake bevoegd is;
duale opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid;
erkenning ITK: de erkenning die tot uitdrukking brengt dat de interne kwaliteitszorg en de inzet tot verbetering van de resultaten van een instelling voor hoger onderwijs, voor zover betrekking hebbend op de kwaliteit van haar opleidingen, positief is beoordeeld;
faculteit der geneeskunde: de faculteit waarin de opleidingen voor het beroep van arts zijn ingesteld;
graad: de graad Bachelor of Master met of zonder toevoeging, de graad Associate degree of de graad Doctor, Doctor honoris causa of Doctor of Philosophy;
hoger beroepsonderwijs: onderwijs dat is gericht op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk;
hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs;
initieel onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a;
inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;
instelling voor hoger onderwijs: een bekostigde instelling, opgenomen in de bijlage van deze wet onder a tot en met i of een rechtspersoon voor hoger onderwijs, tenzij uit deze wet het tegendeel blijkt;
nstellingsbestuur:
â van een bekostigde instelling: het college van bestuur, tenzij anders bepaald;
â van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die geaccrediteerde opleidingen verzorgt: het orgaan dat als zodanig in de statuten is aangewezen;
Nederlandstalige opleiding: opleiding die wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
openbare instelling: een instelling die uitgaat van een publiekrechtelijke rechtspersoon;
openbaar lichaam BES: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
opleiding: een associate degree-opleiding, een bacheloropleiding of een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a waarvoor accreditatie is verleend, tenzij uit deze wet het tegendeel blijkt;
persoonsgebonden nummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, of het onderwijsnummer, bedoeld in artikel 7.31e, derde lid;
rechtspersoon voor hoger onderwijs: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die initiële opleidingen verzorgt met uitzondering van de Staat of een instelling of een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die postinitiële masteropleidingen verzorgt met uitzondering van de Staat;
register onderwijsdeelnemers: register onderwijsdeelnemers als bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers;
studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;
studiepunt: een studiepunt in de zin van artikel 7.4, eerste lid;
titel: een titel als bedoeld in artikel 7.20, eerste en tweede lid (ingenieur, afgekort tot ir., meester, afgekort tot mr., doctorandus, afgekort tot drs., ingenieur, afgekort tot ing., baccalaureus, afgekort tot bc.) of de titel, bedoeld in artikel 7.22, tweede en derde lid (doctor, afgekort tot dr.);
traject: programma binnen een opleiding waarvan de studielast en de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, gelijk zijn aan die van de opleiding;
visitatiegroep: groep van opleidingen die onderwijsinhoudelijk met elkaar overeenkomen; en
wetenschappelijk onderwijs: onderwijs dat is gericht op de voorbereiding tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis en dat het inzicht in de samenhang van de wetenschappen bevordert.
B
Aan artikel 5.6, tweede lid, wordt de zinsnede toegevoegd âdan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op de eerste opleiding die wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen, op aanvraag van het op grond van de statuten daartoe bevoegde orgaan van die rechtspersoonâ.
C
In artikel 6.7, eerste lid, en artikel 6.7a, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, wordt âgegadigdenâ vervangen door âaspirant-studentenâ.
D
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt âartikel 7.53a, vierde en vijfde lidâ vervangen door âartikel 7.53a, derde en vierde lidâ.
2. Het zesde lid vervalt.
Da
In artikel 7.1, derde lid, wordt na âartikel 7.39â ingevoegd â, 7.42bâ.
E
In artikel 7.3, zesde lid, wordt âeen opleiding, te beĂ«indigenâ vervangen door âeen opleiding te beĂ«indigenâ.
F
Artikel 7.3h komt te luiden:
Artikel 7.3h. Vrij onderwijsprogramma in het wetenschappelijk onderwijs
Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs kan, uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7.12b, eerste lid, onderdeel c, is belast.
G
In artikel 7.11, tweede lid, onderdeel e, wordt âen wanneerâ vervangen door âof wanneerâ.
H
In artikel 7.53c, tweede lid, wordt een komma ingevoegd na âplaatsvindenâ en wordt âaantal,â vervangen door âaantal in te schrijven studenten'.
I
In artikel 7.59, tweede lid, wordt âreiktâ telkens vervangen door âverstrektâ en vervalt telkens âuitâ.
J
In de artikelen 9.33, eerste lid, onderdeel h, en 10.20, eerste lid, onderdeel j, wordt âinstellen van een capaciteitsfixusâ vervangen door âvaststellen van een capaciteitsfixusâ.
K
In artikel 18.75, tweede, vijfde en zesde lid, vervalt telkens â, onder aaâ.
ARTIKEL XI. WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel p, vervalt â, onderdeel aa,â.
B
In artikel 11, zevende lid, wordt na âde Wet educatie en beroepsonderwijsâ ingevoegd âof de Wet educatie en beroepsonderwijs BESâ.
ARTIKEL XII. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van âbevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholenâ âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
B
In artikel 3a, derde lid, wordt âdeelnemersâ vervangen door âstudentenâ.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âverstrekkenâ vervangen door âverstrektâ en wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vierde lid, tweede volzin, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âinwinnenâ vervangen door âinwintâ.
3. In het twaalfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âhebbenâ vervangen door âheeftâ.
D
Aan artikel 4c wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
E
In artikel 18a, negende lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
F
In artikel 64b, tweede lid, onderdeel j, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
G
In artikel 65, tweede lid, wordt âBurgemeester en wethouders zendenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders zendtâ.
H
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vijfde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
I
Artikel 75, twaalfde lid, wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âkunnenâ vervangen door âkanâ..
J
Artikel 77 wordt al volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âonderzoeken burgemeester en wethoudersâ vervangen door âonderzoekt het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âdienen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âdient het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het derde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
K
Artikel 91, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt âDe gemeenteraad draagt onderscheidenlijk burgemeester en wethoudersâ vervangen door âDe gemeenteraad en het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In de tweede volzin wordt âHij behandelt onderscheidenlijk zijâ vervangen door âDe gemeenteraad en het college van burgemeester en wethoudersâ.
L
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het eerste lid, aanhef, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ en wordt âhenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
M
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
3. In het derde lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
N
Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ en wordt âhenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid wordt âBurgemeester en wethouders nemenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders neemtâ.
3. In het vijfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
4. In het zesde lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
5. In het zevende lid wordt âBurgemeester en wethouders nemenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders neemtâ.
6. In het achtste lid, eerste volzin, wordt âtreden burgemeester en wethoudersâ vervangen door âtreedt het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt in de tweede volzin âdelen burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat zij niet kunnen instemmenâ vervangen door âdeelt het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat het niet kan instemmenâ.
7. In het negende lid, eerste volzin, wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt in de vierde volzin âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
O
In artikel 96, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ en wordt âhenâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
P
In artikel 97 wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
Q
Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders wijzenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders wijstâ.
R
In artikel 99, eerste lid, wordt âBurgemeester en wethouders beslissenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders beslistâ.
S
In artikel 102, vierde lid, wordt âBurgemeester en wethouders betalen volgens door henâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders betaalt volgens door het college van burgemeester en wethoudersâ.
T
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid wordt âgeven burgemeester en wethoudersâ vervangen door âgeeft het college van burgemeester en wethoudersâ.
U
In de artikelen 104 tot en met 106 wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
V
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders zijnâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders isâ en in de derde volzin wordt âzijn burgemeester en wethoudersâ vervangen door âis het college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid wordt âplegen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âpleegt het college van burgemeester en wethoudersâ.
W
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt âburgemeester en wethouders gebruik maken van hunâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijnâ.
X
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het tweede en derde lid, zesde lid, tweede volzin, en zevende lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
Y
In artikel 112 en in het opschrift daarvan wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
Z
In artikel 117, eerste en derde lid, wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ telkens vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ.
AA
In artikel 119, tweede lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
BB
Artikel 140 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âkunnenâ vervangen door âkanâ.
2. In het zesde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het zevende lid wordt âBurgemeester en wethouders makenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders maaktâ.
CC
Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het vierde lid wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
DD
Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders stellenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders steltâ, wordt âzijâ vervangen door âhetâ en wordt âzullenâ vervangen door âzalâ.
2. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âverlenenâ vervangen door âverleentâ.
3. In het derde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âverlenenâ vervangen door âverleentâ.
EE
Artikel 144 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, zesde lid, eerste en derde volzin, en zevende lid, eerste volzin, wordt âstellen burgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âstelt het college van burgemeester en wethouders,â.
2. In het zesde lid, tweede volzin, wordt âbepalen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âbepaalt het college van burgemeester en wethoudersâ.
3. In het zevende lid, tweede volzin, wordt âdrukken burgemeester en wethoudersâ vervangen door âdrukt het college van burgemeester en wethoudersâ.
FF
In artikel 147 wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âhebbenâ vervangen door âheeftâ.
GG
Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt âBurgemeester en wethouders brengenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders brengtâ.
3. In het derde lid, eerste volzin, wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt in de tweede volzin âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en âoverleggenâ vervangen door âoverlegtâ.
4. In het vierde lid wordt âburgemeester en wethoudersâ telkens vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
HH
In artikel 156, tweede lid, wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âeen besluit nemenâ vervangen door âeen besluit neemtâ.
II
In de eerste volzin van artikel 165 wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âwillen verrichtenâ vervangen door âwil verrichtenâ.
JJ
In artikel 166 wordt âBurgemeester en wethouders dragenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders draagtâ.
KK
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âBurgemeester en wethouders voeren ten minste jaarlijks overleg en dragen zorgâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders voert ten minste jaarlijks overleg en draagt zorgâ.
2. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders voeren overleg en makenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders voert overleg en maaktâ.
LL
Artikel 167a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en achtste volzin wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In de vijfde volzin wordt âBurgemeester en wethouders kunnenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders kanâ.
3. In de zesde volzin wordt âschrijven burgemeester en wethoudersâ vervangen door âschrijft het college van burgemeester en wethoudersâ en wordt âwaarbij zij initiatieven nemenâ vervangen door âwaarbij het initiatieven neemtâ.
4. In de zevende volzin wordt âvragen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âvraagt het college van burgemeester en wethoudersâ.
5. In de achtste volzin wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
6. In de negende volzin wordt âBurgemeester en wethouders makenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders maaktâ.
MM
In artikel 168 wordt âkunnen burgemeester en wethoudersâ vervangen door âkan het college van burgemeester en wethoudersâ.
NN
Artikel 168a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âBurgemeester en wethouders verstrekkenâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethouders verstrektâ.
2. In het vierde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ, wordt âdragen er zorg voor dat zij beschikkenâ vervangen door âdraagt er zorg voor dat het beschiktâ en wordt âverlenenâ vervangen door âverleentâ.
OO
Artikel 181 wordt als volgt gewijzigd
1. In het tweede lid wordt âburgemeester en wethoudersâ vervangen door âhet college van burgemeester en wethoudersâ.
2. In het derde lid wordt âBurgemeester en wethoudersâ vervangen door âHet college van burgemeester en wethoudersâ.
ARTIKEL XIII. WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
B
Artikel 27a1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt âstuderendeâ vervangen door âleerlingâ en vervalt de laatste volzin.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt âdeelnemerâ vervangen door âleerlingâ.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Onder afwezigheid met een geldige reden als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan afwezigheid wegens:
a. ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
b. zwangerschap of bevalling van de leerling, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van 16 weken die, indien de leerling dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of gedurende een periode van 20 weken die, indien de leerling dat wenst, 10 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat indien het een zwangerschap van meer dan Ă©Ă©n kind betreft, of
c. bijzondere familieomstandigheden.
10. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de periode, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, wordt verlengd als dit naar zijn oordeel passend is.
C
Artikel 72 komt te luiden:
Artikel 72. Samenvoeging scholen of scholengemeenschappen
1. Met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i kan Onze Minister een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien:
a. voor alle bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van die school of scholengemeenschap afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van een andere bij de samenvoeging betrokken school of scholengemeenschap; of
b. voor ten minste een van de bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 108, vijfde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
D
Artikel 72a komt te luiden:
Artikel 72a. Verticale scholengemeenschappen
1. Met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan Onze Minister voor bekostiging in aanmerking brengen:
a. een school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een regionaal opleidingencentrum deel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap;
b. een school voor mavo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een agrarisch opleidingscentrum deel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap; of
c. een school die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap, indien er bij de betrokken school sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 108, vijfde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
ARTIKEL XIV. WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de begripsbepaling van âdeelnemersâ.
B
In artikel 4, derde lid, wordt âdeelnemersâ vervangen door âstudentenâ.
C
Aan artikel 6a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
D
In artikel 26, derde lid, wordt âleerlingen en deelnemersâ vervangen door âleerlingen, deelnemers, vavo-studenten en studentenâ.
E
In artikel 27, tweede lid, onderdelen d en e, wordt âleerlingen en deelnemersâ vervangen door âleerlingen, deelnemers, vavo-studenten en studentenâ.
ARTIKEL XV. WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
In artikel 1 van de Wet register onderwijsdeelnemers wordt in de begripsomschrijving van âonderwijsdeelnemerâ, in onderdeel c, onder 1°, âdeelnemer, studentâ vervangen door âvavo-student, deelnemer, mbo-student, ho-studentâ.
ARTIKEL XVI. WET STUDIEFINANCIERING 2000
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van âassociate degree-opleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
2. In de begripsomschrijving van âbacheloropleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
3. In de begripsomschrijving van âdebiteurâ wordt âartikel 6.2â vervangen door âartikel 6.1aâ.
4. In de begripsomschrijving van âmasteropleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
5. In de begripsomschrijving van âstudiejaarâ worden de onderdelen 1° en 2° geletterd a en b.
6. De begripsbepaling van âthuiswonende deelnemerâ wordt vervangen door âthuiswonende mbo-student: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student is,â.
7. De begripsbepaling van âuitwonende deelnemerâ wordt vervangen door âuitwonende mbo-student: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5,â.
B
In artikel 2.12, onderdeel c en d, vervalt telkens â, onderdeel q,â.
C
In artikel 2.14, onderdeel b, wordt âstudentâ vervangen door âho-studentâ.
D
In de artikelen 4.13 en 5.15 wordt âin staat wordt om met arbeid niet meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicaptenâ vervangen door âduurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of op enig moment niet langer in staat is om met arbeid meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van die wetâ en vervalt â, of duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van die wetâ.
E
In artikel 5.7, tweede en vierde lid, vervalt telkens â, onderdeel q,â.
F
Na artikel 6.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.1b. Verplichting debiteur terugbetaling studieschuld
Ontvangst van een lening of omzetting in een lening, of omzetting als bedoeld in artikel 6.17, verplicht degene die studiefinanciering heeft ontvangen tot terugbetaling van de lening vermeerderd met de volgens dit hoofdstuk berekende rente.
G
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âVerplichting debiteur terugbetaling studieschuldâ vervangen door âKwijtschelding aanvullende beurs bij onvoldoende inkomenâ
2. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot eerste tot en met vijfde lid.
3. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. De ingevolge hoofdstukken 4 en 5 toegekende en niet in gift om te zetten aanvullende beurs kan op aanvraag van de debiteur worden kwijtgescholden.
4. In het tweede lid (nieuw), onderdeel a, derde lid (nieuw) en vierde lid (nieuw) wordt âtweede lidâ vervangen door âeerste lidâ.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt âderde lidâ vervangen door âtweede lidâ.
H
In artikel 7.1, eerste lid, onderdeel g, en tweede lid, onderdeel c, wordt â6.2, tweede lidâ vervangen door â6.2, eerste lidâ.
I
Artikel 8.1, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van uitbetaling van de studiefinanciering en verrekening van het toegekende bedrag aan studiefinanciering met de aan Onze Minister verschuldigde onderwijsbijdrage.
J
In artikel 11.5, eerste lid, wordt âde wetâ vervangen door âde wet en de daarop berustende bepalingenâ.
K
In artikel 12.1b, eerste en tweede lid, vervalt telkens â, onderdeel q,â.
ARTIKEL XVII. WET STUDIEFINANCIERING BES
De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel c van de begripsomschrijving van âafsluitend examenâ komt te luiden:
c. het met onderdeel a of b vergelijkbare examen van een vergelijkbare opleiding beroepsonderwijs of hoger onderwijs,
b. In de begripsomschrijving van âassociate degree-opleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
c. In de begripsomschrijving van âbacheloropleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
d. Onderdeel b van de begripsomschrijving van âberoepsonderwijsâ komt te luiden:
b. vergelijkbaar beroepsonderwijs,
e. Onderdeel b van de begripsomschrijving van âberoepsopleidingâ komt te luiden:
b. vergelijkbaar beroepsonderwijs,
f. Onderdeel b van de begripsomschrijving van âhoger onderwijsâ komt te luiden:
b. vergelijkbaar hoger onderwijs,
g. In de begripsomschrijving van âmasteropleidingâ vervalt â, onderdeel q,â en â, onderdeel r,â.
h. De begripsomschrijving van âstudiejaarâ wordt als volgt gewijzigd:
1°. De onderdelen 1°, 2° en 3° worden geletterd a, b en c.
2°. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. voor vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs: tijdvak zoals gehanteerd door de instellingen die de betreffende opleidingen verzorgen,
i. In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
vergelijkbaar beroepsonderwijs: vergelijkbaar beroepsonderwijs in de zin van artikel 2.9, eerste lid, onderdeel c,
vergelijkbaar hoger onderwijs: vergelijkbaar hoger onderwijs in de zin van artikel 2.9, eerste lid, onderdeel c,
j. De begripsomschrijving van âvoltijdse opleidingâ wordt als volgt gewijzigd:
1°. De onderdelen 1° en 2° worden geletterd a en b.
2°. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:
b. vergelijkbaar hoger onderwijs,
2. In het tweede lid wordt âeen daarmee vergelijkbare opleiding waarvoor criteria zijn vastgesteld bij ministeriĂ«le regelingâ vervangen door âvergelijkbaar hoger onderwijsâ.
B
Artikel 2.9, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor studiefinanciering BES kan in aanmerking komen degene die is ingeschreven
a. als mbo-student aan een instelling die een beroepsopleiding verzorgt,
b. als ho-student aan een instelling die een associate degree-opleiding, bacheloropleiding of masteropleiding verzorgt, of
c. als mbo- of ho-student voor beroepsonderwijs of hoger onderwijs anders dan het onderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarvoor criteria zijn vastgesteld bij ministeriële regeling.
C
In artikel 2.10, derde lid, wordt âeen opleiding volgt als vastgesteld bij ministeriĂ«le regelingâ vervangen door âvergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgtâ.
D
Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âaan een opleiding buiten een openbaar lichaamâ vervangen door âaan een opleiding buiten Nederlandâ en wordt âvan de opleiding in het beroepsonderwijs of het hoger onderwijs buiten een openbaar lichaamâ vervangen door âvan diens opleiding buiten Nederlandâ.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in het eerste lid voor âbuiten Nederlandâ gelezen âbuiten het Europese deel van Nederlandâ.
E
In artikel 3.6 wordt âeen opleiding waarvoor Onze Minister criteria heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 1.1,â vervangen door âvergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijsâ.
F
In artikel 7.4, derde lid, wordt âeen opleiding wil gaan volgen of volgt aan een opleiding zoals vastgesteld bij ministeriĂ«le regelingâ vervangen door âvergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt of wil gaan volgenâ.
G
In artikel 8.3 wordt âde wetâ vervangen door âde wet en de daarop berustende bepalingenâ.
ARTIKEL XVIII. WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.11, eerste lid, vervalt â, onderdeel aa,â en â, onderdeel q,â.
B
In artikel 2.16 wordt âstudentâ vervangen door âho-studentâ.
C
In artikel 11.4, eerste lid, wordt na âde wetâ ingevoegd â en de daarop berustende bepalingenâ.
D
In artikel 12.3a, eerste lid, vervalt âonderdeel q,â.
ARTIKEL XIX. WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.40 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
B
Artikel 4.10 komt te luiden:
Artikel 4.10. Samenvoeging scholen of scholengemeenschappen
1. Met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, kan Onze Minister een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien:
a. voor alle bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van die school of scholengemeenschap afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van een andere bij de samenvoeging betrokken school of scholengemeenschap; of
b. voor ten minste een van de bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4.25, vierde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 2.26, tweede lid, en 2.27, tweede lid, en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
C
Artikel 4.11 komt te luiden:
Artikel 4.11. Verticale scholengemeenschappen
1. Met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan Onze Minister voor bekostiging in aanmerking brengen:
a. een school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een regionaal opleidingencentrum onderdeel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap;
b. een school voor mavo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een agrarisch opleidingscentrum onderdeel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap; of
c. een school die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap, indien er bij de betrokken school sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4.25, vierde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 2.26, tweede lid, en 2.27, tweede lid, en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
ARTIKEL XX. SAMENLOOP MET INVOERINGS- EN AANPASSINGSWET WVO 2020
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Kamerstukken 35611) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel IV, onderdeel A, van deze wet te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, subonderdeel 1, komt te luiden:
1°. een openbare of een uit openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of school of een ingevolge artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs;.
2. Onderdeel f komt te luiden:
f. startkwalificatie:
1°. een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
2°. een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma van onderwijs aan een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
3°. een ander krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, voor de toepassing van deze wet aangewezen diploma;.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Kamerstukken 35611) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, komt artikel XLIX, onderdeel A, van die wet te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 1°, wordt âartikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â en wordt âinrichting voor voortgezet onderwijsâ vervangen door âinstelling voor voortgezet onderwijsâ.
2. Onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
2°. een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen bijzondere school voor voortgezet onderwijs, in een openbaar lichaam;.
3. In onderdeel f, onder 1°, wordt âartikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âartikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
4. In onderdeel f, onder 2, wordt âeen inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BESâ vervangen door âeen instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020â.
ARTIKEL XXI. SAMENLOOP MET WET BESTUURLIJKE HARMONISATIE BEROEPSONDERWIJS
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs) (Kamerstukken 35606) tot wet wordt verheven en artikel III, onderdeel M, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, vervallen de artikelen XIII, onderdeel D, en XIX, onderdeel C, van deze wet.
ARTIKEL XXII. SAMENLOOP MET VARIAWET HOGER ONDERWIJS
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een
verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs) (Kamerstukken 35582) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel X, onderdeel F, van deze wet, komt artikel X, onderdeel F, van deze wet te luiden:
F
Artikel 7.3j komt te luiden:
Artikel 7.3j. Vrij onderwijsprogramma in het wetenschappelijk onderwijs
Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs kan, uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7.12b, eerste lid, onderdeel c, is belast.
ARTIKEL XXIII. INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel XIV, onderdeel C, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel XIV, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.
ARTIKEL XXIV. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet OCW met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,