Verblijf van Britten na einde grace period
Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Brief regering
Nummer: 2021D31949, datum: 2021-09-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35393-46).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van kamerstukdossier 35393 -46 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.
Onderdeel van zaak 2021Z14942:
- Indiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-15 14:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-10-04 10:00: Formele JBZ-Raad op 7 en 8 oktober 2021 (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
30 573 Migratiebeleid
Nr. 46 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2021
In mijn brief inzake de Voortgang afgifte Brexit verblijfsdocumenten, die ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken op 31 mei aan uw Kamer heb gezonden1, is aangegeven dat het kabinet besloten heeft de zogenoemde grace period te verlengen van 1 juli jl. tot 1 oktober a.s.
Bovendien is in deze brief medegedeeld dat in de tweede helft van 2021 uw Kamer zal worden geïnformeerd over de nadere besluitvorming inzake de consequenties van het indienen van een aanvraag na het einde van de verlengde grace period. Deze besluitvorming zal geschieden tegen de achtergrond van de dan geldende omstandigheden, waaronder de voortgang in het uitvoeringsproject en de mate waarin Britse burgers bereikt zijn met de boodschap om alsnog een aanvraag in te dienen. In deze brief informeer ik u over dit besluit.
Het kabinet heeft sinds de start van het Brexit uitvoeringsproject een zeer actieve communicatiecampagne gevoerd om Britse burgers die onder het Terugtrekkingsakkoord vallen, ervan te overtuigen een aanvraag in te dienen. Zo zijn alle Britten die in aanmerking komen voor een document onder het terugtrekkingsakkoord meermaals maximaal zes keer persoonlijk aangeschreven en heeft het kabinet in algemene zin aandacht gevraagd voor de gevolgen van Brexit voor burgers via de Rijksbrede voorlichtingscampagne met het blauwe Brexitkarakter. Dit is nog aangevuld met nauwe contacten met de Britse ambassade in Den Haag en de Nederlandse afdeling van belangenorganisatie British in Europe om op een passende manier tegemoet te komen aan vragen en zorgen van Britse burgers in Nederland. Al met al hebben deze inspanningen erin geresulteerd dat op 31 juli jl. 38.518 Britten een Brexit-verblijfsdocument hebben aangevraagd. Op vrijwel al deze aanvragen is positief beslist. Daarnaast zijn 5.612 EU-verblijfsdocumenten voor duurzaam verblijf omgewisseld in een document voor duurzaam verblijf op grond van het terugtrekkingsakkoord. De verwachting is dat het aantal Britten dat geen Brexit-verblijfsdocument heeft aangevraagd, zal dalen van meer dan 3.000 op 1 mei jl. tot ongeveer 2.000 op 1 oktober a.s. Desondanks heeft het kabinet besloten om de grace period na 30 september a.s. niet opnieuw te verlengen. Van een nieuwe verlenging kan het signaal uitgaan dat het aanvragen van een Brexit-verblijfsdocument weinig
urgentie heeft. Bovendien heeft Nederland bewust gekozen voor een constitutief
stelsel, waarbij de Brexit-verblijfsdocument duidelijkheid verschaft over de verblijfsstatus van de desbetreffende Brit. Voor werkgevers, overheidsinstanties en Britten zelf is het belangrijk dat over die status geen twijfel bestaat, gelet op alle rechten die verbonden zijn aan de status van rechtmatig verblijf in Nederland.
De beëindiging van de grace period houdt in dat de verblijfsstatus van Britten, die vóór 1 oktober a.s. geen Brexit-verblijfsdocument hebben aangevraagd, wijzigt van rechtmatig naar onrechtmatig. Voor de Brit kan dit vergaande verblijfsrechtelijke en maatschappelijke gevolgen hebben, zoals het verlies van uitkeringen, subsidies, vergunningen en werk. Het kabinet hoopt dat deze gevolgen de desbetreffende Britten ertoe zullen bewegen alsnog een Brexit-verblijfsdocument aan te vragen.
Wel wil het kabinet de gevolgen van het (te laat) indienen van een aanvraag om een Brexit-document na 30 september a.s. zoveel mogelijk beperken. Ondanks alle voornoemde inspanningen kunnen Britten er een verschoonbare reden voor hebben dat zij toch geen tijdige verblijfsaanvraag hebben ingediend. Bovendien kunnen de gevolgen van het te laat indienen van een aanvraag dermate groot zijn dat zij wellicht als disproportioneel moeten worden beschouwd. Daarnaast is het in de geest van het Terugtrekkingsakkoord dat Britten die vóór 1 januari 2021 rechtmatig in een EU-lidstaat verblijven dit verblijf daarna kunnen voortzetten. En tenslotte is er in zekere zin sprake van wederkerigheid omdat ook het VK flexibel en pragmatisch omgaat met daar woonachtige EU-burgers die na het einde van de grace period een Brexit-verblijfsdocument aanvragen2.
Al deze redenen bij elkaar hebben het kabinet ertoe doen besluiten om na 30 september a.s. een periode van één jaar te hanteren, waarbinnen een te late aanvraag om een Brexit-verblijfsdocument in behandeling wordt genomen en wordt beoordeeld op grond van de verblijfsvoorwaarden in het Terugtrekkingsakkoord. Mocht aan deze voorwaarden worden voldaan en het Brexit-verblijfsdocument worden afgegeven, dan wordt de verblijfsstatus van de Brit met terugwerkende kracht weer rechtmatig. Dit houdt in dat bijvoorbeeld uitkeringen en subsidies, die zijn stop gezet vanwege het onrechtmatig geworden verblijf, met terugwerkende kracht weer kunnen worden ontvangen.
Na deze periode van 12 maanden, dus per 1 oktober 2022, komt er een einde aan het soepele beleid voor Britten die een Brexit-verblijfsdocument aanvragen, en worden zij gelijk behandeld als alle andere derdelanders. Slechts één uitzondering wil het kabinet hierop maken; dat betreft Britten die op 1 oktober a.s. minderjarig zijn en wanneer zij 18 jaar zijn een Brexit-verblijfsdocument aanvragen. Bij hen blijft de toets op verschoonbaarheid achterwege vanuit de overweging dat nalatigheid van de ouders niet voor rekening van de kinderen dient te komen.
Het kabinet meent op deze manier alle rechthebbenden onder het Terugtrekkingsakkoord ruim de kans te hebben gegeven om een aanvraag voor een Brexit verblijfsdocument in te dienen, waarbij het mitigerend beleid inzake te late aanvragen rekening houdt met de specifieke situatie die voor Britse burgers in Nederland ontstaan is als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU.
Britse burgers die geen aanvraag indienen zullen, in lijn met de systematiek van het gekozen verblijfsrechtensysteem, onder het terugtrekkingsakkoord uiteindelijk hun rechten verliezen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol