Verslag Milieuraad 10 juni in Luxemburg
Milieuraad
Brief regering
Nummer: 2021D24863, datum: 2021-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-831).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-831 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2021Z11470:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-06-24 14:39: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-07-07 10:15: Procedurevergadering commissie Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-09-29 12:00: Milieuraad op 6 oktober 2021 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 831 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, het verslag aan van de Milieuraad van 10 juni jl. in Luxemburg. De Milieuraad stond in het teken van de EU-klimaatadaptatiestrategie, het nulvervuilings-actieplan (Zero Pollution Action Plan) en de Batterijenverordening. Daarnaast stond er een aantal punten onder «diversen» op de agenda die door het Portugees Voorzitterschap en verschillende lidstaten, waaronder Nederland, zijn ingebracht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
VERSLAG
EU-klimaatadaptatiestrategie
De Raad nam met volledige steun van de lidstaten conclusies1 aan over de EU-klimaatadaptatiestrategie en gebruikte deze Milieuraad om te reflecteren op de belangrijkste aspecten van de strategie. Het overgrote deel van de lidstaten, waaronder Nederland, benoemde het integreren van klimaatadaptatie in alle relevante beleidsterreinen (o.a. water, biodiversiteit en infrastructuur). Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang om naar op natuur gebaseerde oplossingen te kijken als onderdeel van de oplossing. Daarnaast benoemden vrijwel alle lidstaten het belang om lokaal beleid te versterken, aangezien de effecten van klimaatverandering per regio verschillen. Zowel de Commissie als de lidstaten benadrukten dat adaptatie niet betekent dat mitigatie wordt verminderd of wordt opgegeven, maar dat het elkaar moet versterken. De internationale dimensie van de strategie werd ook als essentieel genoemd en de Commissie heeft voorgesteld een adaptatiemededeling2 te presenteren tijdens de COP26 en vroeg daarbij om steun van de lidstaten. Verder verzocht de Commissie lidstaten om hun expertise en kennis te delen met internationale partners die ook aan klimaatadaptie werken. De lidstaten gaven aan ernaar uit te kijken om zowel onderling samen te werken, als met de Commissie.
Batterijenverordening
Op basis van een voortgangsverslag3 over de gesprekken over het voorstel van de Commissie voor de Batterijenverordening, werd tijdens deze Raad een tweede beleidsdebat gevoerd. De Commissie uitte zich positief over de voortgang en benadrukte een aantal aandachtspunten, waaronder de enkele rechtsgrondslag interne markt, het opnemen van een aparte categorie voor lichte transportvoertuigen, het beperken van gevaarlijke stoffen en de rekenmethodiek voor de inzameldoelen.
Op een enkele lidstaat na, benadrukten alle lidstaten nogmaals het belang van een dubbele rechtsgrondslag (interne markt en milieu) voor de afvalparagraaf en gaven ze aan met belangstelling uit te kijken naar het advies van de Juridische Dienst van de Raad over de te hanteren rechtsgrondslag. In het eerste debat heeft Nederland het belang van een aparte paragraaf voor lichte voertuigen aangekaart, waar tijdens dit debat meerdere lidstaten hun steun voor uitspraken. De verordening moet de klimaat- en circulaire economiedoelen helpen en een aantal lidstaten gaf daarbij aan dat het cruciaal is om inzicht te krijgen in de volledige waardeketen.
Wat betreft de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV), verwezen enkele lidstaten naar de al bestaande systemen overeenkomstig de bepalingen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De flexibiliteit om goedwerkende UPV-structuren op nationaal niveau te behouden, werd daarbij door een aantal lidstaten benoemd. Een aantal lidstaten uitte, net als in het eerste beleidsdebat, zorgen over de haalbaarheid van de inzameling- en recyclingdoelstellingen, en de daaraan gekoppelde financiële en administratieve lasten. Ten slotte benoemden diverse lidstaten ook de noodzaak om overlap met andere richtlijnen of wetgeving zoveel mogelijk te voorkomen.
De werkzaamheden omtrent de Batterijenverordening zullen worden voortgezet door het Sloveens voorzitterschap. De Commissie heeft aangegeven te streven naar een finaal akkoord eind 2022, waarbij het wenselijk zou zijn dat eind 2021 een algemene oriëntatie in de Raad wordt bereikt, zodat begin 2022 de trilogen kunnen starten.
Nul-vervuilingsactieplan
De ministers wisselden voor het eerst van gedachten over het op 12 mei jl. gepubliceerde nul-vervuilingsactieplan (Zero Pollution Action Plan). Dit plan heeft als doel dat in 2050 alle vormen van milieuverontreiniging zijn teruggebracht tot niveaus die niet langer als schadelijk worden beschouwd voor zowel de gezondheid van mensen als voor natuurlijke ecosystemen. De Commissie lichtte het actieplan toe en benadrukte dat het een van de plannen is waarmee de doelstellingen van de Europese Green Deal (Kamerstuk 35 377, nr. 1) moeten worden gerealiseerd.
De strategie werd door vrijwel alle lidstaten, zo ook door Nederland, verwelkomd. Lidstaten legden in hun interventies de nadruk op de grensoverschrijdende effecten van milieuvervuiling en het belang van samenwerking hierop, maar legden ook nadruk op de sterke lokale en regionale verschillen en het belang van toegespitst beleid hierop. De lidstaten waren verder eensgezind over het belang van synergiën van het actieplan met andere strategieën en bestaande wetgevingskaders. Daarbij werd vooral de Duurzame Chemicaliënstrategie4 benoemd, maar ook het Circulaire Economie Actieplan5, de Biodiversiteitsstrategie6 en de aankomende bodemstrategie. In die context hebben Nederland en een aantal andere lidstaten als voorbeeld het belang genoemd van het betrekken van ambities op het terrein van klimaat en circulaire economie bij het terugdringen van emissies van zeer zorgwekkende stoffen bij de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Nederland gaf daarbij aan dat het voornaamste doel, het terugbrengen van vervuiling, centraal moet blijven staan. Daarnaast werd het voornemen van de Commissie om de EU-luchtkwaliteitsnormen meer in lijn te brengen met de luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie door de meeste lidstaten, waaronder ook Nederland, als prioriteit benoemd. Er werd vervolgens wel gewezen op het risico voor toenemende inbreukprocedures7 ten gevolge van de ambitieuze normen. Daarnaast benoemde een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de noodzaak om oceaanvervuiling aan te pakken.
In het kader van een holistische aanpak, werd door vrijwel alle lidstaten benadrukt dat de doelstellingen van het actieplan in alle sectoren geïntegreerd moet worden opgenomen. Tevens waren meerdere lidstaten het met elkaar eens over het principe dat de vervuiler betaalt, dat vervuiling bij de kern moet worden aangepakt en dat het voorzorgsprincipe8 moet worden gehandhaafd. Enkele lidstaten betwistten het in hun ogen hoge ambitieniveau van een aantal doelstellingen. Om te weten of de doelen van het actieplan behaald worden, werd het belang van effectbeoordelingen en het monitoren van voortgang door een aantal lidstaten uitgesproken. Een monitorsysteem zal ook bijdragen aan het beter kunnen informeren van de bevolking, wat een aantal lidstaten als belangrijk punt aankaartte.
De Commissie benadrukte het belang van Raadsconclusies over het actieplan. Het Sloveens Voorzitterschap is niet voornemens om die tijdens diens Voorzitterschap in de tweede helft van 2021 te agenderen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven hier wel voor open te staan. Uw Kamer is op 18 juni jl. middels het BNC-fiche geïnformeerd over het actieplan en de Nederlandse inzet.9
Diversen
= Transport Decarbonisation Alliance (TDA)
Nederland vroeg aandacht voor de initiatieven in het kader van het voorzitterschap van de Transport Decarbonisation Alliance (TDA). Daarbij werd enerzijds geduid op het belang van voortgang ten aanzien van nul-emissie vrachtvervoer, anderzijds werden de kansen gesignaleerd voor het aanpakken van de export van autowrakken via de herzieningen van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) (voorzien eind 2021), als ook de Autowrakkenrichtlijn (voorzien eind 2022). Nederland kon rekenen op brede steun voor beide punten, waarbij lidstaten hun waardering uitspraken voor het werk van de TDA. Door enkele lidstaten werd gevraagd rekening te houden met nationale omstandigheden die per lidstaat verschillen. Ook wezen sommige lidstaten op het «Fit for 55%» pakket als een nieuwe kans voor de Commissie om de door Nederland ingebrachte punten te adresseren. De Commissie erkende de relevantie van de door Nederland ingebrachte onderwerpen, maar benadrukte tegelijkertijd het belang van een stapsgewijze aanpak.
= Biodiesel fraudeaanpak
Nederland agendeerde het onderwerp biodieselfraude en riep daarbij de Commissie op tot het versterken van toezicht en het vergroten van transparantie in de aanleveringsketen naar aanleiding van een aantal grootschalige fraudezaken die de afgelopen jaren zijn geconstateerd. Nederland gaf aan dat duurzaamheid altijd aangetoond dient te worden en dat deze fraudezaken een schadelijk effect hebben op het vertrouwen in duurzaamheid van biodiesel. Nederland deed deze oproep eerder al via een gezamenlijke verklaring10 samen met Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg. Een groot aantal lidstaten steunde Nederland in deze oproep en onderschreef het belang van monitoring in de gehele leveringsketen. Daarbij werd de noodzaak van een EU-database met betrekking tot duurzaamheidscriteria ten behoeve van meer transparantie onderschreven, waarbij ook het belang van toezicht ten aanzien van derde landen werd benadrukt. De Commissie gaf aan dat de lancering van een dergelijke database volgend jaar wordt voorzien en dat de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED II) als onderdeel van het «Fit for 55%» pakket zal worden herzien waarbij de zorgen van lidstaten zullen worden meegenomen.
= EU Taxonomie
Tsjechië vroeg aandacht voor de beperkingen van de duurzame taxonomieverordening. Daarbij werd aangegeven dat de taxonomie nu buiten het bedoelde toepassingsgebied reikt. Verder werd aangegeven dat de specifieke kenmerken van regio’s en lidstaten in gedachten moeten worden gehouden. Tot slot werd aangegeven dat de taxonomie wordt geïnterpreteerd alsof dit de enige milieustandaard zou moeten zijn, waarbij gevraagd werd om een discussie op politiek en technisch niveau over het doel en de reikwijdte van de taxonomie.
= Bestuivers
Zweden initieerde een discussie over het belang van de bescherming van bestuivers. Bijna de helft van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van actie op EU-niveau met betrekking tot dit onderwerp. Hierbij vroegen enkele lidstaten aandacht voor de relatie met landbouwbeleid en chemische stoffen, waaronder pesticiden, die schadelijk kunnen zijn voor bestuivers. Ook werd meermaals gewezen op het belang van bestuivers voor de biodiversiteit. Tot slot werd het belang van monitoring benadrukt om de efficiëntie van maatregelen te kunnen bepalen. De Commissie gaf, in lijn met Nederland, aan dat zij hoopt op een ambitieuze uitkomst ten aanzien van de bescherming van bestuivers in de Landbouw- en Visserijraad eind juni, waar hierover zal worden gesproken en riep lidstaten op geen vrijstellingen te verlenen voor middelen die risicovol zijn voor bijen, zoals neonicotinoïden.
= Aarhus Conventie
Het voorzitterschap gaf een korte terugkoppeling over de stand van zaken omtrent de herziening van de Aarhus verordening. De eerste triloog heeft op 4 juni jl. plaatsgevonden en startte op constructieve wijze. De tweede triloog staat gepland voor eind juni. De Commissie benadrukte nogmaals dat tijdens de Meeting of the Parties in oktober 2021 de EU zal moeten voldoen aan het Verdrag van Aarhus en de uitspraak van het Aarhusnalevingscomité. Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, beaamde dit waarbij door sommigen het belang werd benadrukt van het in acht nemen van de amendementen van het Europees parlement om dit te bereiken. Verder stelde de Commissie dat zij vreest dat het uitbreiden van de rechtsbevoegdheid naar particulieren zal leiden tot een storm aan rechtszaken die de effectiviteit van de Commissie niet ten goede zou komen. Enkele lidstaten gaven in reactie hierop aan dat deze uitbreiding met het oog op de rechtsbescherming wel wenselijk is. In het kader van de lopende discussie omtrent de uitzondering op de rechtsgang voor uitvoeringshandelingen op lidstaatniveau stelden meerdere lidstaten, waaronder Nederland, dat deze, in lijn met het amendement van het Europees parlement, zou moeten worden geschrapt. De Commissie benadrukte dat het van belang is dat hierbij de grenzen van de Europese rechtsorde worden gerespecteerd. Tot slot gaven sommige lidstaten aan dat ook beroepsmogelijkheden bij staatssteunmaatregelen noodzakelijk zijn om als EU aan het Verdrag van Aarhus te voldoen.
= 8e milieuactieprogramma
Het voorzitterschap gaf aan dat op basis van de algemene oriëntatie, zoals bereikt in maart jl., de eerste triloog met het Europees parlement zo snel mogelijk zal plaatsvinden. Aangezien het Europees parlement zijn mandaat op 8 juli aanstaande zal vaststellen, zal de verdere behandeling plaatsvinden onder het Sloveens Voorzitterschap.
= Water Conventie MOP9
Van 29 september tot 1 oktober 2021 vindt de negende Meeting of the Parties (MOP9) van de VN Water Conventie plaats in Genève, Zwitserland. MOP9 wordt georganiseerd door de Europese Economische Commissie van de Verenigde Naties (UNECE) en Estland. Estland informeerde de Raad over zijn voorzitterschap (2021–2024) van de Water Conventie en nodigde lidstaten uit om deel te nemen aan MOP9. Nederland heeft aangegeven deel te nemen aan MOP9 en benadrukte het belang van internationale samenwerking op het gebied van water, ook in de context van klimaatadaptatie. Daarbij heeft Nederland de lidstaten geïnformeerd over zijn co-voorzitterschap van de VN Water Conferentie in maart 2023.
= Werkprogramma Sloveens voorzitterschap
Het inkomend Sloveens voorzitterschap deelde de prioriteiten voor juli tot en met december 2021. Op hoofdlijnen zal de aandacht uitgaan naar de verschillende onderdelen van het «Fit for 55%» pakket, het vaststellen van het mandaat voor COP26, voorbereidingen ten aanzien van de Convention on Biological Diversity (CBD) COP15, het in kaart brengen van de rol van bestuivers, de verdere behandeling van de batterijenverordening en tot slot de herzieningen van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en de verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP).
Voor de concept Raadsconclusie, zie: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9419-2021-INIT/en/pdf↩︎
De adaptatiemededeling (afkomstig uit artikel 7, paragraaf 10 en 11 van de overeenkomst van Parijs) is een document met informatie, prioriteiten, implementatie- en ondersteuningsbehoeften, plannen en acties, op het gebied van adaptatie.↩︎
Voor het voortgangsverslag, zie: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9052-2021-INIT/nl/pdf↩︎
BNC Fiche Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 2981).↩︎
BNC Fiche Circulaire Economie Actieplan (Kamerstuk 22 112, nr. 2865).↩︎
BNC Fiche Biodiversiteitsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2897).↩︎
De inbreukprocedure wordt gebruikt wanneer een lidstaat Europese wetgeving niet uitvoert. Door middel van de inbreukprocedure kunnen lidstaten verplicht worden Europese regelgeving alsnog goed en volledig toe te passen.↩︎
Als er een ingreep plaatsvindt of plaats gaat vinden waarvoor sterke aanwijzingen bestaan dat deze ernstige effecten heeft op het milieu, moeten maatregelen volgen om dit te voorkomen ook al is er nog sprake van wetenschappelijke onzekerheid.↩︎
BNC Fiche Nul-vervuilingsactieplan↩︎
Voor het joint statement, zie https://www.permanentrepresentations.nl/documents/publications/2021/05/25/joint-statement-on-improving-supervision-in-the-red↩︎