[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Hammelburg over het bericht 'Partnerverlof nadeliger voor laagste inkomens'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D33067, datum: 2021-09-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-4011).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z14443:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

4011

Vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Hammelburg (beiden D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Partnerverlof nadeliger voor laagste inkomens» (ingezonden 20 augustus 2021).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 september 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Partnerverlof nadeliger voor laagste inkomens»?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht.

Vraag 2, 4

Wat vindt u ervan dat de vormgeving van het partnerverlof ook in verhouding nadeliger uitpakt voor mensen met een lager inkomen?

Kunt u bevestigen dat dit netto verschil voor de verschillende inkomensgroepen wordt veroorzaakt door de arbeidskorting?

Antwoord 2, 4

Het geboorteverlof, in het spraakgebruik ook wel partnerverlof genoemd, bestaat uit een week met volledige betaling van het loon door de werkgever gevolgd door vijf weken aanvullend geboorteverlof met een uitkering van 70 procent van het brutodagloon (met een maximum van 70 procent van het maximum dagloon). Het aanvullend geboorteverlof wordt uitgevoerd door het UWV. Het artikel van NRC gaat in op de inkomensgevolgen bij opname van het aanvullend geboorteverlof. Het relatieve verschil in netto-uitkomsten voor verschillende inkomstengroepen bij de opname van aanvullend geboorteverlof is voornamelijk het gevolg van de vormgeving van fiscale regelingen zoals de arbeidskorting, en de maximering van de uitkering voor hoge inkomens.

Voor inkomens onder de maximale uitkering worden de netto-uitkomsten bepaald door de marginale druk in het belastingstelsel die varieert in het inkomensgebouw. Dat betekent dat inkomensschommelingen netto verschillend uitwerken voor verschillende inkomensgroepen. Bij een relatief lage marginale druk leidt een stijging van het brutoinkomen tot een hogere netto inkomensstijging dan bij een relatief hoge marginale druk. Bij een inkomensterugval, bijvoorbeeld door de opname van aanvullend geboorteverlof geldt dus dat het inkomen netto relatief sterk daalt. Het is hierbij echter van belang dat de bestedingsmogelijkheden van veel huishoudens niet enkel worden bepaald door hun inkomen uit arbeid minus de te betalen belastingen, er kan immers ook sprake zijn van inkomensafhankelijke toeslagen. Zo kan een tijdelijke verlaging van inkomen van een partner als gevolg van de keuze om geboorteverlof op te nemen gedeeltelijk worden gecompenseerd door hogere toeslagen.

Het inkomstenverlies bij de opname van aanvullend geboorteverlof is relatief het hoogst voor de hogere inkomensgroepen. Dit komt door de maximering van de uitkering voor het aanvullend geboorteverlof op 70% van het maximum (bruto)dagloon. Een kleiner deel van het inkomstenverlies wordt hierdoor gecompenseerd. Het inkomensverlies is daarnaast relatief hoger voor mensen met een inkomen tot ongeveer het wettelijk minimumloon. Dat hangt samen met de vormgeving van de arbeidskorting. Tot het wettelijk minimumloon bouwt de arbeidskorting op met het inkomen, en zorgt daarmee voor een aanzienlijke stimulans om meer uren te werken. Hierdoor ligt het marginale belastingtarief relatief laag voor deze inkomens. Een brutostijging van het inkomen zorgt daarmee voor een relatief grote netto-stijging en maakt dat het loont om meer (uren) te werken. Als het brutoinkomen daalt, zoals het geval is bij opname van aanvullend geboorteverlof, heeft dit als effect dat het netto-inkomen ook relatief sterk daalt.

Voor mensen met een modaal inkomen is de netto-daling van het inkomen bij de opname van aanvullend geboorteverlof het laagst: de uitkering aan deze inkomensgroep wordt niet beperkt door het maximum dagloon, terwijl het marginale belastingtarief voor deze groep relatief hoog is waardoor het netto inkomen relatief beperkt afneemt als het brutoinkomen daalt.

In het antwoord op vragen 5 en 8 wordt het precieze inkomstenverlies voor verschillende huishoudens weergegeven. Bij de lagere inkomensgroepen is de inkomensdaling relatief hoog voor huishoudens met een inkomen tussen het wettelijk minimumloon en 110% van het wettelijk minimumloon. Dit komt vooral voor bij alleenverdieners in deze groep. Bij tweeverdieners blijft de achteruitgang beperkt doordat het inkomen van de moeder gelijk blijft. Bij een alleenstaande moeder wordt geen geboorteverlof opgenomen.

Van de circa 170.000 huishoudens waarin in 20182 een kind geboren werd viel een zeer beperkt aantal (ongeveer 1000 huishoudens) onder deze groep alleenverdieners met een inkomen tussen wettelijk minimumloon en 110% van het wettelijk minimumloon.

Vraag 3

Kloppen de cijfers die NRC uit de rekentool van berekenhet.nl heeft gehaald?

Antwoord 3

De door NRC gepresenteerde cijfers zijn feitelijk correct. NRC heeft echter de keuze gemaakt om het inkomensverlies door het geboorteverlof op wekelijkse basis te berekenen, waardoor enkel wordt gekeken naar het arbeidsinkomen van de partner. Om een volledig beeld van de financiële gevolgen voor mensen die het aanvullend geboorteverlof gebruiken en hun huishouden te laten zien, dienen de financiële gevolgen op jaarbasis te worden beschouwd. Belastingen en toeslagen worden immers over het jaarinkomen berekend. De focus op weekbedragen in de berekeningen van NRC laat de compenserende invloed van toeslagen buiten beschouwing.

Daarnaast gaan de rekenvoorbeelden van het NRC uit van de situatie van een alleenverdiener, terwijl in de meerderheid van de huishoudens die in aanmerking komen voor aanvullend geboorteverlof beide ouders werken. Voor een volledig inzicht in de financiële gevolgen van het opnemen van aanvullend geboorteverlof moeten alle relevante inkomensstromen van het huishouden worden bezien. Voor een volledige analyse moeten verschillende huishoudkenmerken worden meegenomen. Dit is bijvoorbeeld van belang voor het bepalen van eventueel recht op inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen.

Vraag 5, 8

Kunt u in een tabel voor verschillende jaarinkomens aangeven wat precies het netto verschil is in inkomen als volledig gebruik wordt gemaakt van het partnerverlof?

Kunt u voor een aantal voorbeeldhuishoudens aangeven wat het voor het totale netto gezinsinkomen betekent als volledig gebruik wordt gemaakt van het partnerverlof en straks door beide partners van het betaald ouderschapsverlof?

Antwoord 5, 8

In de volgende grafieken vindt u de gevolgen van het opnemen van vijf weken aanvullend geboorteverlof door de meestverdienende partner. In Figuur 3 is daarbovenop betaald ouderschapsverlof door beide ouders voor negen weken opgenomen. In de figuren worden de effecten op het besteedbaar inkomen (netto-inkomen inclusief zorgkosten en kindregelingen) en het gezinsinkomen voor een aantal voorbeeldhuishoudens gegeven.

De huishoudsamenstellingen in deze voorbeelden zijn gekozen om de meest duidelijke inkomenseffecten in beeld te brengen. In de voorbeelden met tweeverdieners is de aanname gehanteerd dat de meestverdienende partner gebruik maakt van het aanvullend geboorteverlof.

In de bijlage vindt u tabellen met een nadere uitsplitsing van het brutonetto traject van de meeste huishoudens in deze grafieken.

Vraag 6, 9

Kunt u aangeven bij welke vormen van verlof voor jonge ouders wel en niet de arbeidskorting kan worden toegepast? Wordt het verschil veroorzaakt door het niet kunnen toepassen van de arbeidskorting of door de op- en afbouw van de arbeidskorting?

Maakt het uit of het partner- of ouderschapsverlof via de werkgever wordt betaald of wordt aangevuld door de werkgever of dat het wordt uitbetaald door het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voor het bepalen van het toetsingsinkomen en het toepassen van de arbeidskorting?

Antwoord 6, 9

De arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen. Het arbeidsinkomen bestaat uit hetgeen met tegenwoordige arbeid is genoten uit winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden. Daarnaast worden onder andere uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en aanvullingen daarop door de werkgever tot het arbeidsinkomen gerekend. Voor ouders gaat het dan over uitkeringen bij zwangerschaps- en bevallingsverlof, (aanvullend) geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof en vanaf 2 augustus 2022 betaald ouderschapsverlof. Maar ook (gedeeltelijke) loondoorbetaling door de werkgever zoals bij calamiteitenverlof en kort- en langdurend zorgverlof worden tot het arbeidsinkomen gerekend.

Het maakt niet uit of de uitkering wordt aangevuld of betaald door de werkgever of wordt uitbetaald door het UWV. In beide gevallen wordt de uitkering tot het arbeidsinkomen gerekend. Verschillen in netto-inkomen worden dus niet veroorzaakt doordat de arbeidskorting niet kan worden toegepast, deze wordt namelijk wel toegepast, maar de verschillen worden veroorzaakt door de op- en afbouw van de arbeidskorting.

Vraag 7

Wat betekent het opnemen van het partnerverlof en straks het betaald ouderschapsverlof voor het toetsingsinkomen voor toeslagen?

Antwoord 7

Het opnemen van geboorteverlof of het ouderschapsverlof zorgt in de meeste gevallen voor een verlaging van het belastbaar inkomen en daarmee ook het toetsingsinkomen. Dit kan het gevolg hebben dat huishoudens een (hoger) recht op toeslagen krijgen. In de voorbeeldberekeningen in het antwoord op vragen 5 en 8 blijkt dit uit een toename van het recht op het kindgebonden budget (in de tabellen onderdeel van kindregelingen) en zorgtoeslag (in de tabellen onderdeel van netto zorgkosten). Werkgevers en werknemers kunnen ook afspraken maken om het geboorteverlof of betaald ouderschapsverlof aan te vullen, in deze gevallen daalt het toetsingsinkomen minder of zelfs niet.

Vraag 10

Welke mogelijkheden ziet u om het verschil tussen netto en bruto bij het opnemen van partnerverlof door laagste inkomens te verkleinen?

Antwoord 10

In theorie zijn er twee mogelijkheden om het verschil tussen netto en bruto bij het opnemen van aanvullend geboorteverlof door de laagste inkomens te verkleinen. Eerste mogelijkheid is het verhogen van de uitkering. Hierdoor wordt de inkomensdaling verminderd. Het kabinet is echter van mening dat een uitkering van 70% van het dagloon (tot 70% van het maximum dagloon) een toereikende tegemoetkoming is in de kosten van het opnemen van verlof in verband met de geboorte van een kind. Daarbij is het kabinet van mening dat ouders ook een eigen verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen in de financiële gevolgen bij opname van aanvullend geboorteverlof. Werkgevers kunnen ook de uitkering aanvullen, waardoor er geen of minder inkomensdaling optreedt. De rijksoverheid doet dit bijvoorbeeld voor het eigen personeel.

De Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) wordt op dit moment geëvalueerd. Daarbij wordt ook gekeken naar de mate waarin verschillende inkomensgroepen gebruik maken van het geboorteverlof. De evaluatie zal eind dit jaar of begin volgend jaar naar uw Kamer worden gestuurd, en kan mogelijk voor een volgend kabinet aanleiding zijn om opnieuw naar de hoogte van de uitkering te kijken.

Tweede mogelijkheid is het verkleinen van (verschillen in) de marginale druk in het belastingstelsel. Dat betreft echter een stelselwijziging met grote budgettaire en economische effecten die ver buiten de scope van het aanvullend geboorteverlof reiken.

Bijlage met brutonettotrajecten

In deze tabellen worden de kindregelingen en zorgtoeslag (als onderdeel van netto zorgkosten) toegerekend aan de partner, terwijl deze in een meerpersoonshuishouden in de praktijk aan het huishouden worden toegekend.

De moeder in deze voorbeelden heeft een kind gekregen. De partner heeft recht op (aanvullend) geboorteverlof. Beiden hebben recht op betaald ouderschapsverlof vanaf augustus 2022.

bruto inkomen na premies volksverzekeringen (1) 21.337 21.337 31.483 31.483 35.266 35.266 69.487 69.487
inkomstenderving door aanv. geboorteverlof (2) 0 2.044 0 3.016 0 3.378 0 6.656
uitkering voor aanv. geboorteverlof (3) 0 1.431 0 2.111 0 2.365 0 2.737
belastbaar inkomen (4=1–2+3) 21.337 20.724 31.483 30.578 35.266 34.252 69.487 65.568
loonheffing (5) 7.916 7.688 11.680 11.345 13.084 12.708 25.901 24.326
heffingskortingen (6=7+8+9) 6.892 6.733 6.686 6.716 6.561 6.594 2.554 2.965
w.v. algemene heffingskorting1 (7) 3.198 3.216 2.592 2.646 2.366 2.426 379 555
w.v. arbeidskorting (8) 3.694 3.517 4.094 4.070 4.195 4.168 2.175 2.410
w.v. iack2 (9) 0 0 0 0 0 0 0 0
te betalen belasting (10=5–6) 1.024 955 4.994 4.629 6.523 6.113 23.347 21.361
kindregelingen3 (11) 4.407 4.407 4.407 4.407 4.407 4.407 2.339 2.603
netto zorgkosten4 (12) 836 836 2.147 2.024 2.660 2.523 3.324 3.324
besteedbaar inkomen (13=4–10+11–12) 23.883 23.339 28.749 28.333 30.489 30.023 45.155 43.487
verschil – 2,3% – 1,4% – 1,5% – 3,7%

1 Inclusief de algemene heffingskorting die wordt overgedragen aan de minstverdienende partner

2 Inkomensafhankelijke combinatiekorting

3 De kindregelingen bestaan uit de kinderbijslag en het kindgebonden budget als het huishouden hier recht op heeft.

4 De netto zorgkosten bestaan uit de nominale VWS-zorgpremie en het gemiddelde bedrag dat huishoudens voor het eigen risico betalen. Dit bedrag wordt verminderd met de zorgtoeslag als het huishouden hier recht op heeft.

bruto inkomen na premies volksverzekeringen (1) 10.668 21.337 21.337 12.802 25.395 25.395
inkomstenderving door aanv. geboorteverlof (2) 0 0 2.044 0 0 2.432
uitkering voor aanv. geboorteverlof (3) 0 0 1.431 0 0 1.703
belastbaar inkomen (4=1–2+3) 10.668 21.337 20.724 12.802 25.395 24.666
loonheffing (5) 3.958 7.916 7.688 4.750 9.422 9.151
heffingskortingen (6=7+8+9) 4.093 6.513 6.354 4.951 6.509 6.533
w.v. algemene heffingskorting (7) 2.837 2.819 2.837 2.837 2.577 2.620
w.v. arbeidskorting (8) 624 3.694 3.517 1.238 3.932 3.912
w.v. iack (9) 632 0 0 876 0 0
te betalen belasting (10=5–6) 0 1.403 1.334 0 2.913 2.618
kindregelingen (11) 0 4.407 4.407 0 4.407 4.407
netto zorgkosten (12) 1.662 556 472 1.662 1.396 1.297
besteedbaar inkomen (13=4–10+11–12) 9.007 23.785 23.324 11.140 25.493 25.157
huishoudinkomen 32.792 32.330 36.633 36.297
verschil – 1,4% – 0,9%
bruto inkomen na premies volksverzekeringen (1) 17.737 35.266 35.266 17.737 69.487 69.487
inkomstenderving door aanv. geboorteverlof (2) 0 0 3.378 0 0 6.656
uitkering voor aanv. geboorteverlof (3) 0 0 2.365 0 0 2.737
belastbaar inkomen (4=1–2+3) 17.737 35.266 34.252 17.737 69.487 65.568
loonheffing (5) 6.581 13.084 12.708 6.581 25.901 24.326
heffingskortingen (6=7+8+9) 6.936 6.182 6.215 6.936 2.175 2.586
w.v. algemene heffingskorting (7) 2.837 1.987 2.047 2.837 0 176
w.v. arbeidskorting (8) 2.658 4.195 4.168 2.658 2.175 2.410
w.v. iack (9) 1.441 0 0 1.441 0 0
te betalen belasting (10=5–6) 0 6.902 6.492 0 23.726 21.740
kindregelingen (11) 0 3.452 3.520 0 2.181 2.181
netto zorgkosten (12) 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662
besteedbaar inkomen (13=4–10+11–12) 16.075 30.153 29.618 16.075 46.280 44.347
huishoudinkomen 46.229 45.694 62.355 60.422
verschil – 1,2% – 3,1%
bruto inkomen na premies volksverzekeringen (1) 10.668 10.668 21.337 21.337 12.802 12.802 25.395 25.395
inkomstenderving door ouderschapsverlof (2) 0 1.839 0 3.679 0 2.207 0 4.378
uitkering voor ouderschapsverlof (3) 0 920 0 1.839 0 1.104 0 2.189
belastbaar inkomen (4=1–2+3) 10.668 9.749 21.337 19.497 12.802 11.698 25.395 23.206
loonheffing (5) 3.958 3.617 7.916 7.234 4.750 4.340 9.422 8.609
heffingskortingen (6=7+8+9) 4.093 3.810 6.513 6.001 4.951 4.507 6.509 6.581
w.v. algemene heffingskorting (7) 2.837 2.837 2.819 2.837 2.837 2.837 2.577 2.708
w.v. arbeidskorting (8) 624 447 3.694 3.164 1.238 920 3.932 3.874
w.v. iack (9) 632 526 0 0 876 749 0 0
te betalen belasting (10=5–6) 0 0 1.403 1.232 0 0 2.913 2.028
kindregelingen (11) 0 0 4.407 4.407 0 0 4.407 4.407
netto zorgkosten (12) 1.662 1.662 556 181 1.662 1.662 1.396 949
besteedbaar inkomen (13=4–10+11–12) 9.007 8.087 23.785 22.491 11.140 10.037 25.493 24.635
huishoudinkomen 32.792 30.578 36.633 34.672
verschil – 6,8% – 5,4%
bruto inkomen na premies volksverzekeringen (1) 1.7737 1.7737 35.266 35.266 17.737 17.737 69.487 69.487
inkomstenderving door ouderschapsverlof (2) 0 3.058 0 6.080 0 3.058 0 11.981
uitkering voor ouderschapsverlof (3) 0 1.529 0 2.513 0 1.529 0 2.513
belastbaar inkomen (4=1–2+3) 17.737 16.208 35.266 31.699 17.737 16.208 69.487 60.020
loonheffing (5) 6.581 6.013 13.084 11.760 6.581 6.013 25.901 22.267
heffingskortingen (6=7+8+9) 6.936 6.321 6.182 6.300 6.936 6.321 2.175 3.250
w.v. algemene heffingskorting (7) 2.837 2.837 1.987 2.200 2.837 2.837 0 507
w.v. arbeidskorting (8) 2.658 2.218 4.195 4.100 2.658 2.218 2.175 2.743
w.v. iack (9) 1.441 1.266 0 0 1.441 1.266 0 0
te betalen belasting (10=5–6) 0 0 6.902 5.461 0 0 23.726 19.017
kindregelingen (11) 0 0 3.452 3.796 0 0 2.181 2.181
netto zorgkosten (12) 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662 1.662
besteedbaar inkomen (13=4–10+11–12) 16.075 14.546 30.153 28.372 16.075 14.546 46.280 41.522
huishoudinkomen 46.229 42.918 62.355 57.597
verschil – 7,2% –7,6%

  1. NRC, 20 augustus 2021, https://www.nrc.nl/nieuws/2021/08/19/partnerverlof-nadeliger-voor-laagste-inkomens↩︎

  2. Cijfers op basis van ramingen uit microsimulatiemodel MIMOSI.↩︎