[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35216, eindtekst

Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking)

Eindtekst

Nummer: 2021D30029, datum: 2021-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z11071:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

22 juni 2021



	Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet
milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij
elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is vanwege de
aardopwarming om de emissie van broeikasgassen te verminderen door een
nationale belasting op de emissie van CO2 bij elektriciteitsopwekking in
te voeren;

	Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	e. een minimum CO2-prijs.

B

	Na hoofdstuk VI wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIA MINIMUM CO2-PRIJS

AFDELING 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 71a

	Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen
wordt verstaan onder:

	a. broeikasgas: broeikasgas als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
de Wet milieubeheer;

	b. broeikasgasemissierecht: broeikasgasemissierecht als bedoeld in
artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

	c. broeikasgasinstallatie: 	broeikasgasinstallatie als bedoeld in
artikel 16.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

	d. Ă©Ă©n ton kooldioxide-equivalent: Ă©Ă©n ton kooldioxide-equivalent
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

	e. elektriciteitsemissieverslag: elektriciteitsemissieverslag als
bedoeld in artikel 16a.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

	f. inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 16a.2, eerste lid, van
de Wet milieubeheer.

AFDELING 2 GRONDSLAG EN BELASTINGPLICHT

Artikel 71b

	Onder de naam minimum CO2-prijs wordt een belasting geheven ter zake
van de emissie van broeikasgas als gevolg van de opwekking van
elektriciteit.

Artikel 71c

	1. De belasting wordt geheven van degene die op 31 december van het
tijdvak een inrichting drijft.

	2. Indien op 31 december van het tijdvak geen inrichting meer wordt
gedreven, wordt de belasting geheven van degene die als laatste in dat
tijdvak de inrichting heeft gedreven.

AFDELING 3 MAATSTAF VAN HEFFING EN VERSCHULDIGDHEID

Artikel 71d

	1.De belasting wordt berekend over het aantal ton
kooldioxide-equivalent dat in de lucht is veroorzaakt overeenkomstig het
elektriciteitsemissieverslag van de inrichting.

	2.In afwijking van het eerste lid wordt, indien de emissieautoriteit
ambtshalve de elektriciteitsjaarvracht heeft vastgesteld als bedoeld in
artikel 16a.8, tweede lid, van de Wet milieubeheer en die vaststelling
is onherroepelijk geworden, de belasting berekend over het aantal ton
kooldioxide-equivalent dat in de lucht is veroorzaakt overeenkomstig die
vaststelling.

Artikel 71e

	De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de emissie van
broeikasgas plaatsvindt.

AFDELING 4 TARIEF

Artikel 71f

	1.Het tarief bedraagt per ton kooldioxide-equivalent: € 0.

	2. Aan het begin van elk kalenderjaar wordt het tarief, genoemd in het
eerste lid, bij regeling van Onze Minister vervangen door een ander
tarief. Dit tarief wordt berekend als volgt. Als uitgangspunt wordt
genomen het bedrag voor dat kalenderjaar, genoemd in het vierde lid.
Vervolgens wordt dat bedrag verminderd met de termijnkoers van het
broeikasgasemissierecht. Het tarief is niet lager dan nihil.

	3. De termijnkoers van het broeikasgasemissierecht, bedoeld in het
tweede lid, is voor een kalenderjaar het gewone gemiddelde, in euro, van
de dagelijkse Ă©Ă©njaarstermijnkoersen van broeikasgasemissierechten
(slotverkoopkoersen) voor levering in december van het jaar waarvoor het
tarief wordt vastgesteld overeenkomstig het tweede lid, zoals
waargenomen van 1 september tot en met 31 oktober voorafgaand aan dat
jaar op de koolstofbeurs in de Europese Unie met het hoogste
handelsvolume van broeikasgasemissierechten in die maanden.

	4. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, derde zin, bedraagt voor:

	- het kalenderjaar 2020: € 12,30;

	- het kalenderjaar 2021: € 13,50;

	- het kalenderjaar 2022: € 14,90;

	- het kalenderjaar 2023: € 16,40;

	- het kalenderjaar 2024: € 18,00;

	- het kalenderjaar 2025: € 19,80;

	- het kalenderjaar 2026: € 21,80;

	- het kalenderjaar 2027: € 24,00;

	- het kalenderjaar 2028: € 26,40;

	- het kalenderjaar 2029: € 29,00;

	- de kalenderjaren vanaf 2030: € 31,90.

Artikel 71g

	1. Voor de heffing en invordering van de belasting wordt voor de
toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de
Invorderingswet 1990 en de op die wetten berustende bepalingen onder
rijksbelastingdienst verstaan de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit.
Hierbij staat deze dienst onder het gezag van de Minister van
Financiën.

	2. Indien het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit de
elektriciteitsjaarvracht, bedoeld in artikel 16a.1, eerste lid, van de
Wet milieubeheer, ambtshalve vaststelt en deze vaststelling
onherroepelijk is geworden op een tijdstip na vier jaren en tien maanden
na het tijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden, vervalt de
bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag, bedoeld in
artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de bevoegdheid
tot het opleggen van de boeten, bedoeld in de artikelen 67c en 67f van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen twee maanden na het hiervoor
bedoelde tijdstip.

	3. In afwijking van de artikelen 10, tweede lid, en 19, eerste lid, van
de Algemene wet inzake rijksbelasting worden de in een tijdvak
verschuldigd geworden belasting voldaan en de daarop betrekking hebbende
aangifte gedaan uiterlijk op het tijdstip waarop het
elektriciteitsemissieverslag moet worden ingediend. 

	4. Bestaande geheimhoudingsbepalingen staan er niet aan in de weg dat
de ambtenaren van de dienst Nederlandse emissieautoriteit gegevens of
informatie verkregen op grond van deze afdeling gebruiken voor de taak,
bedoeld in hoofdstuk 16a van de Wet milieubeheer, dan wel gegevens of
informatie verkregen op grond van de taak, bedoeld in hoofdstuk 16a van
de Wet milieubeheer, gebruiken voor de taak, bedoeld in deze afdeling.

ARTIKEL II

	De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

	1.In het eerste lid wordt na “16” ingevoegd “, 16a”.

	2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na “titel 16.2” ingevoegd
“en hoofdstuk 16a”.

B

	Na hoofdstuk 16 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 16A. DE EMISSIE VAN BROEIKASGAS BIJ ELEKTRICITEITSOPWEKKING

Artikel 16a.1

	1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

	elektriciteitsemissieverslag: verslag betreffende de emissies in een
kalenderjaar als gevolg van elektriciteitsopwekking;

	elektriciteitsmonitoringsplan: plan betreffende de bepaling en
registratie van de emissies als gevolg van elektriciteitsopwekking;

	elektriciteitsjaarvracht: het aantal ton kooldioxide-equivalent dat in
de lucht is veroorzaakt als gevolg van het opwekken van elektriciteit in
de betreffende inrichting in het betreffende kalenderjaar, waarbij een
gedeelte van een ton rekenkundig wordt afgerond op een hele ton;

	noodstroomaggregaat: technische eenheid die uitsluitend wordt gebruikt
om elektriciteit op te wekken indien de gebruikelijke primaire
elektriciteitsvoorziening uitvalt en niet meer dan 50 uren per jaar in
werking is;

	restgassen: rookgassen die ontstaan bij specifieke processen door
onvolledige oxidatie van koolstof houdende brandstoffen;

	warmtekrachtkoppeling: gelijktijdige opwekking in een proces van
thermische energie en elektrische of mechanische energie.

	2. Artikel 16.1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16a.2 

	1. Dit hoofdstuk is van toepassing op inrichtingen als bedoeld in de
artikelen 16.2, eerste lid, en 16.3, waarin door brandstofverbruik of
grondstofgebruik elektriciteit wordt opgewekt, met uitzondering van
inrichtingen waarin uitsluitend elektriciteit wordt opgewekt door middel
van een noodstroomaggregaat.

	2. Artikel 16.2, tweede, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16a.3 

	1. Degene die een inrichting drijft, monitort de emissie van
broeikasgas als gevolg van de opwekking van elektriciteit op basis van
een elektriciteitsmonitoringsplan, tenzij het tarief, bedoeld in artikel
71f, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, nihil is.

	2. Het elektriciteitsmonitoringsplan of een wijziging daarvan behoeft
goedkeuring van het bestuur van de emissieautoriteit.

	3. De artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.7, 16.9, 16.11, 16.12,
16.18 en 16.19, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing met dien
verstande dat telkens:

	a. voor “vergunning” wordt gelezen “goedkeuring van een
elektriciteitsmonitoringsplan”;

	b. voor “vergunninghouder” wordt gelezen “degene die een
inrichting drijft”;

	c. voor “monitoringsplan” wordt gelezen
“elektriciteitsmonitoringsplan”;

	d. voor “emissieverslag” wordt gelezen
“elektriciteitsemissieverslag”;

	e. voor “Verordening monitoring en rapportage emissiehandel” wordt
gelezen “de regels gesteld bij of krachtens hoofdstuk 16a”.

	4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot:

	a. het melden van een wijziging of een tijdelijke afwijking van het
elektriciteitsmonitoringsplan aan het bestuur van de emissieautoriteit; 

	b. het goedkeuren van een wijziging van het
elektriciteitsmonitoringsplan. 

Artikel 16a.4 

	Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een
elektriciteitsmonitoringsplan indien het elektriciteitsmonitoringsplan
niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit
hoofdstuk of het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat
onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het
elektriciteitsmonitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel 16a.5 

	1. Degene die een inrichting drijft wijzigt het
elektriciteitsmonitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:

	a. de regels gesteld bij of krachtens hoofdstuk 16a daartoe aanleiding
geven; 

	b. het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.

	2. Degene die een inrichting drijft legt op verzoek van het bestuur van
de emissieautoriteit de meest actuele versie van het
elektriciteitsmonitoringsplan over.

Artikel 16a.6 

	1. Degene die een inrichting drijft dient elk jaar een
elektriciteitsemissieverslag in bij de emissieautoriteit gelijktijdig
met het emissieverslag, bedoeld in artikel 16.1, derde lid, tenzij het
tarief, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de Wet belastingen op
milieugrondslag, nihil is. 

	2. Het elektriciteitsemissieverslag bevat de elektriciteitsjaarvracht.

Artikel 16a.7 

	1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september
van het kalenderjaar waarin het elektriciteitsemissieverslag moet worden
ingediend, vaststellen dat dit verslag niet voldoet aan de eisen die
daaraan bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de
emissieautoriteit kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden
verdagen. Van de verdaging wordt voor het in de eerste volzin genoemde
tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het
elektriciteitsemissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de
reden voor de verdaging. 

	2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in
het eerste lid, onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de
tweede volzin van dat lid, na het tijdstip dat met toepassing van die
volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat het
elektriciteitsemissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij
of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:

	a. degene bij het bestuur van de emissieautoriteit een
elektriciteitsemissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuiste of
onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of
volledige gegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere
elektriciteitsjaarvracht;

	b. het betrokken elektriciteitsemissieverslag anderszins onjuist was en
de betrokken persoon dit wist of behoorde te weten.

	3. De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na
afloop van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 16a.8 

	1. Bij de opwekking van elektriciteit zonder een warmtekrachtkoppeling,
bepaalt en registreert degene die een inrichting drijft zijn
elektriciteitsjaarvracht op basis van het brandstofverbruik en het
grondstofverbruik overeenkomstig het goedgekeurde
elektriciteitsmonitoringsplan.

	2. Bij de opwekking van elektriciteit met een warmtekrachtkoppeling,
bepaalt en registreert degene die een inrichting drijft zijn
elektriciteitsjaarvracht op basis van het brandstofverbruik, de
elektriciteitsopwekking en de warmteopwekking overeenkomstig het
goedgekeurde elektriciteitsmonitoringsplan. 

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
gesteld worden met betrekking tot:

	a. de bepaling en registratie van de elektriciteitsjaarvracht, bedoeld
in het eerste en tweede lid;

	b. de bepaling en registratie van de elektriciteitsjaarvracht bij de
opwekking van elektriciteit door middel van restgassen.

	4. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de elektriciteitsjaarvracht
van een inrichting op basis van een conservatieve schatting ambtshalve
vaststellen indien:

	a. het elektriciteitsemissieverslag niet of niet tijdig bij de
emissieautoriteit is ingediend;

	b. het bestuur van de emissieautoriteit ingevolge artikel 16a.7, eerste
of tweede lid, heeft verklaard dat het elektriciteitsemissieverslag niet
voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens dit hoofdstuk zijn
gesteld. 

Artikel 16a.9

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot inrichtingen als bedoeld in artikel 16a.2, eerste lid,
regels worden gesteld die nodig zijn in het belang van de goede werking
van het monitoren van emissie als gevolg van elektriciteitsopwekking.
Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel kan worden bepaald dat bij
onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels slechts gelden
in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de verificatie van het
elektriciteitsemissieverslag.

C

	In artikel 18.2f, eerste lid, wordt “hoofdstuk 16” vervangen door
“hoofdstukken 16 en 16a”.

D

	Artikel 18.6a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel
16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de
artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen
16a.5, 16a.6 of 16a.9, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last
onder dwangsom opleggen.

E

	Na artikel 18.16a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18.16b

	1. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel
16a.3, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met de
artikelen 16.6, eerste en derde lid, 16.12, of 16.19, of de artikelen
16a.5, 16a.6, 16a.8, eerste en tweede lid, of 16a.9, kan het bestuur van
de emissieautoriteit de overtreder een bestuurlijke boete opleggen.

	2. In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel
16a.9, voor zover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan de
goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan krachtens hoofdstuk
16a, kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een
bestuurlijke boete en een last onder dwangsom tezamen opleggen.

F

	In artikel 18.16e, eerste lid, wordt “artikel 18.16a, eerste lid”
vervangen door “de artikelen 18.16a, eerste lid, en 18.16b, eerste
lid”.

G

	In artikel 18.16g, eerste lid, wordt “artikel 18.16a, eerste en
tweede lid, eerste volzin” vervangen door “de artikelen 18.16a,
eerste en tweede lid, eerste volzin en 18.16b, eerste lid”.

H

	In artikel 18.16l wordt “artikel 18.16a, eerste en tweede lid”
vervangen door “de artikelen 18.16a, eerste en tweede lid, en 18.16b,
eerste lid”.

I

	Artikel 19.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “een emissieverslag als bedoeld
in artikel 16.1” telkens vervangen door “een emissieverslag als
bedoeld in artikel 16.1 of een elektriciteitsemissieverslag als bedoeld
in artikel 16a.1”.

	2. In het vierde lid wordt “het betrokken emissieverslag” vervangen
door “het betrokken emissieverslag of elektriciteitsemissieverslag”.

ARTIKEL III 

	In bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in artikel 6
“Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde
lid,” vervangen door “Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste,
tweede of vijfde lid, 18.16b, eerste lid,”.

ARTIKEL IV 

	Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zendt in overeenstemming
met Onze Minister van Financiën binnen drie jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk, met name in relatie tot de
ontwikkelingen in het Europese klimaatbeleid.

ARTIKEL V

	Indien het bij koninklijke boodschap van 11 april 2019 ingediende
voorstel Wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de
implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en
de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter
bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme
investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU L 76), Kamerstukken II
2018/19, 35190, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdelen F en J, van die wet eerder in werking treedt of is getreden
dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

	In artikel I, onderdeel B:

	a. komt artikel 71a, onderdeel c, te luiden:

	c. broeikasgasinstallatie: broeikasgasinstallatie als bedoeld in
artikel 16a.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

	b. vervalt in artikel 71a, onder vervanging van de puntkomma in
onderdeel e door een punt, onderdeel f;

	v. wordt in artikel 71c, eerste lid, “degene die op 31 december van
het tijdvak een inrichting drijft” vervangen door “degene die op 31
december van het tijdvak een broeikasgasinstallatie exploiteert”;

	d. komt artikel 71c, tweede lid te luiden: 

	2. Indien op 31 december van het tijdvak geen broeikasgasinstallatie
meer wordt geëxploiteerd, wordt de belasting geheven van degene die als
laatste in dat tijdvak de broeikasgasinstallatie heeft geëxploiteerd.;

	e. en wordt in artikel 71d, eerste lid, “inrichting” vervangen door
“broeikasgasinstallatie”. 

B

	In artikel II, onderdeel B, wordt:

	a. in artikel 16a.1 “inrichting” vervangen door
“broeikasgasinstallatie”;

	b. in artikel 16a.2, eerste lid, en 16a.9, eerste lid,
“inrichtingen” telkens vervangen door “broeikasgasinstallaties”;

	c.in de artikelen 16a.3, eerste lid, 16a.5, eerste en tweede lid, en
16a.6, eerste lid, “Degene die een inrichting drijft” telkens
vervangen door “De exploitant van een broeikasgasinstallatie”;

	d. in artikel 16a.3, derde lid, 16a.8, eerste en tweede lid, “degene
die een inrichting drijft” telkens vervangen door “de exploitant van
een broeikasgasinstallatie”.

ARTIKEL VI

	Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1
januari 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL VII

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet minimum CO2-prijs
elektriciteitsopwekking.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries,

autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de

hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1