Reactie op verzoek commissie over de brief van Meldpunt inzake PURslachtoffers van 17 februari 2021
Integrale visie op de woningmarkt
Brief regering
Nummer: 2021D26541, datum: 2021-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-32847-762).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 32847 -762 Integrale visie op de woningmarkt.
Onderdeel van zaak 2021Z12319:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-07-06 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-07-08 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-09-15 14:00: Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid (32847-761 en 32847-762) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 762 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1Ā juli 2021
Op verzoek van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken d.d. 20Ā april 2021 bied ik u hierbij de reactie aan van het kabinet op de brief van het Meldpunt PURslachtoffers aan de Vaste Commissie van 17Ā februari jongstleden. Ik doe dit mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Op 25Ā mei jongstleden heeft overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van het Meldpunt PURslachtoffers en de betrokken ministeries, waarin het Meldpunt zijn recente brieven āĀ die ook gericht zijn aan enkele ministeriesĀ ā heeft toegelicht.
Voor een deel zal ik verwijzen naar of herhalen van hetgeen eerder is verwoord in de kabinetsreactie over het advies Ā«Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheidĀ» van de Commissie Gespoten PUR-schuim van de Gezondheidsraad. Ik heb deze kabinetsreactie separaat aan u aangeboden (Kamerstukken 32Ā 847 en 28Ā 089, nr.Ā 761).
In het antwoord volg ik de structuur van de brief van het Meldpunt PURslachtoffers.
Aandachtspunten voor de Minister
Het Meldpunt PURslachtoffers vraagt uw Commissie om serieuze aandacht voor de volgende punten:
ā Betere bescherming burgers
ā Definitief verbod op elke vorm PUR-schuim
ā Stoppen met subsidiĆ«ren PUR-schuim
De kabinetsreactie hierop is als volgt. De Gezondheidsraad acht bij een juiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zeer laag en nadelige gezondheidseffecten voor bewoners onwaarschijnlijk. Tevens is de Gezondheidsraad van mening dat voor hoogrisicogroepen geen specifieke adviezen nodig zijn. Een uitzondering hierop vormen mensen met een bekende isocyanaatallergie: deze mensen zouden isolatie met gespoten PUR-schuim moeten vermijden. In het licht van deze conclusies acht het kabinet een verbod op gespoten PUR-schuim en stoppen met subsidiƫren van gespoten PUR-schuim niet aan de orde.
Aanbevelingen van de Gezondheidsraad
Het Meldpunt PURslachtoffers onderschrijft de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en pleit voor de volgende aanscherpingen:
1. Informatieplicht leveranciers richting bewoners
2. Aanpassen Bouwbesluit en overheidstoezicht
3. Betere bescherming werknemers
4. Sectoronafhankelijk en nader onderzoek naar gezondheidseffecten
Ad 1. Informatieplicht leveranciers richting bewoners
Het Meldpunt PURslachtoffers noemt hierbij de volgende aandachtspunten;
ā Bewoners moeten toegang krijgen tot de Veiligheidsbladen van producten.
ā Bedrijven dienen uitdrukkelijk melding te maken van het feit dat het Bouwbesluit van kracht is en wat dat concreet betekent voor bewoners.
ā Er moet een einde komen aan misleidende reclame / informatie van bedrijven over hun product.
ā Voor bewoners met een isocyanatenallergie, maar waarschijnlijk ook voor een groep bewoners met andere aandoeningen, is isoleren met gespoten PUR-schuim af te raden. Dit advies moet duidelijk gecommuniceerd worden.
ā Waar het gaat om het isoleren van huurwoningen dienen verhuurders hier ook uitdrukkelijk hun verantwoordelijkheid te nemen.
Het kabinet is het eens met het Meldpunt PURslachtoffers dat bewoners goed moeten worden geĆÆnformeerd als gespoten PUR-schuim gaat worden toegepast. De eerstverantwoordelijke hiervoor zijn de bedrijven die het werk uitvoeren. Voor gecertificeerde bedrijven geldt deze informatieplicht al als onderdeel van de regels die zij volgens de geldende Beoordelingsrichtlijn moeten naleven.
Voor niet-gecertificeerde bedrijven geldt dat zij sowieso de regels van de leverancier van het PUR-schuim en de bouwregelgeving moeten naleven. Dat houdt in dat het isolatiebedrijf er primair voor verantwoordelijk is dat de bewoner de voorgeschreven periode niet aanwezig is in de woning.
Indien een partij van mening is dat een reclame-uiting niet voldoet aan de regels zoals opgenomen in de Nederlandse Reclame Code, omdat deze bijvoorbeeld misleidend zou zijn, dan kan een klacht worden ingediend over de betreffende reclame-uiting bij de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie. Het Meldpunt PURslachtoffers heeft dit ook enkele malen met succes gedaan. Het kabinet ziet hier voor de rijksoverheid geen aanvullende rol in.
Verhuurders hebben de verantwoordelijkheid om hun huurders correct te informeren over uit te voeren werkzaamheden aan de woning. Woningcorporaties maken voor isolatie met gespoten PUR-schuim alleen gebruik van gecertificeerde bedrijven.
Het kabinet zal de door het Meldpunt PURslachtoffers genoemde punten met betrekking tot toegang tot Veiligheidsbladen voor bewoners, melding van bouwregelgeving door bedrijven, afraden van toepassing gespoten PUR-schuim bij isocyanatenallergie en verantwoordelijkheid van verhuurders meenemen in de evaluatie van de werkpraktijk die is aangekondigd in de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad.
Ad 2. Aanpassen Bouwbesluit en overheidstoezicht
Het Meldpunt PURslachtoffers noemt in haar brief de volgende aandachtspunten:
ā Spouwmuur- en dakisolatie dienen eveneens opgenomen te worden in het Bouwbesluit.
ā Het Meldpunt is van mening, dat het gebruikte product leidend moet zijn voor het vaststellen van de afwezigheidsduur van bewoners.
ā Werkzaamheden zouden alleen uitgevoerd mogen worden door gecertificeerde medewerkers.
ā Er is geen overheidsinstantie die toezicht houdt en waar burgers problemen met gespoten PUR-schuim kunnen melden. Toenmalig Minister Blok stelde dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit die taak had, echter de NVWA ontkent dit ten stelligste.
De invoering van verdere maatregelen met betrekking tot wettelijke regels voor spouwmuur- en dakisolatie, termijn voor afwezigheid en verplichte certificering zal worden overwogen op basis van de evaluatie van de werkpraktijk die in de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad is aangekondigd.
De NVWA houdt (onder andere) toezicht op de veiligheid van consumentenproducten. Als aan consumenten nog niet toegepast PUR-schuim wordt verkocht, of als producten worden verkocht waarbij PUR-schuim tijdens de fabricage is toegepast, en deze producten niet voldoen aan de eisen kan hier melding van worden gemaakt bij de NVWA. De NVWA houdt echter geen toezicht op PUR-schuim dat ter plekke wordt aangebracht door derden. De toepassing door bedrijven wordt, zoals hiervoor genoemd, gereguleerd door middel van vrijwillige certificering.
Ad 3. Betere bescherming werknemers
Voor een betere bescherming van werknemers pleit het Meldpunt PURslachtoffers voor de volgende aanscherpingen:
ā In de lijn van het advies van de Gezondheidsraad behoort nader onderzoek gedaan te worden naar de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Zeker nu de Gezondheidsraad onomwonden heeft vastgesteld, dat die bescherming onvoldoende is.
ā Het Meldpunt is van mening dat er grenswaarden voor eventuele blootstelling vastgesteld dienen te worden.
ā Bovendien is het van eminent belang dat het toezicht op de arbeidsomstandigheden van PUR-spuiters verbeterd wordt.
ā De verplichte certificering van isolatiebedrijven dient per 2022 van kracht te worden.
Het uitgangspunt in het Arbostelsel is dat de werkgever primair verantwoordelijk is voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden van de werknemers (hier de isoleerders). Zo dient de werkgever de risicoās op de werkplek te inventariseren, te evalueren en te beheersen (middels een risico-inventarisatie en -evaluatie, RI&E) en werknemers adequaat voor te lichten en te instrueren. Daarbij moet deze van iedere stof waaraan de isoleerder kan worden blootgesteld de gevaren bepalen, een grenswaarde vaststellen en bepalen of deze grenswaarde overschreden wordt (dit kan door middel van meting of deugdelijke schatting).
Ook de blootstelling via de huid moet worden beoordeeld. Indien de blootstelling boven de grenswaarde ligt of de huidblootstelling risicovol is (volgens de RI&E) is het aan de werkgever om adequate beheersmaatregelen te nemen. Daarbij is de juiste keuze van de persoonlijke beschermingsmiddelen essentieel (zoals type ademhalingsbescherming en beschermende kleding en handschoenen), die goed moet zijn aangepast aan de stoffen waaraan de isoleerders blootgesteld worden. Daarnaast moet de werkgever ook periodiek een PMO aanbieden aan de isoleerder en deze toegang bieden tot een arbodienst.
In de sector zelf zijn recent specifieke afspraken tussen sociale partners met betrekking tot arbeidsbescherming van isoleerders vastgelegd in een zogeheten Ā«A-bladĀ» (dit betreft isolatie van kruipruimte; de meest risicovolle toepassing). Daarin staat onder andere dat de isoleerders zich zullen houden aan de advieswaarde opgesteld door de Gezondheidsraad in 2018 voor de gebruikte isocyanaat (een gevaarlijke stof die bij gespoten PUR-schuim wordt gebruikt) en dat onafhankelijke ademhalingsbescherming wordt voorgeschreven (wat zorgt voor een hoog niveau van bescherming). Ook wordt ook aangegeven dat regelmatig een PMO aangeboden moet worden. Wel zullen de werkgevers (middels de branche) moeten nagaan of het advies van de Gezondheidsraad aanleiding is om de huidige afspraken (het A-blad samen met de certificeringsrichtlijnen) aan te passen.
Het Ministerie van SZW werkt via het Meerjarenprogramma RI&E aan een verbeterde naleving van de RI&E verplichtingen door werkgevers in het algemeen (recent is een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd). Via dit programma wil SZW werkgevers beter informeren en ondersteunen, specifiek ook als het gaat om het inventariseren en beheersen van de risicoās op de werkvloer als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit laatste is toegezegd in de kabinetsreactie op de aanbevelingen van de commissie Heerts.
Ook op andere manieren wordt door de overheid gewerkt aan het verminderen van de gezondheidsrisicoās voor isoleerders. Op dit moment wordt een wettelijke grenswaarde voor de isocyanaten voorbereid, zoals ook in het rapport te lezen is. Door de Gezondheidsraad is in 2018 een gezondheidskundige advieswaarde gegeven voor de isocyanaten van 0,1Ā ugĀ NCO/m3. Deze waarde is veel lager dan de grenswaarden in andere landen, in Nederland is er nog geen wettelijke grenswaarde. Momenteel loopt er een haalbaarheidstraject en na dit haalbaarheidstraject zal er een wettelijke grenswaarde bepaald worden.
Verder zullen in Europa vanaf 2023 specifieke opleidingsverplichtingen gaan gelden voor alle isoleerders (in het kader van een restrictie onder REACH). Nu worden de isoleerders van de gecertificeerde bedrijven al op een vergelijkbare manier opgeleid.
Het gevraagde onderzoek naar blootstelling aan gevaarlijke stoffen past volgens het kabinet niet in de toebedeling van de verantwoordelijkheid volgens de Arboregelgeving, zoals ook al is uitgelegd in de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad. Als er geen wettelijke grenswaarde is bepaald (zoals hier het geval is), is de werkgever ervoor verantwoordelijk dat voor de stoffen waaraan blootstelling mogelijk is een grenswaarde opgesteld wordt. Vervolgens dient de werkgever te bewaken dat de blootstelling niet boven die grenswaarden komt. De werkgever kan daarbij, in aanvulling op de monitoring van blootstelling via de lucht, ook door middel van biomonitoring inzicht krijgen in de actuele blootstelling van de isoleerder; zo kan de werkgever bepalen of de beheersmaatregelen mogelijk aanpassing behoeven. Wel mag biomonitoring alleen toegepast worden als de werknemer vrijwillig meewerkt.
Met betrekking tot het gevraagde toezicht op de arbeidsomstandigheden van de toepassers van gespoten PUR-schuim kan ik u in lijn met de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad aangeven dat Inspectie SZW toezicht op de naleving van de Arboregelgeving houdt en daarbij al bijzondere aandacht heeft voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De Inspectie SZW volgt daarom de diverse adviezen en aangekondigde onderzoeken en de initiatieven vanuit deze branche op de voet en betrekt deze bij haar risico- en informatie-gestuurd toezicht.
Met betrekking tot een verplichte certificering heeft het kabinet in zijn reactie op het advies van de Gezondheidsraad al aangegeven dat het hiervoor eerst de geadviseerde evaluatie van de werkpraktijk uit wil laten voeren, alvorens een inschatting te maken van de noodzaak van de inzet van beleidsmaatregelen.
Ad 4. Sectoronafhankelijk en nader onderzoek naar gezondheidseffecten
Het Meldpunt PURslachtoffers noemt in zijn brief de volgende punten:
ā Net als de Gezondheidsraad acht het Meldpunt verder onderzoek noodzakelijk. Het gaat daarbij om onderzoek naar blaasmiddelen, vlamvertragers en oligomere MDI-moleculen.
ā Gelet op de gevaren van HFO (duizeligheid, irritatie op huid en ogen, onbekendheid van toxiciteit bij langdurige blootstelling) is verder onderzoek noodzakelijk.
ā De isolatiesector schermt al jaren met onderzoeken van TNO en RPS. Los van het feit dat op deze onderzoeken het een en ander valt af te dingen en volgens de Gezondheidsraad niet representatief zijn, betreffen het onderzoeken naar zogenaamd geslotencellig schuim, terwijl de gecertificeerde bedrijven, naar eigen zeggen, ook met opencellig schuim werken. Met de Gezondheidsraad pleit het Meldpunt PURslachtoffers voor nader onderzoek.
ā De Gezondheidsraad constateert dat een goed beeld van de totale gezondheidsschade ontbreekt. Het Meldpunt PURslachtoffers deelt die constatering en wijst er op, dat de huidige aanpak, waarin de GGD-en een centrale rol spelen, om diverse redenen tekortschiet. Net als de Gezondheidsraad pleit het Meldpunt PURslachtoffers voor een betere centrale registratie.
ā Het voorafgaande maakt een aanpassing van het medisch protocol noodzakelijk. De Gezondheidsraad beveelt aan dat een onderzoek naar mogelijke blootstelling tijdens of na de isolatiewerkzaamheden en een chemisch onderzoek van het PUR-schuim ter plaatse deel gaan uitmaken van het protocol. Het Meldpunt ondersteunt deze aanbeveling, maar voorziet wel tal van problemen. Nu vindt volgens informatie van de sector in nog geen 5% van de gevallen beperkt onderzoek door de certificeerder plaats. Bovendien ontwikkelen bewoners vaak pas na enige tijd klachten.
ā Over het aanbrengen van gespoten PUR-schuim onder houten vloeren wordt heel verschillend gedacht. Voor zover bekend is er geen uitgebreid onderzoek naar gedaan. Onafhankelijk onderzoek is hier gewenst. Tot dan zou volgens het Meldpunt PURslachtoffers moeten gelden geen gespoten PUR-schuim toe te passen onder houten vloeren.
Voor de reactie op deze punten uit het advies van de Gezondheidsraad verwijs ik graag naar de kabinetsreactie op dat advies die u onlangs heeft ontvangen.
Met betrekking tot het aanbrengen van gespoten PUR-schuim onder houten vloeren zijn regels opgenomen in de Beoordelingsrichtlijnen voor de certificatie. Het kabinet zal dit punt meenemen in de evaluatie van de werkpraktijk die is aangekondigd in de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad. Het kabinet ziet geen reden om vooruitlopend op de uitkomsten daarvan het toepassen van gespoten PUR-schuim onder houten vloeren te verbieden.
Milieuaspecten van PUR-schuim
Tot slot vraagt het Meldpunt PURslachtoffers in het huidige beleid aandacht voor de milieuschade van materialen.
Het kabinet voert een actief beleid om de milieudruk van de bouw te verminderen en circulariteit in de bouw te vergroten. Ik licht dit hierna toe.
Voor de vermindering van de milieudruk in de bouw is in de bouwregelgeving een grenswaarde opgenomen: de milieuprestatie van een gebouw. In de brief van 8Ā oktober 2019 heeft de Minister van BZK aangegeven dat zij drie hoofdlijnen van beleid heeft om de milieudruk van de bouw te verminderen.1 De hoofdlijnen zijn: (1)Ā een uniforme berekening van circulaire maatregelen in de milieuprestatie voor gebouwen; (2)Ā een strengere milieuprestatie-eis in 2021 en verdere aanscherping hiervan richting 2030 en (3)Ā de uitbreiding van het toepassingsgebied van de milieuprestatie naar andere gebruiksfuncties en naar verbouw. De bouwende partijen zijn dus vrij om zelf hun bouwmaterialen en bouwproducten te kiezen, zo lang de milieuprestatie van het gebouw voldoet aan de eis. Door de eis stapsgewijs te halveren uiterlijk in 2030 zullen milieuvriendelijke materialen en producten aantrekkelijker worden.
Met ingang van 1Ā januari 2021 komt gespoten PUR-schuim waarbij HFKās als blaasmiddel worden gebruikt niet meer in aanmerking voor subsidie van de rijksoverheid.
Milieu Centraal geeft publieksinformatie over de milieueffecten van verschillende vormen van isolatie. Deze informatie wordt regelmatig geactualiseerd. Milieu Centraal stelt daarbij dat de CO2-reductie van isolatie groter is dan de milieueffecten die hierbij optreden en dat isolatie daarom altijd aan te bevelen is. Milieu Centraal raadt daarnaast af om gebruik te maken van gespoten PUR-schuim waarbij HFKās worden gebruikt als blaasmiddel vanwege het sterke broeikaseffect van HFKās.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Kamerstukken 32Ā 852 en 32Ā 847, nr.Ā 94.ā©ļø