Rekenmethode Doc29 voor regionale luchthavens
Luchtvaartbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D30285, datum: 2021-08-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31936-870).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Methoderapport ontwikkeling rekenmethode Doc29 voor Nederlandse regionale luchthavens
- Contraexpertise op implementatie Doc29 regionale luchthavens
Onderdeel van kamerstukdossier 31936 -870 Luchtvaartbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z14218:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-09-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-15 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-02-24 13:00: Luchtvaart (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-03-10 15:04: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 870 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 augustus 2021
Op 18 oktober 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Europese rekenmethode voor vliegtuiggeluid, ECAC Doc291. Ik heb daarbij de toezegging gedaan te laten onderzoeken of deze rekenmethode, in navolging van Schiphol, ook geschikt te maken is voor de regionale luchthavens, zowel die van nationale betekenis als die waarvoor de provincie het bevoegd gezag is. In november 2019 zijn onderzoeksbureaus To70 en Aerlabs dit onderzoek gestart. Bij deze bied ik uw Kamer het eindrapport hiervan aan2.
Doc29 voor regionale luchthavens
De onderzoeksbureaus To70 en Aerlabs hebben door middel van een systematische analyse een voorstel ontwikkeld voor de implementatie van Doc29 voor de regionale luchthavens. Hierbij heeft de methodiek die is toegepast bij de implementatie van Doc29 voor Schiphol, zoals die gebruikt is voor het MER van het Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel Schiphol (NNHS), als basis gediend. Vanuit dat uitgangspunt hebben de onderzoeksbureaus beoordeeld of aanpassingen van de methodiek nodig en mogelijk zijn met het oog op de specifieke condities van de Nederlandse regionale luchthavens. Bij het opstellen van het uiteindelijke advies zoals opgenomen in de rapportage zijn de belangrijkste criteria geweest dat de resulterende methode eenduidig en navolgbaar moet zijn, en toepasbaar en praktisch haalbaar. Daarnaast is er naar gestreefd om binnen deze criteria een hoge nauwkeurigheid en uniformiteit met de methodiek zoals gebruikt voor Schiphol te bewerkstelligen.
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de rekenmethode Doc29 ook toepasbaar is voor de regionale luchthavens. Wel blijft er een aantal aandachtspunten die nader onderzoek vragen. De belangrijkste hiervan is dat geadviseerd wordt om te bezien of de methode voor het ontwikkelen van invoergegevens voor de geluidberekeningen – en dan met name de zogenoemde prestatieprofielen – verbeterd kan worden. Hierbij moet ook specifiek aandacht zijn voor het modelleren van vertrek- en naderingsprocedures van klein verkeer.
Kwaliteitsborging
Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen hebben gedurende alle fases van het onderzoek de adviesbureaus Adecs Airinfra en PwC een onafhankelijke contra-expertise uitgevoerd. In vijf «challenge-sessies» gedurende het onderzoek hebben Adecs en PwC de technische keuzes die geleid hebben tot het adviesrapport beoordeeld. Daarnaast hebben zij beoordeeld of het gevolgde proces voldoende helder en navolgbaar in de tussentijdse en concept-rapportages beschreven is. Een korte notitie van deze contra-expertise bied ik hierbij ook aan uw Kamer aan3.
Daarnaast is de concept-rapportage van To70 en Aerlabs beoordeeld door twee onafhankelijke experts. De experts hebben aangegeven de gepresenteerde onderzoeksresultaten plausibel te vinden, en te kunnen navolgen hoe op basis van de criteria tot de keuzes gekomen is.
Vervolgtraject
De conclusies uit het onderzoek van To70 en Aerlabs hebben mij voldoende vertrouwen gegeven in de toepasbaarheid van de rekenmethode Doc29 voor de geluidberekeningen rondom de regionale luchthavens. Definitieve besluitvorming over de opname van Doc29 in het rekenvoorschrift voor de Nederlandse regionale luchthavens kan echter pas plaatsvinden wanneer de uitkomsten van een aantal vervolgonderzoeken gereed zijn. Momenteel is het namelijk nog niet mogelijk om volwaardige geluidberekeningen met de nieuwe methode uit te voeren, hiervoor zijn eerst nog invoergegevens nodig. Daardoor kan ook nog niet in kaart gebracht worden welke verschillen zullen bestaan tussen de huidige methode – het Nederlands Rekenmodel – en de onderzochte methode Doc29. Daarom laat ik op korte termijn een onderzoek uitvoeren naar het samenstellen van de invoergegevens. Zodra dit onderzoek is afgerond – naar verwachting aan het einde van dit jaar – zullen vervolgens de benodigde invoergegevens voor de regionale luchthavens samengesteld kunnen worden. Daarna kunnen met deze invoergegevens per regionale luchthaven de effecten van het gebruik van Doc29 bepaald worden. De verwachting is dat deze vervolgonderzoeken in de eerste helft van 2022 zijn afgerond, waarna besluitvorming kan plaatsvinden of en hoe Doc29 opgenomen zal worden in het rekenvoorschrift voor de regionale luchthavens.
Naast de afweging voor het gebruik van Doc29 in nationale regelgeving is er de EU-verplichting om de strategische geluidsbelastingkaarten voor agglomeraties waarbinnen luchtvaartgeluid een rol speelt met Doc29 te bepalen. Ook aan deze verplichting kan met het voorgestelde vervolgtraject voldaan worden.
Aan het einde van dit jaar zal ik uw Kamer verder informeren over de voortgang van de vervolgonderzoeken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga