[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad (Kamerstuk 35742-2)

Initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D26093, datum: 2021-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z03722:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Inbreng verslag van een schriftelijk overleg 

			

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor
te leggen aan de leden Bromet en Boswijk over hun initiatiefnota over
groen in de stad  (Kamerstuk 35 742).

		De fungerend voorzitter van de commissie,

		Kuiken

		Adjunct-griffier van de commissie,

		Goorden

		

		

Inhoudsopgave

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie			

		Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie			

		Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie			

	Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie			

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie		

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie			

II	Antwoord / Reactie van de initiatiefnemers 						 			

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie			

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota
van de leden Bromet en Boswijk over Groen in de Stad. Deze leden hebben
daar een aantal vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van openbaar groen in de
stad. De redenen daarvoor staan dan ook uitgebreid in de initiatiefnota.
Deze leden zetten echter vraagtekens bij het nut en de noodzaak van
enkele beleidsvoorstellen uit de initiatiefnota. Zij lezen dat
Amstelveen, Delft en Purmerend de meeste vierkante meters groen hebben
per inwoner. Wat is volgens de initiatiefnemers de definitie van een
groene stad? Zijn dat steden met toevalligerwijs veel groen aan de
randen van de gemeente? Of zijn dat steden met veel bomen, perkjes en
andere oplossingen in de stad?

Scholing bermbeheerders

De leden van de VVD-fractie herkennen zich niet in het beeld dat
bermbeheerders structureel onvoldoende geschoold zouden zijn. Deze leden
ontvangen dan ook graag lijst van gemeenten waarbij bermbeheer door een
gebrek aan kennis structureel onder de maat is. Door extra (verplichte)
scholing zou de toegankelijkheid van de functie van bermbeheerder in
gevaar kunnen komen en dat zou er ook toe kunnen leiden dat
bermbeheerders in een hogere salarisschaal geplaatst zouden moeten
worden. Zij ontvangen graag een reflectie hierop van de
initiatiefnemers. Voorts wordt veel bermbeheer uitbesteed aan bedrijven.
Komen daarmee de verantwoordelijkheid en de kosten volgens de
initiatiefnemers bij de ondernemers te liggen?

     

Subsidieregeling soortenmanagementplannen

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat kwetsbare dier- en
plantsoorten worden beschermd. Desalniettemin lijkt het opstellen van
soortenmanagementplannen juist voor extra regelgeving te zorgen. Deze
leden willen graag van de initiatiefnemers weten waaruit blijkt dat de
huidige regelgeving niet toereikend is. Wat zijn de effecten van
soortenmanagementplannen voor de afhandelingstermijn van vergunningen en
de hoogte van betreffende leges?

Een afstandsnorm van bebouwing tot groen van 350 meter

De leden van de VVD-fractie vinden groen in de directe leefomgeving
belangrijk. Dat is immers goed voor de gezondheid van mens en dier. Deze
leden vragen zich echter af waar de 350 meter op is gebaseerd en wat een
afstandsnorm van 350 meter bij zal dragen aan meer groen in Nederlandse
steden. Zij zijn van mening dat gemeenten zelf het beste kunnen bepalen
waar het groen moet zijn en waar bebouwing moet staan. Zij vrezen dat
dergelijke normen woningbouw en bedrijvigheid buitenproportioneel zouden
kunnen belemmeren. Voorts vragen zij zich af wat de initiatiefnemers
voor ogen hebben met het gebied van 350 meter tussen woningbouw en
natuur. Eveneens zien zij graag dat de initiatiefnemers ingaan op wat
deze maatregel voor bestaande woningbouw betekent.

Meer “uitdagend” groen voor kinderen

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de ambitie om speelplekken en
schoolpleinen groener te maken. Wel vragen deze leden aan de
initiatiefnemers welke rol het rijk daarin concreet zou moeten spelen.
Zijn de initiatiefnemers zich er daarnaast van bewust dat dit ook
letterlijke vergroening (grove oppervlakten, schelpen en zand) van
kleding en slijtage van schoenen betekent, wat er uiteindelijk toe leidt
dat er meer gewassen en vaker nieuwe kleding gekocht moet worden?

Eisen te stellen aan nieuwbouwwoningen in het bouwbesluit

De leden van de VVD-fractie vinden de combinatie van bebouwing en natuur
een positieve ontwikkeling. Deze leden constateren echter wel dat dit
tot aanzienlijke belemmeringen kan leiden voor de woningbouwproductie.
Zij willen graag van de initiatiefnemers weten waar volgens hen de
prioriteit moet komen te liggen.

                

Het vergroenen van bedrijventerreinen

De leden van de VVD-fractie delen de ambitie om bedrijventerreinen te
vergroenen. Deze leden vragen zich echter af welke concrete maatregelen
kunnen bijdragen. Bestemmingsplannen belemmeren in veel gevallen de
vergroening. Welke mogelijkheden biedt de Omgevingswet om vergroening
van bedrijventerreinen te stimuleren? Hoe kan de problematiek van
groen-belemmerende bestemmingsplannen worden weggenomen op rijksniveau? 
   

Award

De initiatiefnemers pleiten voor een Groenste Stad Award. Deze is er
echter al in de vorm van de Entente Florale Europe. Amstelveen, Deventer
en Vlaardingen wonnen daar enkele edities. Is het niet ambitieuzer en
effectiever om aan een reeds bestaande Europese competitie deel te nemen
in plaats van een nieuwe nationale competitie in het leven te roepen?

Kennisdeling

De leden van de VVD-fractie zijn het met de initiatiefnemers eens dat
het delen van kennis essentieel is. Dat geldt zowel voor inwoners als
voor gemeenten en provincies. In welke mate zorgt de Vereniging voor
Nederlandse Gemeenten (VNG) al voor kennisdeling tussen gemeenten als
het gaat om openbaar groen? Waaruit blijkt dat gemeenten onvoldoende
kennis delen met haar inwoners op het gebied van openbaar groen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie			

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk. Deze leden zien net als
de initiatiefnemers een enorme urgentie om steden te vergroenen. Voor
een betere biodiversiteit, om ons aan te passen aan een veranderend
klimaat en voor de menselijke gezondheid. Zij hebben wel nog enkele
vragen aan de initiatiefnemers.

Inleiding

De leden van de D66-fractie constateren dat klimaatverandering een van
de grootste uitdagingen is van onze tijd. In steden en dorpen lopen de
temperaturen verder op en we zien steeds vaker wateroverlast door
extreme regenval. Het is daarom zeer belangrijk dat wordt geĂŻnvesteerd
in klimaatadaptieve steden. En niet alleen klimaatverandering vormt een
bedreiging. Ook de biodiversiteit in steden holt hard achteruit en de
luchtkwaliteit laat te wensen over. Het is daarom van groot belang dat
steden vergroenen en een prettige leefomgeving bieden, waarbij natuur
inclusief wordt gebouwd en waarbij we denken aan de
toekomstbestendigheid van de stad. Deze leden complimenteren de leden
Boswijk en Bromet daarom ook met hun initiatief. Welke maatregelen uit
het initiatiefvoorstel achten zij het meest urgent? 

Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten waarom zij zo enthousiast zijn
over de aangekondigde aanpassingen van omgeving bij de Champs-ÉlysĂ©es
in Parijs. Welke punten zouden Nederlandse gemeenten kunnen adopteren om
morgen mee aan de slag te gaan?

De leden van de D66-fractie lezen dat het doel van de initiatiefnemers
is om ondersteuning te bieden aan gemeenten en provincies in het kader
van vergroening. Echter, deze leden vragen welke taak zij precies
weggelegd zien voor de minister. Welke stappen kan de minister morgen al
zetten om te zorgen voor groenere steden? 

Klimaatadapatie

De leden van de D66-fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat
aandacht voor de effecten van klimaatverandering in de bouw en in het
stedenontwerp van essentieel belang is om de hittebestendigheid te
vergroten, droogte te voorkomen en de overlast van water te beperken nu
extreem weer steeds vaker voorkomt en zal blijven voorkomen. Deze leden
lezen dat de initiatiefnemers naast de rijksverantwoordelijkheid en de
verantwoordelijkheden van de decentrale overheden, ook hebben gekeken
naar de rol van particulieren, bijvoorbeeld door het halen van tegels
uit de tuin. Ook deze leden zien een grote rol voor particulieren
weggelegd, maar zij vragen zich nog wel af waarom er, behalve
kennisverspreiding, niet meer maatregelen in de initiatiefnota zijn
opgenomen om ook de participatie van particulieren te stimuleren. Er
gaan immers ook significante kosten gepaard met het groener maken van de
tuin. In het kopje ‘tegengaan van droogte’ lezen zij wel iets over
een programma over groen aanbieden voor elke tegel die wordt
ingewisseld. Zou nader kunnen worden uitgelegd hoe de initiatiefnemers
zo’n project voor zich zouden zien? Hebben zij een idee van het
kostenplaatje van een dergelijk project? Hebben zij andere ideeën naast
kennisverspreiding om ook particulieren er meer bij te betrekken? Ten
slotte vragen deze leden zich af in hoeverre ideeën of succesvolle
pilots zijn opgehaald in gemeenten ter voorbereiding van deze
initiatiefnota, die mogelijk ter inspiratie kunnen dienen om ook
particulieren te betrekken.

Biodiversiteit 

De leden van de D66-fractie onderschrijven de conclusie van de
initiatiefnemers dat meer groen in de stad van grote noodzaak is. Deze
leden zijn van mening dat dit niet alleen goed is voor de gezondheid van
mensen, maar ook voor de biodiversiteit. Zij lezen dat de
initiatiefnemers streven naar een afstandsnorm van bebouwing tot groen
van 350 meter. Hoewel zij dit een sympathiek idee vinden, vragen zij of
de initiatiefnemers dit realistisch achten. Geldt deze norm voor nieuwe
bouwprojecten of voor alle bebouwing? Hoe definiëren de
initiatiefnemers ‘groen’? Wat is de minimale oppervlakte groen per
inwoner die een stad of dorp moet nastreven volgens de initiatiefnemers?
Ook lezen zij dat de provincies en gemeenten meer ondersteuning geboden
moet worden om groen te realiseren. Hoe kan hen meer ondersteuning
geboden worden, naast het aanspreekpunt binnen de overheid dat wordt
benoemd? Deze leden vragen zich af of de initiatiefnemers bij het
ondersteunen van gemeenten en provincies in het kader van vergroening
ook hebben gedacht aan financiële ondersteuning. Alhoewel zij begrijpen
dat er geen financiĂ«le paragraaf is opgenomen, zijn zij benieuwd –
als hierover na is gedacht – welke inschatting volgens de
initiatiefnemers nodig zou zijn voor een adequate ondersteuning voor
plannen zoals een verplichte 350 meter afstand tot groen? 

De initiatiefnemers stellen dat de efficiëntere en uniformere bouw
huizen minder geschikt maakt voor huizenbroeders als huismus en
gierzwaluw. Kunnen de initiatiefnemers dit toelichten? Welke vorm van
bouwen achten zij noodzakelijk om de biodiversiteit in en rondom steden
te bevorderen? Wat is tevens de reden dat de initiatiefnemers zich
veelal focussen of vogels in steden? Hoe kijken zij aan tegen de rol van
andere biodiversiteit zoals vleermuizen? Ook deze dieren worden door
veranderde bouwstijlen geraakt. Zijn de initiatiefnemers zich hiervan
bewust? De leden van de D66-fractie zijn het eens met het feit dat
ecologische gevolgen van bouw goed in kaart moeten worden gebracht.
Welke aanbevelingen kunnen de initiatiefnemers hiervoor geven?

De leden van de D66-fractie zijn het tevens eens met de initiatiefnemers
dat basiskwaliteit natuur kan zorgen voor meer biodiversiteit en
tegelijkertijd kan bijdragen aan een gezonde, prettige leefomgeving.
Kunnen de initiatiefnemers duiden wat zij verstaan onder basiskwaliteit
natuur en welke parameters gemeten moeten worden om de basiskwaliteit
vast te stellen? 

Het gebruik van pesticiden en insecticiden heeft volgens de
initiatiefnemers geen plaats in de openbare en particuliere ruimte. De
leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemers dat het
gebruik van deze middelen teruggedrongen moet worden. Wat verstaan de
initiatiefnemers onder de openbare en particuliere ruimte? Doelen zij
hier alleen op ruimte binnen steden en dorpen of minder dichtbevolkte
gebieden waar mensen wonen en leven? Wat is de maximale afstand van waar
deze middelen wel gebruikt mogen worden op afstand van de openbare en
particuliere ruimte die de initiatiefnemers bedoelen? Wat is het effect
van onkruidwerend zand op de biodiversiteit? Hoeveel graden kan groene
en blauwe ruimte het stedelijk hitte-eilandeffect dempen? Deze leden
lezen dat groene en blauwe netwerken op elkaar aangesloten moeten zijn.
Doelen de initiatiefnemers hier op tussenstedelijke verbindingen of
alleen binnenstedelijk?

De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in het idee van ‘nee,
tenzij’ dat de initiatiefnemers aandragen voor het toepassen van
bestrating. Zijn er ook verschillende vormen van bestrating die andere
effecten hebben op bijvoorbeeld waterfiltratie, biodiversiteit en alle
andere effecten die in deze initiatiefnota worden genoemd? Hebben de
initiatiefnemers ook aanbevelingen voor het type bestrating om negatieve
effecten te minimaliseren?

Natuurinclusieve inrichting

De leden van de D66-fractie vragen welke inhoudelijke en procedurele
verbeteringen in landelijke regelgeving de initiatiefnemers als
wenselijk zien. En welke belemmeringen zien de initiatiefnemers in 
nationale regelgeving op dit moment voor gemeenten om natuurinclusief
bouwen zelf te regelen? Hoe zien de initiatiefnemers de betrokkenheid
van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ten
aanzien van de voorstellen in de initiatiefnota? Kunnen de
initiatiefnemers bevestigen dat betrokkenheid van BZK van belang is
gezien de voorstellen die raken aan onder andere het Bouwbesluit en
nieuwbouw? Zo ja, hoe willen de initiatiefnemers hier verder gevolg aan
geven? 

Voorstellen

Hoeveel geld willen de initiatiefnemers dat vrijgemaakt wordt voor de
scholing van bermbeheerders en in welke tijdsspanne? Op welke manier
moet het opleidingsfonds plek krijgen in de begroting van het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)? Kunnen de leden van de
D66-fractie een voorstel bij de begrotingsbehandeling tegemoetzien om
dit voorstel in te regelen? Uit hoeveel geld moet de subsidieregeling
voor soortmanagementplannen bestaan? Welke parameters voor effectiviteit
van de subsidieregeling zouden de initiatiefnemers willen instellen? Wat
is de reden dat de initiatiefnemers streven naar precies 350 meter als
afstandsnorm van groen in de bebouwde kom en waarom niet 250 of juist
400 meter? Wat houdt dit groen op 350 meter precies in? Is dit een boom,
een plantsoen, een park? Wat hebben de initiatiefnemers in gedachten?

Financiële consequenties

De leden van de D66-fractie vinden het jammer dat de initiatiefnemers de
financiële paragraaf niet (volledig) uitgewerkt hebben. Waarom zijn zij
van mening dat ‘het in kaart brengen van de kosten – voor zowel het
Bouwbesluit als de scholing van bermbeheerders – in een later stadium
doeltreffender is’? Hebben zij onderzocht hoeveel de individueel
voorgestelde maatregelen ongeveer zouden kosten? Zo nee, waarom niet?
Deze leden constateren dat een goed financieel plaatje van essentieel
belang is om de maatregelen tot een succesvol einde te brengen. 

		

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie			

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad.
Deze leden ondersteunen het doel van de initiatiefnota om te zorgen voor
meer groen in de stad. Ook zij zijn er van doordrongen dat meer groen in
de stad ervoor kan zorgen dat de samenleving zich beter aanpast aan de
gevolgen van klimaatverandering, onder andere door de waterberging in
steden te verbeteren, droogte tegen te gaan en de hitte in de zomer te
matigen. Bovendien worden de biodiversiteit en het welzijn van bewoners
erdoor bevorderd.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat maatregelen en middelen om
voor meer groen in de stad te zorgen voornamelijk op het niveau van
provincies en gemeenten liggen. De voorstellen van de initiatiefnemers
richten zich met name op wat er op rijksniveau zou moeten veranderen.
Hebben de initiatiefnemers provincies en gemeenten betrokken bij de
totstandkoming van hun plannen teneinde in kaart te brengen waar op
lokaal niveau nog wensen liggen om groen in de stad te bevorderen? Zo
ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet en zijn de
initiatiefnemers van plan dat alsnog te doen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen
om geld vrij te maken voor de scholing van bermbeheerders om ervoor te
zorgen dat de bermbeheerders veel kennis krijgen over ecologisch
bermbeheer. Zij denken daarbij aan een opleidingsfonds.  Deze leden
lezen ook dat voor dit doel eerder bij amendement voor de komende vijf
jaar 12,5 miljoen euro beschikbaar zou moeten komen voor een
opleidingsfonds voor ecologisch bermbeheer. Is er inmiddels meer
duidelijkheid over hoe de minister van LNV hier invulling aan gaat
geven? 

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemers streven naar
een afstandsnorm van bebouwing tot groen van 350 meter. Kunnen de
initiatiefnemers aangeven wat dit kan gaan betekenen voor de bouwopgave
waar Nederland voor staat? Wat is de onderbouwing van het getal van 350
meter en hoe willen zij dat die afstand juridisch geborgd wordt?

In hoeverre kunnen en dienen er wijzingen in het Bouwbesluit aangebracht
te worden om tot een groenere stad te komen, zo vragen de leden van de
PvdA-fractie.

Hoe willen de initiatiefnemers dat hun voorstel om groene
bedrijventerreinen mogelijk te maken met behulp van bijvoorbeeld
investeringsfondsen en private fondsen verwezenlijkt wordt? Hoe kunnen
investeringsfondsen en private fondsen daarbij worden verleid of
gedwongen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie			

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de initiatiefnemers
voor hun initiatiefnota over groen in de stad. Deze leden onderschrijven
het belang van groen in de stad voor het welzijn van mens en dier, ter
bevordering van de biodiversiteit en als hulpmiddel voor het opvangen
van de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte en piekbuien.
Bovendien onderschrijven zij dat de woonopgave gecombineerd moet en kan
worden met meer natuurinclusief bouwen en meer groen in de stad. Hierbij
merken zij op dat dit in combinatie moet gaan met de energietransitie.
Zij kunnen zich vinden in sommige van de voorstellen, zoals het stellen
van natuurvriendelijke eisen aan nieuwbouwwoningen in het Bouwbesluit.
Zij merken echter op dat sommige voorstellen wat vrijblijvend lijken,
zoals “te zorgen voor meer uitdagend groen voor kinderen”. Waarom
hebben de initiatiefnemers er niet voor gekozen om voorstellen te
verankeren of concretiseren? Zij hebben verder de volgende vragen. 

De initiatiefnemers stellen voor om te streven naar een afstandsnorm van
350 meter van bebouwing tot groen. Hierbij merken de leden van de Partij
voor de Dieren-fractie op dat op het moment bouwen altijd voorrang heeft
op groen en dat er ook nog een enorme bouwopgave ligt. Hoe zouden de
initiatiefnemers ervoor zorgen dat een afstandsnorm van 350 meter van
bebouwing tot groen niet sneuvelt wanneer bouwen in de praktijk voorrang
krijgt? Welk kwalitatief beeld hebben de initiatiefnemers bij
“groen” in de stad? Kunnen de initiatiefnemers bevestigen dat het
hier gaat om niet alleen esthetisch, functioneel of gebruiksgroen, maar
ook expliciet om groen met biodiversiteitswaarde? Kunnen de
initiatiefnemers aangeven wat verstaan wordt onder groen? Over hoeveel
hectare per bewoner spreken de initiatiefnemers en is een groen grasveld
ook voldoende groen, of moet er sprake zijn van meer begroeiing en
biodiversiteit, gezien het pleidooi voor biodiversiteit in de stad? Hoe
kan dit streven worden gestimuleerd? Waarom hebben de initiatiefnemers
er niet voor gekozen om dit streven vast te leggen in een verplicht
percentage groen in de stad of hectare per persoon? Wie zou volgens de
initiatiefnemers verantwoordelijkheid moeten dragen om de afstand tot
groen te verkleinen en de hoeveelheid groen vast te leggen, en welke rol
speelt het Rijk hierbij? Delen de initiatiefnemers de mening dat de
grote groene parken, stroken, daken, straten en waterplassen via een
aansluiting met het buitengebied moeten kunnen aansluiten op het
Natuurnetwerk Nederland, waardoor er een biodivers, groen netwerk over
het land ontstaat? Delen de initiatiefnemers het inzicht dat zo’n
groen netwerk ook ingesteld moet zijn op klimaatverandering en daarom
mogelijk breder moet worden aangelegd? 

De initiatiefnemers stellen, terecht, dat het gebruik van herbiciden en
insecticiden in de openbare en particuliere ruimte uit den boze is,
omdat dit de basis van de voedselpiramide aantast. Tevens vinden de
initiatiefnemers dat bewoners opgeroepen kunnen worden om geen
bestrijdingsmiddelen te gebruiken en om tuinen niet te bestraten. De
leden van de Partij voor de Dieren-fractie beamen deze uitspraak en
willen hierbij benadrukken dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet
alleen de biodiversiteit en de waterkwaliteit aantast, maar ook
schadelijk is voor de gezondheid van burgers. Deze leden merken echter
op dat er geen concreet voorstel is om het gebruik van
bestrijdingsmiddelen door bewoners tegen te gaan. Op welke manier kan
volgens de initiatiefnemers het gebruik van bestrijdingsmiddelen worden
gestopt dan wel gereduceerd? Zijn de initiatiefnemers voornemens om
concrete voorstellen te introduceren? Welke rol moet en kan de Rijk
hierin spelen? 

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven verder de
notie van de initiatiefnemers om te voorkomen dat een nog groter
percentage van het oppervlak van steden verhard raakt en steunen hierbij
het principe “nee, tenzij” voor verharding. Deze leden merken op dat
er geen concreet voorstel is om het “nee, tenzij”-principe met
betrekking tot verharding en bestrating in de openbare en particuliere
ruimte vorm te geven. Op welke concrete manier kan volgens de
initiatiefnemers het “nee, tenzij”-principe vastgelegd worden? Wie
moet hierin het voortouw en de verantwoordelijkheid nemen? Welke rol
heeft en zou het Rijk moeten hebben? 

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen ook het voorstel
om natuurvriendelijke eisen te stellen aan nieuwbouwwoningen in het
Bouwbesluit. De initiatiefnemers doen echter verschillende voorstellen.
Hoe gaan de initiatiefnemers al deze voorstellen opnemen?  Hoe denken de
initiatiefnemers over de balans tussen landelijke en lokale kaders en de
mogelijkheden bij kleine gemeenten om eigen natuurbeleid voor nieuwbouw
te formuleren?  In hoeverre denken de initiatiefnemers dat gemeenten
belemmerd worden doordat ze geen aanvullende eisen aan het gebouw mogen
stellen? Is het bijvoorbeeld problematisch dat gemeenten geen
nestelstenen voor vogels en vleermuizen kunnen voorschrijven? Hoe kunnen
andere maatschappelijke opgaven, zoals klimaatadaptatie en
energietransitie, meegenomen worden met natuurvriendelijke eisen in het
bouwbesluit? Wat vinden de initiatiefnemers van de suggestie om een
percentage waterinfiltratie bij nieuwbouw en renovatie te verplichten?
Vinden de initiatiefnemers dat het Rijk kaders moet stellen met
betrekking tot het opstellen van regels voor waterberging en
–infiltratie? Delen de initiatiefnemers het inzicht dat ook bij
renovatie natuurlijkvriendelijke eisen moeten worden meegenomen? Klopt
het dat het stellen van natuurvriendelijke eisen in het Bouwbesluit ook
betekent dat voor alle bedrijventerreinen, scholen, kantoren en woningen
door woningcorporaties maatregelen moet worden genomen? Hoe moet het
voorstel om te zorgen voor meer ‘uitdagend’ groen concreet gemaakt
worden? Zouden scholen en/of gemeenten verplicht een percentage of deel
van hun schoolplein klimaatadaptief moeten vergroenen? Wat vinden de
initiatiefnemers van een incidentele Ă©n structurele rijkssubsidie voor
groene schoolpleinen, zodat er niet alleen budget is voor het vergroenen
van het schoolplein, maar ook voor het onderhoud? 

Tot slot stellen de initiatiefnemers voor om een rijkssubsidieregeling
op te stellen voor soortenmanagementplannen. De leden van de Partij voor
de Dieren-fractie ondersteunen dit plan, maar merken hierbij op dat
soortenmanagementplannen niet noodzakelijkerwijs bescherming bieden aan
individuele dieren die zich in spouwmuren bevinden. Ondanks dat een
burger geen onderzoeksplicht meer heeft voor het aspect van
populatiebescherming, dankzij een soortenmanagementplan, moet er nog
steeds ter plekke bekeken worden wat de situatie is voordat er
geĂŻsoleerd wordt. Deze leden zien hierbij wel wat haken en ogen, omdat
uit de praktijk blijkt dat particuliere woningeigenaren bijna nooit
ontheffingen op de Wet natuurbescherming aanvragen voor
renovatiewerkzaamheden en dat de provincies hier ook niet op handhaven.
Op basis van een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland kan
bovendien geconcludeerd worden dat de provincies van de
isolatiebedrijven mogen eisen dat ze zich aan de zorgplicht houden en
dat het aan de isolatiebedrijven is om een quickscan te laten uitvoeren.
Hoe kunnen burgers en isolatiebedrijven gestimuleerd worden op een goede
controle van dieren en welk onderdeel kan dit zijn van een
soortenmanagementplan? Bovendien duurt het een aantal jaar voordat
soortenmanagementplannen zijn opgesteld. Wat zijn de concrete
voorstellen van de initiatiefnemers om zorg te dragen voor de Wet
natuurbescherming en de zorgplicht terwijl de soortenmanagementplannen
worden opgesteld? 

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie		

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van de initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de
stad. Deze leden willen de initiatiefnemers bedanken voor deze
initiatiefnota en onderschrijven de ambitie om de gebouwde leefomgeving
natuurinclusiever te maken. De biodiversiteitscrisis, leefbaarheid en
problemen door droogte en hitte vragen allen om een oplossing die de
hele maatschappij aangaat, en dus zeker ook de gebouwde omgeving. Ook
wordt op deze manier de afstand tussen thuis en natuur verkleind. Zij
hebben nog enkele vragen aan de initiatiefnemers. 

De leden van de fractie van de ChristenUnie-fractie vragen of de
initiatiefnemers bekend zijn met het artikel ‘Waarom insecten langzaam
verhongeren door goedbedoelde acties voor de natuur’, waarin wordt
aangegeven dat onbedoeld bijen- of vlinderzaakmengsels en bloeiende
bermen bijdragen aan het verdringen van inheemse soorten ten behoeve van
gecultiveerde varianten van die inheemse soorten. Welke voorstellen
hebben de initiatiefnemers om dit gevaar af te wenden? Hoe zien zij het
stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, bijvoorbeeld om
op elkaar aansluitende ‘bijenlinten’ of ‘insectenlinten’,
waarbij voldoende bloeiende ‘stepping stones’ worden gepland?

Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af hoe in de
ogen van de initiatiefnemers de groeiende bevolking, die leidt tot
verdichting van woningen, kan worden gecombineerd met kwalitatief
hoogwaardige vergroening, zowel verblijfsgroen als ecologisch
hoogwaardiger groen. Hoe kan daarin gestuurd worden? Welke ideeën
hebben de initiatiefnemers hierover?

De leden van de ChristenUnie-fractie kijken uit naar de reactie van de
minister op deze

initiatiefnota en de verdere behandeling ervan door de Kamer.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie	

Als reactie op de initiatienota van de leden Bromet en Boswijk over
groen in de stad zouden de leden van de Volt-fractie graag de volgende
ideeën delen met de inititiatiefnemers.

Stadboswachter

Het wordt in de initiatiefnota duidelijk dat er flink zal moeten worden
ingezet op natuurinclusief bouwen en meer groen in de stad. De leden van
de Volt-fractie ondersteunen dat idee. Dit vergroenen wordt uitgevoerd
op provinciaal en gemeentelijk niveau. De minister laat in haar reactie
op de initiatiefnota weten bereid te zijn hier geld voor vrij te maken
in de vorm van scholing van bermbeheerders en subsidieregelingen op te
stellen voor soortenmanagementplannen. Daarnaast wil de minister
provincies en steden meer ondersteuning bieden via kennisnetten en
aansluiting op bestaande initiatieven. Toch zouden deze leden een extra
voorstel willen mee geven: de stadsboswachter. Deze functie bestaat al
in Rotterdam. Daar zorgt de stadsboswachter voor het vergroenen van de
stad door het planten en onderhouden van bomen en stadbossen, het
inpassen van natuur in de bestaande bebouwing en het aanplanten en
houderhouden van ecosystemen in de stad. Hierbij wordt ook gefocust op
biodiversiteit. Deze leden zouden graag zien dat deze manier van
stadsbosbeheer verder wordt ontwikkeld en dat het Rijk hier
ondersteuning aan biedt.  

SPONGE2020 en Europese Samenwerking

Daarnaast zouden de leden van de Volt-fractie graag de initiatiefnemers
informeren over het SPINGE2020-project. Dit project heeft onder andere
gezorgd voor samenwerking tussen Essex, Leiden en Antwerpen, waarbij
infrastructurele pilots rondom waterberging zijn uitgevoerd. In de
initiatiefnota wordt nadrukkelijk gewezen op de zorgplicht vanuit de
gemeenten en de verantwoordelijkheden vanuit de provincies en het Rijk
rondom waterbeheer. 

De leden van de Volt-fractie zouden graag aandacht vragen voor
dergelijke Europese samenwerking, die gefinancierd wordt met geld uit de
EU, waarbij van elkaar geleerd wordt, aangezien deze steden tegen
dezelfde problematiek aanlopen, maar ook omdat deze projecten duidelijke
pijnpunten en successen weergeven en delen in de realisatie van
dergelijke projecten. Dit sluit goed aan bij de kennis en
ondersteunings-paragraaf in de reactie van de minister, maar dan wordt
de Europese dimensie ook mee genomen. Een voorbeeld van het weergeven
van pijnpunten; de Rotterdamse Agniesebuurt. Nadat bleek dat er in de
Agniesebuurt zorgen waren van bewoners over de gevolgen van de aanpak
voor de kelders en tuinen van de woningen is de aanpak nog eens grondig
onder de loep genomen tijdens een aantal expert-bijeenkomsten met de
bewoners. Het advies dat uit deze zogenaamde expertisetafels voortkwam
is overgenomen in de aanpak van de Agniesebuurt. Een mooi voorbeeld van
de rol van burgerparticipatie rondom deze problematiek.

Daarnaast wordt er in de initiatiefnota gesproken over een aanvullende
competitie, maar de leden van de Volt-fractie zouden graag wijzen op de
groene hoofdstad van Europa ‘‘prijs’’ die elk jaar wordt
uitgereikt. Nijmegen heeft deze in 2018 nog gewonnen en de lessen worden
meteen Europees gedeeld, waardoor ze een groter bereik hebben.

	

II	Antwoord / Reactie van de initiatiefnemers

 https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI
:NL:RBMNE:2021:2421

	Algemeen Dagblad, 21 maart 2020, ‘Waarom insecten langzaam
verhongeren door goedbedoelde acties voor natuur’ (  HYPERLINK
"https://www.ad.nl/alphen/waarom-insecten-langzaam-verhongeren-door-goed
bedoelde-acties-voor-natuur~a85aac07/" 
https://www.ad.nl/alphen/waarom-insecten-langzaam-verhongeren-door-goedb
edoelde-acties-voor-natuur~a85aac07/ ) 

   HYPERLINK "https://stadsboswachter.nl/over-stadsboswachter/" 
https://stadsboswachter.nl/over-stadsboswachter/  

   HYPERLINK "https://www.interreg2seas.eu/nl/sponge2020" 
https://www.interreg2seas.eu/nl/sponge2020  

   HYPERLINK "https://www.rotterdam.nl/wonen-leven/aanpak-agniesebuurt/"
 https://www.rotterdam.nl/wonen-leven/aanpak-agniesebuurt/  

   HYPERLINK
"https://ec.europa.eu/environment/europeangreencapital/wp-content/upload
s/2013/02/Nijmegen_EGCA2018_Brochure_NL.pdf" 
https://ec.europa.eu/environment/europeangreencapital/wp-content/uploads
/2013/02/Nijmegen_EGCA2018_Brochure_NL.pdf