Beleidsreactie op drie WODC-onderzoeken aangaande reclasseringstoezicht en HIC-daders
Reclasseringsbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D32055, datum: 2021-09-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29270-146).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
- Achtergronden en recidive onder daders van high impact crimes veroordeeld in 2002-2017
- Samenvatting bevindingen WODC-onderzoeken
Onderdeel van kamerstukdossier 29270 -146 Reclasseringsbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z14991:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-15 14:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-12-02 10:00: Gevangeniswezen en tbs (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-12-09 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
29 270 Reclasseringsbeleid
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 146 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2021
Met deze brief geef ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een beleidsreactie op drie onderzoeken van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). De rapporten «De uitvoering van (verscherpt) reclasseringstoezicht bij overvallers en de samenhang met recidive» en «Recidive tijdens en na reclasseringstoezicht» zijn op respectievelijk 12 oktober 2020 en 16 februari 2021 aan uw Kamer aangeboden.1, 2 Het rapport «Achtergronden en recidive onder daders van high impact crimes» treft u aan als bijlage bij deze brief3. De drie rapporten richten zich op recidive en bezien grofweg dezelfde periode en leveren derhalve elkaar aanvullende inzichten op. Deze heb ik ook met de reclassering, het openbaar ministerie (OM) en de politie besproken. Een samenvatting van de bevindingen en conclusies uit deze rapporten wordt weergegeven in de bijlage4. Als onderdeel van de beleidsreactie ga ik in op de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg met betrekking tot het inrichten van een multidisciplinair team voor intensiever reclasseringstoezicht.5
Tot slot informeer ik uw Kamer in hoofdstuk 2 over de afhandeling van een aantal toezeggingen aangaande elektronische monitoring en het voeren van een gesprek met de reclassering over de aandacht die wordt besteed aan antisemitisme.
1. Beleidsreactie
In dit hoofdstuk ga ik eerst in op enkele bevindingen uit de WODC-onderzoeken en geef daarop mijn beleidsreactie, waarbij ik enige achtergrondinformatie verschaf. Daarna ga ik in op twee specifieke punten uit de onderzoeksrapporten, namelijk de gedragsinterventies en de groep van hardnekkige criminelen. Relevant bij de duiding van de onderzoeksresultaten is dat de onderzoekers aangeven dat aan de bevindingen die zien op de samenhang tussen toezichtkenmerken en recidive(risico) geen harde conclusies over causaliteit kunnen worden verbonden. Dit betekent dat op basis van deze bevindingen geen uitspraken kunnen worden gedaan over hoe hoog de recidive was geweest als er geen sprake was geweest van toezicht dan wel als het toezicht op een andere manier was ingevuld, zoals een hoger of lager toezichtniveau. De onderzoekers geven dan ook verschillende verklaringen voor de bevindingen.
1.1 Reclasseringstoezicht
De uitkomsten van de onderhavige WODC-onderzoeken naar reclasseringstoezicht ondersteunen dat met reclasseringstoezicht resultaten op het gebied van gedragsverandering kunnen worden behaald. Ik noem uit het onderzoek «Recidive tijdens en na reclasseringstoezicht» specifiek de bevindingen dat het risico op recidive hoger is tijdens het toezicht dan na het toezicht en dat het recidiverisico gedurende het toezicht afneemt. Een mogelijke verklaring is dat toezicht bijdraagt aan de rehabilitatie van ondertoezichtgestelden, maar dat dit wel tijd kost.6 Dit beeld wordt door de reclassering herkend. Toezicht bestaat uit controle en begeleiding. Met controle beheerst de reclassering veiligheidsrisico’s en door middel van begeleiding wordt gedragsverandering gestimuleerd. Ander onderzoek bevestigt dat toezicht dat bestaat uit deze twee elementen meer recidive lijkt te kunnen voorkomen dan toezicht dat enkel gericht is op controle.7, 8 De invulling van reclasseringstoezicht betreft altijd maatwerk, een ontwikkeling die past bij de persoonsgerichte aanpak van criminaliteit en de afgelopen jaren steeds meer vorm en inhoud heeft gekregen. Gezien de bevindingen zet ik de ontwikkelingen voor het versterken van maatwerk voort, waar ik later in deze brief op in ga.
Reclasseringstoezicht
Reclasseringstoezicht is een belangrijk instrument om zicht te houden op het gedrag van verdachten of veroordeelden in de samenleving. Jaarlijks staan er meer dan 30.000 personen onder toezicht van de reclassering. Reclasseringstoezicht kan worden opgelegd in het kader van schorsing voorlopige hechtenis of als onderdeel van de uitvoering van de straf of maatregel. Reclasseringstoezicht ziet op het controleren op de naleving van de door de rechter, het OM of Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) opgelegde bijzondere voorwaarden. Dit doet de reclassering bijvoorbeeld door middel van periodieke meldplichtgesprekken en urinecontroles. Daarnaast wordt beoogd de verdachte of veroordeelde te laten werken aan en te stimuleren tot een delict-vrij dan wel -arm bestaan. Bij het bepalen van de bijzondere voorwaarden vervult de reclassering een adviserende rol.9 De bijzondere voorwaarden zijn gericht op risicobeheersing, gedragsverandering en/of re-integratie. Voorbeelden van voorwaarden zijn een meldplicht, locatie- en contactverbod, en het verplicht volgen van een gedragsinterventie.
Verscherpt toezicht overvallers
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar (verscherpt) reclasseringstoezicht bij overvallers heb ik besloten het standaard toepassen van verscherpt toezicht bij overvallers stop te zetten en bij deze doelgroep ook in te zetten op maatwerk. Daarmee vervallen de aparte afspraken met de reclassering over het standaard toepassen van verscherpt toezicht: toezichtniveau 3, elektronische monitoring, gedurende ten minste één jaar. De onderzoekers hebben geen samenhang kunnen vaststellen tussen de kenmerken van verscherpt toezicht en een lager of hoger recidiverisico. De afspraken over verscherpt toezicht zijn niet op iedere overvaller toegepast, maar gemiddeld genomen hebben overvallers wel te maken gehad met een «verscherpte» vorm van toezicht in vergelijking met de totale groep van ondertoezichtgestelden. De resultaten van deze studie lijken niet veelbelovend en lijken erop te wijzen dat verscherpt toezicht niet effectiever is om recidive te voorkomen dan toezicht in de gebruikelijke vorm. De onderzoekers geven aan dat de reclassering belang hecht aan maatwerk, waarbij de reclasseringsmedewerkers voor elke individuele overvaller bekijken wat er nodig is binnen het toezicht. Een alternatieve verklaring voor de bevindingen is dat door de toepassing van maatwerk het zou kunnen dat de overvallers die te maken krijgen met verscherpte toezichtmaatregelen op voorhand al een groter recidiverisico hadden en dat de recidive bij dit deel van de overvallers hoger had gelegen als de verscherpte toezichtmaatregelen niet waren ingezet. Het OM en de politie herkennen en onderschrijven de conclusies uit het rapport. Het OM geeft aan dat verscherpt toezicht onderdeel kan zijn van maatwerk en een breed palet van interventies, maar dan wel als dit past binnen de situatie van het individu en in afstemming met de betrokken partners. De politie benadrukt het belang van resocialisatie van (ex-) gedetineerden voor het voorkomen van recidive.
Maatwerk
Bij maatwerk volgt de toezichthouder een systematische, doelgerichte en planmatige werkwijze conform de kwaliteitsstandaarden van de reclasseringsorganisaties en maakt gebruik van wetenschappelijk onderbouwde methodieken.10 Het verloop van het toezicht wordt regelmatig geëvalueerd op basis waarvan het toezichtplan kan worden bijgesteld. Er wordt met name gekeken naar het recidiverisico en of de ondertoezichtgestelde de voorwaarden naleeft, afspraken nakomt en naar de vooruitgang op en haalbaarheid van de in het toezichtplan gestelde doelen.
Professionaliteit
Het is goed te constateren dat de bevindingen uit het onderzoek «Recidive tijdens en na reclasseringstoezicht» erop duiden dat reclasseringswerkers goed in staat zijn in te schatten wanneer de intensiteit van het toezicht tussentijds kan worden verlaagd en dat het meest intensieve toezicht vooral wordt ingezet bij hoog risicodaders. Reclasseringstoezicht wordt uitgevoerd door professionals. De toezichthouder is gebonden aan kwaliteitsstandaarden, methodiek en opleiding. De reclasseringsorganisaties werken doorlopend aan de verdere professionalisering van de medewerkers door bijvoorbeeld training in methodisch werken, waarin de laatste wetenschappelijke inzichten ten aanzien van effectieve werkwijzen in reclasseringstoezicht worden vervat. Voor het ontwikkelen van nieuw en praktijkgericht kennismateriaal werkt de reclassering nauw samen met de wetenschap. Binnen dit kader kan de toezichthouder maatwerk leveren. Het leveren van maatwerk binnen gestelde kwaliteitskaders is cruciaal, ook in het geval van overtreding van de gestelde voorwaarden.
Uit het onderzoek «Recidive tijdens en na reclasseringstoezicht» blijkt dat ongeveer een kwart van de toezichten als gevolg van het overtreden van een of meerdere voorwaarden voortijdig wordt beëindigd (zgn. voortijdige negatieve beëindiging). De reclassering maakt op basis van de overtreding van de voorwaarden altijd een professionele afweging of de ondertoezichtgestelde gewaarschuwd wordt, het toezicht wordt teruggemeld of een verzoek tot wijziging van de voorwaarden of verlenging van de proeftijd wordt gedaan.11 De beleidsregels onder de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) fungeren hierbij als kader. De beleidsregels beschrijven onder andere wanneer de reclassering de opdrachtgever van het toezicht in ieder geval verzoekt om een vervolgbeslissing. De uitkomst van een professionele afweging kan ook zijn dat de ondertoezichtgestelde een waarschuwing krijgt.
Doorontwikkeling
De resultaten uit de onderzoeken ondersteunen de ingezette maatwerkaanpak binnen het toezicht. Met de reclassering blijf ik inzetten op het doorontwikkelen van de kwaliteit en effectiviteit van het toezicht. Al sinds de onderzoeksperiode, die loopt van circa 2012 tot en met 2017, is op een aantal ontwikkelingen in het toezicht en de re-integratieaanpak in den brede, ingezet. Actuele voorbeelden hiervan zijn nieuwe controlemiddelen als de alcoholmeter en de inzet van vrijwilligers bij toezicht.12 Een belangrijke ontwikkeling is tevens dat sinds 2019 risicotaxatie-instrumenten worden toegepast zowel voorafgaand aan als tijdens het toezicht. Zo kan de toezichthouder het recidiverisico gedurende het toezicht goed in de gaten houden en het toezicht daarop aanpassen waar nodig.
Specifiek noem ik ook de versterking vanaf ongeveer 2018 van de multidisciplinaire aanpak en de samenwerking met ketenpartners en organisaties uit andere domeinen, zoals het zorgdomein en het sociale domein, bijvoorbeeld met betrekking tot ex-gedetineerden.13 Ex-gedetineerden bij wie de basisvoorwaarden niet op orde zijn, hebben een grotere kans om binnen twee jaar een nieuw strafbaar feit te plegen dan personen bij wie de basisvoorwaarden wel op orde zijn, blijkt uit recent onderzoek.14 Een belangrijke rol bij het op orde brengen van de vijf basisvoorwaarden en de re-integratie van ex-gedetineerden is weggelegd voor gemeenten, meer specifiek de gemeentelijke nazorgcoördinator of re-integratieofficier. Om de samenwerking tussen gemeenten, reclassering en DJI te bevorderen hebben zij op 1 juli 2019 het bestuurlijk akkoord «Kansen bieden voor re-integratie» gesloten.15 Met de invoering van de Wet straffen en beschermen op 1 juli 2021 beschikken deze organisaties bovendien over een wettelijke grondslag voor gegevensdeling ten behoeve van het vaststellen, aanpassen en uitvoeren van het detentie- en re-integratieplan. De multidisciplinaire, persoonsgerichte aanpak in de zorg- en veiligheidshuizen van complexe domein-overstijgende problematiek van personen met een (hoog) veiligheidsrisico biedt ook de mogelijkheid tot maatwerk.
1.2 Gedragsinterventies
Uit het onderzoek «Recidive tijdens en na toezicht» blijkt dat er geen (direct) verband lijkt te zijn tussen de inzet van gedragsinterventies en het risico op recidive. Wel zien de onderzoekers een mogelijk indirecte samenhang tussen de deelname aan gedragsinterventies en een lagere recidivekans na toezicht.16
Gedragsinterventies
Van de ondertoezichtgestelden krijgt ongeveer één op de zes te maken met een gedragsinterventie als onderdeel van het toezicht. Gedragsinterventies zijn trainingen gericht op het veranderen van gedrag dat ten grondslag ligt aan het plegen van delicten en het versterken van beschermende factoren. Hiermee wordt beoogd recidive te voorkomen en re-integratie in de maatschappij te bevorderen. Voorbeelden van gedragsinterventies zijn Training Alcohol & Geweld, Cognitieve Vaardigheidstraining Training (CoVa), Training Leefstijl 24/7 en Training Werken aan Werk. De interventies duren gemiddeld drie maanden. Gedragsinterventies zijn een belangrijk onderdeel van het reclasseringswerk, en zijn opgezet volgens de «What Works» benadering en hebben daarmee een wetenschappelijke fundering. De onafhankelijke Erkenningscommissie Justitiële Interventies toetst op effectiviteit en daarnaast is sinds 2017 het programma Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) betrokken bij de (door)ontwikkeling van gedragsinterventies. Medewerkers worden opgeleid opdat zij de interventies precies kunnen uitvoeren, zoals deze bedoeld zijn.
Ik was al in gesprek met de betrokken organisaties over een passende bekostigingssystematiek en over een effectieve kwaliteitsborging van gedragsinterventies en heb daar dit jaar een verkenning naar laten uitvoeren. In deze gesprekken betrek ik hoe we inzicht kunnen krijgen in de effectiviteit van gedragsinterventies als onderdeel van het reclasseringstoezicht.
1.3 Hardnekkige groep
Uit de HIC-recidivemonitor blijkt dat de recidive onder alle drie de HIC-dadergroepen tussen 2008 en 2017 (licht) is gedaald. In het nieuwste cohort 2017 is de recidive voor straatrovers en overvallers (licht) gedaald en voor woninginbrekers gelijk gebleven ten opzichte van 2016. Daarnaast vermeldt de monitor dat er een beduidend kleinere, maar hardnekkige groep HIC-daders is die crimineel actief blijft en recidiveert. Dit sluit aan op de bevindingen uit eerder onderzoek naar de aanpak van overvallers, waaruit bleek dat een groot deel van alle overvallers vatbaar is voor gedragsbeïnvloeding en een kleiner deel niet of nauwelijks.17 Hierbij kan gedacht worden aan daders die bewust kiezen voor een langdurige criminele carrière.
De samenleving moet beschermd worden tegen deze doelgroep. Dit doe ik met de strafrechtketen door in te zetten op het terugdringen van de veiligheidsrisico’s, met de nadruk op flinke straffen, zoals bij ram- en plofkraken, en afpakken van crimineel vermogen. Ook de reclassering draagt hieraan bij. Indien gedragsverandering niet reëel wordt geacht, adviseert de reclassering geen toezicht op te leggen. Daar waar er toezicht is en gedragsbeïnvloeding niet (meer) werkt, ligt de nadruk op controle en lik-op-stuk. Een snelle reactie op een overtreding van de voorwaarden is dan van belang. Ketenpartners hebben afspraken gemaakt over de daarbij te hanteren termijnen. Dat laat onverlet dat de reclassering ook voor deze categorie daders, samen met justitie-, zorg- en gemeentelijke partners, altijd zal proberen kansen voor gedragsverandering te benutten om de kans op recidive op lange termijn te verminderen. Daarnaast blijf ik werken aan het (door)ontwikkelen van het juiste instrumentarium voor de aanpak van deze hardnekkige groep.
Het is van belang dat de hardnekkige groep daders niet verder groeit. Daarom is de inzet gericht op het voorkomen dat jonge daders uitgroeien tot geharde criminelen. Ook in de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg wordt hier aandacht voor gevraagd. Met de motie wordt verzocht met een pilot te onderzoeken of het instellen van een multidisciplinair toezichtteam daarbij van meerwaarde kan zijn. Graag informeer ik u over de voortgang van de uitvoering van de motie. Naar aanleiding van gesprekken met de reclassering heb ik geconstateerd dat er meerdere met de motie vergelijkbare initiatieven tussen ketenpartners lopen. Een voorbeeld hiervan is het project Straatkracht. In het licht van de motie bezie ik of dit initiatief kan worden uitgebreid. Aangezien het project zich specifiek richt op jongeren die via het jeugdstrafrecht bij de jeugdreclassering komen, ga ik binnenkort in gesprek over de verbinding met de volwassenenreclassering en de doelgroep 18+ om mede via dit project inzicht te krijgen in de meerwaarde van een multidisciplinair toezichtteam.
Project «Straatkracht»
Het project Straatkracht in Amsterdam richt zich op jongeren die dreigen af te glijden naar de georganiseerde criminaliteit. In het project wordt gewerkt aan een verbeterde aanpak door de jeugdreclassering. Daarbij wordt ingezet op beter zicht krijgen op deze jongeren door bestaande kennis over risicofactoren aan te vullen met ervaringen uit dit project. Deze kennis wordt gedeeld met betrokken ketenpartners, OM, politie, Raad voor de Kinderbescherming, (jeugd)reclassering, jongerenwerk en het gemeentelijk wijkteam. Een binnenkring van praktijkprofessionals werkt intensief samen op casusniveau. Zij worden gecoacht door leefwereldexperts.18 De buitenkring wordt gevormd door ketenpartners uit de regio. Zij worden betrokken bij leersessies, expertsessies en samenwerkingssessies. Met een actieonderzoek worden werkzame elementen van de aanpak onderzocht en beschreven. Het gaat hierbij om elementen in de begeleiding van jongeren, inzet van zorg en hulp en samenwerking tussen relevante partijen. De resultaten van het project worden begin 2022 verwacht.
2. Toezeggingen
In dit laatste hoofdstuk ga ik in op enkele toezeggingen die eveneens betrekking hebben op het werkveld van (onder andere) de reclassering: elektronische monitoring en de aandacht voor antisemitisme bij het reclasseringswerk.
2.1. Elektronische monitoring
In 2019 hebben drie kort op elkaar volgende storingen in het systeem van Elektronische monitoring (EM) plaatsgevonden. Op 11 juni 2019 heeft uw Kamer een brief ontvangen waarin een aantal maatregelen werd aangekondigd om de uitvoering van EM te verbeteren.19 In het daaropvolgende debat over het misbruik van Elektronisch Toezicht op 12 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 92, item 3) is toegezegd uw Kamer over de voortgang te informeren. Ik kan uw Kamer melden dat sinds begin mei jl. alle dragers zijn aangesloten op een nieuwe enkelband. Bij de aanschaf van de nieuwe enkelband, waarvoor de aanbestedingsprocedure in 2019 reeds liep, is ingezet op een stabielere netwerkverbinding en een stevigere enkelband.
De stabiliteit van het systeem is op een aantal punten verbeterd ten opzichte van het oude systeem en de eerste ervaringen met het nieuwe systeem zijn positief. De lessen uit de evaluaties en root cause analysis (RCA) van de storingen van 2019 zijn benut bij de totstandkoming van het nieuwe systeem. De regie op de uitvoering van onderhoud is bijvoorbeeld verbeterd door het aantal bij de uitvoering van EM betrokken externe partijen terug te brengen en strakkere afspraken te maken met de leverancier over de autorisatie van onderhoudswerkzaamheden.20 Met het gebruik van twee simkaarten in de enkelband (zgn. «dual-sim» systeem) is bovendien een stabielere netwerkverbinding gerealiseerd. Gelet op de ingebruikname van de nieuwe enkelbanden acht ik een aanvullende technische analyse op het oude systeem, zoals was aangekondigd, niet langer opportuun.
De nieuwe enkelband voldoet ook aan de door mij verhoogde eisen ten aanzien van de stevigheid van de band. Dit maakt de enkelband moeilijker te saboteren. De enkelband blijft veruit in de meeste gevallen al waar die hoort, om de enkel van de drager, maar elke sabotage is er een teveel. Om beter zicht te krijgen op de groep saboteurs is, zoals aangekondigd, strafrechtelijke informatie van een deel van de saboteurs uit 2019 bestudeerd. Hieruit blijkt dat de groep saboteurs divers is als het gaat om het delict en de modaliteit in het kader waarvan zij een enkelband droegen. De ontwikkelingen ten aanzien van enkelbandsabotage zullen nauwgezet worden gevolgd en indien de cijfers daar aanleiding toe geven, zal worden nagegaan of met ingebruikname van de nieuwe band een ander beeld is ontstaan.21
2.2. Aandacht voor antisemitisme bij reclasseringstaken
In het notaoverleg van 1 juli 2020 (Kamerstuk 35 164, nr. 13) over de aanpak van antisemitisme is toegezegd dat ik hierover in gesprek zouden gaan met de reclassering. Dit is inmiddels gebeurd. Hierover kan ik melden dat bij de uitvoering van reclasseringstaken altijd expliciet aandacht is voor het specifieke delict gedrag waarvoor iemand is veroordeeld. Hierbij is nadrukkelijk maatwerk geboden, zodat de motiverende gesprekken aansluiten bij het voorkomen van herhaling van soortgelijk ongewenst gedrag. Dit geldt voor antisemitisme, maar ook meer in het algemeen voor veroordelingen wegens misdrijven met bijvoorbeeld een racistisch motief.
Tot slot
De reclassering zet – in vervolg op de inzichten uit diverse onderzoeken – stevig in op het verbeteren en intensiveren van de maatwerkaanpak en multidisciplinaire ketensamenwerking. Ik heb vertrouwen in de professionaliteit van de reclassering en andere betrokkenen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Kamerstuk 29 270, nr. 142.↩︎
Kamerstuk 29 270, nr. 145.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Kamerstukken 29 911 en 29 279, nr. 289.↩︎
In het onderzoek worden alleen conclusies getrokken ten aanzien van de samenhang met recidive en niet ten aanzien van causaliteit. Derhalve zijn er ook alternatieve verklaringen mogelijk voor deze bevindingen.↩︎
S. Boschman e.a., Re-integratiebeleid en recidive: lessen uit internationaal onderzoek, WODC, 2021. Aan uw Kamer aangeboden bij Kamerstuk 29 279, nr. 655.↩︎
J. Bosker e.a., Effectieve werkwijzen in reclasseringstoezicht. Een systematisch literatuuroverzicht, Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht 2020.↩︎
In de in 2020 herijkte OM aanwijzingen is vastgelegd dat het OM in beginsel alleen bijzondere voorwaarden vordert als de reclassering hierover heeft geadviseerd.↩︎
Voorbeelden wat wetenschappelijk onderbouwde methodieken die toezichthouders gebruiken zijn het Risk-Need-Responsivity model (RNR-model) en cognitieve gedragstherapie.↩︎
Met de inwerkingtreding van de Wet USB ligt deze afweging meer dan voorheen bij de reclassering zelf. Zie ook de ambitie «Kwalitatief emanciperen» uit de kijk op reclasseren «Grenzen stellen, krachten benutten», Bijlage bij Kamerstuk 29 270, nr. 143.↩︎
De inzet van vrijwilligers bij het toezicht is één van de vijf ambities uit de kijk op reclasseren «Grenzen stellen, krachten benutten», Bijlage bij Kamerstuk 29 270, nr. 143.↩︎
Een deel van de ex-gedetineerden komt, afhankelijk van de strafmodaliteit, na detentie onder reclasseringstoezicht te staan.↩︎
Kamerstuk 29 270, nr. 144. De basisvoorwaarden, zaken die een burger nodig heeft om goed te functioneren in de samenleving, zijn: werk/inkomen, onderdak, schuldaanpak, zorg(verzekering) en identiteitsbewijs.↩︎
Begin deze zomer is uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van het bestuurlijk akkoord geïnformeerd. Zie Kamerstuk 29 279, nr. 655.↩︎
Er is in het onderzoek niet gekeken naar specifieke gedragsinterventies, maar alleen naar deelname aan enige gedragsinterventie.↩︎
B. Rovers en C. Fijnaut, De aanpak van overvallen en overvallers in de jaren 2011–2016. Een gegronde beschouwing over de resultaten en vooruitzichten, 2016.↩︎
Leefwereldexperts zijn ervaringsdeskundigen die bekend zijn met de leefwereld van de jongeren.↩︎
Kamerstukken 29 279 en 24 587, nr. 521.↩︎
De hosting van het systeem en de 24-uurs monitoring worden nu door de DV&O uitgevoerd in plaats van door een externe partij.↩︎
Sabotage is niet uit te sluiten omdat een enkelband geen gevaar mag vormen voor een drager en derhalve moet kunnen worden verwijderd in geval van een medische noodsituatie.↩︎