[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van het lid Van Strien c.s. over flexibel omgaan met de vergunningverlening voor culturele ondernemers

Nieuwe visie cultuurbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D28557, datum: 2021-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32820-438).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -438 Nieuwe visie cultuurbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z13407:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 438 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2021

In de motie van het Kamerlid Van Strien c.s. (Kamerstuk 32 820, nr. 423) werd het kabinet verzocht op korte termijn in overleg te treden met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Veiligheidsregio’s om het belang te benadrukken van flexibele en ruimhartige vergunningverlening voor culturele ondernemers.1 Zodat door hen snel ingespeeld kan worden op nieuwe mogelijkheden die verdere stappen binnen het openingsplan bieden. De vaste commissie voor OCW heeft mij verzocht om een reactie vóór het zomerreces met een terugkoppeling van de gevoerde gesprekken en refereert aan signalen dat de vergunningverlening niet altijd goed verloopt. Hieronder ga ik in op uw verzoek.

Ter uitvoering van de motie heb ik zowel in bestuurlijk als in ambtelijk overleg de kwestie van vergunningverlening ter tafel gebracht bij de door de Kamer genoemde partners. Daarbij merk ik op dat het IPO niet direct betrokken is aangezien vergunningverlening een lokale bevoegdheid betreft. Overigens zijn zowel de VNG als de Veiligheidsregio’s structureel deelnemer aan de ambtelijke werkgroepen ter voorbereiding van de besluitvorming over de evenementen, zodat relevante informatie steeds tijdig gedeeld wordt.

De signalen die de Kamer hebben bereikt, worden herkend door VNG en Veiligheidsregio’s, maar zij plaatsen daarbij een belangrijke kanttekening: daar waar eerder onzekerheid bestond over de voorwaarden waaronder evenementen wel of niet mogen plaatsvinden, bestaat hier sinds de brief van het kabinet van 11 juni en de opname van de voorwaarden in de tijdelijke regeling maatregelen Covid-19 per 26 juni wel duidelijkheid over.2 Kort gesteld: meerdaagse evenementen met overnachting op locatie mogen nog niet, 24-uurs evenementen mogen al wel onder de wettelijk geregelde voorwaarden. Daarmee is de grootste onzekerheid die bestond over het juridische kader weggenomen en kunnen vergunningsprocedures worden afgerond. In verreweg de meeste vergunningaanvragen is immers sprake van evenementen die binnen 24 uur afgelopen zijn.

Door de gebrachte duidelijkheid is ook de vergunningverlening in een volgende fase gekomen. Tot dan toe hielden gemeenten de lijn aan reeds het mogelijke te doen, bijvoorbeeld de toetsing van verkeers- en geluidsnormen. Maar ook de centrale regelgeving over de coronamaatregelen moet lokaal handen en voeten krijgen in verband met de uitvoering en de handhaving. Tot voor kort moesten gemeenten hiervoor een voorbehoud maken. Dit laatste element kan nu ook ingevuld worden.

Dit wil uiteraard niet zeggen dat vergunningverlening overal op exact dezelfde wijze verloopt. Vergunningverlening is mensenwerk en een lokaal autonome bevoegdheid: de lokale autoriteiten in de ene gemeente kunnen terughoudender zijn dan in een andere gemeente en omstandigheden kunnen verschillen. Een zorgvuldige behandeling met goede toetsing en besluitvorming staan daarbij steeds voorop. Daarbij hanteren de gemeenten voor evenementen dezelfde uitgangspunten voor bijvoorbeeld grote of kleine evenementen, door het gebruik van een gezamenlijk handboek. In het afgelopen voorjaar heeft de VNG een overleg ingesteld om te komen tot de «dynamische vergunningverlening» waar de Kamer in een eerdere motie over sprak.3 Via dit overleg konden gemeenten leren van elkaars ervaringen bij de behandeling van vergunningsaanvragen.

Zowel het kabinet als de lokale autoriteiten zijn zich ervan bewust dat evenementen vaak een lange aanloop nodig hebben voor onder meer het vastleggen van leveranciers en de tijdige opbouw van de evenementenlocatie. Vaak hebben gemeenten en evenementen dan ook een jarenlange band en kennen zij elkaars wensen en problemen. In de gevoerde gesprekken viel mij op hoezeer de gemeenten hechten aan «hun» evenementen vanuit het oogpunt van citymarketing. Ook benadrukten zij dat gemeenten juíst evenementen willen huisvesten omdat professioneel georganiseerde evenementen zorgen voor een gecontroleerd en veilig aanbod van activiteiten. Daarom stellen de gemeenten dat zij waar mogelijk met de organisatoren meedenken om de vergunningverlening te versnellen. Zij vragen ook aandacht voor de andere kant van die zelfde medaille: het belang van zorgvuldige besluitvorming en de daarbij gehanteerde regels en termijnen, juist vanwege de unieke omstandigheden. Meedenken of versnellen mag immers niet inhouden dat onaanvaardbare gezondheids- of veiligheidsrisico’s ontstaan. In dit kader roep ik nogmaals in herinnering dat hierbij ook rekening moet worden gehouden met de capaciteit van politie en hulpdiensten.

Uit gesprekken die ik op uw verzoek heb gevoerd, is mij tot slot gebleken dat de gemeenten momenteel alles in het werk stellen om evenementen tijdig te vergunnen. Op dit moment zijn in de meeste gemeenten de klantcontactcentra gericht op de behandeling van vergunningsaanvragen voor evenementen. Daar waar dus eerder mogelijk sprake was van vertraging of voorbehoud door het ontbreken van duidelijkheid over de regels, heb ik er vertrouwen in dat hiervan momenteel geen sprake meer is en dat Nederland kan uitzien naar een mooie én veilige evenementenzomer.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Kamerstuk 32 820, nr. 423↩︎

  2. Kamerstuk 25 295, nr. 1296↩︎

  3. Kamerstuk 35 669, nr. 20↩︎