[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D25161, datum: 2021-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35850-VII-3).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35850 VII-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).

Onderdeel van zaak 2021Z08806:

Onderdeel van zaak 2021Z11606:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 850 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2021

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 24 juni 2021 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Martin Bosma

De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx

Vraag 1:

Hoe ziet het kasritme voor de middelen Bestuursakkoord Groningen eruit?

Antwoord:

Het kasritme voor het bestuursakkoord is nog niet volledig uitgewerkt. Voor 2021 is reeds een bedrag van € 385,6 mln. toegekend. Het kasritme is gekoppeld aan de onderbouwing van de nog nader uit te werken regelingen, governance vraagstukken en kaders. In de ontwerpbegroting 2022 wordt een eerste inschatting gemaakt. De verdere resultaten worden in het vierde kwartaal verwacht. Daaraan gekoppeld zullen afspraken worden gemaakt wanneer de middelen benodigd zullen zijn.

Vraag 2:

Waarop is de raming van de kosten van de versterkingsoperatie gebaseerd? En waarom moet deze nu aangepast worden ten opzichte van de begroting?

Antwoord:

De scope van de versterkingsoperatie bedraagt nu 26.809 gebouwen. De raming is een inschatting van de kosten om deze scope op te nemen en te beoordelen – en indien daaruit blijkt dat gebouwen niet aan de veiligheidsnorm voldoen – deze te versterken. Daarbij is een inschatting gemaakt van de kosten om de liggende versterkingsadviezen uit te voeren aangevuld met de adressen om sociaal-maatschappelijke ongewenste effecten te voorkomen en de verwachting voor de adressen die komende jaren nog moeten worden opgenomen en beoordeeld.

Hierbij zijn aannames gehanteerd over het toepassingsbereik van de nieuwe Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) norm, de typologiebenadering en het effect daarvan op de kosten van opname en beoordeling en de (indien nodig) nog de te verwachte versterkingskosten. Tenslotte zijn de kosten voor programma’s (scholen, zorg etc.), bijhorende kosten (bijvoorbeeld tijdelijke huisvesting) en uitvoeringskosten van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) in de raming opgenomen.

De raming betreft een meerjarige inschatting gebaseerd op aannames en op basis van de laatste seismische en bouwkundige inzichten. In de uitvoering van de operatie worden de werkelijk gemaakte kosten bij de NAM achteraf in rekening gebracht.

De versterkingsmiddelen lopen sinds 2020 via de begroting van BZK. Ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting 2021 was er nog onvoldoende zicht op het verloop van deze kosten. Per tweede suppletoire begroting 2020 is op basis van de werkelijk gemaakte kosten een eerste inschatting gemaakt voor 2020 van de versterkingskosten (€ 296 mln.) en uitvoeringskosten (€ 52 mln.). In het jaarverslag 2020 is de uiteindelijke realisatie weergeven (€ 269 mln. en € 76,9 mln.). Op basis van deze werkelijk gemaakte kosten is nu ook een nadere inschatting mogelijk over de te verwachte versterkingskosten (€ 400 mln.) en uitvoeringskosten (€ 100 mln.) in 2021 en verder. Dit wordt aangepast ten opzichte van de begroting. De kosten vanaf 2022 bedragen € 831 mln. versterkingskosten en € 100 mln. uitvoeringskosten en zijn gebaseerd op de hierboven toegelichte meerjarenraming.

Vraag 3:

Wat is de reden dat € 60 mln. middelen voor het Nationaal Programma Groningen (NPG) niet meer tot betaling is gekomen in 2020?

Antwoord:

Een aantal projecten en programmaplannen van de gemeenten en provincie is pas in december 2020 goedgekeurd. Daardoor was het te laat om de specifieke uitkeringen nog in 2020 toe te kennen. Deze middelen zullen naar verwachting in 2021 worden uitbetaald.

Vraag 4:

Hoeveel middelen staan er nog op de Aanvullende Post voor de tweede tranche van de versterking van 1588 adressen in Groningen? Hoeveel geld staat er in totaal nog op de aanvullende post voor Groningen en waarvoor is dat geld?

Antwoord:

Op de Aanvullende Post (AP) van het Ministerie van Financiën staan geen middelen meer voor de tweede tranche voor batch 1588. Er resteert nog ruim € 1 mld. op de AP. Hiervan is € 400 mln. gereserveerd voor het Nationaal Programma Groningen (NPG). De resterende middelen zijn gereserveerd voor de financiële risico’s in de uitvoering van schade en versterken voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Daarnaast is er nog een Aanvullende Post van € 155,6 mln. beschikbaar uit het gasfonds voor het NPG.

Verder zijn er nog middelen aan de AP toegevoegd voor het bestuursakkoord. Hiervan is nog € 1,1 mld. beschikbaar.

Vraag 5:

Hoeveel m2 woonruimte is er in Nederland?

Antwoord:

De gemiddelde oppervlakte van de totale woningvoorraad in Nederland bedraagt op dit moment: 119 m2. Het betreft hier de gemiddelde gebruiksoppervlakte zoals berekend volgens de norm NEN 2580 en geregistreerd in Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). De totale woningvoorraad in Nederland bedraagt op dit moment circa 7.966.000 huur- en eigen woningen. De totale woonruimte (gemiddelde oppervlakte x totaal aantal woningen) in Nederland bedraagt dan ook circa 948 mln. m2.

CBS publiceert over de woningvoorraad en de gebruiksoppervlakte tot op gemeenteniveau op Statline en maakt daarbij ook uitsplitsingen naar bouwjaarklasse en woningtype.

Vraag 6:

Wat is de gemiddelde woonoppervlakte in Nederland?

Antwoord:

De gemiddelde oppervlakte van de totale woningvoorraad in Nederland bedraagt op dit moment: 119 m2.

Het betreft hier de gemiddelde gebruiksoppervlakte zoals berekend volgens de norm NEN 2580 en geregistreerd in Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). CBS publiceert over deze gebruiksoppervlakte tot op gemeenteniveau op Statline en maakt daarbij ook nog uitsplitsingen naar bouwjaarklasse en woningtype.

Vraag 7:

Hoeveel m2 kantoorruimte in Nederland staat er leeg?

Antwoord:

Het CBS publiceert in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) sinds 2015 jaarlijks de Landelijke Monitor Leegstand. Uit de monitor blijkt dat Nederland ongeveer 60 mln. vierkante meter kantoorruimte huisvest, waarvan er 3,8 mln. vierkante meter leeg staat. Dit cijfer is tot stand gekomen door een analyse van verschillende basisregistraties (BAG, BRP, etc.). Het gaat om «administratieve leegstand», de leegstand zoals die blijkt uit de basisregistraties. Doordat niet voor alle kantoren leegstand kan worden bepaald, kan de reële leegstand hoger liggen.

Vraag 8:

Waarom moet de meerjarige raming voor de uitvoeringskosten van de NCG gerelateerd aan de versterkingsopgave worden bijgesteld? Wat is de reden dat de personeelskosten zo fors moeten worden bijgesteld? Hoeveel fte waren geraamd en hoeveel fte wordt het nu?

Antwoord:

In 2020 is de NCG overgegaan van het Ministerie van EZK naar het Ministerie van BZK. NCG werd hiermee de uitvoeringsorganisatie van de versterkingsoperatie, waar het voorheen vooral een coördinerende rol had. De taken van de NCG zijn substantieel veranderd en daarbij ook de behoefte aan personeel. Dit heeft geleid dat de personeelskosten bij NCG zijn bijgesteld. 2021 is het eerste jaar dat de kostenramingen volledig geadministreerd worden in de begroting van BZK. Voor de eerste suppletoire begroting 2021 zijn bottom-up de kosten voor de versterkingsoperatie en de daaraan gerelateerde uitvoeringskosten geraamd. Derhalve zijn er forse mutaties zichtbaar zowel voor de versterkingskosten als ook bij de personele kosten NCG.

Voor 2021 is de raming personele kosten gebaseerd op dat er gemiddeld 550 fte (zowel intern personeel als externe inhuur) werkzaam zijn bij de NCG. Uitgangspunt bij het ramen van personele kosten is dat continu bezien wordt hoeveel personele capaciteit er nodig is om de versterkingsoperatie degelijk te kunnen faciliteren en ondersteunen. Daarom zal de raming jaarlijks herijkt worden.

Net als voor de kosten voor de versterkingsoperatie zijn ook voor de uitvoeringskosten afspraken gemaakt met de NAM over verrekening.