[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers 20 en 21 juli te Ljubljana, Slovenië

Milieuraad

Brief regering

Nummer: 2021D26312, datum: 2021-06-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-832).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-832 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2021Z12200:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-08 Milieuraad

Nr. 832 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2021

Hierbij doen wij u de geannoteerde agenda van informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers van 20 en 21 juli 2021 toekomen, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan zullen wij u hierover in de beantwoording van het schriftelijk overleg van 2 juli 2021 informeren. Het kabinet is voornemens deel te nemen, mits de ontwikkelingen met betrekking tot COVID-19 dit toelaten.

In deze geannoteerde agenda wordt uw Kamer ook geïnformeerd over de democratische legitimiteit van de Europese klimaatwet, conform toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het Staat van de Unie debat (Handelingen II 2020/21, nr. 90, Debat over de Staat van de Europese Unie).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius

GEANNOTEERDE AGENDA

Tijdens de informele bijeenkomst zal één dag besteed worden aan Europees en mondiaal klimaatbeleid en de voorbereidingen van UNFCCC COP26. Op de tweede dag zal gesproken worden over biodiversiteit en staan de voorbereiding van de 15e Conferentie van Partijen van de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD COP15) en het EU Bestuivers Initiatief geagendeerd.

Fit for 55

Tijdens de informele bijeenkomst zal de Europese Commissie het «Fit for 55»-pakket (Ff55) toelichten, dat naar verwachting op 14 juli gepubliceerd wordt. Dit zal de eerste bespreking zijn tussen de Europese Ministers en Staatssecretarissen van klimaat en/of milieu na uitkomen van het pakket. Op het moment van schrijven is nog niet bekend wat de focus van deze bespreking zal zijn.

Het Ff55-pakket zal naar verwachting twaalf wetgevingsvoorstellen1 bevatten om het verhoogde EU 2030-reductiedoel van tenminste 55% t.o.v. 1990 te realiseren. Het pakket bevat zowel voorstellen om bestaande wetgeving aan te scherpen als nieuwe wetsvoorstellen. Met dit pakket aan maatregelen wordt duidelijk welke verdeling van de klimaatopgave de Commissie per lidstaat en per sector voorziet.

De wetgevingsvoorstellen bevatten naar verwachting aanscherpingen in onder meer het ETS (Europees emissiehandelssysteem) en de ESR (Effort Sharing Regulation, nationale broeikasgasreductiedoelen in de sectoren mobiliteit, gebouwde omgeving, landbouw en kleine industrie). Ook voorstellen voor aanpassingen in de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED) en de richtlijn voor energy efficiency (EED) zijn onderdeel van het Ff55-pakket. Ook wordt een voorstel verwacht voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), een koolstofheffing aan de grens om koolstoflekkage tegen te gaan.

Naast de bovenstaande instrumenten is Europees bronbeleid een belangrijk instrument om de emissie van broeikasgassen te reduceren. In dat kader zal de Commissie ook voorstellen doen voor aanscherping van de CO2-normen van voertuigen en instrumenten presenteren om scheepvaart en luchtvaart te verduurzamen. Naar verluidt bekijkt de Commissie ook mogelijkheden om de sociaaleconomische gevolgen van ambitieuzer klimaatbeleid op te vangen.

Inzet Nederland

Het kabinet is met succes pleitbezorger geweest van het 2030-doel van ten minste 55% broeikasgasreductie en van een sterk en coherent wetgevend kader. Uitgangspunten voor de Nederlandse inzet zijn ambitie, consistentie, uitvoerbaarheid en kosteneffectiviteit. Daarbij geldt dat meer ambitie in Europese wetgeving ook «meewind» in Nederland kan opleveren: door een eerlijker speelveld wordt de noodzaak voor aanvullend nationaal beleid namelijk iets kleiner.

Zoals aangegeven in de BNC-fiches over de Green Deal (GD), het EU klimaatdoelplan (CTP) en de mobiliteitsstrategie2, zet het kabinet in op het aanscherpen van het ETS en het EU-bronbeleid. Het kabinet ziet ook een mogelijke rol weggelegd voor een CBAM om koolstoflekkage tegen te gaan bij het aanhouden van mondiale verschillen in klimaatbeleid. Randvoorwaarden hierbij zijn Wereldhandelsorganisatie (WTO) conformiteit, stapsgewijze aanpak, beperken van administratieve lasten, en inachtneming van de geopolitieke context. Daarnaast moet het overkoepelende ESR-doel worden opgehoogd, en in lijn worden gebracht met het aangescherpte 2030-doel. Het kabinet is nog niet overtuigd van uitbreiding van het ETS naar gebouwde omgeving en mobiliteit en zal eventuele voorstellen inclusief impact assessment kritisch bekijken. De doelen van de RED en EED zullen naar verwachting worden opgehoogd. Het kabinet realiseert zich dat dit nodig is om een sterkere reductie in CO2-uitstoot te verwezenlijken, maar is kritisch ten aanzien van het eventueel opstellen van nationale bindende subdoelen. Voor het kabinet is van belang dat de subdoelen in lijn zijn met het hoofddoel, namelijk een kosteneffectief pad van reductie van CO2-uitstoot.

Na publicatie van de voorstellen zal de Nederlandse positie op de verschillende voorstellen nader worden uitgewerkt en middels het gebruikelijke BNC-traject aan uw Kamer worden gecommuniceerd. De BNC-fiches van het Ff55-pakket zullen, als de verwachte publicatiedatum van 14 juli wordt gehaald, vanwege nauwe onderlinge samenhang als één pakket in de loop van september aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

Indicatie krachtenveld

Aangezien de voorstellen op het moment van schrijven nog niet gepubliceerd zijn, zijn de posities van de lidstaten nog niet volledig duidelijk. Wel is duidelijk dat het krachtenveld op de verschillende voorstellen varieert.

Nederland blijft samen met de kopgroep van klimaatambitieuze lidstaten inzetten op het aanscherpen van het ETS, de ESR en EU-bronbeleid. Een enkele lidstaat is voorstander van uitbreiden van het ETS naar gebouwde omgeving en wegtransport. De meeste lidstaten lijken open te staan voor het idee van een CBAM.

Internationaal klimaatbeleid en voorbereiding COP26

Tijdens de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers op 20 juli zal in de middag gesproken worden over internationaal klimaatbeleid en de voorbereidingen op COP26. Een agenda is op het moment van schrijven nog niet beschikbaar, daarom wordt in algemene termen de inzet van het kabinet voor COP26 uiteengezet.

Inzet Nederland

Allereerst is het kabinet van mening dat meer ambitie nodig is, zowel op mitigatie als op adaptatie. Om meer ambitie op mitigatie te bewerkstelligen moeten meer landen – met name de grote uitstoters – een aangescherpte NDC indienen gericht op 2030, en een langetermijnstrategie opstellen om klimaatneutraliteit rond 2050 te realiseren. In lijn met de uitkomsten van het World Circular Economy Forum + Climate zal Nederland met internationale partners verkennen in welke mate concrete maatregelen op het gebied van circulaire economie kunnen bijdragen aan CO2-reductie. Het kabinet is ingenomen met de toegenomen aandacht voor adaptatie en bouwt graag voort op het momentum van de Climate Adaptation Summit (CAS) van januari 2021. Een aandachtspunt is de benodigde financiering voor adaptatie voor ontwikkelingslanden, die vooralsnog achterblijft ten opzichte van mitigatie; daar moet meer balans in worden gebracht. Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de kennis en expertise die lokaal al aanwezig is bij het bepalen van de benodigde capaciteitsopbouw in deze landen. Nederland stimuleert partnerschappen met kennisinstituten, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden voor het beter delen van beschikbare kennis, expertise en innovatie. Ook wordt ingezet op het versterken van adaptatieplanning en -implementatie o.a. middels het stimuleren van de totstandkoming van Nationale Adaptatieplannen (NAPs).

Het Verenigd Koninkrijk, de inkomend COP26 voorzitter, heeft aangegeven dat de afronding van het zogenoemde Paris Rulebook een van de belangrijkste opdrachten aan partijen zal zijn tijdens COP26. Dat zijn de besluiten waarmee landen uitvoering kunnen geven aan de afspraken uit de Overeenkomst van Parijs, die grotendeels in 2018 in Katowice al zijn vastgesteld. Besluiten over de uitvoering van internationale samenwerking, o.a. via internationale markten, over de uitvoering van gemaakte rapportageafspraken en over gemeenschappelijke termijnen van Nationally Determined Contributions resteren nog. De afronding van het Paris Rulebook heeft ook wat het kabinet betreft prioriteit.

Indicatie krachtenveld

De meeste partijen hebben aangegeven dat afronding van het Paris Rulebook tijdens COP26 een prioriteit is. Partijen verschillen echter van mening over hoe de resterende afspraken moeten worden ingevuld. We zien dat een aantal landen probeert om via de uitwerking van de afspraken over de regels voor internationale markten en voor rapportage mazen te creëren in het systeem. Hierdoor kan het risico ontstaan dat emissies onvoldoende worden gereduceerd of dat de uitstoot van emissies niet of minder goed zichtbaar wordt.

Daarnaast hebben veel ontwikkelingslanden aangegeven veel belang te hechten aan het nakomen van de toezegging door ontwikkelde landen om vanaf 2020 USD 100 miljard per jaar aan klimaatfinanciering te mobiliseren. Hier wordt vaak naar verwezen als voorwaarde voor een ambitieuze uitkomst van COP26.

Voorbereidingen CBD COP15

De Ministers zullen van gedachten wisselen over de voorbereidingen voor de 15e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD COP15), welke van 11 tot 24 oktober 2021 in Kunming, China, zal plaatsvinden. Vanwege de COVID-19 pandemie zal de geplande COP15 in oktober 2021 niet tot een overeenkomst leiden van het post-2020 Global Biodiversity Framework (GBF), waarin nieuwe doelen behoren te worden gesteld voor het behoud van biodiversiteit. Fysieke bijeenkomsten van de hulporganen van de CBD zijn noodzakelijk om de onderhandelingen voor te bereiden. Naar verwachting zal de besluitvorming over het GBF daarom op zijn vroegst plaatsvinden in mei 2022. Over de verdere invulling van het proces voor het GBF en de invulling van COP-15 in oktober vinden besprekingen plaats die op korte termijn tot duidelijkheid moeten leiden.

Inzet Nederland

Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsinzet internationale biodiversiteit3 en over de internationale inzet voor bosbehoud en bosherstel.4 Het kabinet geeft hierin aan om, gelet op de zorgwekkende situatie van de wereldwijde biodiversiteit, ambitieus in te zetten op het tegengaan van het mondiale verlies aan biodiversiteit en bossen. De relatie tussen de kans op zoönosen en het verlies aan biodiversiteit en leefgebied is een extra stimulans om met kracht te werken aan herstel van natuur en biodiversiteit. Het kabinet streeft onder andere naar bindende en uitvoerbare afspraken voor het nieuw af te sluiten GBF.

Indicatie krachtenveld

Alle lidstaten steunen onverminderd de ambitieuze inzet voor het GBF en maken zich zorgen over het behoud van politiek momentum. In de komende periode zal extra aandacht en actie vanuit onder andere de EU lidstaten nodig zijn om het momentum te behouden.

Rapport EU Bestuivers Initiatief

In 2018 is het EU-bestuiversinitiatief aangenomen, waarin de Commissie doelstellingen voor 2030 en bijbehorende acties heeft geformuleerd voor het behoud en herstel van wilde bestuivers. Met het voorliggend rapport koppelt de Commissie terug over haar inzet sinds 2018 op de tien deelacties die samen het initiatief vormgeven. Daarin wordt ook gerefereerd aan het kritische rapport van de Europese Rekenkamer (2020) over de bescherming van bestuivers in de EU en de Raadsconclusies die daarop volgden over de versterking van de Europese inzet.

Inzet Nederland

Nederland zet zich nationaal en internationaal in voor behoud en herstel van (alle soorten) bestuivers en geeft op die manier uiting aan meerdere actielijnen uit het initiatief. Op nationaal gebied gebeurt dit grotendeels binnen de Nationale Bijenstrategie, op internationaal vlak is Nederland onder andere voorzitter van de Coalition of the Willing on Pollinators, die kennis uitwisselt op het gebied van nationale bijenstrategieën. Ook in de bredere beleidsuitwerking van stedelijke vergroening of natuurinclusieve landbouw wordt expliciet gekeken naar de effecten voor bestuivers (o.a. aansluitend op deelactie 9 en 10).

Het kabinet ziet voor het EU-bestuiversinitiatief met name een belangrijke rol weggelegd om de strategieën van de verschillende lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van monitoring (deelactie 1), te stroomlijnen. Met de aankondiging van hersteldoelen voor natuur in de Europese biodiversiteitsstrategie wordt de relevantie van een gezamenlijke monitoring- en rapportagesystematiek groter, aangezien in de uitwerking daarvan nadrukkelijk gesproken wordt over het stellen van doelen voor bestuivers en de noodzaak daaraan voorafgaand te komen tot een uniforme Europese monitoring.

Met betrekking tot deelactie 7 (over relatie met gewasbeschermingsmiddelen) is Nederland voorstander van een snelle invoering van een goed bijenrichtsnoer waarmee de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op bijen worden beoordeeld. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 28 en 29 juni 2021 is het te hanteren beschermdoel voor honingbijen besproken. Nederland is van mening dat de Commissie met een voorstel moet komen uitgaande van het meest conservatieve beschermingsniveau, conform de versie van het bijenrichtsnoer uit 2013. De Commissie moet zich hierbij rekenschap geven van de wetenschappelijke inzichten die in de afgelopen jaren beschikbaar zijn gekomen. Nederland steunt de Commissie in het initiatief om na te gaan of noodtoelatingen van neonicotinoïden gerechtvaardigd zijn. Nederland is bovendien actief betrokken bij de ontwikkeling in Europa van een bestuiversadvies voor het beoordelen van effecten van biociden op bestuivers. Hierbij wordt, voor zover het bijen betreft, zoveel als mogelijk geharmoniseerd met de Bijenrichtlijn en het beschermdoel bij de beoordeling van effecten van gewasbeschermingsmiddelen, met inachtneming van de verschillen.

Indicatie krachtenveld

De reactie op het kritische rapport van de Europese Rekenkamer over de EU-inzet voor behoud en herstel van bestuivers en daaropvolgende gesprekken tussen lidstaten over reeds aangenomen Raadsconclusies5 geven een redelijk beeld van het Europese krachtenveld. Vrijwel alle lidstaten schaarden zich achter de conclusies van het rapport, zij het soms om verschillende beweegredenen (o.a. natuurherstel vs. volhoudbare landbouwproductie). Tijdens de Milieuraad van 10 juni jl. is opnieuw kort gesproken over het belang van bescherming van bestuivers. Ongeveer de helft van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat hier extra aandacht voor moet zijn op Europees niveau.

Toezegging Europese Klimaatwet

Tijdens het jaarlijkse Staat van de Unie debat van 17 juni jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken toegezegd een schriftelijke reactie te geven op de beoordeling van de democratische legitimiteit van de Europese klimaatwet. In de geannoteerde agenda van de milieuraad van 10 juni is uw Kamer geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van de uitkomst van de triloogonderhandelingen van deze Klimaatwet.6 Het kabinet ondersteunt de Europese Klimaatwet en de broeikasreductiedoelstellingen die hierin worden vastgelegd. Het kabinet heeft actief gepleit voor de doelstellingen die in de Klimaatwet zijn opgenomen, conform het regeerakkoord. Het kabinet is van mening dat de democratische legitimiteit van de verordening is geborgd, doordat de verordening zowel door de meerderheid van de Raad als van het Europees parlement wordt ondersteund. Daarnaast hecht het kabinet, ook in verband met de democratische legitimiteit van EU-wet- en regelgeving, aan naleven van het uitgebreide overzicht aan informatieafspraken over EU-dossiers met het parlement.7 Uw Kamer is met regelmaat geïnformeerd over de Nederlandse inzet in de onderhandelingen middels o.a. BNC-fiches, de geannoteerde agenda’s en verslagen van de (Europese) Raden en in voorbereidende commissiedebatten.


  1. Herziening Richtlijn Emissiehandel (ETS); herziening Effort Sharing Regulation (niet-ETS sectoren); herziening Land use, Land use Change and Forestry (LULUCF) Verordening, herziening Energiebesparingsrichtlijn (EED), herziening Hernieuwbare energierichtlijn (RED), voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM – koolstofheffing aan de grens); herziening energiebelastingrichtlijn (ETD), herziening verordening CO2-emissies voertuigen, herziening Alternative Fuels Infrastructure Richtlijn (AFID), voorstel voor een Richtlijn FuelEU Maritime, voorstel voor een Verordening RefuelEU Aviation, en een voorstel voor een Climate Action Social Fund (CASF).↩︎

  2. GD: Kamerstuk 35 377, nr. 1; CTP: Kamerstuk 22 112, nr. 2954; Mobiliteitsstrategie: Kamerstuk 22 112, nr. 3042.↩︎

  3. Kamerstuk 26 407, nr. 134.↩︎

  4. Kamerstukken 30 196 en 31 793, nr. 708.↩︎

  5. Voor de Raadsconclusies, zie: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14168-2020-INIT/nl/pdf ↩︎

  6. Kamerstuk 21 501-08, nr. 828.↩︎

  7. Kamerstuk 22 112, nr. 2898, kamerbrief Afronding AO EU-informatievoorziening.↩︎