Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen (Kamerstuk 22112-3174)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D36590, datum: 2021-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D36590).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z14959:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-15 10:00: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-16 22:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-10-01 14:00: Fiche: Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D36590 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 oktober 2021 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 september 2021 toegezonden fiche: Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen (Kamerstuk 22 112, nr. 3174).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen. Deze leden zien het voorstel van de Europese Commissie als een stap in de goede richting en hebben nog enkele vragen.
Volgens het kabinet functioneert de vertragingsrente onder de huidig geldende regels nog niet naar behoren. Zo komen in de praktijk nog steeds hoge rentebetalingen voor door de toepassing van de vertragingsrente met terugwerkende kracht, ongeacht de oorzaak van de late betaling. Kan het kabinet aangeven in hoeverre dit geldt voor Nederland? Hoeveel rentebetalingen heeft Nederland in dit kader moeten voldoen? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de hogere afdrachten op grond van het bruto nationaal inkomen van de lidstaten ter compensatie van de gemiste renteopbrengsten door de Europese Commissie?
Deze leden constateren dat er een mogelijkheid is om betalingen aan de Europese Commissie onder voorbehoud te doen. Ontvangt een lidstaat dan ook rente van de Europese Commissie over deze onterechte betalingen wanneer achteraf blijkt dat een lidstaat deze betalingen niet is verschuldigd?
Tot slot zien de leden van de VVD-fractie net als het kabinet graag concrete voorwaarden opgenomen voor de herzieningsprocedure.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het fiche inzake de Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen en kunnen zich in grote lijnen vinden in de kritische houding van het kabinet. Deze leden hebben enkele vragen ter verduidelijking.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om nader toe te lichten op welke wijze een verordening regelgeving is die aan interpretatie onderhevig is, gezien de directe doorwerking hiervan in nationaal recht.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of zij het goed begrijpen dat aanpassing van het plafond van de vertragingsrente voor betalingen vóór 1 oktober 2016 betekent dat het plafond van 16% van toepassing is, ongeacht of de lidstaten zich bewust waren van de betalingsverplichting of niet, en daarmee een verruiming betekent. Indien deze leden het juist zien, begrijpen deze leden dat het kabinet positief is over deze maatregel.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of dit nog gevolgen zou hebben gehad met betrekking tot de recente naheffing van de Europese Commissie aan Nederland inzake de antidumpingheffing over zonnepanelen die vanaf 2015 door Nederland had moeten worden toegepast.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven hoe de procedure eruit ziet wanneer Nederland of een lidstaat het niet eens is met de door de Europese Commissie opgelegde afdracht.
Kan het kabinet aangeven hoe in de aanpassing van de verordening dit proces wordt geformaliseerd en waar dat dan gaat verschillen van het bestaande proces?
Deze leden constateren dat het kabinet op dit moment geen beoordeling kan maken over een eigen gecentraliseerde eigenmiddelenrekening van de Europese Commissie. Toch vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet de bevoegdheden rondom een gecentraliseerde eigenmiddelenrekening voor de Europese Commissie toe te lichten en wat dit voor de lidstaten betekent. Deze leden vragen of dit betekent dat de Europese Commissie meer autonomie lijkt te krijgen op deze manier en dit dus feitelijk een overdacht van soevereiniteit over de Europese eigen middelen is. Wat gebeurt er met de eigenmiddelenrekeningen van de lidstaten? Indien het niet mogelijk is om dit in dit schriftelijk overleg nader toe te lichten, verzoeken deze leden het kabinet hierover nadere informatie bij de Europese Commissie op te vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de gevolgen zijn van het verhogen van het drempelbedrag voor kwijtschelden van rente verschuldigd door lidstaten van € 500 naar € 1.000. Kan het kabinet toelichten wat dit precies betekent en waarom het kabinet hier positief in staat?
De leden van de CDA-fractie constateren dat er is geen impact assessment door de Europese Commissie is uitgevoerd. Zij vragen of dat toch niet wenselijk zou zijn en indien dit het geval is, om de Europese Commissie daarom te verzoeken. Deze leden vragen het kabinet bovendien wat de aanpassingen van de verordening als gevolg hebben voor het zogenaamde «Rotterdam effect» namelijk de meerwaarde van Nederland om een «port of Europe» te zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om toe te lichten hoe de antimisbruikbepalingen bij het niet naleven van de regels eruit zouden moeten zien.
Kan het kabinet aan deze leden voorts aangeven of het kabinet zaken mist of overbodig acht in het voorstel van de Europese Commissie met het oog op de Nederlandse inzet dat het systeem van eigen middelen en terbeschikkingstelling daarvan eenvoudig, transparant en voorspelbaar moet zijn en dat (financiële) prikkels goed belegd moeten zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot wat het tijdpad is ten aanzien van doorvoering van de wezenlijke aanpassingen van de terbeschikkingstelling eigen middelen. Op welke termijn dient het kabinet zijn inzet opgenomen te krijgen in de plannen en wanneer wordt de Kamer van de voortgang en resultaten daarvan op de hoogte gesteld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie de voorwaarde wenst te schrappen waarbij het plafond van vertragingsrente van 16 procentpunten op jaarbasis ook gaat gelden op eigen middelen die zijn verschuldigd vóór 1 oktober 2016 (de voorwaarde dat lidstaten zich op dat moment nog niet bewust waren van de betalingsverplichting). Tevens lezen deze leden dat het kabinet van mening is dat het wenselijk is dat de regels rond de vertragingsrente worden aangescherpt. Wat is de reden om de voorwaarde te schrappen? Hoe apprecieert het kabinet de wens om de genoemde voorwaarde te laten vervallen?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het kabinet de voorgestelde tienjaarstermijn waarna bedragen als «oninbaar» worden geacht apprecieert. Is dit volgens het kabinet een logische termijn, gezien de lengte van procedures?
De leden van de SGP-fractie hebben vraagtekens bij het voorstel van de Europese Commissie om een eigen gecentraliseerde eigenmiddelenrekening in te stellen. Klopt het dat de Europese Commissie geen enkele onderbouwing voor dit voorstel heeft gegeven? In hoeverre wordt door de gecentraliseerde eigenmiddelenrekening de positie van de Europese Commissie verstevigd?
Tevens vragen deze leden het kabinet welke schriftelijke vragen het kabinet aan de Europese Commissie heeft gesteld over dit thema en samen met welke lidstaten.
De leden van de fractie van de SGP lezen dat het kabinet de proportionaliteit van het voorstel positief acht. Tegelijk lezen deze leden dat het kabinet bij diverse onderdelen terechte vraagtekens plaatst, bijvoorbeeld bij de voorgestelde aanpassingen rond de herzieningsprocedure, waardoor het doel en de gevolgen van de wijzigingen lastig te meten zijn. Waarom ziet het kabinet de proportionaliteit van het voorstel alsnog als positief? Past het in dit geval niet om een voorbehoud te maken op de proportionaliteit, nu doel en effecten nog niet helemaal helder zijn?