[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Landenbeleid Sudan

Vreemdelingenbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D25064, datum: 2021-06-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-2748).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -2748 Vreemdelingenbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z11567:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2748 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2021

Op 4 maart 2021 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Sudan (bijlage 1)1. Het ambtsbericht beslaat de periode van september 2019 tot en met januari 2021 en beschrijft de situatie in Sudan. Het ambtsbericht is voor mij aanleiding om het huidige beleid ten aanzien van Sudan te wijzigen.

Algemeen

Op 17 augustus 2019 werd een constitutioneel akkoord gesloten tussen de militairen en de Forces of Freedom and Change (FFC, een coalitie van vakbonden, oppositiepartijen en gewapende oppositie) waarin de machtsverdeling werd vastgelegd voor een transitieperiode van drie jaar en drie maanden nadat president Omar al-Bashir werd afgezet in april 2019. Gedurende deze transitieperiode treedt een soevereine raad op als staatshoofd. Deze raad bestaat uit vijf militairen en zes leden van de FFC en gedurende de eerste 21 maanden van de transitieperiode, tot mei 2021, is een militair voorzitter van de Soevereine Raad. In de achttien resterende maanden wordt een lid van de FFC voorzitter van de Soevereine Raad.

Op 29 augustus 2020 bereikte de transitieregering een vredesakkoord met een aantal grote gewapende oppositiegroepen. Het vredesakkoord werd door waarnemers verwelkomd als een eerste stap in het opbouwen van vrede in Sudan en voorziet in meer autonomie voor Zuid-Kordofan en Blue Nile (de Twee Gebieden) en Darfur. Desondanks bleven er gedurende de verslagperiode geweldsincidenten plaatsvinden in zowel de Twee Gebieden als Darfur. Deze incidenten waren met name het gevolg van een toename van intercommunaal geweld, conflicten tussen veehouders en landbouwers, criminaliteit en banditisme.

Mensenrechtenverdedigers

Gedurende de verslagperiode is er meer ruimte gekomen voor mensenrechtenverdedigers om zich te uiten en zich te verenigen. De transitieregering heeft bepaalde wetgeving opgeheven, waaronder de Public Order Law, waardoor er meer vrijheid ontstond, met name voor vrouwen. Voorts is de General Intelligence Services niet langer bevoegd om personen op te pakken en gevangen te zetten in tegenstelling tot diens voorganger de National Intelligence Security Service.

Er hebben weliswaar enkele incidenten met betrekking tot mensenrechtenverdedigers plaatsgevonden gedurende de huidige verslagperiode maar dit waren er minder dan gedurende de vorige verslagperiode, toen sprake was van tientallen incidenten. Ook is gedurende de verslagperiode niet gebleken dat mensenrechtenverdedigers in Darfur expliciet het doelwit zijn van de veiligheidstroepen of de militaire inlichtingendienst. Ten slotte zijn er in 2020 geen incidenten met betrekking tot mensenrechtenverdedigers gerapporteerd in de Twee Gebieden.

Om vorengaande reden heb ik besloten om «vreemdelingen die actief zijn geweest op het gebied van mensenrechten» niet langer aan te merken als risicogroep. Hoewel deze risicogroep komt te vervallen, wordt op basis van het individuele asielrelaas uiteraard zorgvuldig beoordeeld of een Sudanese asielzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming in Nederland.

Vermeende aanhangers van gewapende oppositiepartijen

Met het aantreden van de transitieregering is de politieke realiteit in Sudan veranderd. Verschillende partijen die eerst tot de oppositie behoorden en zelfs streden tegen de regering van voormalig president Al-Bashir zitten nu zelf in de transitieregering of hebben een vredesakkoord gesloten met de transitieregering. In deze verslagperiode waren er, in tegenstelling tot de vorige verslagperiode, weinig berichten van politieke activisten of leden van oppositiepartijen die gedetineerd werden door de transitieregering. Ook blijken er geen gevallen bekend van personen die zijn gearresteerd of strafrechtelijk zijn vervolgd bij terugkeer, nadat zij zich in het buitenland kritisch hebben geuit tegen de transitieregering. Voorts is er meer ruimte ontstaan voor vreedzame demonstraties. Waar in 2018 in 39% van de demonstraties sprake was van een interventie, waarvan 10% met excessief geweld, was er in 2020 nog maar bij 10% van de demonstraties sprake van een interventie, waarvan 2% met excessief geweld.

Om de actuele politieke situatie in Sudan beter te reflecteren heb ik daarom besloten om «vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep» niet langer als risicogroep aan te merken. Deze groep zal ook niet langer aangemerkt worden als kwetsbare minderheidsgroep of als groep waarvoor wordt aangenomen dat zij geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale organisaties. Ook hier geldt dat hoewel deze risicogroep komt te vervallen er op basis van het individuele asielrelaas zorgvuldig wordt beoordeeld of een Sudanese asielzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming in Nederland.

In het huidige beleid geldt dat vreemdelingen die behoren tot niet-Arabische bevolkingsgroepen afkomstig uit het Nuba-gebergte of Darfur en die daar voorafgaande aan hun komst naar Nederland hun normale woonplaats hadden in ieder geval worden aangemerkt als «(vermeend) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep». Uit het ambtsbericht blijkt dat de situatie voor niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Zuid-Kordofan (waar het Nuba-gebergte onder valt) en Darfur onverminderd zorgelijk is gebleven en dat zij, in Zuid-Kordofan en Darfur, nog altijd te vrezen hebben voor vervolging van de zijde van verschillende actoren. Er is geen blijk dat deze vrees is gekoppeld aan het zijn van een (vermeende) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep, maar wel aan hun niet-Arabische etniciteit.

Er is om vorengaande redenen voldoende aanleiding om hen onder een andere groepsdefinitie als risicogroep te behouden in het beleid. Om deze redenen heb ik besloten om «vreemdelingen die behoren tot niet-Arabische bevolkingsgroepen afkomstig uit Zuid-Kordofan of Darfur en die daar voorafgaande aan hun vertrek uit Sudan hun normale woon- en verblijfplaats hadden» op te nemen als risicogroep in het beleid. Ook zal ik voor leden van deze groep die een gegronde vrees voor vervolging aannemelijk hebben gemaakt in het beleid aannemen dat zij geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale organisaties.

LHBTI

Homoseksuele gerichtheid is niet strafbaar in Sudan maar bepaalde (seksuele) handelingen die strafbaar zijn gesteld bieden wel de mogelijkheid om LHBTI strafrechtelijk te vervolgen. Er hebben gedurende de verslagperiode juridische versoepelingen plaatsgevonden ten aanzien van de strafmaat voor sodomie, echter er is in de Sudanese maatschappij nog altijd sprake van discriminatie, stigmatisering en het risico op mishandeling van LHBTI. Gelet op de mogelijkheid die er bestaat om strafrechtelijk vervolgd te worden voor bepaalde (seksuele) handelingen is het niet waarschijnlijk dat LHBTI de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen.

Om deze reden heb ik besloten om voor LHBTI, die een gegronde vrees voor vervolging aannemelijk hebben gemaakt, aan te nemen dat zij geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale organisaties.

Terugkeer

Naar aanleiding van recente berichtgeving is er hernieuwde aandacht ontstaan voor terugkeer naar Sudan. Hierover heeft uw Kamer eerder vragen gesteld.2 Het huidige ambtsbericht meldt dat er in de huidige verslagperiode niet of nauwelijks incidenten zijn gesignaleerd met betrekking tot terugkeer. Ook komen er uit het ambtsbericht geen andere signalen voort waaruit blijkt dat alle Sudanezen die terugkeren naar Sudan enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Sudanese autoriteiten staan. Het huidige ambtsbericht geeft daarom geen aanleiding om (gedwongen) terugkeer stop te zetten.

Beleid andere lidstaten

Navraag bij EASO lidstaten leert dat van de twintig lidstaten die hebben gereageerd er vanuit acht lidstaten vrijwillige terugkeer plaatsvindt naar Sudan. Vijf van deze lidstaten, waaronder ons omringende landen, zijn ook tot gedwongen terugkeer overgegaan in de afgelopen twee jaar. Desgevraagd hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij geen signalen hebben ontvangen van onregelmatigheden of andere incidenten bij het uitvoeren van gedwongen terugkeer.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1812.↩︎