[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Boswijk over de uitspraak van de rechter in Overijssel over bemesten en beweiden op 29 juli 2021 (AwB19/1185 en AWB 20/186)

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D33327, datum: 2021-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-4045).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z14186:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

4045

Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitspraak van de rechter in Overijssel over bemesten en beweiden op 29 juli 2021 (AwB19/1185 en AWB 20/186) (ingezonden 10 augustus 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 september 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat er inmiddels tal van rechtszaken met betrekking tot de vergunningen op basis van de Wet natuurbescherming lopen, onder andere over handhaven PAS-melders, stalsystemen, beweiden en bemesten en dat deze rechtszaken spelen in verschillende provincies en bij verschillende rechtbanken? Kunt u aangeven in hoeverre en op welke wijze er coördinatie plaatsvindt tussen provincies en het Rijk over al deze rechtszaken? Indien hier geen sprake van is, zou dat volgens u wel gewenst zijn?

Antwoord 1

Ik ben bekend met de verscheidene rechtszaken die momenteel lopen. De provincies en het Rijk hebben maandelijks structureel overleg op verschillende niveaus over deze uitspraken. Daarnaast is er in dit kader regelmatig contact met het Interprovinciaal Overleg (IPO). Ik onderstreep dus het belang van structurele kennisuitwisseling met de provincies en het gezamenlijk optrekken in rechtszaken en acteren op jurisprudentie.

Vraag 2

Klopt het dat de rechter in Overijssel bij de casus over bemesten en beweiden oordeelde dat als activiteit planologisch was toegestaan op de referentiedatum er sprake kan zijn van voortgezet gebruik? Deelt u de constatering dat in bijna alle bestemmingsplannen deze handelingen (bemesten en beweiden) op agrarische gronden zijn toegestaan en dat, als de betreffende gronden continu in agrarisch gebruik zijn, bemesten en beweiden vrijgesteld kunnen worden van de vergunningplicht?

Antwoord 2

De rechter in Overijssel heeft geoordeeld dat voor bemesten en beweiden geldt dat wanneer deze activiteit planologisch was toegestaan op de referentiedatum er sprake kan zijn van vrijstelling van de vergunningplicht. Ik deel daarom de constatering dat voor de meeste gronden die continu in agrarisch gebruik zijn, beweiden en bemesten vrijgesteld kunnen worden van de vergunningplicht. Hiervoor dient een wijziging in grondgebruik echter niet te hebben geleid tot een significante toename in depositie op Natura 2000-gebieden. Het is mij echter niet bekend in hoeverre agrarisch gebruik in bestemmingsplannen reeds op de referentiedatum was toegestaan.

Vraag 3 en 4

Klopt het dat de rechter in Overijssel aangaf dat in deze casus het feitelijk onvoldoende onderbouwd is dat het agrarisch gebruik niet structureel veranderd is? Hoe verhoudt deze uitspraak zich ten opzichte van uw eigen uitspraken in eerdere brieven aan de Kamer waarin u aangaf dat u bemesten en beweiden vergunningsvrij wil houden en samen met de provincies naar een oplossing wilt zoeken?

Bent u nog steeds van mening dat er geen vergunningplicht moet komen voor bemesten en beweiden? Is er al een oplossingsrichting en/of onderbouwing beschikbaar om bemesten en beweiden vergunning vrij te houden? Zo nee, hoe lang duurt het nog voor dat deze oplossingsrichting er is?

Antwoord 3 en 4

De rechtbank is inderdaad van oordeel dat alleen een vrijstelling van de vergunningplicht geldt als de betrokken activiteit ongewijzigd wordt voortgezet sinds de Europese referentiedatum. In eerdere brieven aan uw Kamer heb ik betoogd dat een vergunningplicht voor beweiden en bemesten in de meeste gevallen niet nodig is. Zie voor de onderbouwing daarvan de bijlage van de Kamerbrief betreffende het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek (Kamerstuk 35 334, nr. 39).1

Ik ben daarom nog steeds van mening dat als een project is gewijzigd, maar niet meer stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied veroorzaakt dan op de Europese referentiedatum, significante gevolgen voor dat gebied kunnen worden uitgesloten, zodat ook dan geen vergunning nodig is.

Wel is het zo dat er uitzonderingssituaties zijn waarbij er de mogelijkheid bestaat van een depositietoename ten opzichte van de Europese referentiedatum. Het Rijk en de provincies zijn deze situaties op dit moment in kaart aan het brengen. Op grond hiervan zal duidelijk worden in welke gevallen er getoetst moet worden of er een depositiestijging plaatsvindt. Hiermee wordt de redeneerlijn, zoals deze in eerdere brieven aan de Kamer is toegelicht, kracht bij gezet.

Vraag 5

Aan welke oplossingsrichting denkt u? Hoe denkt u over een generieke onderbouwing die beweiden of bemesten landelijk vrij stelt van de vergunningplicht? Hoe kijkt u aan tegen een handvat voor agrariërs zodat zij eenvoudig aan kunnen tonen dat er sprake is van voortgezet gebruik?

Antwoord 5

Zoals blijkt uit de beantwoording van vraag 3 en 4 streef ik er naar om te voorzien in een grotendeels generieke onderbouwing op basis waarvan kan worden aangenomen dat er geen vergunningplicht geldt voor beweiden en bemesten. Voor bemesten gelden er echter uitzonderingssituaties, in deze gevallen moet nog worden beoordeeld of er een vergunningplicht geldt.

De uitspraak in Overijssel laat zien dat het aantonen van «voortgezet gebruik» van belang is voor het toepassen van de redeneerlijn in de praktijk. Er moet nog worden gekeken hoe en in welke vorm dit inzichtelijk gemaakt kan worden voor agrariërs.

Vraag 6

Deelt u de constatering dat deze uitspraak ertoe kan leiden dat starten met weidegang of zelfs extra uren weidegang vergunningsplichtig worden op basis van de Wet natuurbescherming? Deelt u tevens de mening dat een dergelijk ontwikkeling veehouders huiverig zal maken om (meer) weidegang toe te passen? Brengt dat de doelstellingen van het convenant weidegang dat het Rijk ook heeft ondertekend in gevaar?2 Zo ja, wat gaat u er aan om weidegang te blijven stimuleren?

Antwoord 6

Omdat beweiden altijd een positief effect heeft op de emissie ten opzichte van de situatie waarbij de dieren op stal staan en de maatschappelijke gewenstheid daarvan, deel ik niet de constatering dat het starten van beweiden of extra uren weidegang vergunningplichtig wordt. Ik zal mij daarom blijven inzetten voor het promoten van deze activiteit.


  1. Kamerbrief over advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek over beweiden en bemesten | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  2. Duurzame Zuivelketen, 2012, «Convenant weidegang», https://www.duurzamezuivelketen.nl/onderwerpen/convenant-weidegang/↩︎