Beleidsreactie rapport ‘Ongelijke leggers’
Toekomstig sportbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D25648, datum: 2021-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30234-265).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, minister voor Medische Zorg (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 30234 -265 Toekomstig sportbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z11865:
- Indiener: T. van Ark, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-06-29 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-07-08 13:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-10-13 13:16: Debat over misstanden in de turnsport (Plenair debat (debat)), TK
- 2021-11-10 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
30 234 Toekomstig sportbeleid
31 015 Kindermishandeling
Nr. 265 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2021
Op 28 april j.l. is het onderzoeksrapport «Ongelijke leggers» gepubliceerd over grensoverschrijdend gedrag in de turn- en gymsport.1 In deze brief treft u een reactie aan op het rapport en informeer ik u over de opvolging ervan. Aanleiding voor het onderzoek waren topturnsters die met hun verhaal naar buiten kwamen over grensoverschrijdende gedragingen van trainers en coaches in hun sport en daarmee de groeiende behoefte in de gymsport naar onafhankelijk onderzoek rondom dit onderwerp. De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) heeft vervolgens, gefaciliteerd door het Ministerie van VWS, opdracht gegeven voor een onafhankelijk onderzoek naar de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de turn- en gymsport.
Onderzoek «Ongelijke leggers»
Het doel van het onderzoek was het in kaart brengen van de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de turn- en gymsport en de aanpak ervan door de jaren heen. Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan om de sport veiliger en gezonder te maken. Grensoverschrijdend gedrag is volgens de onderzoekers gedefinieerd als: Elke vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een (al dan niet seksuele) connotatie (duiding) dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een gewelddadige, manipulatieve, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, of kwetsende situatie wordt gecreëerd. Onder die definitie geeft twee derde van de 282 onderzochte oud-sporters aan te maken hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag. Van de huidige volwassen sporters, die deelnamen aan het onderzoek, geeft circa één derde aan in aanraking te komen met mentaal, fysiek of verbaal geweld. Bij de minderjarige respondenten is dit een vijfde.
Hoe hoger het sportniveau hoe vaker grensoverschrijdend gedrag voorkomt. Bij het onderzoek onder huidige sporters waren 662 volwassenen en 2.061 minderjarigen betrokken.
De aard van het grensoverschrijdend gedrag is bij de onderzochte groep oud-sporters zowel fysiek als mentaal, zoals: doortrainen met blessures, aanzetten tot ongezond gewichtsverlies, intimidatie, manipulatie, chantage, negatief bejegenen, beledigen, voor gek zetten, schreeuwen, isoleren, geen inspraak dulden. De gevolgen van het grensoverschrijdend gedrag zijn zowel fysiek, zoals: een versleten rug, als psychisch van aard, waaronder: eetstoornissen en complexe psychische stoornissen. Onder de huidige sporters geeft 33% van de volwassenen en 15% van de minderjarigen aan «soms» of «vaak» door te trainen met blessures en/of pijn.
De onderzoekers geven aanbevelingen voor oud-sporters, huidige sporters en randvoorwaardelijke aanbevelingen. Het onderzoek geeft erkenning, schadevergoeding, goede zorg en lotgenotencontact als belangrijkste aanbevelingen aan voor oud-sporters. Voor de huidige sporters adviseren zij onder andere: werken met het meer-ogen principe, inspraak sporters en ouders, het onderwerp op de agenda zetten, zorg voor zo min mogelijk belangentegenstellingen en goede nazorg. De randvoorwaardelijke aanbevelingen zijn bijvoorbeeld: professionaliseren van trainers/coaches, regierol KNGU met meer grip op trainers en clubs in het (turn)topsportprogramma, professionalisering sporttuchtrechtspraak, visie op topsport voor jonge kinderen en een voorwaardenscheppende rol van gemeenten.
Reactie en opvolging aanbevelingen
Ik vind het belangrijk dat iedereen, en zeker kinderen, veilig en met plezier kan sporten. Daar zet ik mij samen met de sport voor in. Ik heb met waardering kennisgenomen van het rapport «Ongelijke leggers». Het onderzoek schetst de ernst van de situatie in de gymsport. De ervaringen die ik lees en die ik ook persoonlijk heb gehoord, vind ik buitengewoon schrijnend. Grensoverschrijdend gedrag hoort niet in thuis in de sport. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport «Ongelijke leggers» geven de noodzaak aan, maar bieden ook goede handvatten om de sportcultuur in de gymsport te verbeteren. De KNGU heeft samen met NOC*NSF gewerkt aan een plan van aanpak voor de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport.2 Het is goed dat de sportsector dit voortvarend oppakt en ik ben bereid dit plan (financieel) te ondersteunen in combinatie met de bestaande beleidsimpulsen en initiatieven binnen het Sportakkoord, zodat de sport met de aanbevelingen aan de slag kan gaan. In de hieronder geclusterde thema’s licht ik een aantal onderwerpen uit. Daarnaast zijn er een aantal zaken die in het bijzonder in het oog springen, zoals erkenning en zorg. Ook deze licht ik hieronder toe.
Erkenning
Het is van groot belang dat de oud-turnsters de erkenning krijgen die ze nodig hebben om dit hoofdstuk te kunnen afsluiten. Ik vind het een goede ontwikkeling dat de KNGU haar excuses heeft uitgesproken en haar verantwoordelijkheid neemt om de (oud)turnsters te helpen en de sportcultuur te verbeteren samen met alle betrokkenen. Ik begrijp de behoefte en noodzaak die de onderzoekers aangeven bij (oud)turnsters voor een vorm van financiële tegemoetkoming. Dit is ook aan bod gekomen tijdens mijn gesprek met oud-turnsters. Met NOC*NSF ben ik in gesprek over de vormgeving van de financiële tegemoetkoming. Ik vind dit in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de sport. NOC*NSF heeft haar commissie Ethiek en Integriteit om advies gevraagd over de financiële tegemoetkoming en de mogelijke opties qua uitvoering.3 Ik hecht belang aan transparantie over dergelijke onderwerpen en ik zal NOC*NSF dan ook vragen om dit advies openbaar te maken. Daarnaast hebben (oud)turnsters aan mij aangegeven tegen kosten aan te lopen als gevolg van de geleden schade waarvoor zij niet zijn verzekerd. Dit vind ik een belangrijk punt en NOC*NSF heeft aangegeven dat dit zal worden meegenomen in het advies van de commissie Ethiek en Integriteit. Hiervoor zal ik de komende tijd ook nog spreken met de KNGU en NOC*NSF. Graag geef ik aan dat ik vind dat er hoe dan ook een oplossing moet komen.
Daarnaast heb ik u eerder bericht dat ik samen met mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid heb gekeken naar de mogelijkheden voor (oud)turnsters bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.4 Zij komen mogelijk in aanmerking voor een reguliere financiële tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven als zij te maken hebben gehad met een opzettelijk geweldsmisdrijf dat tot ernstig lichamelijk of psychisch letsel heeft geleid. Dit is voor een zeer beperkt aantal turnsters het geval aangezien het merendeel geen opzettelijk geweld heeft meegemaakt en het geweld waarschijnlijk ook te lang geleden heeft plaatsgevonden. Het Centrum Veilige Sport Nederland kan helpen bij het maken van de inschatting of een sporter hiervoor in aanmerking komt. Graag bespreek ik met de Kamer of hiermee voldoende recht is gedaan aan de motie van het lid Rudmer Heerema.5
Zorg
De onderzoekers constateren dat de (oud)turnsters niet altijd de specialistische en langdurige zorg krijgen die zij nodig hebben. Kennis van de topsport wordt door de (oud)turnsters gezien als heel belangrijk. In de motie van het lid Westerveld c.s. is eerder aandacht gevraagd om met (oud)turnsters in gesprek te gaan over passende hulp.6 (Oud)turnsters hebben mij persoonlijk verteld geen passende psychische zorg te ervaren, zich niet begrepen te voelen en van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Ook is een aantal keer specifiek benoemd dat de diagnose die wordt gesteld onvolledig is. Ik vind het belangrijk voor deze groep dat zij de juiste behandeling krijgen.
Vorig jaar is door het Zorginstituut in het kader van het programma Zinnige Zorg geconcludeerd dat de zorg voor mensen met traumagerelateerde klachten beter kan. Partijen in de ggz zetten zich nu in om de herkenning van traumagerichte klachten te bevorderen en ervoor te zorgen dat de meest passende behandeling wordt geboden. Aanvullend op het huidige zorgaanbod zal het UMCG op verzoek van NOC*NSF een behandelaanbod op maat maken voor de groep (oud)turnsters. Het UMCG zal een geïntegreerde behandeling ontwikkelen met vooral aandacht voor het existentieel trauma in de juiste context, de sport- en kindertijd. De beschrijving van dit nieuwe behandelaanbod zal gedeeld worden zodat andere zorginstellingen er gebruik van kunnen maken voor vergelijkbare groepen. In het najaar kunnen de eerste twee groepsbehandelingen bij het UMCG starten. In de tussentijd kunnen (oud)turnsters terecht bij MIND Korrelatie voor telefonische psychische hulp.
Voor wat betreft hulpverlening wordt samengewerkt met bestaande slachtofferhulp organisaties. Hiervoor is het nodig dat kennis wordt opgedaan over de casuïstiek in de sport. Samen met Slachtofferhulp Nederland is het voornemen om een pilot voor de sport in te richten waar slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag uit het turnen, maar ook voor andere sporten terecht kunnen voor onder andere: voorlichting, juridische ondersteuning, hulp bij financiële vragen en lotgenoten contact onder professionele begeleiding.
Voor de opvolging van de aanbevelingen rondom hulpverlening, zorg en de uitvoering van de motie Westerveld c.s. ben ik bereid de sport financieel te ondersteunen. Ik heb over deze inzet gesproken met een aantal (oud)turnsters en ik hoop hiermee de (oud)turnsters te helpen die het zo hard nodig hebben. Graag bespreek ik met de Kamer of hiermee voldoende recht is gedaan aan de motie van het lid Westerveld.7
Sporttuchtrecht
Onafhankelijk tuchtrechtspraak in de sport is een groot goed. Het maakt dat gedragingen aangepakt kunnen worden die niet strafrechtelijk strafbaar zijn maar wel een veilige sportomgeving kunnen bedreigen. Ook hebben (oud)turnsters aan mij aangegeven dat dit beter voelt dan een jarenlang strafrechtelijk traject. Daarnaast maakt het een vertaling mogelijk van een strafrechtelijke veroordeling naar sancties binnen de sport. Ik ben mij ervan bewust dat het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) voor een uitdaging staat. Zeker omdat het hier niet om één incident gaat dat onderzocht wordt maar, zoals in het onderzoek vermeld staat, een systeem van gedragingen. Niet alleen qua capaciteit in verband met het stijgend aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag in de sport. Maar ook omdat de huidige tijd steeds meer vraagt van het ISR als het gaat om bijvoorbeeld dienstverlening en communicatie. Onlangs heeft een kwartiermaker in opdracht van het ISR een organisatie advies gegeven. Dan gaat het om zaken als: personeelsmanagement, financieel management, communicatie en ICT. De volgende stap is het uitvoeren en vormgeven van dit advies. Ik zal het ISR blijvend ondersteunen bij het maken van een professionaliseringsslag en het uitbreiden qua capaciteit. Voorafgaand aan het WGO sport dit najaar zal ik u over de stand van zaken informeren.
Sport brede opvolging
Voor een groot aantal aanbevelingen geldt dat deze voor alle sporten van belang zijn. Zo nemen NOC*NSF en de sportbonden het initiatief om de pedagogische visie op jeugdsport verder te ontwikkelen en te implementeren. De afgelopen jaren is hier al veel voorwerk voor verricht. Sportaanbieders krijgen daarbij handvatten om een pedagogisch sportklimaat te realiseren. Daarnaast is onlangs de nieuwe Code Goed Sportbestuur aangenomen en deze wordt in september 2021 gelanceerd.8 Bonden, verenigingen en andere sportorganisaties kunnen de code gebruiken om de bestuurlijke kwaliteit te verbeteren ten behoeve van een integere en veilige club. Binnen het Sportakkoord is aandacht voor het versterken van sportaanbieders met verenigingsondersteuning en online kaderopleidingen.
Daarnaast wordt met het Sportakkoord ingezet op het versterken van vaardigheden van trainers en coaches met onder andere de clubkadercoach en de verankering van een positieve sportcultuur in sportopleidingen. De aanbevelingen voor het professionaliseren van trainers en coaches sluit aan op andere ontwikkelingen in de sport, zoals de Human Capital agenda, waarover ik u apart informeer.
NOC*NSF werkt aan een visie op topsport met daarin onder andere aandacht voor:
– visie op topsport voor jonge kinderen met extra aandacht voor vroeg ontwikkelsporten;
– minimumleeftijd met oog voor het internationale perspectief;
– financieringssysteem;
– topsport en integriteit;
– (opleidings)eisen kader in de topsport.
Daarnaast werkt NOC*NSF aan een plan voor de jeugdsport in Nederland met als doel om meer jeugd met plezier te laten sporten en bewegen. Plezier en motivatie om te sporten en bewegen vormen belangrijke onderdelen daarvan. In dit plan is ook aandacht voor talentontwikkeling en jeugdtopsport (onder 18).
Gymsport specifieke opvolging
De KNGU is reeds gestart met de ontwikkeling van een nieuwe visie op de gymsport. Het welzijn van de gymsporter staat hierin centraal met aandacht voor zowel pedagogiek als de breed motorische ontwikkeling van kinderen. Bij de start van het nieuwe seizoen zal de KNGU hierover actief met de verenigingen en sporters in gesprek gaan. Het doel van de visie is gedragsverandering met uiteindelijk een cultuurverandering als gevolg. Naast een actief stimuleringsbeleid richting alle aangesloten gymclubs, gaat de KNGU in proeftuinen toetsen wat er leeft op clubs, waar ze tegenaan lopen en wat ze kan helpen in het creëren van een positief sportklimaat. Het meer-ogen principe en inspraak van (jonge) sporters worden daarbij nadrukkelijk meegenomen.
Per 1 september 2021 start de pilot voor de nieuwe opleidingsmodule pedagogiek voor trainers-coaches. Het afgelopen jaar heeft de KNGU samen met CIOS en NOC*NSF geïnvesteerd in het ontwikkelen van deze module als onderdeel van een fundamentele herijking van het opleidingenlandschap. Speciaal voor de coaches die actief zijn op het hoogste niveau wordt gewerkt aan een intensieve(re) scholingsvariant, die ook als pilot dient voor coaches op het hoogste niveau van andere bonden. Daarnaast is de KNGU gestart met het herijken van het talentontwikkeling- en topsportprogramma voor turnen dames en turnen heren. Hierin is aandacht voor:
– de verschillende leeftijdsfasen;
– beter betrekken en meer inspraak van de sporters;
– meer invloed op functioneren trainers en coaches;
– meer aandacht voor ouders;
– actief monitoren van de kwaliteit van het programma;
– en aandacht voor een positief, pedagogisch en veilig sportklimaat in en buiten de turnhal.
Topsport die inspireert
Bovenstaande acties zijn met name gericht op het bieden van de juiste zorg voor de (oud)turnsters en gedragsverandering en een cultuur verbetering in voornamelijk de breedtesport. Maar er is meer nodig. We zullen moeten stilstaan bij hoe topsporters worden opgeleid en hoe we een toekomstbestendige topsport kunnen garanderen voor alle toekomstige talentvolle sporters. Dit krijgt nadrukkelijk aandacht in Deelakkoord 6 «Topsport die inspireert». Met de bestuurlijke partners NOC*NSF en de VNG/VSG werken we aan een gezamenlijke visie op het maatschappelijk verantwoord organiseren van topsport. Een van de onderliggende pijlers is talentontwikkeling. Om de ontwikkeling van kansrijke sporters verder te kunnen optimaliseren en op maatschappelijk verantwoorde wijze te organiseren is het van belang dat niet alleen de nationale opleidingsprogramma’s een lerende omgeving bieden, maar ook dat de route die daaraan voorafgaat ontwikkelingsgericht wordt vormgegeven. Een optimale ontwikkeling van kansrijke sporters vraagt om een breed gedragen aanpak. Daarom werken we met partijen uit de driehoek sport, gemeenten en de rijksoverheid de komende periode aan een gezamenlijke visie op de ontwikkeling van kansrijke sporters. Voorafgaand aan het WGO Sport dit najaar zal ik u hierover informeren. Dit kan vervolgens als basis dienen voor iedere partij/organisatie om hier op lokaal, regionaal of landelijk niveau invulling aan te gegeven, ieder vanuit zijn eigen taak en verantwoordelijkheid.
Vervolg
Ik constateer dat de sportsector de aanbevelingen van het rapport «Ongelijke leggers» voortvarend oppakt. Het proces van de opvolging van de aanbevelingen zal ik scherp blijven volgen. Het aanpakken en voorkomen van grensoverschrijdend gedrag heeft mijn voortdurende aandacht en ik zal de sportsector de komende periode blijven ondersteunen in de opgave om een brede positieve sportcultuur te creëren. Want dit is voor mij een cruciale randvoorwaarde voor veilige sportbeoefening in Nederland.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Het rapport is te downloaden via: www.verinorm.nl.↩︎
Het plan van aanpak wordt rond medio juni 2021 gepubliceerd op www.kngu.nl.↩︎
https://nocnsf.nl/nieuws/2021/06/nocnsf-vraagt-advies-over-tegemoetkoming-oud-gymsporters.↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1796.↩︎
Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 43.↩︎
Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 46.↩︎
Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 46.↩︎
Code Goed Sportbestuur: https://nocnsf.nl/media/4307/062-code-goed-sportbestuur-2021_av.pdf.↩︎