Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening voor Europese groene obligaties (Kamerstuk 22112-3184)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D35257, datum: 2021-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D35257).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z14631:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-15 10:00: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-24 14:00: Fiche: Verordening voor Europese groene obligaties (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-28 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D35257 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 24 september 2021 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 27 augustus 2021 toegezonden fiche: Verordening voor groene obligaties
(Kamerstuk 22 112, nr. 3184).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Verordening voor Europese groene obligaties. Zij delen de ambitie om investeringen in duurzame activiteiten te stimuleren door een kwalitatief goede en betrouwbare standaard te ontwikkelen voor duurzame, groene obligaties. Zij hebben hierbij aanvullende vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat instellingen de rapportages laten beoordelen door een externe partij die onder toezicht staat van de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA). In Nederland wordt dit de Auditdienst Rijk (ADR). De instelling die de Europese groene obligatie in Nederland uitgeeft, komt onder toezicht te staan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De kosten die de AFM maakt voor het toezicht worden middels de bestaande begrotingssystematiek doorberekend aan de sector. Kan het kabinet een inschatting geven van de verwachte toename in arbeidsintensieve lasten en kosten, wat betreft zowel de AFM als de ADR?
Verder delen deze leden de zorgen van het kabinet wat betreft de ruimte die het voorstel biedt in die zin dat obligaties pas vijf tot tien jaar na uitgifte hoeven te voldoen aan de taxonomiecriteria. Het kabinet stelt dat dit wenselijk is met het oog op investeringen met een langere horizon, maar dat hier ook misbruik van kan worden gemaakt doordat investeringen uiteindelijk (bewust) niet blijken te voldoen aan de eisen. Hiervoor zal het kabinet aandacht vragen bij de Commissie. Kan het kabinet toelichten wat hier de gewenste uitkomst is? Wil het kabinet de marge beperken, een toets invoeren die na een aantal jaar moet aangeven of de stempel «EuGB» daadwerkelijk van toepassing is, of enkel de zorgen onder de aandacht brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de D66
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de het fiche over de verordening voor Europese groene obligaties en hebben daar nog een aantal vragen bij.
De leden van de fractie van D66 lezen dat de Europese Commissie inzet op een «standaard met hoge eisen». Deze leden lezen daarnaast over het vrijwillige karakter van de standaard. De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij voornemens is minimumeisen aan groene obligaties te stellen bij toekomstige uitgifte van obligaties, bijvoorbeeld door de Staat.
De leden van de D66-fractie lezen dat een vrijwillige EU-standaard voor groene obligaties kan voorzien in een groeiende behoefte aan groene investeringen. Deze leden zien daarbij ook een risico van greenwashing. Daarom zijn zij voorstander van een inhoudelijke toets door de nationale bevoegde autoriteit. Gaat het kabinet enkel vragen om verduidelijking van het toezicht of gaat hij ook inzetten op een inhoudelijke toets door de nationaal bevoegde autoriteiten?
De leden van de fractie van D66 steunen het kabinet in de inzet om de mogelijkheden tot herfinanciering van groene obligaties te beperken. Deze leden worden graag op de hoogte gehouden van de vorderingen hieromtrent.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het voorstel van de Commissie steunt om in het geval van staatsobligaties de subsidies of belastingen te toetsen aan de taxonomie-criteria en sluiten zich hierbij aan. Deze leden onderschrijven het belang van de onafhankelijkheid van nationale accountants, zoals die in Nederland. Hoe wordt de onafhankelijkheid van deze nationale autoriteiten geborgd in het voorstel van de Commissie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
Met bezorgdheid hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van de verordening voor Europese groene obligaties. Zij vragen de Minister of het woord «groene obligatie» niet gewoon een woord is geworden voor marketing. Zij vragen de Minister of de brede reikwijdte van wat een «groene» obligatie is, de organisaties die ze uitgeven in staat stelt het opgehaalde kapitaal te gebruiken voor projecten ter bevordering van duurzaamheid, die in werkelijkheid slechts een minimale impact op het klimaat hebben. De leden van de SP-fractie vragen de Minister waar de klimaatrechtvaardigheid gevonden kan worden in deze verordening.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de standaard voor groene obligaties vrijwillig toepasbaar is. Zij vragen waarom instellingen bij de uitgifte van een groene obligatie de vrijheid behouden om te beslissen of ze deze groene obligaties uitgeven met gebruikmaking van de EU-standaard of een alternatieve marktstandaard.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de Commissie stelt dat overheden niet kunnen worden verplicht om te voldoen aan een standaard bij de uitgifte van groene staatsobligaties. Zij vragen de Minister wat een externe partij kan bijdragen aan de integriteit van de EU-groeneobligatiestandaard. De leden van de SP-fractie vragen zich af of een externe partij integriteit van de EU-standaard kan waarborgen als de Commissie dit zelf niet kan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga zouden graag meer duidelijkheid willen hebben over de verschillende standaarden waaraan groene obligaties moeten voldoen. Deze leden vrezen dat er een wirwar aan standaarden en externe partijen die rapportages controleren komt met shopgedrag als gevolg. Hierdoor wordt obligaties vergelijken voor een buitenstaander erg ingewikkeld. Ook zien de leden van de Groep Van Haga een mogelijke verschuiving op het gebied van kapitaal aantrekken.
De leden van de groep van Haga lezen dat groene obligaties uitgegeven kunnen worden met gebruikmaking van de EU-standaard of een alternatieve marktstandaard. Kan de Minister uitleggen wat en hoe groot de verschillen zijn wat duurzaamheidscriteria betreft tussen de groep alternatieve marktstandaard en de EU-standaard? Hoe groot zijn deze verschillen binnen de groep alternatieve marktstandaard?
Voor instellingen loont het om groene obligaties uit te geven onder een marktstandaard waaronder hun obligaties het best uit de bus komen. De leden van de Groep Van Haga vragen aan de Minister in hoeverre er rekening gehouden is met het shopgedrag dat veroorzaakt kan worden bij instellingen die groene obligaties uitgeven.
De leden van de Groep van Haga lezen dat het lastig is voor de uitgever van een staatsobligatie om de investeringen te toetsen aan de duurzaamheidscriteria uit de EU-taxonomie. Het is immers de ontvanger van een subsidie- of belastingprogramma die vaak de daadwerkelijke duurzame investering doet. Dit in tegenstelling tot instellingen die verplicht zijn bij groene obligaties rapportages te laten beoordelen door een externe partij die onder toezicht staat van de ESMA. Van een grote berg met geld is het makkelijk scheppen, vooral als het andermans geld is. Kan de Minister uitleggen hoe de controle verschilt van staatsobligaties ten opzichte van de controle die instellingen met groene obligaties ondergaan?
De leden van de Groep Van Haga vragen of er rekening is gehouden met het volgende scenario: bij het uitgeven van groene obligaties door instellingen is er een strenge controle via rapportages, hetgeen tevens de regeldruk verhoogt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat voorkomen wordt dat instellingen de groene obligaties links laten liggen en de subsidie- en belastingprogrammaroute prefereren om geld aan te trekken?