[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang subsidieregeling STAP-budget

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D25739, datum: 2021-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D25739).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z11275:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D25739 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 21 juni 2021inzake de Voortgang subsidieregeling STAP-budget (Kamerstuk PM).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Peters

De griffier van de commissie,
Post

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 6
II Antwoord/Reactie van de Minister 6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de brief «Voortgang subsidieregeling STAP-budget» van 21 juni jl. Deze leden zijn positief over de subsidieregeling stimulering arbeidsmarktpositie (STAP) en hebben in debatten uitgesproken dat zij de regeling liever eerder dan later in werking zien treden. De leden verwachten namelijk dat de subsidieregeling STAP-budget voor veel mensen een beter toegankelijke ondersteuning van bij-, na- en omscholing biedt. Bovendien verwachten de leden dat STAP een goede stap op weg is naar de door de VVD gewenste individuele leerrekening voor leven lang ontwikkelen. Deze leden zijn van mening dat STAP een aantal voordelen heeft ten opzichte van de huidige fiscale regelingen.

De leden hebben echter zorgen en vragen over de voortgang en de voorgestelde oplossingen.

Allereerst zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de budgettaire aspecten van de regeling. De brief vermeldt een beschikbaar budget van ruim 200 miljoen euro voor de eerste jaren. De notitie over de kosten en baten van Leven Lang Ontwikkelen van de vaste Kamercommissie van SZW (gepubliceerd 2 juli 2020) laat zien dat de vrijstelling voor studie en scholing in de loonheffing 1,8 miljard euro bedraagt. Hoe verhouden die bedragen zich tot elkaar? En hoe is budgetverschuiving van de fiscale aftrekregeling naar de subsidieregeling begrotingstechnisch geregeld? De Minister schrijft dat op jaarbasis 200 tot 300 duizend personen gebruik kunnen maken van het STAP-budget voor scholing. Hoe verhoudt dit verwachte gebruik zich tot het huidige gebruik van de fiscale scholingsaftrek? Waarin zijn de grootste verschillen te verwachten en hoe werkt dat door in de praktijk?

De subsidieregeling STAP wordt uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). In november 2019 is de uitvoeringstoets van het UWV gepubliceerd. Is ook de uitvoeringstoets van DUO beschikbaar? Wat is daar de conclusie van?

Het oordeel van de UWV-uitvoeringstoets in november 2019 was dat de «Subsidieregeling STAP-budget uitsluitend onder de door UWV genoemde voorwaarden uitvoerbaar is per 1 januari 2022». Een van de voorwaarden was dat het scholingsregister gereed is per 1 januari 2021 en dat als deze niet op tijd is, het niet uitvoerbaar is. Was het scholingsregister per 1 januari van dit jaar inderdaad gereed? Of lezen de leden het goed dat «DUO [nog] werkt aan een scholingsregister»? Wanneer is voorzien dat dit register gereed is? Hoeveel vertraging betekent dat? Een andere voorwaarde voor UWV was het tijdstip van de publicatie van de regeling. Kan de Minister toelichten wat UWV daarmee bedoelt en wat de status is van de genoemde publicatie?

De UWV-uitvoeringstoets heeft plaatsgehad vóór de coronapandemie. Wat is het effect geweest van corona en de bijbehorende steunpakketten op de voortgang van de voorbereiding van STAP bij UWV? Hoeveel vertraging is ontstaan doordat UWV de uitvoering van de opzet, de uitvoering en de afhandeling van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) heeft opgepakt? En wat is het verwachte effect van de NOW-afhandeling voor het verdere verloop van de uitvoering van STAP bij UWV?

De Minister stelt voor om in plaats van per 1 januari 2022 per 1 maart 2022 de loketten voor STAP te openen, terwijl de Minister van SZW en de Staatssecretaris van Belastingen tegelijkertijd voorstellen om de fiscale scholingsaftrek per 1 januari 2022 te discontinueren. Dit betekent dat er voor burgers die tussen 1 januari en 29 maart 2022 met een scholingsactiviteit willen beginnen geen financiering beschikbaar is. Hoe weegt de Minister de timing van de eerste maanden van een nieuw kalenderjaar als voor veel mensen een natuurlijk moment voor het pakken van nieuwe kansen – zeker in de periode waarin de Nederlandse economie na corona weer opbloeit – ten opzichte van het wegvallen van bestaande regelingen en het nog niet beschikbaar zijn van het beoogde alternatief? Heeft de Minister overwogen om de invoering van STAP met een jaar uit te stellen? Kan de Minister aangeven welke argumenten voor en tegen die overweging een rol spelen en hoe hij deze heeft gewogen?

De leden lezen in de brief een aantal voorbehouden als het gaat om de krappe planning en de mogelijke onvoorziene knelpunten. Met STAP gaat het om een «majeure nieuwe taak», een «omvangrijke opgave», «grote aantallen» en een «grote digitale component». In de uitvoeringstoets wordt expliciet verwezen naar «strakke kaders». Uit de brief van 21 juni blijkt dat «nauw overleg» heeft geleid tot de conclusie dat invoering van STAP in 2022 haalbaar is.

Kan de Minister een overzicht geven van de in kaart gebrachte risico’s van het doorzetten van invoering in 2022 ten opzichte van het uitstellen van de startdatum en de daarbij gebruikte weging en oplossingsrichtingen? Hoe weegt de Minister het risico dat mensen geen scholingsactiviteiten starten vanwege het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden en het tevens ontbreken van het beoogde alternatief? Hoe weegt de Minister het risico dat UWV in problemen komt met de uitvoering van deze en andere regelingen en processen door de hoge druk op dit project?

De Minister schrijft dat nu alleen wordt gewerkt aan de basisvariant van STAP en dat alle specifieke aanvullingen worden gereserveerd voor latere doorontwikkeling. Ook de uitvoeringstoets spreekt al van de beperking tot een generieke regeling bij invoering. Welke functionaliteiten waren wel voorzien in de uitvoeringstoets en zijn nu uitgesteld? Wat zit er wel in de basisvariant en hoe bieden deze functionaliteiten expliciete voordelen ten opzichte van de huidige regelingen?

Als alternatief en overbrugging voor scholing in de lacune tussen de fiscale scholingsaftrek en de start van STAP stelt de Minister voor om burgers te wijzen op NL leert door budget als tegemoetkoming voor scholing. Kan de Minister toelichten wat de verschillen zijn in beoogde doelgroep, beoogde scholingsactiviteiten, de budgetten (in totaal en per gebruiker) en het gebruik van de regelingen in de praktijk tussen de fiscale aftrek, STAP en NL leert door?

De Minister verwijst in de brief naar werkpleinen voor hulp bij STAP. Kan de Minister toelichten wat voor burgers en werkgevers het verschil is tussen werkpleinen en regionale mobiliteitsteams? En hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de regionale mobiliteitsteams een duidelijk en toegankelijk regionaal «loket» zijn voor iedereen die op zoek is naar om- of nascholing en begeleiding naar werk, met name in tekortsectoren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de voortgang van het STAP-budget en het ontwerpbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven. Deze leden hebben een aantal vragen.

De leden van de fractie van D66 vragen of de Minister kan aangeven welke van de twee instrumenten (het STAP-budget of de fiscale scholingsaftrek) beter tegemoet komt aan de noodzaak voor omscholing op dit moment. De leden vragen daarnaar in het licht van de economische situatie, waarbij de verwachting is dat met de afbouw van de steunpakketten er nu meer transities zullen moeten worden gemaakt tussen sectoren. De leden vragen of het STAP-budget daar in zou kunnen voorzien, en wat de eventuele overlap is met de maatregelen uit de steunpakketten, zoals NL Leert Door.

De leden van de fractie van D66 vragen daarnaast naar de mogelijke voor- en nadelen van invoering per 1 januari 2023. Zou invoering per 1 januari 2023 kunnen betekenen dat het STAP-budget gelijk volledig, dus breder dan de basisvariant, ingevoerd kan worden? In welke mate vergroot invoering per 1 januari 2023 de kans dat er voor de uitvoering voldoende ruimte is om eventuele onvoorziene knelpunten op tijd te adresseren? Deze leden lezen dat de implementatie van het STAP-portaal en het scholingsregister een nieuw en intensief traject is dat veel vraagt van de uitvoeringsorganisaties en dat beide organisaties op dit moment druk bezig zijn om de essentiële onderdelen van de systemen op tijd operationeel te krijgen. Tegelijkertijd lezen deze leden dat de invoering van STAP haalbaar is. Deze leden vragen hoe groot de kans is dat deze systemen niet klaar zijn 1 per januari 2022 en deze datum niet wordt gehaald. Deze leden vragen per wanneer de niet-essentiële, maar mogelijk wel relevante, onderdelen van de systemen gereed kunnen zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Het doel van de STAP-regeling, zo hebben deze leden altijd begrepen, is (bij)scholing laagdrempeliger en toegankelijker maken voor specifieke groepen werkenden, zoals praktisch opgeleiden en ouderen, die met de huidige fiscale aftrek voor scholingsuitgaven minder goed bereikt worden. In zijn brief schrijft de Minister dat het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) erop wijst dat met de beoogde vormgeving van de regeling «het risico bestaat dat digivaardige mensen de regeling goed kunnen vinden en dat hierdoor meer kwetsbare doelgroepen mogelijk buiten de boot vallen». Deze leden hebben hier zorgen over, juist gegeven het doel van de regeling. Zij vragen de Minister hier nader op in te gaan. Hoe groot is de groep die mogelijk buiten de boot valt? Wat is de achtergrond van deze mensen? Is de Minister met (vertegenwoordigingen van) hen in gesprek (geweest)? De Minister geeft aan dat flankerende maatregelen worden genomen en nog verder verkend om de STAP-regeling ook voor kwetsbare groepen toegankelijk te maken. Kan hij een volledig overzicht geven van welke maatregelen dit zijn, of aan welke maatregelen wordt gedacht, en of de middelen hiervoor ten koste gaan van het budget dat nu voor STAP is gereserveerd? Wat betekent dit voor de kwaliteit van de regeling? Dreigt hierin een tweedeling? Verwacht de Minister dat kwetsbare groepen in gelijke mate van de STAP-regeling gebruik gaan kunnen maken, of zullen zij een achterstand houden bij het bereiken van de regeling, waarvoor lijkt te gelden: wie het eerst komt wie het eerst maalt en op = op?

Behalve over het bereik van doelgroepen heeft AcICT, vooruitlopend op haar definitieve advies, vragen gesteld over de ketenregie en de noodzaak van het scholingsregister, waarover de Minister aangeeft dat hier verbeteringen mogelijk zijn. Voorts schrijft de Minister dat de Kamer het definitieve advies van AcICT, inclusief kabinetsreactie, na het zomerreces ontvangt, maar óók dat de Kamer zich vóór 2 juli 2021 moet hebben uitgesproken voor afschaffing van de huidige fiscale aftrek voor scholingsuitgaven, die door de STAP-regeling wordt vervangen, daar anders een jaar vertraging wordt opgelopen. Hoe zijn beide met elkaar te rijmen, vragen de leden. Is de Minister het met deze leden eens dat dit ongelukkig en eigenlijk ongewenst is, daar de Kamer nu spreekwoordelijk moet instemmen met het weggooien van oude schoenen, terwijl de nieuwe schoenen nog niet geleverd zijn en de kwaliteit ervan onbekend is?

UWV en DUO zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de STAP-regeling. De leden van de CDA-fractie valt op dat beide uitvoeringsorganisaties werken aan een eigen uitvoeringsysteem: UWV ontwikkelt een STAP-portaal voor het aanvragen van STAP-budget en DUO werkt aan een scholingsregister waarin de subsidiabele scholingsactiviteiten zijn opgenomen. Zij zijn benieuwd waarom niet voor één integraal uitvoeringssysteem en één uitvoeringsorganisatie is gekozen, en of de gekozen aanpak (extra) uitvoeringsrisico’s met zich meebrengt?

Verder schrijft de Minister dat «implementatie van deze systemen een nieuw en intensief traject is dat veel vraagt van de uitvoeringsorganisaties». Kan de Minister hier nader op ingaan? Welke uitvoeringsdilemma’s en -risico’s bestaan er?

Er is gekozen voor een robuuste uitvoering van een basisvariant van de STAP-regeling, die mettertijd verbeterd en doorontwikkeld kan worden, om de regeling in de toekomst te kunnen inzetten voor specifieke doelen of doelgroepen, zo lezen de leden. Hoe verhoudt zich dit tot het primaire doel waarvoor de STAP-regeling is bedacht: (bij)scholing laagdrempeliger en toegankelijker maken voor specifieke groepen werkenden? Dreigt hier niet snelheid boven kwaliteit van de regeling te gaan?

De Minister schrijft dat de volgende onderdelen van de STAP-regeling te zijner tijd nog zullen moeten worden doorontwikkeld en niet duidelijk is wanneer deze kunnen worden gerealiseerd: het subsidiabel maken van EVC-trajecten, het meerjarig kunnen toekennen van STAP-budget voor meerjarige scholingsactiviteiten, en de mogelijkheid voor het subsidiabel maken van schoolkosten van duale scholingsactiviteiten in het mbo en hoger onderwijs die niet via de opleider in rekening worden gebracht. Dit roept bij de leden de vraag op wat dit betekent voor de kwaliteit van de regeling, en of deze in «half aangeklede» vorm wel een volwaardig, beter alternatief voor de fiscale aftrek scholingskosten gaat kunnen zijn?

In zijn brief geeft de Minister de waarschuwing af dat «zich tijdens de verdere implementatie [van de STAP-regeling] eventueel nog onvoorziene knelpunten voordoen» en er a.g.v. de krappe planning «bij eventuele knelpunten onvoldoende ruimte kan zijn om deze tijdig te adresseren». Acht hij het desondanks verstandig de regeling op 1 januari 2022 te laten ingaan en op 1 maart 2022 open te stellen? Hoe denkt de Minister over het opschuiven met een jaar teneinde in 2023 een volwaardige, goed werkende STAP-regeling te hebben, indachtig ook het feit dat voor de periode 1 januari–1 maart 2022 de tijdelijke coronaregeling NL leert door moet worden ingezet als «lapmiddel» om de periode voor proefproductie te overbruggen? Wil hij hierop reflecteren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief Voortgang subsidieregeling STAP-budget en hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.

Deze leden constateren dat het maximale bedrag voor een individu 1.000 euro bedraagt. Met dit bedrag kan nauwelijks een volwaardige scholing worden gevolgd, zeker als het gaat om werknemers die zich willen omscholen naar een kansrijke sector. Een serieuze om-, her- of bijscholing kost namelijk al snel 2.500 euro. Om die reden vragen de leden de Minister of hij bereid is om de mogelijkheden te onderzoeken om het budget per individu te verhogen indien deze werknemer naar een kansrijke sector wilt overstappen? Zou de Minister daarbij ook willen kijken om een gedeelte van het budget beschikbaar te maken voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie en deze trajecten via arbeidsmarktregio’s en/of regionale Leerwerkloketten aan te bieden?

Ook constateren de leden dat veel mensen die geen werk hebben, met of zonder uitkering, dolgraag in een kansrijke sector, bijv. zorg, IT of onderwijs, aan de slag willen, maar daarvoor nog niet de kennis en skills, en zeker geen budget voor hoge scholingskosten hebben. Gemeenten en UWV kunnen voor deze doelgroep geen langjarige scholing aanbieden vanwege regelgeving. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat ook deze mensen naar werk worden geholpen? Is de Minister bereid om hiervoor extra geld voor opzij te zetten? Ook vragen de leden de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat juist kwetsbare werknemers, die vanwege de coronacrisis hun baan zijn verloren of in een flexcontract, met weinig zekerheid, gebruik kunnen maken van het STAP-budget?

Verder constateren de leden van de PvdA-fractie dat de aanvraag voor het STAP-budget digitaal via het UWV gaat. Werknemers die niet digi-vaardig zijn, zullen hierdoor minder snel gebruik maken van dit STAP-budget. Dat wordt ook erkend door de Minister. De leden missen echter concrete oplossingen om ook niet-digi-vaardigen mensen de mogelijkheid te geven om gebruik te maken van het STAP-budget. Kan de Minister concreet aangeven hoe het UWV het STAP-budget ook toegankelijk gaat maken voor mensen die niet digi-vaardig zijn?

De leden van de PvdA-fractie lezen verder dat Erkenning van Eerder Verworven Competenties (EVC) nog is uitgesloten van het STAP-budget, maar subsidiabel is via NL leert door met inzet van scholing. Deze leden vragen de Minister of dit budget voor NL leert door voldoende is om alle EVC-trajecten te kunnen subsidiëren? Kan de Minister garanderen dat alle aangevraagde EVC-trajecten gebruik kunnen maken van de subsidie van NL Leert door? Als laatste vragen de leden hoe de hogere kosten van een EVC-traject, a 1.500 euro, zich verhouden tot het lagere bedrag dat beschikbaar is via het STAP-budget? Blijven EVC-trajecten ook kosteloos als het via het STAP-budget blijft lopen?

II Antwoord/Reactie van de Minister