[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35648, eindtekst

Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn

Eindtekst

Nummer: 2021D26611, datum: 2021-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z22702:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

29 juni 2021



	Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het
bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en
het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet
basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van
gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in
leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt
die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven
is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om naar
aanleiding van een eerste onderzoek naar de toepassing van de Wet
basisregistratie personen op enkele onderdelen wetsbepalingen aan te
passen waardoor de goede uitvoering van de wet wordt bevorderd en tevens
enige omissies te herstellen, alsmede de Wet basisadministraties
persoonsgegevens BES aan te passen in verband met het opnemen van
gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in
leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt
die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven
is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel u komt te luiden:

u. een derde: elke natuurlijke persoon, niet zijnde een overheidsorgaan
of de ingeschrevene, en elke rechtspersoon die niet krachtens
publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een
puntkomma, worden twee begripsbepalingen toegevoegd, luidende:

z. tijdelijk verblijfsadres: het adres in Nederland, niet zijnde het
woonadres of het briefadres, waar betrokkene naar redelijke verwachting
gedurende een maand meestentijds en gedurende een half jaar minder dan
twee derde van de tijd zal overnachten;

aa. contactgegevens: telefoonnummer en e-mailadres van de
niet-ingezetene.

B

Artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:

2° gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer
in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die
vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is,
dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn;

C

Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de persoon die een verzoek
doet als bedoeld in artikel 2.56a, eerste lid.

D

In de artikelen 2.16, 2.17, 2.29, eerste lid, 2.30 en 2.74 wordt “Onze
Minister van Veiligheid en Justitie” vervangen door “Onze Minister
van Justitie en Veiligheid”.

E

Artikel 2.21, vijfde lid, vervalt.

F

Artikel 2.23 komt te luiden:

Artikel 2.23

1. Indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 of artikel 2.41
van toepassing is, wordt op aangifte een briefadres opgenomen.

2. Het college van burgemeester en wethouders neemt ambtshalve een
briefadres op indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt
gedaan van een briefadres.

3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt als
briefadres opgenomen met instemming van een briefadresgever als bedoeld
in artikel 2.42 diens adres of, indien geen instemming van een
briefadresgever wordt verkregen, een adres van de gemeente.

G

Artikel 2.43 komt te luiden:

Artikel 2.43

1. De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten
minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, doet bij
het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente
voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek. De
aangiftetermijn vangt aan op de vijfde dag voor de dag van vertrek.

2. De ingezetene doet in die aangifte mededeling van de gegevens over
zijn vertrek en het volgende verblijf buiten Nederland.

3. Ter uitvoering van het eerste lid verschijnt de ingezetene in persoon
bij het college, indien:

a. niet alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot,
geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot
en met de tweede graad zijn van de persoon die aangifte van vertrek
doet, de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen, of;

b. niet voor alle ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot,
geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot
en met de tweede graad zijn van de persoon die aangifte van vertrek
doet, de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt vervuld.

4. Een minderjarige verschijnt in persoon, tenzij alle ingezetenen,
bedoeld in het derde lid, met hetzelfde woonadres als de minderjarige de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervullen of deze verplichting
voor hen wordt vervuld.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
omtrent bijzondere gevallen waarin het eerste of vierde lid niet van
toepassing is.

H

Artikel 2.49, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot,
geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot
en met de tweede graad zijn die verplichting vervullen of die
verplichting voor hen wordt vervuld.

I

In artikel 2.55, eerste lid, wordt “een ieder” vervangen door
“eenieder”.

J

Artikel 2.56a, eerste lid, komt te luiden:

1. Het college van burgemeester en wethouders neemt op schriftelijk
verzoek van de ouder binnen vier weken kosteloos op diens persoonslijst
de gegevens op over een kind als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid,
onder a, onderdeel 2°, indien de ouder ten tijde van het verzoek als
ingezetene in de basisregistratie is of wordt ingeschreven.

K

Artikel 2.57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “op schriftelijk verzoek van de
adoptiefouders van een minderjarige jonger dan 16 jaar, of”.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het college verwijdert op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene
die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, binnen vier weken kosteloos
van zijn persoonslijst de algemene gegevens over de naam en het geslacht
van een ouder, een echtgenoot of een geregistreerde partner, een eerdere
echtgenoot of een eerdere geregistreerde partner of het algemeen gegeven
over de naam van het kind van de ingeschrevene, die zijn gewijzigd in
verband met een wijziging van de vermelding van het geslacht in de
geboorteakte van de ouder, echtgenoot, geregistreerde partner, eerdere
echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of het kind dan wel die
golden voorafgaand aan die wijziging.

Ka

Aan artikel 2.63 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De gegevens over het tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens
worden indien de ingeschrevene ingezetene wordt niet opnieuw
vastgesteld.

L

Artikel 2.67, eerste lid, komt te luiden:

1. Eenieder kan Onze Minister verzoeken om hem in te schrijven in de
basisregistratie. Een dergelijk verzoek kan, waar het gaat om de
inschrijving van minderjarigen jonger dan 16 jaar, worden gedaan door
ouders, voogden of verzorgers.

La

Aan artikel 2.69, eerste lid, onder a, worden twee onderdelen
toegevoegd, luidende:

6° gegevens over het tijdelijk verblijfsadres;

7° contactgegevens;

M

In artikel 2.70, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel b door een puntkomma een nieuw onderdeel ingevoegd,
luidende:

c. door ontlening aan een mededeling van de ambtenaar van de burgerlijke
stand van een gemeente die in het onder hem ressorterende register
melding heeft gemaakt van het overlijden van een ingeschrevene.

Ma

In artikel 2.71, eerste en derde lid, wordt “artikelen 2.72 tot en met
2.75” vervangen door “artikelen 2.72 tot en met 2.75a”.

Mb

In artikel 2.75, eerste lid, wordt “De gegevens over het woonadres”
vervangen door “De gegevens over het woonadres en de gegevens over het
tijdelijk verblijfsadres”.

Mc

Na artikel 2.75 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.75a

1. Contactgegevens worden ontleend aan een opgave van de ingeschrevene.

2. Indien aannemelijk is dat een gegeven in de opgave onjuist is, wordt
het gegeven niet aan de opgave ontleend.

N

Artikel 2.78 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

3. De ambtenaar van de burgerlijke stand doet de mededeling, bedoeld in
artikel 2.70, derde lid, onder c, terstond aan Onze Minister.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent de uitvoering van het eerste, tweede en derde
lid.

O

Aan artikel 2.81 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Op een verzoek als bedoeld in artikel 2.53, derde lid, is artikel
2.79, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

P

Artikel 3.12 komt te luiden:

Artikel 3.12

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling
worden getroffen omtrent de verstrekking van algemene en administratieve
gegevens aan een verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in
een basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de
openbare lichamen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling
worden getroffen omtrent de verstrekking van gegevens uit de
basisregistratie aan een daarbij aangewezen autoriteit in een van de
openbare lichamen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover deze
gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bij of krachtens
een rijkswet aan de desbetreffende autoriteit opgedragen taak.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een regeling
worden getroffen omtrent de verstrekking van gegevens uit de
basisregistratie aan autoriteiten in een van de openbare lichamen,
Aruba, Curaçao of Sint Maarten voor zover deze gegevens noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van bij of krachtens de maatregel aangewezen
andere taken dan bedoeld in het eerste en tweede lid waarmee zij op
grond van de voor hen geldende wetgeving zijn belast.

4. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
het tweede of derde lid worden regels gesteld omtrent de vaststelling
van de kosten in verband met de verstrekking van de gegevens en de wijze
waarop deze kosten dienen te worden vergoed.

5. Indien op grond van het eerste, tweede of derde lid een regeling
wordt getroffen omtrent de systematische verstrekking van gegevens is
artikel 3.2 van overeenkomstige toepassing.

Q

In de artikelen 3.16 en 4.9, vierde en vijfde lid, wordt “gebruik
maken” vervangen door “gebruikmaken”.

R

Artikel 3.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste zin, wordt “Het verzoek” vervangen door
“Het verzoek, bedoeld in het eerste lid,”.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Een verzoek als bedoeld in artikel 3.22a, eerste lid, wordt
elektronisch gericht aan Onze Minister zonder tussenkomst van een
inschrijfvoorziening.

S

Artikel 3.22 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 3.22

1. Het college van burgemeester en wethouders deelt binnen vier weken
aan de betrokkene in verband met de uitoefening van het recht van
inzage, bedoeld in artikel 15 van de verordening, op diens verzoek mede
of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende de periode van twintig
jaren voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt uit de
basisregistratie aan een overheidsorgaan of derde.

2. Het college voldoet niet aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid,
voor zover:

a. van de verstrekking geen aantekening is gehouden krachtens artikel
3.11, tweede lid; of

b. dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat of
de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden
geregeld in welke gevallen toepassing wordt gegeven aan het tweede lid,
aanhef en onderdeel b.

4. Artikel 2.55, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 3.22a

1. Onverminderd artikel 3.22, eerste lid, deelt Onze Minister
elektronisch aan de betrokkene in verband met de uitoefening van het
recht van inzage, bedoeld in artikel 15 van de verordening, op diens
verzoek mede of gegevens die de betrokkene betreffen gedurende de
periode van twintig jaren voorafgaande aan het verzoek door Onze
Minister uit de basisregistratie zijn verstrekt.

2. Onze Minister voldoet niet aan een verzoek als bedoeld in het eerste
lid, indien het verzoek betrekking heeft op een minderjarige jonger dan
16 jaar.

3. Artikel 3.22, tweede en derde lid, alsmede artikel 2.55, vierde lid,
zijn van overeenkomstige toepassing.

T

In artikel 3.23, derde lid, laatste zin, wordt “artikel 3.22, derde
lid” vervangen door “artikel 3.22, tweede en derde lid”.

U

Artikel 4.14 vervalt.

V

In hoofdstuk 4 wordt na afdeling 2 een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2A. TIJDELIJKE AFWIJKING VAN DE WET BIJ WEGE VAN EXPERIMENT 

Artikel 4.16a

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bij wege van experiment
regels worden gesteld waarmee voor de periode van ten hoogste vier jaren
wordt afgeweken van bepalingen van deze wet met het oogmerk om:

a. de rechten van burgers uit te breiden ten aanzien van de bijhouding
van of de verstrekking uit de basisregistratie;

b. de bijhouding van gegevens in of de verstrekking uit de
basisregistratie te beperken;

c. de administratieve lasten voor de burger ten aanzien van diens
verplichtingen onder deze wet te verlichten;

d. de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de
basisregistratie uit te breiden; 

e. contactgegevens of een tweede adresgegeven in de basisregistratie bij
te houden; of

f. de ingeschrevene op het woonadres te informeren over de
inschrijvingen op het betreffende adres.

2. De bepalingen, bedoeld in het eerste lid, zijn die in hoofdstuk 1,
paragraaf 4, hoofdstuk 2, afdeling 1, paragrafen 2 tot en met 6, en
afdeling 2, alsmede die in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragrafen 1 en 4,
en afdeling 2. Indien wordt afgeweken van de bij die bepalingen geboden
waarborgen, wordt een gelijkwaardig alternatief opgenomen waarbij
rekenschap wordt gegeven van de wijze waarop ten minste worden
gewaarborgd:

a. de rechten, bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17 van de
verordening, van betrokkenen ten aanzien van de verwerking van hun
gegevens in de basisregistratie; en

b. de rechten van betrokkenen onder de Algemene wet bestuursrecht ten
aanzien van beslissingen als bedoeld in de artikelen 2.60, 3.18 en 3.24
van deze wet.

3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

4. Onze Minister zendt ten minste drie maanden voor het einde van de
werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het
eerste lid aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van het experiment in de praktijk. Uit het verslag blijkt
ten minste in hoeverre het experiment heeft bijgedragen aan het
betreffende oogmerk, bedoeld in het eerste lid. Artikel 1.15 is van
overeenkomstige toepassing.

5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien voor het einde van de
werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het
eerste lid een voordracht plaatsvindt van een voorstel van wet waarmee
in het onderwerp van de maatregel wordt voorzien. In dat geval kan bij
besluit van Onze Minister de werkingsduur, zo nodig in afwijking van de
periode, genoemd in het eerste lid, aanhef, worden verlengd tot het
tijdstip waarop het voorstel tot wet is verheven en de wet in werking
treedt, dan wel het voorstel is verworpen of ingetrokken.

6. Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid:

a. wordt bepaald voor welke periode, bedoeld in het eerste lid, aanhef,
van welke bepalingen, bedoeld in het tweede lid, eerste zin, op welke
wijze en door welke instanties wordt afgeweken; en

b. worden nadere regels gesteld over de wijze waarop en de criteria aan
de hand waarvan de doeltreffendheid en de effecten van het experiment
worden bepaald.

W

In artikel 4.18 wordt de zinsnede “degene die na vertrek uit
Nederland” vervangen door “degene die”.

ARTIKEL II

De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. derde: elke andere persoon of instelling dan een afnemer, een
overheidsorgaan of de ingeschrevene;

B

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van de onderdelen 2° tot en met 9° tot 3° tot
en met 10° wordt na onderdeel 1° een onderdeel ingevoegd, luidende:

2° gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer
in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is
opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet
in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te
zijn;

b. In onderdeel 8° (nieuw) wordt “de eerdere echtgenoten,de
geregistreerde partner” vervangen door “de eerdere echtgenoten, de
geregistreerde partner”.

2. In onderdeel b, onder 2°, vervalt aan het slot de laatste punt.

C

In artikel 11, eerste lid, aanhef, wordt “Aruba,Curaçao” vervangen
door “Aruba, Curaçao”.

D

In artikel 17, eerste en tweede lid, wordt in de eerste zin “een
ieder” vervangen door “eenieder”.

E

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Het bestuurscollege neemt op schriftelijk verzoek van de ouder binnen
vier weken kosteloos op diens persoonslijst de gegevens op over een kind
als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, indien de
ouder ten tijde van het verzoek als ingezetene in de basisadministratie
is of wordt ingeschreven.

2. Het bestuurscollege doet terstond schriftelijke mededeling aan de
verzoeker van de voldoening aan het verzoek.

3. Het bestuurscollege verwijdert op schriftelijk verzoek van de ouder
binnen vier weken kosteloos van de persoonslijst van die ouder de
gegevens over het kind, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a,
onder 2°.

F

In artikel 19, eerste lid, onderdeel f, wordt “een verzoek als bedoeld
in de artikelen 17, 18 en 28, eerste lid” vervangen door “een
verzoek als bedoeld in de artikelen 17, 17a, 18 en 28, eerste lid”.

G

In artikel 27b, eerste lid wordt “artikel 10, onderdeel a, onder 1 tot
en met 4, 6, 7 en 9” vervangen door “artikel 10, eerste lid,
onderdeel a, onder 1° tot en met 5°, 7°, 8° en 10°”.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1