Verslag informele Landbouw- en Visserijraad van 13-15 juni 2021
Landbouw- en Visserijraad
Brief regering
Nummer: 2021D29409, datum: 2021-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1329).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1329 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2021Z13797:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-08-30 14:00: Landbouw- en Visserijraad op 5-7 september 2021 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-15 10:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-02-03 12:49: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
nr. 1329 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de informele Landbouw- en Visserijraad die van 13 tot en met 15 juni jl. in Lissabon plaatsvond.
I. Verslag informele Landbouw- en Visserijraad
Voedselsystemen, innovatie en beheer van natuurlijke hulpbronnen
Op de agenda van de informele bijeenkomst van de landbouwministers stond zoals aangekondigd het thema «voedselsystemen, innovatie en beheer van natuurlijke hulpbronnen». Het Portugese Voorzitterschap heeft voorafgaand aan de Raad een discussiepaper opgesteld over het voedselsysteem, de uitdagingen waarmee het systeem te maken heeft en hoe innovatie en beter beheer van natuurlijke hulpbronnen een passend antwoord hierop kunnen bieden. Hier werd tijdens de bijeenkomst verder op ingegaan.
Het voorzitterschap had ter gelegenheid van de Raad een aantal sprekers uitgenodigd, waaronder professor Elvira Fortunato. Zij gaf een presentatie over het combineren van natuur met techniek en hoe natuurlijke processen en kenmerken ingezet kunnen worden voor technologische innovaties. Een voorbeeld hiervan is de productie van nano-vezels van cellulose. Ook was ook de voorzitter van de Europese landbouwkoepel COPA, Christiane Lambert, uitgenodigd. Zij sprak over hoe landbouw en milieu samen moeten komen en hoe landbouw kan bijdragen aan oplossingen enerzijds op het gebied van klimaatverandering en anderzijds op het gebied van werkgelegenheid. Volgens Lambert kan de hervorming van het GLB hieraan bijdragen, maar is het van belang dat er een goed akkoord komt met haalbare doelen. Daarnaast was Ramon Armengol, voorzitter van COGECA aanwezig. Hij sprak over het belang van innovatie en samenwerkingsverbanden om nieuwe initiatieven op te starten. Boeren, coöperaties en de verschillende schakels in de waardeketen moeten hun krachten bundelen, aldus Armengol. De laatste spreker die was uitgenodigd was de voorzitter van CEJA, Samuel Masse. Masse gaf aan dat een weerbaar ecosysteem nodig is en dat klimaatverandering zowel een uitdaging als een bedreiging is. Het was volgens Masse belangrijk dat de groene ambities geïntegreerd worden in beleid maar dit moet voor de boeren wel mogelijk zijn. De boeren hebben daarom onderhandelingsmacht nodig en risicomanagement en innovatie kunnen bijdragen aan een verbeterde positie van de (jonge) boeren.
Commissaris Wojciechowski sprak over hoe de «Van boer tot bord»-strategie kan zorgen voor verduurzaming van de gehele voedselketen. Het is van belang om aandacht te besteden aan de welvaart van mensen in de landelijke gebieden, om effectieve supply chains op te bouwen en om te werken met een voedselsysteemaanpak, aldus de Commissaris. De hervorming van het GLB is een stap dichterbij in de richting van duurzaamheid. De Green Deal zorgt niet alleen voor het stellen van duurzaamheidsdoelen, maar zorgt ook, volgens de Commissaris, voor hulpmiddelen die innovatie mogelijk maken. Kennis en innovatie moeten omgezet worden in praktische oplossingen aangezien er geen sprake is van one size fits all en flexibiliteit is nodig om een meer duurzame toekomst te kunnen realiseren. Voorzitter van de Committee on Agriculture and Rural Development van het Europees Parlement, Norbert Lins, herhaalde het belang van innovatie voor voedselsystemen en van een nieuw GLB. Hij benadrukte dit belang vanuit het oogpunt van weerbare voedselsystemen en het vergroten van de weerbaarheid van boeren.
Verschillende lidstaten benadrukten met name het belang van innovatie en wetenschap voor de toekomst van landbouw in de EU en voor duurzame voedselsystemen. Er zijn meerdere uitdagingen voortgekomen uit de COVID-19-pandemie en flexibiliteit en innovatie kunnen deel uitmaken van de oplossingen, aldus een aantal lidstaten.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Alhoewel voedselsystemen en innovatie op de agenda stonden van de informele bijeenkomst, maakten de lidstaten van de gelegenheid gebruik om de onderhandelingen over het GLB-hervormingspakket onder de aandacht te brengen.
Het belang om eind deze maand tot een politiek akkoord te komen werd door de lidstaten tijdens de Raad breed onderschreven. De lidstaten gaven aan dat de wil om dit mogelijk maken groot is. Uit de interventies van de lidstaten bleek dat ondanks dat een akkoord steeds dichterbij lijkt te komen, er nog een aantal belangrijke, politieke vraagstukken beantwoord moeten worden.
Over het algemeen gaven de lidstaten aan inmiddels een ringfencingpercentage van 25% voor ecoregelingen te accepteren. Echter, het «bodempercentage», het percentage dat lidstaten in de infaseringsperiode minimaal moeten besteden aan ecoregelingen, en de flexibiliteiten voor de besteding van onbestede middelen voor ecoregelingen in het geval dat de 25% niet gehaald wordt in de infaseringsperiode is binnen de Raad nog een punt van discussie. Een aantal lidstaten stelde dat zij een bodempercentage van 18% willen in plaats van het voorstel van 20%. Deze lidstaten gaven aan dat zij de flexibiliteiten niet willen beperken tot de infaseringsperiode van 2 jaar. Daarnaast speelde nog een aantal kleinere punten, bijvoorbeeld ten aanzien van Goede Landbouw- en Milieucondities (GLMC’s) die gesteld worden aan het verkrijgen van inkomenssteun. Ik heb aangegeven dat ambitieuze doelen hoognodig zijn om de uitdagingen op het gebied van milieu en klimaat aan te kunnen en dat ik tevreden ben dat de voorstellen over de GLMC’s steeds meer ruimte bieden om lokale en nationale omstandigheden mee te nemen.
Ook het compromisvoorstel van het voorzitterschap voor de door het Europees Parlement gewenste alignment van het nieuwe GLB met de doelstellingen van de «Van boer tot bord»-strategie en de Biodiversiteitsstrategie (zogenaamde Green Deal Alignment) gaf tijdens deze Raad aanleiding voor discussie. Er was grote weerstand van lidstaten tegen de verwijzing naar kwantitatieve doelstellingen uit de Commissiemededelingen in wetgevende teksten, met name in de preambule die is opgenomen bij het artikel in de Strategische Planverordening dat gaat over de beoordeling en goedkeuring van de Nationale Strategische Plannen. Ik heb aangegeven dat de doelen uit de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie niet behaald kunnen worden door inzet van alleen het GLB. Aan het Europees Parlement en de Commissie heb ik gevraagd dit te erkennen. Ik heb benadrukt dat het beoordelen van prestaties in dit opzicht een goede zaak is. Het is daarbij wel van belang dat deze toetsingen plaats vinden op basis van juridisch bindende bepalingen die verankerd zijn in wetgeving. Een evaluatie van het nieuwe uitvoeringsmodel en de bijdrage daarvan aan de milieu en klimaatverplichtingen van de EU kan bijdragen aan verdere verbetering van het GLB, na 2027. Dit heb ik ook aangegeven.
Veel lidstaten onderstreepten dat de Raad het Europees Parlement al op veel punten tegemoet is gekomen. Juist ook op nieuwe onderwerpen die aanvankelijk niet in het Commissievoorstel noch in de Algemene Oriëntatie van de Raad stonden, zoals sociale conditionaliteit bij inkomenssteun, de Green Deal Alignement en nieuwe elementen in de Gemeenschappelijke Marktverordening. De lidstaten stelden dat alle partijen compromissen moeten maken. Over de sociale conditionaliteit – het verbinden van directe inkomenssteun aan bepaalde voorwaarden op het gebied van arbeidsomstandigheden en veiligheid – heb ik aangegeven dat de voorstellen de juiste richting op gaan, maar dat het aan de andere kant niet zo kan zijn dat agrarische ondernemers gesubsidieerd worden voor het voldoen aan eisen waar ze wettelijk aan moeten voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van goede huisvesting, zoals voorgesteld door het voorzitterschap.
Commissaris Wojciechowski gaf aan dat hij optimistisch en tevreden is met de goede constructieve sfeer binnen de Raad. Hij stelde dat er nog eens goed gekeken wordt naar de rode lijnen van de Raad en van het parlement en onder andere naar de Green Deal Alignment. De verschillende instellingen streven naar het sluiten van een akkoord tijdens de Raad van juni. Voorafgaand aan de Raad van 28 en 29 juni zal er nog een supertriloog op 25 juni plaatsvinden en mogelijk ook op 24 juni. Vooralsnog is er geen triloog parallel aan de Raad voorzien.
De toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Er vond tijdens deze Raad ook een informele bijeenkomst met de visserijministers plaats. Deze bijeenkomst stond in het teken van de toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Voorafgaand aan deze bijeenkomst deelde het Portugese voorzitterschap een discussiestuk met de lidstaten. In dit discussiestuk en tijdens de Raad stelde Portugal dat de uitvoering van de doelstellingen van het GVB in de loop der jaren op sommige gebieden de verwachtingen overtroffen hebben, maar dat de doelstellingen op andere gebieden tekort zijn geschoten. De Commissie heeft aangegeven dat ze geen voornemen heeft tot een grote herziening te komen van het GVB en dat de focus de komende jaren zal liggen op verdere implementatie en controle van het huidige GVB. Hierom, en vanwege de Europese Green Deal, vroeg Portugal aandacht voor drie verschillende vragen. Deze vragen gingen over de bereikte doelen van het GVB, de aspecten van het GVB die nog verder kunnen worden verbeterd en over het eventueel herdefiniëren van de rol van vissers buiten hun corebusiness (co-management beschermde gebieden, ontwikkeling kustgebieden, e.d.). Tijdens de Raad heeft het Portugese voorzitterschap deze punten herhaald en gesteld dat we met elkaar de vraag moeten stellen of het GVB uit 2013 ons voldoende gaat helpen om de huidige uitdagingen aan te kunnen.
Commissaris Wojciechowski stelde dat er ten opzichte van 2013 veel is gebeurd, waaronder de Brexit, de COVID-19-pandemie en de Green Deal. De doelen waaraan we gezamenlijk werken die staan al; het verbeteren van het milieu, de werkgelegenheid en voedselzekerheid. Deze doelen moeten elkaar versterken, aldus de Commissaris. Ook stelde de Commissie dat we breder moeten kijken dan alleen wat er binnen de EU gebeurt. Zo moet ook gekeken worden naar Sustainable Development Goal 14 (SDG 14) en de International Fishing Permit (IFP). Volgend jaar zal de Commissie een verslag uitbrengen van het functioneren van het GVB. De focus hiervan zal liggen op het verbeteren van de implementatie van het huidige GVB. De Commissaris gaf aan op twee zaken te gaan letten: de nieuwe context van de Green Deal en de weerbaarheid van de sector. De weerbaarheid van de sector zal meegenomen worden in het kader van ecologische en milieurisico’s en om nieuwe kansen te kunnen grijpen.
De voorzitter van de Commissie van Visserij van het Europees Parlement (PECH) stelde de vraag of het GVB wel voldoende is in de context van de veranderingen van SDGs, de Green Deal, de «Van boer tot bord»-strategie en Brexit. Mogelijk is enkel inzet op verdere implementatie niet voldoende en is hervorming van het beleid echt nodig. De voorzitter gaf aan dat visserij ook gaat om biodiversiteit, klimaat, vervuiling en economie en dat het Europees Parlement ook een assessment zal uitvoeren van het GVB.
De lidstaten gaven, net als de Commissaris en de voorzitter van de Commissie van Visserij, aan dat er grote veranderingen zijn, die effect hebben op de visserij. Er is zeker vooruitgang geboekt door het GVB maar een groot aantal lidstaten benadrukte dat er geld moet komen voor de transitie zodat vissers niet zullen afhaken. Er ligt op dit moment veel druk op de visgebieden, onder andere door windmolenparken. Daarnaast benadrukten de lidstaten het belang van socio-economische factoren. Het gaat naast visbestanden ook om klimaat en de gemeenschappen. Ook gaven diverse lidstaten aan dat voor delen van de visserij geldt dat de winstgevendheid is toegenomen door het GVB. Dit geldt echter niet voor alle sectoren. Voorbeelden van wat verschillende lidstaten aangaven als verbeterpunten waren onder andere het aantrekkelijker maken van de visserij voor jonge vissers en het creëren van een gelijk speelveld (met name in de Baltische Zee en Middellandse Zee). Op dit moment moeten de Europese vissers concurreren met vissers uit derde landen die aan minder (strenge) voorwaarden hoeven te voldoen. Ook vroegen de lidstaten aandacht voor de specifieke problematiek rond de Baltische zee, de Zwarte Zee (vanwege spanning met IUU), de Middellandse Zee (gelijkspeelveld met derde landen) en de Noordzee (relatie met het Verenigd Koninkrijk). Regionalisering werd genoemd als succes maar waar wel mee moet worden doorgegaan. Kennis en innovatie werden als cruciaal genoemd door de lidstaten. Als laatste werd de aanlandplicht aangehaald. Dit werd gezien als te complex en er werd door lidstaten gevraagd om een nieuw controlesysteem. Het Portugese voorzitterschap en de Commissie hebben aangegeven met de inbreng van de lidstaten aan de slag te gaan.
In het algemeen heeft Nederland aangegeven dat er met het bereiken van de doelen uit het GVB er inderdaad veel goede stappen zijn gezet in de richting van het verbeteren van de duurzaamheid, het verminderen van de teruggooi en het bereiken van de MSY voor visbestanden. Echter, er kan nog steeds veel verbeterd worden. Nederland benadrukte tijdens de bijeenkomst het belang van de Green Deal voor het bereiken van de klimaat en biodiversiteitsdoelen, maar dat de Green Deal ook een grote impact heeft op de visserijsector en dat nagedacht moet worden over passende maatregelen binnen het GVB om deze transitie in de visserijsector te ondersteunen. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor het belang van een gelijk speelveld tussen het VK en de EU. Nederland heeft verder aangegeven dat de aanlandplicht op de huidige manier nog te complex is en gevraagd om dit mee te nemen in de evaluatie van het GVB. Als laatste heeft Nederland benadrukt dat innovatie de weg voorwaarts is voor een duurzame toekomst voor vissers.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten