Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat het kabinet ondanks Kamermeerderheid nog geen verbod op homogenezing wil
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D35266, datum: 2021-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-33).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede namens: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede namens: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2021Z09587:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Gericht aan: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: J.P. Kwint, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
33
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het kabinet ondanks Kamermeerderheid nog geen verbod op homogenezing wil (ingezonden 2 juni 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens Minister van Justitie en Veiligheid en Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 24 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3232.
Vraag 1
Waarom weigert u zogenaamde homogenezing zo snel mogelijk strafbaar te stellen, ondanks dat hiervoor een Kamermeerderheid is?1
Antwoord 1
Het kabinet vindt het van groot belang dat inspanningen om iemands seksuele of genderidentiteit te veranderen effectief worden voorkomen en tegengegaan. Bij de vraag hoe dit het beste vorm kan krijgen gaat het om een zorgvuldige afweging, waarin grondrechten, waaronder de rechten van LHBTI-personen, centraal staan en waarin onderzocht wordt wat nodig is voor een effectieve bestrijding zoals is uiteengezet in de beleidsreactie op het onderzoek »Voor de verandering»2. Om die reden zal het kabinet een brede verkenning uitvoeren naar mogelijke, effectieve nadere maatregelen, inclusief de optie voor enige vorm van wettelijk verbod. Op grond van de uitkomsten van die verkenning kan een weloverwogen keuze worden gemaakt voor de wijze waarop conversietherapie het meest succesvol kan worden voorkomen en tegengegaan.
Vraag 2
Hoe gaat u «krachtig optreden» tegen activiteiten die zich richten op het veranderen van seksuele geaardheid en genderidentiteit? Op welke manier kunnen aanbieders van «homoconversie» nu aangepakt worden? Kunt u zonder wettelijk kader iets meer dan zeggen dat u het geen goed idee vindt?
Antwoord 2
Het voorspiegelen dat je kunt genezen van je seksuele gerichtheid of genderidentiteit is schadelijk voor je ontwikkeling en keuren wij af.
Om krachtig op te treden tegen dergelijke activiteiten, zet het kabinet in op drie terreinen: een gedragscode voor pastorale en levensbeschouwelijke ondersteuning, het oprichten van steunpunten en het uitvoeren van een verkenning naar mogelijkheden voor nadere maatregelen en regelgeving.
Indachtig het uitgangspunt dat mensen zich veilig moeten kunnen voelen en de ruimte moeten krijgen om zichzelf te zijn of te worden wie ze willen zijn, is het kabinet van oordeel dat elke poging of inspanning die er op gericht is om iemands seksuele voorkeur of genderidentiteit te veranderen is af te wijzen, omdat zij voor betrokkene schadelijk zijn.
Vraag 3
Waarom denkt u dat een gedragscode en steunpunten voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (lhbti’ers) voldoende gaat zijn? Hoe gaan deze gedragscode en steunpunten eruitzien en wanneer kan de Kamer deze verwachten? Welke indicatie heeft u om te denken dat een gedragscode datgene is wat nu ontbreekt? En hoe denkt u dat een therapeut, die ervan overtuigd is dat iemands seksuele geaardheid te behandelen is, in de praktijk om zal gaan met deze gedragscode? Gelooft
u nu echt dat dit ook maar iets uitmaakt? Zo niet, waarom doet u het dan? Indien dit wel zo is, op basis waarvan denkt u dit dan?
Antwoord 3
Wij zijn geschrokken van de soms indringende verhalen van de ervaringsdeskundigen in het onderzoek. Die verhalen schetsen een gedetailleerd beeld van persoonlijke ervaringen op het gebied van pogingen tot onderdrukking, ontmoediging en verandering van niet-heteroseksuele gerichtheid.
Het voornemen om een gedragscode te ontwikkelen en steunpunten in te richten is aanvullend op reeds bestaand beleid en wettelijke mogelijkheden om homoconversie tegen te gaan. Het kabinet heeft de overtuiging dat een gedragscode die de grenzen aan hulp aan LHBTI-personen concretiseert het meest effectief is wanneer deze tot stand komt met inbreng vanuit religieuze koepelorganisaties en levensbeschouwelijke organisaties zelf. Zoals aangegeven in de eerder aangehaalde brief aan uw Kamer, laat het kabinet onderzoeken wat de verdere mogelijkheden zijn om effectief tegen homoconversie op te treden.
Het Humanistisch Verbond heeft in overleg met een aantal religieuze en levensbeschouwelijke koepels een conceptgedragscode opgesteld. De koepels van enkele geloofsgemeenschappen hebben aangegeven zich hier in principe in te kunnen vinden. Het Humanistisch Verbond heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 juli jl. een brief gestuurd waarin aangegeven wordt dat het niet gelukt is de steun van alle religieuze koepels voor dit initiatief te krijgen. Mede naar aanleiding van deze brief heeft de Minister van Justitie en Veiligheid voor komende maand (september) gesprekken met het Humanistisch Verbond en het CIO laten inplannen. Deze konden vanwege de vakantieperiode niet eerder plaatsvinden.
Een gedragscode stelt een norm ten aanzien van seksuele of genderidentiteit in relatie tot geloof en levensovertuiging, die ervoor kan zorgen dat de toepassing van mogelijkheden op het gebied van het civiele recht wordt versterkt. Bij het vaststellen van de rechtmatigheid van een handeling, krijgt de civiele rechter met een gedragscode immers een duidelijk handvat aangeboden van wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is.
De gevolgen van pogingen om de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van iemand te veranderen kunnen vergaand zijn. Zo ervaren ervaringsdeskundigen bijvoorbeeld psychische en sociale klachten en seksuele problemen. Om die reden vindt het kabinet het belangrijk dat er een plek is waar LHBTI-personen, zeker als zij ervaring hebben met homoconversie, hun verhaal kwijt kunnen. Hiervoor wordt gedacht aan het inrichten van steunpunten. Het doel van deze steunpunten is dat, naast het delen van verhalen, het steunpunt een plek biedt waar religieuze LHBTI-personen in alle vrijheid over hun twijfels kunnen spreken. Daarnaast kunnen steunpunten LHBTI-personen ondersteunen bij het doen van aangifte bij een eventuele juridische procedure. Het kabinet gaat met organisaties, zoals stichting Wijdekerk, en deskundigen in gesprek over de wijze waarop dergelijke steunpunten ingericht kunnen worden.
Vraag 4
In hoeverre gaat u optreden tegen therapieën en therapeuten die deelnemers vragen om hun gevoelens op het gebied van seksuele geaardheid te onderdrukken?
Antwoord 4
De seksuele gerichtheid en het gender zijn onderdeel van iemands identiteit en daarmee niet iets om te veranderen. In de kabinetsreactie d.d. 28 mei 2021 op het rapport «Voor de Verandering»3 heeft het kabinet duidelijk uitgesproken dat activiteiten of handelingen om de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van een individu te veranderen kwalijk zijn. Het kabinet keurt deze praktijken af.
Pogingen gericht op het veranderen van een seksuele gerichtheid of genderidentiteit kunnen niet gezien worden als zorg en zijn dus geen therapieën in de zin van de Zorgverzekeringswet.
Met dit uitgangspunt ligt er in beginsel derhalve geen toezichthoudende taak bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze activiteiten vallen slechts onder het toezicht van de IGJ als binnen een behandelrelatie van een (alternatieve) zorgaanbieder met een cliënt sprake is van pogingen tot het veranderen van seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Het is evident dat hiervoor binnen een behandelrelatie geen plaats is en de IGJ zal in dergelijke gevallen dan ook interveniëren. Naast haar instrumentarium op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), kan in het geval van BIG- of Stichting Kwaliteitsregister Jeugd- (SKJ-)geregistreerde zorgprofessionals ook een tuchtklacht worden ingediend door de IGJ. Dat kunnen overigens ook de cliënten zelf of andere belanghebbenden doen. Als aantoonbaar sprake is van het toebrengen van ernstige schade c.q. mishandeling, zal de IGJ aangifte doen bij het Openbaar Ministerie. Los daarvan kan de cliënt ook zelf aangifte doen.
Indien sprake is van een strafbaar feit, kan mogelijk strafrechtelijk worden opgetreden. Indien LHBTI-personen dat wensen, kunnen steunpunten hen ondersteunen bij het doen van aangifte en bij een eventuele juridische procedure.
Vraag 5
Bent u alsnog bereid om aan de wens van de Kamer en het COC te voldoen en «homogenezing» te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Deelt u de mening dat – ondanks dat handhaving niet eenvoudig zal blijken – het niet verbieden van dit soort «therapie», ertoe leidt dat jongeren onnodig lang worden blootgesteld aan kwakzalverij met mogelijk ernstige gevolgen voor hun welzijn? Zo ja, waarom doet u dan niks? Indien u dit niet vindt, waarom komt u dan met een gedragscode en een steunpunt wanneer u dit niet als schadelijk beschouwt?
Antwoord 6
Wij delen de mening niet dat er een causaal verband zou bestaan tussen het niet-verbieden en blootstelling aan kwakzalverij. Het kabinet is van oordeel dat een scala aan wettelijke en (bestaande en voorgenomen) beleidsmaatregelen, zoals beschreven in de in het antwoord op vraag 1 aangehaalde brief aan uw Kamer, op een effectieve manier (kunnen) bijdragen aan de bestrijding van homoconversie. Daarnaast komen naar verwachting eerste kwartaal 2022 de resultaten van een verkenning van nadere, effectieve, maatregelen en eventuele wet- en regelgeving beschikbaar.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Gündogan (Volt), Simons (Bij1) en Kathmann (PvdA), ingezonden 2 juni 2021 (vraagnummer 2021Z09585).