Verslag van een schriftelijk overleg over het verbeterplan van de registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstuk 27859-153)
Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D35559, datum: 2021-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27859-155).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Martin) Bosma, Tweede Kamerlid (PVV)
- Mede ondertekenaar: F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 27859 -155 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA).
Onderdeel van zaak 2021Z16516:
- Indiener: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-09-30 14:37: Aanvang aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-10-07 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 155 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 september 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 26 mei 2021 over het verbeterplan van de registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstukken 27 859 en 29 861, nr. 153).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 juni 2021 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 28 september 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Martin Bosma
De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Stand van zaken
De leden van de VVD-fractie vragen naar de meest recente stand van zaken als het gaat om de voorbereiding van het experiment met de registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen. Hoever is het departement daarmee? Hoever zijn de gemeenten? De leden van de SP-fractie vragen daarnaast hoe het experimentbesluit zich ten opzichte van het ingediende amendement Rajkowski c.s. verhoudt.
De departementale voorbereiding van het Experimentbesluit BRP is afgerond en het was mijn bedoeling om de consultatie daarvan medio juli 2021 te starten. Het amendement van het lid Rajkowski c.s. over het in de BRP registreren van contactgegevens en gegevens over tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen (Kamerstuk 35 648, nr. 12 ter vervanging van nr. 10), dat is aangenomen op 29 juni jl. regelt op hoofdlijnen echter hetzelfde als het experimentbesluit, maar dan direct in de Wet BRP. Ik heb het voorbereide Experimentbesluit daarom niet in consultatie gegeven.
De voorbereidingen voor benodigde aanpassingen in systemen en processen om de gegevens te gaan registreren en verstrekken – met als grondslag dus het aangenomen amendement – zijn inmiddels gestart. De Rijkdienst voor Identiteitsgegevens heeft daartoe opdracht verstrekt gekregen. Ik verwacht dat in de zomer van 2022 kan worden gestart met de registratie. Stapsgewijs zal daarna de verstrekking van de gegevens mogelijk worden, en stapsgewijs zullen verschillende processen om de gegevens te kunnen actualiseren worden ingevoerd. Ik ben hierover in overleg met betrokkenen, waaronder gemeenten en uitvoeringsorganisaties.
De leden van de D66-fractie vragen wat het amendement van het lid Rajkowski c.s. (Kamerstuk 35 648, nr. 12) zou betekenen voor de geschetste aanpak indien dit zou worden aangenomen. Zij vragen of de Staatssecretaris nog nader kan ingaan op de context die hij heeft geschetst bij de behandeling van dit amendement, dat zijn voorkeur nog steeds de route via een experimenteerartikel zou zijn. Gezien de recente voorbeelden van misstanden rond de huisvesting van arbeidsmigranten, acht de D66-fractie het noodzakelijk om sneller over te gaan op wetgeving. De leden van de D66-fractie vragen ook waar de Staatssecretaris de mogelijke noodzaak ziet om bij te sturen en wat hij is tegengekomen bij de opzet van de experimenten. De leden van de VVD-fractie geven te kennen dat de voorkeur uitgaat naar het zo spoedig mogelijk uitvoeren van het experiment, ervan uitgaande dat eerst een experiment nodig is en het opnemen van de gegevens in de BRP niet meteen in de wet kan worden verankerd. Gaarne krijgen zij een reactie van de Staatssecretaris.
Het betreffende amendement is op 29 juni 2021 aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 94, item 15) en op 13 juli 2021 is het voorstel tot wijziging van de Wet BRP waarin dit is verwerkt als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer (Handelingen I 2020/21, nr. 46, item 5). Inwerkingtreding wordt nu voorbereid en na inwerkingtreding is de grondslag voor het registreren van het tijdelijk verblijfsadres dus meteen in de wet verankerd.
Met de leden van de D66-fractie en van de VVD-fractie deel ik het gevoel van urgentie. Registratie van tijdelijke verblijfsadressen kan ondanks het aangenomen amendement helaas niet eerder van start gaan dan de bedoeling was met het experiment. Net als voor het experiment het geval zou zijn geweest, moeten de ICT-voorzieningen worden aangepast om de gegevens te kunnen registreren en verstrekken en moeten processen worden ingericht.
Bij mijn appreciatie van genoemd amendement, waarin ik het oordeel aan uw Kamer heb gelaten, heb ik inderdaad de voorkeur uitgesproken voor grondslag in een Experimentbesluit. Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik de inhoud van het amendement onderschrijf, en er dus slechts een verschil in de (juridische) route is.
Het voordeel van de route met een Experimentbesluit is dat ervaring kan worden opgedaan met de registratie in de praktijk, voor de regels definitief in de wet zouden worden vastgelegd.
Ervaring opdoen was onder andere gewenst, omdat contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen gegevens zijn die vaak veranderen en het nog niet duidelijk is welk kwaliteitsniveau van de gegevens gerealiseerd kan worden en hoe bruikbaar de gegevens zijn. Om die reden was in het Experimentbesluit voorzien, dat in eerste instantie slechts gemeenten en een aantal andere gebruikers van de BRP (waaronder de Inspectie SZW) de gegevens systematisch verstrekt zouden kunnen krijgen, en dat vervolgens de bruikbaarheid geëvalueerd zou worden. Die juridische beperking is nu niet mogelijk, alle gebruikers van de BRP met een taak waarvoor ze de gegevens nodig hebben, kunnen geautoriseerd gaan worden. Daadwerkelijke autorisatie van organisaties zal overigens wel in fases plaatsvinden, waarbij de prioriteit ligt bij het autoriseren van de gemeenten die dat willen.
Ook was de bedoeling ervaringen mee te nemen bij het bepalen van de definitie van «tijdelijk verblijfsadres». Aan het «tijdelijk verblijfsadres» was in het Experimentbesluit een definitie gekoppeld, die moest waarborgen dat personen minstens twee weken op het opgegeven tijdelijk verblijfsadres verblijven (deze definitie is ook gebruikt in het amendement van het lid Rajkowski c.s.). Het is mogelijk dat het experiment zou uitwijzen dat deze periode ofwel korter, ofwel langer zou moeten zijn.
Daarnaast regelde het Experimentbesluit dat een aantal gemeenten de Minister van BZK (verantwoordelijk voor de registratie van niet-ingezetenen) konden ondersteunen bij het registeren van tijdelijke verblijfsadressen van personen die binnen de betreffende gemeente verblijven, of daarbuiten. Op die manier kon worden beproefd of gemeenten een rol kunnen vervullen in de bijhouding van tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen, zodat de registratie van tijdelijke verblijfsadressen zo sluitend en actueel mogelijk is. Ik ben van plan daarvoor alsnog een experiment in te gaan richten en een Experimentbesluit in consultatie te gaan doen. Daarover ben ik in gesprek met gemeenten.
Ten slotte borgt het volgen van de procedure voor een Experimentbesluit dat het besluit in consultatie zou gaan bij onder andere gemeenten en dat de Autoriteit Persoonsgegevens om advies zou worden gevraagd, in verband met de verwerking van nieuwe persoonsgegevens in de BRP. Dit zou nog tot wijzigingen hebben kunnen geleid.
Planning en inwerkingtreding
De leden van de D66-fractie vragen waarom het tot de zomer van 2022 duurt om het experiment met registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP (tweede stap van het verbeterplan) in werking te laten treden?
Het experiment is grotendeels vervangen door het aangenomen amendement. Echter, net als voor het experiment het geval zou zijn geweest, moeten de ICT-voorzieningen worden aangepast om de gegevens te kunnen registreren en verstrekken en moeten processen worden ingericht. Het gaat niet alleen om centrale systemen van de BRP zelf, maar ook om systemen van de organisaties die met de gegevens moeten werken. Dat vergt voorbereiding en implementatietijd. Ik streef naar een zo snel mogelijke inwerkingtreding.
De leden van de D66-fractie vragen of voor de derde stap dan ook de uitkomsten van het tweede deel moeten worden afgewacht wat de Staatssecretaris betreft.
Nee. Onderdeel van de derde stap betrof de evaluatie van het experiment en de structurele verankering van het experiment in de Wet BRP. Dat deel van stap drie vervalt door het aangenomen amendement. Ik overweeg – zoals hierboven ook genoemd – wel alsnog een experiment uit te gaan voeren voor de rol van gemeenten bij de bijhouding van de gegevens. Daarvoor geldt dan wel dat structurele verankering in de Wet BRP volgt na evaluatie van het experiment, als de conclusie uit de evaluatie is dat – eventueel met aanpassingen – een structurele grondslag voor de werkwijze uit het experiment gewenst is.
De leden van de PvdA-fractie vragen waar de eventuele belemmeringen zitten in uitvoeringspraktijk, de wet- en regelgeving of financiën die weggenomen dienen te worden om dit proces te versnellen en er sneller voor de zorgen dat de problematiek van arbeidsmigranten eerder aangepakt kan gaan worden.
Een belangrijke belemmering met betrekking tot wet- en regelgeving was het ontbreken van een juridische grondslag voor het kunnen registreren van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP. Deze belemmering is weggenomen zodra het wetsvoorstel (Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648)), met daarin het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s., in werking treedt. De inwerkingtredingsdatum hangt af van het moment waarop de benodigde technische voorzieningen gereed zijn, naar verwachting in de zomer van 2022.
Er vindt overleg plaats met gemeenten en andere betrokken organisaties over mogelijke belemmeringen in de uitvoeringspraktijk. Voor gemeenten zal een handreiking worden opgesteld aan de hand van vragen die zijn geïnventariseerd tijdens informatiebijeenkomsten. Denk bijvoorbeeld aan de vraag welke informatie aan niet-ingezetenen gevraagd mag worden om te bepalen of (ambtshalve) inschrijving als ingezetene aan de orde is.
Voor de werkzaamheden van de Rijkdienst voor Identiteitsgegevens is budget beschikbaar op de begroting van Binnenlandse Zaken.
Voor de totale aanpak van de problematiek zijn naar verwachting meer wijzigingen in wet- en regelgeving en processen nodig, ook buiten het domein van de BRP en BZK. Daarover wordt uw Kamer op de hoogte gehouden in het kader van de kabinetsbrede aanpak van de problematiek rond arbeidsmigranten1. Aan uw Kamer is door het kabinet een Jaarrapportage Arbeidsmigranten toegezegd. Streven is deze rapportage voor het eerst eind 2021 aan te bieden, één jaar na het uitkomen van het advies van het Aanjaagteam. Deze rapportage zal alle aspecten omvatten uit het advies en de ontwikkelingen op betrokken beleidsterreinen in samenhang presenteren.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris wil omgaan met de inwerkingtreding, aangezien hij aangeeft dat dit amendement niet sneller van kracht zal zijn van de route van de experimenten en de leden van de VVD-fractie vragen hoeveel tijd er na de inwerkingtreding van het hiervoor genoemde wetsvoorstel nodig is voordat daadwerkelijk met het experiment kan worden begonnen.
Dit onderdeel van de wijziging van de Wet BRP zal in werking treden zodra techniek en andere voorzieningen gereed zijn. Het wetsvoorstel kent een inwerkingtredingsbepaling die gefaseerde inwerkingtreding mogelijk maakt. Deze bepaling biedt de ruimte om onderdelen van het wetsvoorstel waarvoor de techniek en andere voorzieningen gereed zijn, in werking te laten treden en andere onderdelen waarvoor die techniek en andere voorzieningen nog niet klaar zijn, later in werking te laten treden.
Ik merk hierbij nogmaals op dat ik het gevoel van urgentie als het gaat om het starten met de registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP deel en dat ik er zorg voor zal dragen dat het onderdeel van het wetsvoorstel dat ziet op de registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens zo snel mogelijk in werking treedt.
Monitoring en evaluatie
De leden van de VDD-fractie vragen in hoeverre de goede uitvoering van het experiment straks wordt gemonitord en geëvalueerd.
Voor het registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen is door het aangenomen amendement geen experiment meer mogelijk. Ik overweeg wel alsnog een experiment uit te gaan voeren voor de rol van gemeenten bij de bijhouding van de gegevens.
Op grond van de wetswijziging (Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648)) wordt het verplicht om een evaluatie naar de doeltreffendheid van het experiment in de praktijk te verrichten. De evaluatie van een Experimentbesluit BRP moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke instantie. Het verslag van de evaluatie dient vervolgens inzicht te geven in de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk en zou aan uw Kamer worden toegezonden.
Omdat het amendement van het lid Rajkowski c.s. is aangenomen door uw Kamer, zal evaluatie van het registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen niet op grond van het Experimentbesluit plaatsvinden. Desalniettemin zal de effectiviteit van de registratie van de gegevens worden gemonitord en geëvalueerd. Het verbeteren van de registratie is onderdeel van de Kabinetsaanpak naar aanleiding van de adviezen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van de heer Roemer. Jaarlijks zal in een integrale voortgangsrapportage aandacht worden besteed aan de effecten van de verschillende maatregelen, waaronder dus ook de maatregelen rond registratie.
De leden van de VVD-fractie vragen tevens of de Staatssecretaris de Kamer wil informeren over de gang van zaken en het moment dat de gemeenten de genoemde gegevens echt gaan opnemen.
De gegevens worden geregistreerd door de Minister van BZK aan RNI-loketten bij 19 gemeenten, via een digitaal loket of via een voor de bijhouding van gegevens van niet-ingezetenen aangewezen bestuursorgaan (waaronder de Belastingdienst). Gemeenten krijgen de gegevens vooralsnog enkel verstrekt (op basis van autorisatiebesluiten). Ik zal uw Kamer informeren over de gang van zaken en de registratie van de bedoelde gegevens. Ik zal dat doen in brieven over de stand van zaken met betrekking tot de Ontwikkelagenda BRP, en ook in de voortgangsrapportages naar aanleiding van de adviezen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten.
Vrijwillige versus verplichte registratie
De leden van de PvdA-fractie vragen wat het vrijwillig registreren van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens en het gebruiken daarvan in de praktijk bijdragen aan het oplossen van de vaak schrijnende problemen waar arbeidsmigranten tegenaan lopen.
Belangrijk doel van de (vrijwillige) registratie van tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens van niet-ingezetenen is om het tijdelijke verblijfsadres te kunnen verstrekken aan gemeenten, zodat zij zicht krijgen op verblijf van niet-ingezetenen in hun gemeente en om personen die langer dan vier maanden in Nederland verblijven, te kunnen wijzen op hun verplichting om zich in te laten schrijven als ingezetene in de gemeente en hen zo nodig ambtshalve in te kunnen schrijven.
Ook andere overheidsorganisaties (bijvoorbeeld de Inspectie SZW) kunnen de gegevens verstrekt krijgen. Met behulp van de adressen en de contactgegevens kunnen zij contact leggen met de arbeidsmigrant.
De gegevens kunnen ook gebruikt worden om arbeidsmigranten te informeren. Vanaf juni zijn de geregistreerde e-mailadressen gebruikt om informatie over COVID-19 te versturen.
Het gaan registreren en verstrekken van de gegevens is een onderdeel van de aanpak, het is niet de enige maatregel die het kabinet neemt om de problemen op te lossen waar arbeidsmigranten mee te maken hebben. Naast deze maatregelen, wordt met betrekking tot registratie gewerkt aan opvolging van nog zes andere aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Hierover verderop in deze brief meer.
De leden vragen of de Staatssecretaris de mening van deze leden deelt dat bij vrijwillige medewerking het risico levensgroot is dat arbeidsmigranten alsnog buiten beeld blijven en er ook geen zicht op hun woon- of werksituatie gaat ontstaan. De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de relatie met EU-wet- en regelgeving. In hoeverre is deze regelgeving een belemmering voor het definitief regelen van het opnemen van de contactgegevens en de tijdelijke verblijfsadressen van arbeidsmigranten in de BRP? Is de Staatssecretaris bereid daar onderzoek naar te laten doen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wil de Staatssecretaris de Kamer informeren over de uitkomsten van dat onderzoek?
Als registratie op basis van vrijwillige medewerking de enige maatregel zou zijn, zouden inderdaad nog veel mensen buiten beeld kunnen blijven.
De correcte registratie van tijdelijke verblijfsadressen moet dan ook op andere wijze dan enkel door opgave door de burger worden gerealiseerd.
Ook zonder vrijwillige opgave door de arbeidsmigrant kunnen straks gegevens worden geregistreerd. Het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s. maakt ook het volgende mogelijk. Zogenaamde «aangewezen bestuursorganen» (abo’s) zoals de Belastingdienst, kunnen tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen (personen die binnen zes maanden korter dan vier maanden in Nederland verblijven) laten registreren in de BRP. Een aangewezen bestuursorgaan doet opgave indien hij kennis heeft van het tijdelijke verblijfsadres of van een wijziging daarvan. Dit proces geschiedt dus zonder tussenkomst van de niet-ingezetene.
In het Experimentbesluit werd daarnaast ook voorzien in de aanwijzing van een aantal gemeenten als aangewezen bestuursorgaan. Deze gemeenten kunnen tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen laten opnemen in de BRP, indien zij daar kennis van hebben. Bijvoorbeeld als tijdens een huisbezoek is vastgesteld dat een niet-ingezetene op een bepaald adres verblijft. Deze adressen kunnen worden geregistreerd zonder tussenkomst of medewerking van de niet-ingezetene zelf. Het amendement van het lid Rajkowski c.s. voorziet hier niet in. Ik overweeg zoals hierboven ook gemeld daarom alsnog een experiment daarmee te starten en een Experimentbesluit daarvoor in consultatie te gaan doen.
In de brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 35 648, nr. 16) heb ik uw Kamer een onafhankelijk onderzoek toegezegd naar de vraag of het EU-recht mogelijkheden laat voor verplichte registratie in de BRP van personen die kortdurend (korter dan vier maanden) in Nederland verblijven. Voor het onderzoek zijn conceptvragen opgesteld, die gedurende het zomerreces afgestemd zijn met diverse vertegenwoordigers van gemeenten. Reacties zijn verwerkt in een nieuw voorstel, en op 9 september voorgelegd aan de Programmaraad Toekomst BRP, waarin zowel vertegenwoordigers van gemeenten als gebruikers van de BRP-gegevens zitting hebben. Ik verwacht het onderzoek in de herfst te kunnen laten starten en ik zal uw Kamer begin 2022 informeren over de uitkomsten van dat onderzoek.
De leden vragen of dit dan niet langer gaat over vrijwillige registratie, en of er in de experimenteerruimte wel naar ruimte zou kunnen worden gezocht om dit direct te verplichten, ook al binnen het experiment.
Het onderzoek richt zich inderdaad op mogelijke verplichte registratie.
Aangezien het experiment niet zal plaatsvinden, is er ook geen mogelijkheid om te zoeken naar ruimte om registratie direct te verplichten binnen het experiment. Zoals hierboven gemeld overweeg ik nog een ander experiment (met een rol voor gemeenten bij de bijhouding van gegevens).
Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek en of die uitkomsten leiden tot wijziging in de aanpak.
Stapsgewijze aanpak
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de Staatssecretaris voor een stapsgewijze aanpak kiest, en vragen of urgente problemen niet juist een doortastende aanpak door de benodigde wet- en regelgeving meteen aan te passen en maatregelen te nemen om gemeenten en andere instellingen voor te bereiden op deze nieuwe registratie van niet-ingezetenen? De leden van de GroenLinks-fractie vragen of nader kan worden ingegaan op de redenen voor de keuze om stapsgewijs te werken in het verbeterplan en waarom er niet voor is gekozen wettelijke stappen te zetten en de verbeteringen daarmee juridisch te borgen.
De stapsgewijze aanpak was en is juist bedoeld om zo snel mogelijk verbeteringen te kunnen realiseren, zonder meteen ingrijpende wijzigingen in het BRP-stelsel door te voeren, waarvan doelmatigheid en doeltreffendheid nog niet aangetoond kunnen worden en waar door de diverse afhankelijkheden onzekerheden optreden in planning en uitvoerbaarheid.
Dat past ook in de aanpak die ik heb gekozen voor doorontwikkeling van de BRP, waarbij in nauwe samenspraak met betrokkenen in het stelsel stapsgewijs verbeteringen worden aangebracht. Waarbij steeds merkbare tussenresultaten worden behaald in plaats van jaren toe te werken naar een totaaloplossing.
Dit jaar kon door die werkwijze al gestart worden met registreren van contactgegevens op vrijwillige basis aan de RNI-loketten, in 2022 kan gestart worden met registreren en verstrekken van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen en ondertussen wordt gewerkt aan andere benodigde wijzigingen, zoals het realiseren van voorzieningen voor arbeidsmigranten om wijzigingen in gegevens laagdrempelig door te geven en het inregelen van processen buiten het BRP-domein om de kwaliteit van de gegevens zo optimaal mogelijk te krijgen. Denk aan een rol voor de werkgever bij het actueel houden van de gegevens.
Tussentijds kan door de stapsgewijze aanpak ook bijgestuurd worden, bijvoorbeeld als de ervaring leert dat andere of aanvullende kwaliteitsmaatregelen nodig zijn.
Kan de Staatssecretaris het tijdspad schetsen van de stappen 1 tot en met 3 met daarbij vermelding wanneer de wetswijziging wordt voorzien die nodig is om wel een structureel toezicht te kunnen houden op het wel en wee van arbeidsmigranten in Nederland, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
Stap 1 is reeds gerealiseerd; sinds januari worden contactgegevens geregistreerd aan de RNI-loketten. In 2022 kan worden begonnen met het registreren en verstrekken van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen. In de jaren daarna zullen kwaliteitsmaatregelen worden ingevoerd, waarvoor niet alleen aanpassingen in de (Wet) BRP nodig zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom stap 1 niet wordt overgeslagen (registratie van contactgegevens op vrijwillige basis bij de 19 RNI-loketten, zodat direct met het volledig registreren van contactgegevens en tijdelijke verblijfsadressen van arbeidsmigranten in de BRP kan worden begonnen. Speelt daarbij meer dan alleen het voltooien van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648)?
Stap 1 is doorgevoerd om – zonder wijzigingen in wet- en regelgeving BRP – zo snel mogelijk met de registratie en het gebruik van contactgegevens van niet-ingezetenen te kunnen starten. Er is al gestart met wat binnen de AVG mogelijk was. Stap 1 heeft er dan ook niet voor gezorgd dat later met stap 2 is begonnen. Daarbij spelen geen zaken anders dan het voltooien van het (inmiddels tot wet verheven) wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistratie personen (Kamerstuk 35 648).
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat zij niet begrijpen wat de meerwaarde is van het op vrijwillige basis melden van e-mailadressen en telefoonnummers van niet-ingezetenen in de 19 RNI-loketten, anders dan misschien met het registratiesysteem kan worden geoefend met het oog op verdere uitbreiding van de registratie. De leden vragen hier nader op in te gaan. De leden van de D66-fractie vragen tevens wat de ervaringen zijn met het lopende experiment waarbij door 19 RNI-loketten bij gemeenten vrijwillige e-mailadressen en telefoonnummers van niet-ingezetenen worden geregistreerd.
Sinds half januari 2021 wordt aan niet-ingezetenen gevraagd om op vrijwillige basis hun contactgegevens te laten registreren. De resultaten tot nu toe zijn dat ongeveer 80% van niet-ingezetenen een e-mailadres en/of mobiel nummer laat registreren en toestemming geeft voor (beperkt) gebruik ervan. Inmiddels zijn op deze manier ruim 50.000 e-mailadressen en een vergelijkbaar aantal mobiele telefoonnummers geregistreerd.
Er wordt niet slechts geoefend met het registratiesysteem: de e-mailadressen worden daadwerkelijk gebruikt. Aan de e-mailadressen is vanaf de maand juni op verzoek van het Ministerie van VWS negen keer een mailing verstuurd naar niet-ingezetenen om ze te informeren over de mogelijkheden voor COVID-19 vaccinatie in Nederland. Deze mailings zijn verstuurd in de vijf meest gebruikte talen binnen deze groep: Pools, Roemeens, Bulgaars, Engels en Spaans. De gegevens worden dus gebruikt, maar er wordt ook mee geoefend in de zin dat de opgedane ervaringen worden gebruikt om voorzieningen en processen te verbeteren. Bijvoorbeeld om fouten bij het invoeren van (buitenlandse) e-mailadressen tegen te gaan.
Adviezen aanjaagteam o.l.v. dhr. Roemer
De leden van de SP-fractie vragen hoe de verbeterplannen van de Staatssecretaris zich verhouden ten opzichte van de aanbevelingen van het aanjaagteam onder leiding van Emile Roemer.
De verbeterplannen zijn in lijn met de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Stap 1 van het verbeterplan en het door het amendement vervangen experimenteerbesluit geven uitvoering aan aanbeveling 3.1B (Registreer contactgegevens van arbeidsmigranten in de BRP) en 3.1.C (Registreer het feitelijke verblijfsadres). Om het gewenste effect (zicht op verblijf arbeidsmigranten en tijdige inschrijving als inwoner van Nederland) te bereiken wordt daarnaast een sluitend proces voor registratie en bijhouding (actueel houden) van de gegevens ingericht. Daarin worden de aanbevelingen van het Aanjaagteam meegenomen. Zie ook het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie hieronder.
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris nader wil ingaan op de aanvullende adviezen van het aanjaagteam arbeidsmigranten op de registratie van arbeidsmigranten.
Zoals hierboven al genoemd wordt op advies van het Aanjaagteam een sluitend proces voor registratie en bijhouding van de gegevens ingericht. Hierin worden de volgende aanbevelingen meegenomen:
– Actieve zorgplicht voor werkgevers ten aanzien van registratie (aanbeveling 3.1.A).
– Gebruik signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (aanbeveling 3.1.D).
– Toezicht op de registratie van arbeidsmigranten (3.1.F).
– Goede registratie is onderdeel van de certificering (3.1.E).
Daarnaast heeft het Aanjaagteam bij het thema Registratie twee aanbevelingen gedaan met betrekking tot informatievoorziening en toegang tot digitale dienstverlening:
– RNI-loketten naast registratiepunt ook informatiepunt (3.2.A)
– Maak gebruik DigiD mogelijk (3.2.B)
Op 1 april 2021 heeft uw Kamer een rapportage ontvangen over de stand van zaken van alle aanbevelingen van het Aanjaagteam (Kamerstuk 29 861, nr. 69.) Aan uw Kamer is door het kabinet een Jaarrapportage Arbeidsmigranten toegezegd. Aan de eerste jaarrapportage wordt nu gewerkt. Streven is deze rapportage voor het eerst eind 2021 aan te bieden. Deze rapportage zal alle aspecten omvatten uit het advies en de ontwikkelingen op betrokken beleidsterreinen in samenhang presenteren, waaronder dus ook het beleidsterrein BRP.
De leden vragen daarbij op welke manier de actieve zorgplicht van werkgevers ten aanzien van registratie zou kunnen worden vormgegeven, en wat de stand van zaken is rond de signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Het aanjaagteam doet namelijk de aanbeveling om deze signalen te gebruiken bij het versterken van toezicht op arbeidsmigratie. Het kabinet heeft eerder aangegeven daar waar mogelijk al gehoor wordt gegeven aan het advies van het aanjaagteam arbeidsmigranten. De leden vragen of dit deel van het advies daar ook onder valt en wat de beoogde timing is voor het opvolgen van dit advies.
De wijze waarop de actieve zorgplicht van werkgevers tot stand kan gaan komen, is nog niet bekend.
De leden vragen ook naar de stand van zaken rond de signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA). Door LAA is een pilot gestart om samen met UWV datagedreven en risicogericht een signaal te ontwikkelen. Dit signaal heet: Langdurig niet-ingezeten. Langdurig niet-ingezetenen zijn personen, waaronder arbeidsmigranten, die wellicht ten onrechte als niet-ingezetene staan geregistreerd in de BRP.
In 2020 is de proef van LAA opgeschaald naar twaalf gemeenten en dit jaar uitgebreid naar dertig gemeenten. In 37% van de door gemeenten onderzochte gevallen blijkt er inderdaad sprake te zijn van onjuiste registratie als niet-ingezetene in de BRP (mensen zijn onterecht niet ingeschreven als ingezetene). LAA draagt zo bij aan een verbetering van de registratie van arbeidsmigranten in de BRP.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het stappenplan zich verhoudt tot het advies van de Commissie Roemer om arbeidsmigranten als ingezetenen te registreren op het feitelijk adres waar zij verblijven.
Arbeidsmigranten die naar verwachting langer dan vier maanden in Nederland verblijven, moeten zich net als ieder ander op grond van de huidige Wet BRP uiterlijk op de vijfde dag na aankomst in Nederland inschrijven bij de gemeente waar zij hun woonadres hebben. Het stappenplan ziet daar niet op, omdat deze verplichting reeds bestaat. Wel wordt gewerkt aan een handreiking voor gemeenten over hoe ze kunnen bevorderen dat in hun gemeente verblijvende arbeidsmigranten die als niet-ingezetenen staan ingeschreven, kunnen registreren als inwoner. Bovendien is het de bedoeling dat de voor niet-ingezetenen geregistreerde tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens gebruikt gaan worden om tijdige registratie als ingezetene te bevorderen.
Gegevensuitwisseling
De leden van de PvdA-fractie vragen of de plannen voorzien in een wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling en bestandvergelijking tussen RNI, Belastingdienst, UWV, gemeenten en DUO. Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De gegevens in de RNI (niet-ingezetenen registratie in de BRP) zijn al beschikbaar voor genoemde overheidsorganisaties. Een wettelijke grondslag voor gegevensverstrekking aan deze organisaties bestaat reeds op grond van de Wet BRP. Omgekeerd kunnen de Belastingdienst en UWV (voor DUO geldt dit niet) ook gegevens over niet-ingezetenen in de RNI laten opnemen of laten wijzigen (als aangewezen bestuursorgaan, zoals ik hiervoor schetste).
Onderdeel van het verbeterplan is dat nieuwe gegevens (over verblijfsadressen en contactgegevens) verstrekt kunnen worden aan overheidsorganen die de gegevens nodig hebben.
Gegevensuitwisseling tussen bijvoorbeeld de Belastingdienst en UWV of DUO, vindt plaats buiten de BRP om. De Wet BRP kan daarvoor geen grondslag bieden: uitwisseling tussen die organisaties dient te worden getoetst aan de AVG, UAVG en sectorwetgeving.
Zorgvuldigheid
De leden van de SGP-fractie vragen of de snelheid waarmee ingrijpende wijzigingen van de BRP nu plaatsvinden, met name het verankeren van contactgegevens, voldoende recht doet aan de vereiste zorgvuldigheid. In hoeverre worden waar nodig het vrijwillige traject en de experimentele aanpak benut om risico’s te voorkomen bij het verplicht opnemen van contactgegevens van niet-ingezetenen?
Ik onderschrijf het belang van zorgvuldigheid. In juridische zin is de registratie van contactgegevens (telefoonnummers en e-mailadressen) vrijwillig, ook op grond van het aangenomen amendement van het lid Rajkowski c.s. blijft dat zo. Voorkomen moet worden dat mensen zich überhaupt niet laten registreren in de BRP, omdat zij niet wensen contactgegevens met de overheid te delen. De 19 gemeenten die zijn belast met inschrijving van niet-ingezetenen hebben hierover instructie ontvangen. Ook als de persoon geen tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens kan of wil opgeven, kan de persoon ingeschreven worden in de BRP.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris ook om nader te duiden wat de bedoeling is van het opnemen van de contactgegevens van niet-ingezetenen. Deze leden lezen in de brief vooral voor betrokkenen positieve doelstellingen, zoals het creëren van meer zicht en betere bescherming, maar zij constateren dat ook sprake kan zijn van de noodzaak tot handhaving bij onwil om te registreren in strijd met verplichtingen. Zij vragen hoe deze uitgangspunten zich tot elkaar verhouden en wat dat betekent voor de communicatie richting niet-ingezetenen.
De leden van de SGP-fractie merken terecht op dat de registratie van contactgegevens positieve doelstellingen heeft: het creëren van meer zicht en betere bescherming. Zoals aangegeven in mijn vorige antwoord komen er voor niet-ingezetenen geen verplichtingen om contactgegevens op te geven. Handhaving (op de naleving van een verplichting) is hier dan ook niet aan de orde.
In de brief van 28 juni jl. heb ik op verzoek van uw Kamer echter wel een onafhankelijk onderzoek toegezegd naar de vraag of het EU-recht mogelijkheden laat voor verplichte registratie in de BRP van personen die kortdurend (korter dan vier maanden) in Nederland verblijven.
Kabinetsreactie aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten, d.d. 3 juli 2020, Kamerstuk 29 861, nr. 52 en Kabinetsreactie tweede advies Aanjaagteam Roemer, Kamerstuk 29 861, nr. 55.↩︎