De uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen.
Schriftelijke vragen
Nummer: 2021D38423, datum: 2021-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2021Z17840).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: U. Ellian, Tweede Kamerlid (VVD)
Onderdeel van zaak 2021Z17840:
- Gericht aan: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Indiener: U. Ellian, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2021Z17840
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (ingezonden 13 oktober 2021).
Vraag 1
Hoe ver bent u met de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (35 454; 35 317, nr. 9) en wanneer mag de Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 45d lid 2 Auteurswet verwachten?
Vraag 2
Deelt u de mening dat enige spoed wel geboden is, gelet op de slechte en ongereguleerde positie van de film- en programmamakers zoals regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers op dit moment bij video on demand diensten? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen grote ondernemingen die video on demand diensten aanbieden, waarvan sommigen in Nederland gevestigd zijn en sommigen zich in Nederland gaan vestigen, enerzijds en de hoofdmakers anderzijds?
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse aanbieders van video on demand zoals Disney, Amazon en Netflix hun positie verstevigen en de gevolgen daarvan voor de positie van de Nederlands film- en programmamakers?
Vraag 5
Deelt u de mening dat bij video on demand op dit moment het unieke karakter van de prestatie van een hoofdmaker, onvoldoende in de wet tot uiting komt? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?