Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage (Kamerstuk 22112-3132)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D29452, datum: 2021-07-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D29452).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z10614:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-06-17 15:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-23 10:00: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-07-15 14:00: Fiche: Richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D29452 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 juli 2021 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 11 juni 2021 toegezonden fiche inzake de richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage (Kamerstuk 22 112, nr. 3132)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage. Zij hebben hierbij een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat wordt voorgesteld alle grote kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, alle grote rechtspersonen en alle beursvennootschappen (met uitzondering van micro-beursvennootschappen) onder de rapportage-eisen te brengen. Ligt dit in lijn met ondernemingen die andere lidstaten onder de rapportage-eisen laten vallen? Zo nee, waar wijkt het Nederlandse voorstel in af ten opzichte van andere lidstaten en heeft deze afwijking invloed op het gelijke speelveld?
Ten aanzien van «alle grote rechtspersonen» stelt het kabinet in een voetnoot dat hiermee rechtspersonen worden bedoeld die voldoen aan twee van de drie volgende criteria: een balanstotaal meer dan 20 miljoen euro, netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro en meer dan 250 werknemers. Voor de leden van de VVD-fractie staat voorop dat administratieve lasten voor mkb’ers zoveel mogelijk beperkt dienen te worden. Hoe gaat het kabinet dit borgen voor kleine ondernemers die veel omzet boeken, en dus mogelijk wel aan deze rapportageverplichtingen moeten voldoen?
De administratieve lasten voor de ondernemingen bedragen volgens de Commissie in de EU 1,2 miljard euro eenmalig en 3,6 miljard euro jaarlijks terugkerende kosten voor in totaal 49.000 ondernemingen. Hoe verhoudt dit zich tot de waarde die het kabinet zegt te hechten aan het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten voor ondernemingen? Deelt het kabinet de mening van de leden van de VVD-fractie dat dit leidt tot extra administratieve lasten? Kan het kabinet aangeven hoe deze lastendruk verdeeld is over de verschillende categorieën ondernemingen?
Ten aanzien van de essentie van Nederlands beleid op dit terrein schrijft de regering wetgeving voor te bereiden ter bevordering van diversiteit in de top van ondernemingen. Onderdeel daarvan is een rapportageverplichting voor grote ondernemingen over hun streefcijfers, plan van aanpak en de resultaten daarvan. Kan het kabinet al aangeven welke consequenties er verbonden worden aan het niet voldoen aan de rapportageverplichting?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zich kan vinden in de voorgestelde duurzaamheidsfactoren waarover beschrijvingen moeten worden opgenomen. Er zijn echter enkele aanpassingen wenselijk om de specificering praktisch toepasbaarder te maken. Het kabinet zal vragen om verheldering van enkele onderdelen van de informatieverplichtingen. Om welke onderdelen gaat het hier?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de rapportages een beschrijving moeten bevatten welke vooruitgang een onderneming maakt om haar duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken, waarbij ook de negatieve gevolgen in de waardeketen van de onderneming moeten worden beschreven, zowel ten aanzien van de activiteiten van de eigen onderneming als ten aanzien van de zakelijke relaties en de toeleveringsketen. Acht het kabinet deze eisen proportioneel voor relatief kleinere ondernemers? De audit op deze rapportage zou door de accountant kunnen worden uitgevoerd die tevens de wettelijke controle uitvoert. Acht het kabinet accountantskantoren in staat om deze rapportages tot in detail te controleren? Wat betekent dit voor de controlelasten voor ondernemingen; is hier in het impactassessment rekening mee gehouden? Het bestaande toezicht op de accountantscontrole wordt aangepast voor de uitbreiding van de audit op de duurzaamheidsrapportage, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan het kabinet hier nader op ingaan?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet vraagtekens zet bij de verplichting om in het bestuursverslag informatie op te nemen over immateriële activa, waaronder intellectueel, menselijk, sociaal en relationeel kapitaal. Het kabinet zal de Commissie daarom om verheldering vragen over het verband tussen deze informatieverplichting en de hoofddoelstelling van het richtlijnvoorstel en over de verhouding van deze informatie in het bestuursverslag en de financiële informatie in de jaarrekening. Wat is volgens het kabinet een gewenste uitkomst met betrekking tot dit voorstel? Indien het kabinet de uitleg van de Commissie niet toereikend acht, is het kabinet dan voornemens zich in te zetten deze verplichting niet op te nemen?
Vanwege de internationale ontwikkelingen geeft het kabinet de voorkeur aan een delegatiebepaling voor bepaalde duur met stilzwijgende verlenging, zodat bij die verlenging steeds beoordeeld kan worden of een EU-standaard nog opportuun is. Kan het kabinet aangeven wat het betekent voor de administratieve lasten indien er na implementatie van een EU-standaard een internationale standaard ter vervanging wordt geïmplementeerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche: Richtlijn herziening duurzaamheidsrapportage. Deze leden zien deze herziening als een belangrijk onderdeel van de Europese Green Deal en zijn blij met de positieve grondhouding van het kabinet in deze. Zij hebben over de Richtlijn alsmede het Fiche nog enkele vragen.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet vraagtekens zet bij de verplichting om in het bestuursverslag informatie op te nemen over immateriële activa, waaronder intellectueel, menselijk, sociaal en relationeel kapitaal. Deze vraagtekens hebben deze leden enigszins verbaasd, daar er juist bij immateriële activa zaken kunnen spelen welke deze leden van groot belang vinden, namelijk goede arbeidsomstandigheden, het respecteren van mensenrechten en maatregelen tegen omkoping en corruptie. Blijkens het fiche ziet het kabinet juist ook de noodzaak in van rapporteren over dergelijke zaken en derhalve vernemen deze leden graag welke vraagtekens geplaats worden en waarom. Ook vernemen zij graag van het kabinet welk alternatief voorstel zij zal doen om te waarborgen dat ook over zaken als het respecteren van mensenrechten, goede arbeidsvoorwaarden en het vormgeven van een inclusieve economie gerapporteerd wordt, juist wanneer het de immateriële activa betreft.
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet erop zal aandringen dat de Commissie een deugdelijk onderzoek naar de omvang van lasten bij de ontwerpstandaarden zal voegen, daar hij het van belang vindt dat de kosten niet zullen leiden tot overschrijding van de huidige inschattingen. Hierbij dient, volgens deze leden, wel gekeken te worden naar het nettoresultaat en dus niet enkel naar de kosten, maar ook naar de opbrengsten. Graag vernemen deze leden of het kabinet er op eenzelfde wijze naar kijkt.
Implicaties juridisch
De leden van de D66-fractie lezen dat de huidige implementatietermijn, 1 december 2022, volgens het kabinet tot problemen kan leiden. Daar grote beursvennootschappen en andere grote ondernemingen, banken en verzekeraars volgens de richtlijn vanaf boekjaar 2023 moeten gaan rapporteren, achten deze leden de uiterlijke implementatietermijn wel wenselijk en zij vernemen graag of het kabinet, blijkens het standpunt aangaande de implementatietermijn, pleit voor een latere ingangsdatum dan boekjaar 2023. Zo ja, waarom? Tegelijkertijd lezen deze leden dat het kabinet ook aandacht zal hebben voor het zo spoedig mogelijk realiseren van de vereenvoudigde richtlijn voor beursgenoteerde mkb-ondernemingen. Deze bedrijven zouden, conform de richtlijn, pas per boekjaar 2026 zouden moeten gaan rapporteren. Kan hieruit opgemaakt worden dat het kabinet pleit voor een snellere implementatie voor mkb-ondernemingen? Graag een toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen het BNC-fiche van het kabinet over de hernieuwde rapportagestandaard voor duurzaamheid (CSRD). Zij benadrukken het belang van transparantie door bedrijven over de dubbele materialiteit en hebben vanuit dat oogpunt een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het kabinet stelt dat het richtlijnvoorstel «enkele» Task Force on Climate-Related Financial Disclosures (TCFD)-rapportageterreinen incorporeert. Zij vragen het kabinet nader in te gaan op de vraag op welke manier precies wel en niet aan de TCFD-aanbevelingen invulling gegeven wordt, langs de vier lijnen die de taskforce hiervoor heeft uitgezet. Zij vragen het kabinet tevens op de punten waar van afwijking sprake is, aan te geven waarom deze afwijking wenselijk is, dan wel aan te geven hoe Nederland zich ervoor gaat inspannen deze afwijking teniet te doen.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het EU-voorstel volgens het kabinet aansluiting moet vinden bij internationale ontwikkelingen. Het kabinet zegt daarbij dat de EU niet door haar eigen standaarden alleen moet komen te staan. Heeft het kabinet enige aanleiding om te denken dat de EU door de CSRD alleen komt te staan? En wat heeft het kabinet erop tegen als de EU op dit punt juist een koplopersrol neemt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet nu eigenlijk bedoelt te zeggen met de wens dat de Commissie zich «flexibel toont om te komen tot een wereldwijd gelijk speelveld door middel van een internationale standaard». Betekent dit dat het kabinet het gerechtvaardigd vindt om een aanpak te hanteren waarbij de CSRD afgezwakt wordt en er juist ingezet wordt op een internationale standaard? Zo nee, waarom wordt dit dan wel gesuggereerd in het voornoemde citaat? Zo ja, waarom is Nederland dan tegelijkertijd positief over het CSRD-voorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet überhaupt denkt dat de Commissie zich «flexibel» kan tonen zonder dat aan de kwaliteit van een dergelijke rapportagestandaard getornd kan worden. Dit impliceert volgens deze leden dat het kabinet op bepaalde punten van mening is dat het wel een onsje minder kan zonder aan degelijkheid in te boeten. Op welke punten is dit inderdaad het geval, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet als uitgangspunt neemt voor het bepalen van de noodzaak voor scherpere rapportagestandaarden. Zij vragen specifiek of het kabinet kan bevestigen dat het relevante referentiekader voor de ontwikkeling van richtlijnen gelegen moet zijn in de vraag of er een noodzaak is transparant te zijn over de dubbele materialiteit, en niet of andere werelddelen hun verantwoordelijkheid nemen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet te garanderen dat zij op geen enkele wijze op de rem gaat staan omdat de CSRD ambitieuzer is dan verplichte rapportagestandaarden (dus niet de vrijwillige TCFD, Global Reporting Initiative – GRI, etc.) elders. Kan het kabinet met andere woorden garanderen dat zijn inzet voor een mondiale standaard op geen enkele wijze afdoet aan zijn inzet voor een ambitieuze CSRD?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet te reageren op het recent gepubliceerde KPMG-onderzoek, waaruit blijkt dat zelfs de grootste beursgenoteerde bedrijven nog veel werk hebben te verzetten om aan de standaarden van de CSRD te voldoen.1 Volgt uit deze analyse wat het kabinet betreft hetgeen dat ook de Commissie zelf concludeert, namelijk dat de huidige niet-bindende richtsnoeren in onvoldoende mate hebben bijgedragen aan betere duurzaamheidsrapportages?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de implementatietermijn. Zij uiten hun grote zorgen over het feit dat het kabinet zich zal inzetten voor een «realistische» implementatietermijn. Zij vragen allereerst of dit de facto betekent dat het kabinet pleit voor uitstel van invoering van de CSRD.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op het punt van de implementatietermijn waarom het kabinet ervoor lijkt te pleiten de implementatie van de CSRD uit te stellen, in plaats van de verantwoordelijkheid bij de bedrijven te leggen om sneller aan de verplichtingen te voldoen. Het blijkt immers (ook uit het eerder aangehaalde KPMG-onderzoek) dat ook het ambitieniveau van de huidige niet-bindende richtsnoeren niet gehaald wordt. Waarom beklemtoont het kabinet niet veel explicieter dat niet de implementatietermijn maar de achterstand van de bedrijven het probleem is? Er is immers sprake van dubbele materialiteit die bedrijven nu al financieel onder aan de streep raakt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of hij ook een scenario als wenselijk acht waarbij de CSRD vanaf boekjaar 2023 gaat gelden maar in het toezicht gelet wordt op eventueel te ontstane «groeipijn». Deze leden vragen of dit scenario niet veel wenselijker is dan een verlate implementatie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet nader in te gaan op de eigen, vereenvoudigde standaard voor middelgrote en kleine beursondernemingen. Hoe gaat die er precies uitzien, en hoe verschilt deze van de vereisen voor grote beursondernemingen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet nader toe te lichten waarom ze huiverig is om informatie over immateriële activa in het bestuursverslag als verplichting op te nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het fiche over de Richtlijn herziening Duurzaamheidsrapportage.
Essentie voorstel
Deze leden lezen dat de rapportage een beschrijving moet bevatten van het ondernemingsmodel en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Worden hier ook de risico’s bedoeld die aandeelhouders en andere stakeholders lopen indien door een te grote focus op duurzaamheid een economisch niet optimale kapitaalallocatie plaatsvindt daar economische en duurzaamheidsfactoren niet altijd tot een financiële waardecreatie zullen leiden?
Voorts lezen deze leden dat een beschrijving gegeven te worden van het proces van gepaste zorgvuldigheid, waarbij de negatieve gevolgen in de waardeketen van de onderneming moeten worden beschreven, zowel de negatieve gevolgen ten aanzien van de activiteiten van de eigen onderneming als ten aanzien van de zakelijke relaties en de toeleveringsketen. Tevens moeten de maatregelen worden beschreven die zijn genomen om de negatieve gevolgen te voorkomen, te beperken en te herstellen. Hoe ziet de Minister dit voor zich, daar ondernemingen geen directe invloed op het beleid van klanten, toeleveringspartners en andere partijen in de waardeketen kunnen uitoefenen? En indien een onderneming wel bijvoorbeeld zijn marktmacht gebruikt dan wel misbruikt, welke negatieve economische gevolgen voor de ketenpartners voorziet de Minister dan?
De leden van de Groep Van Haga lezen dat de audit op deze rapportage door de accountant kan worden uitgevoerd die tevens de wettelijke controle uitvoert. Waarom denkt de Minister dat de accountant hiertoe in staat is? En denkt de Minister dat de accountant hiertoe bereid en geëquipeerd is, gegeven het feit dat de controle op de accountant zelf steeds strenger wordt?
Bedrijven moeten nu meer administratieve handelingen en documentatie uitvoeren, zo merken deze leden op. Dit is kostenverhogend. Is er al een beeld van hoe hoog de kostenverhoging is ten opzichte van het huidige administratieve en documentatiebeleid? Dit om te voorkomen dat kleine bedrijven t.o.v. van grote bedrijven verhoudingsgewijs een enorme lastenverzwaring krijgen. Tot nu toe wordt alleen een totaal kostenplaatje gegeven van investeringskosten (1,2 miljard euro) en jaarlijkse terugkerende kosten (3,6 miljard euro), maar hoe wordt dit verhoudingsgewijs uitgesmeerd?
Het impactassessment van de Commissie beweert dat er 24.200 euro tot 41.700 euro valt te besparen, maar hoe is dit dan verdeeld? Hoe zit het met de besparingen van kleine ondernemingen, afgezet tegen die van grote ondernemingen en multinationals?
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Om de kosten te drukken wordt het proces gestandaardiseerd, zo lezen de leden van de Groep Van Haga. Is er wel gekeken naar de nadelige effecten van standaardisering op verschillende industrieën, zoals kapitaalintensieve industrie tegenover de online/digitale industrie? Dit om te voorkomen dat bedrijven in bepaalde sectoren extra benadeeld worden door het gestandaardiseerde proces of vice versa dat bedrijven automatisch erg voordelig door de procedure komen.
Worden bedrijven keihard langs de meetlat gelegd of is het alleen maar om het bewustzijn te verhogen, zo vragen de leden van de Groep Van Haga.
Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De leden van de Groep Van Haga lezen dat de regeldruk bij de betrokken ondernemingen omvangrijk zijn. Hoe denkt de Minister kosten- en concurrentienadelen te voorkomen met ondernemingen in dezelfde bedrijfstak buiten de EU? Voorts lezen deze leden dat de beschikbaarheid van die informatie over EU-ondernemingen zowel voordelen als nadelen voor de concurrentiekracht in de EU kan opleveren, afhankelijk van de positie waarin ondernemingen zich op duurzaamheidsterrein bevinden. Kan de Minister deze voordelen en nadelen nader in extenso beschrijven en waar mogelijk van een kwantificering voorzien, of is dit alles ideologisch onderbouwd?
Implicaties juridisch
De leden van de Groep Van Haga lezen dat het richtlijnvoorstel diverse onderwerpen noemt waaraan bij de invulling van die standaarden ten minste aandacht moet worden gegeven op de terreinen van ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, zoals aanpassing aan klimaatverandering, tegengaan van het verlies van biodiversiteit, circulaire economie, gendergelijkheid, goede arbeidsomstandigheden, het respecteren van mensenrechten en maatregelen tegen omkoping en corruptie. Waarom zouden deze politieke en ideologische elementen prioriteiten moeten zijn voor particuliere ondernemingen die zich toch alleen aan bestaande regelgeving moeten houden? Welke kosten zijn hiermee gemoeid? Deze gaan ten koste van winst en het belang van de kapitaalverschaffers. Is de Minister niet bang dat ook grote institutionele beleggers zich dit realiseren en daarbij in het achterhoofd houden dat pensioenfondsen en verzekeraars met andermans geld, namelijk gerechtigden en verzekerden, werken en wellicht buiten de EU alternatieve beleggingen zoeken, hetgeen de cost of capital voor de MVO-ondernemingen die braaf de lijsten invullen verhoogt?
Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Hoe wordt de controle uitgevoerd door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) op de duurzaamheidsdoelen? Is de controle actief of is het passief, zo vragen de leden van de Groep Van Haga. Voorts vragen zij wat de praktische voordelen zijn voor bedrijven die hun duurzaamheidsdoelen halen en/of goed uitvoeren. Welke concrete strafmaatregelen zijn er voor bedrijven die hun doelen niet kunnen of willen bereiken die ze uitgezet hebben in hun plan?
De leden van de Groep Van Haga lezen dat voor de handhaving van de rapportage-eisen is voorzien in bestuurlijke boetes, met de verplichting om inbreuken op de rapportage-eisen openbaar te maken, inclusief de naam van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die inbreuk heeft gepleegd. Denkt de Minister dat deze naming and shaming niet op gespannen voet staat met de privacy van betrokken partijen? Of is de Minister van mening dat deze openbaarmaking dan zou moeten gelden voor alle (straf)rechtsovertreders? Zo nee, waarom niet? Vindt de Minister niet dat ook overtreders van de wet een minimum aan privacy gegund zou moeten worden? Of is een en ander ook hier ideologisch ingegeven? Gaarne uitleg.
II Reactie van de Minister
KPMG, 14 juli 2021 (https://home.kpmg/nl/nl/home/media/press-releases/2021/07/kpmg-bedrijven-moeten-sneller-aan-de-slag-met-nieuwe-duurzaamheidsregels-eu.html).↩︎