[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022 (Kamerstuk 35925-I)

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D36851, datum: 2021-10-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-I-4).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35925 I-4 Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022.

Onderdeel van zaak 2021Z14787:

Onderdeel van zaak 2021Z17145:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 925 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2022

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 oktober 2021

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 september 2021 voorgelegd aan Minister-President, Minister van Algemene Zaken. Bij brief van 5 oktober 2021 zijn ze door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Bosma

De griffier van de commissie,
De Vos

Vraag 1

Welke uitzonderingen, die volgens de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 september jl. (Kamerstuk 35 570 I, nr. 16) «volledig overeen [komen] met de voorwaarden van de Gelderse regeling», worden hier bedoeld? Op basis waarvan wordt vastgesteld dat hieraan wordt voldaan?

Antwoord op vraag 1

Op 5 oktober heeft de Minister van LNV mede namens mij de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Wassenberg (Partij voor de Dieren) over Kroondomein Het Loo naar de Kamer verzonden.

Zoals gemeld in de brief van 8 september 2021 over de nieuwe subsidievoorwaarden voor het Kroondomein, verplicht de aanvrager van deze subsidie zich tot het openstellen van de subsidiabele terreinen gedurende minstens 358 dagen per jaar, van zonsopgang tot zonsondergang. Uitzonderingen hierop komen volledig overeen met de uitzonderingen die de provincie Gelderland in vergelijkbare gevallen bij andere natuurbeheerders toestaat. Deze hebben veelal van doen met ecologische argumenten. De Minister van LNV zal een aanvraag van het Kroondomein beoordelen op basis van deze subsidievoorwaarden.

De provincie Gelderland heeft op 2 september 2021 het natuurbeheerplan 2022 vastgesteld (gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Gelderland d.d. 7 september 2021, onder nr. 7907). Op bladzijde 46 van dat plan is de onderstaande tekst opgenomen:

«Beheertypen en openstelling

De Subsidieverordening natuur- en landschap (SNL) stelt als eis bij het verkrijgen van een beheervergoeding: een openstelling van tenminste 358 dagen per jaar op wegen en paden. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk op basis van art 2.9 lid3 a: sluiting is nodig bij of krachtens de Wet natuurbescherming; lid3b: het terrein is naar zijn aard buiten machte van de subsidieontvanger niet toegankelijk; of lid 3d: het terrein is vrijgesteld op grond van het natuurbeheerplan. Deze vrijstelling geven wij op de volgende wijze vorm. Wij houden vast aan het uitgangspunt dat een terrein opengesteld is, tenzij er goede redenen zijn om tijdelijk of permanent af te sluiten. Denk aan ecoducten en wildrustgebieden. Terreineigenaren dienen bij hun subsidieaanvraag SNL aan te geven welke terreinen niet opengesteld zijn, en op grond waarvan. Wanneer wij die redenen aanvaardbaar vinden, ontvangt men voor de niet opengestelde terreinen wel een beheervergoeding en bijdrage in verband met toezicht, maar geen openstellingsbijdrage voorzieningen. Wanneer wij niet akkoord zijn met de «niet openstelling», zullen wij geen beheerbijdrage beschikken.»

Uit deze tekst valt op te maken dat de provincie Gelderland in het natuurbeheerplan 2022 niet expliciet natuurterreinen heeft uitgesloten van de openstellingsplicht, maar dit per aanvraag zal beoordelen.

Vraag 2

Komt de Commissie Collectie Nederland nog steeds in het najaar van 2021 met hun advies? Zo nee, wanneer dan? Is er al een specifieke datum bekend?

Antwoord op vraag 2

Op 8 februari 2021 heeft de Raad voor cultuur het tussenadvies van de commissie Collectie Nederland aangeboden aan de Minister van OCW. De minsiter van OCW heeft op 12 februari 2021 dit tussenadvies naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 820, nr. 409). De Minister van OCW heeft in de aanbieding bij dit advies aangegeven dat zij het definitieve advies van de commissie Collectie Nederland voor het einde van het jaar verwacht.

Vraag 3

Klopt het dat de Grondwet zodanig geïnterpreteerd kan worden dat het troonopvolgerschap vervalt als de troonopvolger met iemand van hetzelfde geslacht trouwt? Zo ja, kan de Minister de onderbouwing hiervoor nader uiteenzetten? En zo ja, op welke manier kan dit worden gewijzigd? Is hier een Grondwetswijziging voor nodig? Zo nee, hoe zit dit dan?

Antwoord op vraag 3

Over dit onderwerp zijn tevens Kamervragen gesteld. Deze vraag zal bij de beantwoording van deze Kamervragen worden betrokken, die ik voor de plenaire behandeling van de begroting aan de Kamer zal toesturen.

Vraag 4

Kan de Minister uiteenzetten wat de regels met betrekking tot de mediacode Koninklijk Huis precies zijn?

Antwoord op vraag 4

Eén van de wettelijke taken van de Rijksvoorlichtingsdienst is het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de leden van het Koninklijk Huis. Dit is geregeld bij koninklijk besluit van 13 december 1965. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het daarmee verwante recht op respect voor zijn of haar privé, familie- en gezinsleven geldt voor iedereen: dus ook voor de leden van het Koninklijk Huis. Dat recht is vastgelegd in (internationale) wet- en regelgeving en jurisprudentie, op basis waarvan in 2005 de toen zogenoemde mediacode is opgesteld. Wet- en regelgeving zijn bindend; de mediacode is dat niet: Media beslissen altijd zelf of ze wel of niet publiceren. De RVD kan beslissen om na publicatie van beeld, dat als inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt beschouwd, te vragen een beeld te verwijderen. Relevant daarbij is of beelden zijn gemaakt in een situatie waarin de afgebeelde leden van het Koninklijk Huis zich onbespied mochten wanen. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer betreft overigens niet alleen beeld, maar gaat ook over informatie over activiteiten in de privésfeer.

Media maken zelf de journalistieke afweging of een beeld of informatie nieuws is, maar de kwalificatie van «nieuws» is op zichzelf geen juridische rechtvaardiging om informatie openbaar te maken, tenzij die informatie een bijdrage levert aan een publiek debat over een zaak van algemeen belang. Het is aan de rechter om te beslissen of publicatie door media een inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer en of hiervoor een juridische rechtvaardiging bestaat.

Vraag 5

Wat is de reden dat het budget voor vluchten met het regeringstoestel wordt verlaagd met zo'n 24.000 euro maar dat tegelijkertijd het budget voor commerciële vluchten met zo'n 40.000 euro wordt verhoogd?

Antwoord op vraag 5

De raming voor de vliegkosten is gebaseerd op de gemaakte vlieguren en vliegkosten van de afgelopen vijf jaren. Daarnaast zal naar verwachting de beschikbaarheid van het toestel de Gulfstream in 2022 beperkt zijn (in verband met vervanging van dit toestel) waardoor er mogelijk sneller beroep op inhuur dan wel lijnvluchten moet worden gedaan.

Vraag 6

Kan de Koning vrijwillig afstand doen van zijn vergoedingen onder de A- en B-component?

Antwoord op vraag 6

In artikel 1 van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis (Wfskh) is bepaald welke leden van het koninklijk huis een grondwettelijke uitkering ontvangen. De uitkeringen worden uitgekeerd conform de Wfskh en afwijking daarvan is niet mogelijk zonder aanpassing van de wet. De aanwending van de vergoeding is aan de ontvangende leden van het koninklijk huis.

Vraag 7

Kunnen één of meerdere leden van het Koninklijk Huis vrijwillig afstand doen van hun vergoeding?

Antwoord op vraag 7

Antwoord: zie het antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Kan de Minister de uitgebreide brief over de motie-Sneller/Kuiken over een periodieke toetsing van de B-component aan de Kamer doen toekomen uiterlijk 1 oktober 2021? Zo nee, waarom niet? U wordt verzocht alle interne en externe juridische adviezen hierbij te voegen.

Antwoord op vraag 8

Op 5 oktober is de brief over de uitvoering van de motie Sneller/Kuiken (Kamerstuk 35 470 I, nr. 8) naar de Kamer verzonden. De voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2016 over de betekenis van artikel 41 van de Grondwet is als bijlage bij de begroting van de Koning 2017 naar de Kamer verzonden (Kamerstuk 34 550 I, nr.2).

Vraag 9

Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie Sneller/Kuiken (Kamerstuk 35 470 I, nr. 8)?

Antwoord op vraag 9

Antwoord: zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 10

Hoe is het bedrag voor het onderhoud van de Groene Draeck opgebouwd?

Antwoord vraag 10

De raming van de onderhoudskosten voor de Groene Draeck wordt voor vijf jaar vastgelegd. In de begroting van Defensie zijn de gemiddelde onderhoudskosten geraamd op € 87.000 per jaar. Dat is gelijk aan de vorige planperiode. Daarbij is het uitgangspunt dat de daadwerkelijke uitgaven voor de Groene Draeck over de jaren heen fluctueren maar het totaalbedrag van € 435.000 over de vijfjaarsperiode niet door defensie wordt overschreden.

In 2008 is op grond van een benchmark naar onderhoud van soortgelijke schepen in de private sector een standaardonderhoudslijst met een raming van de kosten opgesteld. De lijst omvat de standaard onderhoudsposten en een voorziening voor incidenteel onderhoud tijdens het vaarseizoen. Eventueel aanvullend onderhoud, modificaties en groot onderhoud zijn niet opgenomen in deze lijst en maken geen onderdeel uit van de raming. De meerkosten worden gedragen door de eigenaar.