[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het bericht ‘Rechtelijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe’

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D32129, datum: 2021-09-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-3926).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z12520:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3926

Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Rechtelijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe» (ingezonden 2 juli 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3506.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Rechterlijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u een inschatting maken van wat in de dagelijkse praktijk de gevolgen van deze uitspraak zijn voor agrarische ondernemers?

Antwoord 2

Zoals ik eerder in de beantwoording van de vragen van het lid Boswijk (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 3584)2 heb aangegeven, oordeelde de rechtbank dat in de lokale en concrete situatie de provincie Drenthe onvoldoende invulling heeft gegeven aan de eigen onderzoeksplicht, als bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. Volgens de rechter is onvoldoende door de provincie aangetoond dat op grond van objectieve gegevens op voorhand kan worden uitsloten dat de drainage en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van een Natura 2000-gebied geen negatieve significante effecten kan hebben voor het betrokken gebied. Die zekerheid is wel vereist om af te kunnen zien van een vergunningstoets op grond van de Wet natuurbescherming. De provincie is het bevoegde gezag in deze zaak en heeft besloten in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. Het past mij om het vervolg van deze concrete rechtsgang af te wachten, voordat ik tot een interpretatie van deze kwestie kan komen en kan bepalen welke stappen nodig zijn om de impact in kaart te brengen.

Vraag 3

Deelt u de mening van Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland dat de rechter hiermee op de stoel van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gaat zitten? Kunt u uw reactie onderbouwen?

Antwoord 3

Het Ctgb voert een wetenschappelijke risicobeoordeling uit aan de hand van Europees geharmoniseerde beoordelingsmethodieken. Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen toegelaten in Nederland als toepassing volgens voorschriften veilig is voor mens, dier en milieu. De betreffende rechtszaak gaat over de invulling van het beoordelen van eventuele negatieve effecten van drainage en gewasbeschermingsmiddelen in de lokale en concrete situatie in de omgeving van het Natura 2000-gebied in Drenthe.

Vraag 4

Verwacht u dat hiermee alle werkzaamheden, zoals de tuin sproeien of de auto wassen, vergunningsplichtig zijn?

Antwoord 4

Nee, dat verwacht ik niet. Alleen activiteiten die significant schadelijke gevolgen kunnen hebben voor instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden, zijn vergunningplichtig op grond van de in de Wet natuurbescherming geïmplementeerde Habitatrichtlijn.

Vraag 5

Is het voorzorgsprincipe van de natuurbeschermingswet dermate leidend dat in potentie elk denkbaar gevolg uitgesloten moet worden?

Antwoord 5

Nee. Vereist is dat redelijke wetenschappelijke twijfel over het uitblijven van schade aan de natuur is uitgesloten.

Vraag 6

Bent u bereid het voorzorgsprincipe in de wet Natuurbescherming aan te passen zodat dit aansluit bij realistische gevolgen van werkzaamheden?

Antwoord 6

Het voorzorgsbeginsel vloeit voort uit de Habitatrichtlijn en de daarover gevormde Europese jurisprudentie en werkt dus door in toepassing van de Wet natuurbescherming.


  1. LTO Nederland, 22 juni 2021, «Rechterlijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe», https://www.lto.nl/rechterlijke-uitspraak-maakt-van-natuurvoorzorgsprincipe-het-verlammingsprincipe/↩︎

  2. Detail 2021D29405 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎