[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de eindrapportage pilot 10-14 '' Een soepele overgang'' (Kamerstuk 31293-580)

Primair Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D38578, datum: 2021-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (nds-tk-2021D38578).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z09526:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


2021D38578 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 1Ā juni respectievelijk 5Ā oktober 2021 inzake de eindrapportage pilot 10ā€“14 Ā«Een soepele overgangĀ» en de eerste tussenrapportage naar het experiment teambevoegdheid 10ā€“14-onderwijs (Kamerstuk 31Ā 293, nr.Ā 580 en parlisnr.Ā 2021Z17149).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
ā€¢ Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
ā€¢ Inbreng van de leden van de D66-fractie 2
ā€¢ Inbreng van de leden van de SP-fractie 3
ā€¢ Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 4
ā€¢ Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 5
ā€¢ Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie 6
ā€¢ Inbreng van de leden van de Volt-fractie 6
ā€¢ Inbreng van de leden van de SGP-fractie 7
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 7

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) naar de 10ā€“14 initiatieven. Zij vragen wat de algemene kabinetsreactie is op dit rapport.

De leden lezen in het rapport dat om de onderwijskwaliteit van 10ā€“14 scholen te bewaken, het volgens de inspectie noodzakelijk is dat er wet- en regelgeving komt voor dit specifieke onderwijstype. Alleen dan kan de inspectie adequaat toezicht houden op de kwaliteit van het onderwijs en kunnen besturen hierover verantwoording afleggen. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Zij vragen of de Minister deze conclusie deelt en welke acties de Minister aan deze aanbeveling verbindt.

De leden lezen daarnaast in het rapport van de inspectie verschillende aanbevelingen voor 10ā€“14 onderwijs. Kan de Minister per aanbeveling ingaan hoe en of hij hier invulling aan gaat geven?

Daarnaast lezen de leden in de kabinetsreactie eindrapportage pilot 10ā€“14 scholen Ā«een soepele overgangĀ» dat de Minister het besluit hoe verder om te gaan met de instroom in het primair onderwijs en de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs, overlaat aan een volgend kabinet. Kan de Minister ten minste aangeven welke aandachtspunten hij meegeeft aan een volgend kabinet met betrekking tot dit onderwerp, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de eindrapportage pilot 10ā€“14 Ā«Een soepele overgangĀ». Zij zijn tevreden dat de Minister hiermee een terugkoppeling geeft op de motie van de leden Heerema en Van Meenen1, welke de regering vraagt een pilot te starten waarbij een aantal schoolbesturen de vrijheid krijgen om zo flexibel mogelijk om te kunnen gaan met de instroom in het primair onderwijs en de doorstroom naar het voortgezet onderwijs. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die ze aan de Minister willen voorleggen.

Vroege selectie

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat we in het huidige schoolsysteem veel te vroeg selecteren. Zo stoppen we kinderen op 12-jarige leeftijd al in een hokje, waar ze vaak de rest van hun leven in vast zitten. Twaalf jaar is te vroeg om te selecteren naar niveau. Daarom zijn deze leden positief dat de afgelopen jaren de belangstelling voor 10ā€“14 onderwijs is toegenomen en dat naar aanleiding van een motie van de leden Heerema en Van Meenen2 een pilot is uitgevoerd zodat we jongeren langer de tijd geven om zich te ontwikkelen. Zij lezen in de eindrapportage van de pilot dat succesfactoren bij de uitvoering de kleinschaligheid zijn, gemotiveerd en enthousiast personeel, een goede voorbereiding en een gezamenlijk bestuur voor po3 en vo4. Wat vindt de Minister de belangrijkste conclusies uit de eindrapportage? Welke lessen kan hij trekken uit de pilot voor het regulier onderwijs? Ook vragen zij of het zijn intentie is om naar aanleiding van deze pilot de randvoorwaarden voor de implementatie van dit type onderwijs te verbeteren.

Knelpunten pilot 10ā€“14

De leden van de D66-fractie vinden het goed om te signaleren dat leraren positief met 10ā€“14 onderwijs aan de slag zijn gegaan. En dat leraren, leerlingen en ouders over het algemeen positief zijn. Echter, deze leden vernemen ook dat er aandachtspunten zijn, zoals kwaliteitsborging en transparante communicatie. Wat hebben scholen die deel hebben genomen aan deze pilot als de grootste struikelblokken ervaren? In de rapportage wordt geconstateerd dat de grootste uitstroom tussen 10 en 12 jaar is. Zij vragen of de Minister hier een verklaring voor kan geven. Hoe kan deze uitstroom in de toekomst worden voorkomen? Wat vindt de Minister de belangrijkste aanbevelingen om 10ā€“14 onderwijs te laten slagen? Is hij bereid stappen te ondernemen, om dit type onderwijs te realiseren op meer scholen in Nederland? Zo ja, welke, zo vragen de voornoemde leden.

Tussenrapportage onderzoek teambevoegdheid 10ā€“14 onderwijs

De leden van de D66-fractie zijn positief te vernemen dat de schoolleiders en leraren tevreden tot zeer tevreden zijn over de samenstelling van lerarenteams, omdat po-leraren en vo-leraren van elkaar kunnen leren en de verschillende expertises elkaar verrijken. Welke lessen trekt de Minister uit de conclusies omtrent de teambevoegdheid? Deze leden constateren dat als een van de grootste knelpunten het verschil tussen de caoā€™s van po- en vo-leraren wordt genoemd. Zij zijn van mening dat er een gezamenlijk cao moet komen voor heel het funderend onderwijs en zien deze conclusie als een steun in de rug om dit te realiseren. Daarnaast wordt als knelpunt ook benoemd dat leraren meer tijd nodig hebben om hun taken uit te voeren en te overleggen met andere leraren. Zij hebben daarom eerder voorgesteld in de Onderwijsvisie dat leraren maximaal 20 uur per week les moeten geven, zodat leraren tijd hebben om te blijven ontwikkelen en hun lessen voor te bereiden. Hoe beoordeelt de Minister de benoemde knelpunten in de tussenrapportage? Ziet hij in de tussenrapportage kansen voor het regulier onderwijs? Zo ja, welke, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eindrapportage pilot 10ā€“14 Ā«Een soepele overgangĀ» en de reactie van de Minister. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden vragen hoe de Minister aankijkt tegen het 10ā€“14 onderwijs. Ziet hij dit als een goede optie om vroege selectie en de daarmee gepaard gaande kansenongelijkheid tegen te gaan? Kan dit Ć¼berhaupt gesteld worden, aangezien de effecten niet meetbaar zijn? Kan hij de voor- en nadelen van 10ā€“14 onderwijs opsommen ten opzichte van andere interventies om kansenongelijkheid tegen te gaan bij de overgang van het basisonderwijs naar het middelbaar onderwijs? Wat zou de Minister het nieuwe kabinet adviseren als het gaat om het voortzetten van het 10ā€“14 onderwijs? Ook als het gaat om het aanpakken van de knelpunten in wet- en regelgeving? Tevens vragen de voornoemde leden hoe de Minister het rapport van de inspectie weegt, waaruit blijkt dat het merendeel van de betreffende scholen de kwaliteit van onderwijs onvoldoende bewaart.5 Wat gaat de Minister doen om de kwaliteit te verbeteren en aan het bewaken van de kwaliteit? Wat is de reactie van de Minister op de eerste tussenrapportage experiment teambevoegdheid 10ā€“14? Zou zoā€™n teambevoegdheid wenselijk zijn volgens de Minister en de kwaliteit van onderwijs ten goede komen? Kan de Minister zijn antwoorden toelichten, zo vragen de voornoemde leden. Vindt de Minister het ook onrechtvaardig dat leraren uit het primair en voortgezet onderwijs in deze pilot samenwerken, terwijl hun arbeidsvoorwaarden op basis van caoā€™s verschillen? Ook ontvangen zij graag hier een toelichting op.

Eveneens zijn de leden benieuwd naar de schoolloopbaan van de leerlingen die het volledige traject hebben doorlopen. Wordt dit verder gemonitord? Zo nee, waarom niet? Is de Minister alsnog bereid dit ondanks zijn demissionaire status wel toe te zeggen, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige eindrapportage. Zij zijn zich bewust dat kinderen zich op verschillende manieren en in verschillende tempoā€™s ontwikkelen en niet allemaal beginnen met een gelijke start. In Nederland wordt echter heel vroeg geselecteerd voor het type voortgezet onderwijs, in maar liefst zeven verschillende richtingen (van praktijkonderwijs tot vwo). Al op 11-jarige leeftijd komen kinderen zo in een hokje terecht waar ze niet makkelijk meer uitkomen. Kan de Minister toelichten in hoeverre een doorlopende leerlijn voor kinderen in de leeftijd van 10 tot 14 jaar van basis- naar voortgezet onderwijs, nu blijkt te kunnen meehelpen om deze vroegselectie te doorbreken en daarmee recht te doen aan alle verscheidenheid tussen kinderen?

De eindrapportage van de pilot 10ā€“14 Ā«Een soepele overgangĀ» noemt het nog te vroeg om uitspraken te doen over de schoolloopbaan van de leerlingen, maar benoemt dat er tevredenheid bestaat over de geleidelijke overgang, het vakoverstijgend werken, het gepersonaliseerd leren en sociale competenties en de begeleiding en monitoring van de voortgang. Bij twee van de tien initiatieven vormde het tegengaan van segregatie een doelstelling, daar blijkt nu ook sprake van een gemĆŖleerde schoolpopulatie. Hoe zit dat laatste bij de andere initiatieven, zo vragen de voornoemde leden.

De eerste tussenmeting van het onderzoek teambevoegdheid 10ā€“14-onderwijs benoemt dat teambevoegdheid de doorlopende leerlijn van leerlingen versterkt, de gezamenlijke begeleiding van leerlingen verbetert en leraren breder laat kijken dan hun eigen Ā«specialiteitĀ», maar stelt vast dat de verschillen tussen caoā€™s van po- en vo-leraren de grootste belemmering vormt. Wordt dit probleem opgelost als de loonkloof tussen primair en voortgezet onderwijs wordt opgelost, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de verschillende rapporten over 10ā€“14 onderwijs met interesse gelezen. Zij hebben hier nog wel wat vragen over.

Themarapport 10ā€“14 onderwijs van inspectie

Samenvatting

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in de eerste helft van 2021 er naar schatting 28 10ā€“14 initiatieven zijn die onderwijs verzorgen of voornemens zijn deze te starten. Het regeerakkoord van 2017 gaf ruimte voor dit soort initiatieven. Blijft deze ruimte er ook bij een nieuw regeerakkoord? Zij vragen hoe continuĆÆteit voor deze initiatieven wordt gewaarborgd ook na een wisseling van kabinet (bijvoorbeeld als een nieuw kabinet hier minder ruimte aan wil bieden). Is er een maximum aan het aantal 10ā€“14 initiatieven dat wordt toegestaan? Eveneens vragen zij welke eisen worden gesteld aan deze initiatieven om zich te mogen ontplooien binnen deze ruimte. Wat gaat er gebeuren met de conclusies uit de rapporten en hoeveel 10ā€“14 initiatieven zijn er of starten er in 2022, zo vragen de voornoemde leden.

Nog geen brede oplossingen voor het risico van een dubbele knip

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de meeste initiatieven nog weinig werkwijze hebben ontwikkeld om de risicoā€™s in de aansluiting met groepĀ 6 en klasĀ 3 in beeld te brengen en hieraan oplossingen te verbinden. De voornoemde leden vinden dit zorgelijk. Deelt de Minister de mening dat deze 10ā€“14 initiatieven er juist zijn om de overgangen binnen het onderwijs minder lastig te maken? In hoeverre is er nu geen sprake van het verschuiven van deze lastige overgang, en deze zelfs verdubbelen naar twee lastige overgangen? Eveneens vragen zij of er geen eisen worden gesteld aan deze initiatieven om hier wĆ©l oplossingen voor te vinden. Zo niet, waarom niet? Op welke manier worden 10ā€“14 initiatieven gestimuleerd dan wel verplicht om hier meer aandacht aan te besteden, zo vragen de eerder genoemde leden.

Kwaliteitszorg

De leden van de GroenLinks-fractie concluderen dat de kwaliteitszorg een kwetsbare factor is waar nog veel verbetering nodig is. Op welke manier worden 10ā€“14 initiatieven gestimuleerd dan wel verplicht om hier meer aandacht aan te besteden? De voornoemde leden lezen dat de onderwijsvisie bij deze initiatieven weinig is vertaald naar concrete en toetsbare doelen. Hoe is het dan mogelijk om dit soort onderwijs te beoordelen? Zij vragen hoe zeker kan worden gesteld dat de leerlingen goed en kwalitatief onderwijs krijgen dat ook weer aansluit bij het vervolgonderwijs daarna.

Wet- en regelgeving

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de wetgeving nog niet is ingericht op dit soort 10ā€“14 initiatieven. Acht de Minister het verantwoord om door te gaan met dit soort pilots als de kwaliteit en verantwoording moeilijk te controleren zijn door de inspectie? Hoelang kan de situatie op deze manier zonder passend toezicht voortduren volgens de Minister? Ook vragen zij of de Minister voornemens is om een voorbereidend traject in te zetten om te kijken welke regelgeving aangepast dient te worden voor dit soort initiatieven. Zo niet, waarom niet? Welke wijzigingen in wet- en regelgeving zouden belemmeringen in de samenwerking tussen primair en voortgezet onderwijs kunnen oplossen?

De voornoemde leden lezen dat het regeerakkoord spreekt van meer ruimte voor vormen van samenwerking zoals 10ā€“14 initiatieven, maar dat de praktijk de vraag oproept waaruit deze ruimte precies bestaat en hoe de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd kan worden. Zij vragen of de Minister deze vragen kan beantwoorden, dan wel erop reflecteren.

De leden lezen dat er nog diverse andere knelpunten zijn voor het 10ā€“14 onderwijs binnen de wettelijke kaders. Een knelpunt is het stelsel van bevoegdheden waardoor er beperkingen zijn voor leraren primair onderwijs om les te geven in het voortgezet onderwijs. Op welke manier zou dit knelpunt kunnen worden opgelost? Is de Minister voornemens hier iets structureels aan te doen? Ziet de Minister ook dat het volledig dichten van de loonkloof ook een knelpunt binnen 10ā€“14 onderwijs kan oplossen, zo vragen de eerder genoemde leden.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat centraal in dit schriftelijk overleg het 10ā€“14-onderwijs staat. De beschikbaarheid van brede brugklassen levert, samen met soepele overgangen een positieve bijdrage aan gelijke kansen voor kinderen. De leden pleiten daarom voor meer ruimte voor samenwerking en initiatieven van scholen op dit vlak. In dit schriftelijk overleg willen zij stilstaan bij een drietal punten: ruimte voor initiatieven en samenwerking, het bevoegdhedenstelsel en teambevoegdheid en de cao in het po en vo.

Ten eerste het bevoegdhedenstelsel. Een randvoorwaarde voor 10ā€“14-onderwijs is teambevoegdheid. Dit versterkt doorlopende leerlijnen en de begeleiding van leerlingen. De leden van de ChristenUnie-fractie pleiten ervoor om de bevoegdhedenstructuur in het funderend onderwijs onder de loep te nemen, om te zoeken hoe het makkelijker wordt om ook tussen onderwijssectoren over te stappen en er voor leraren meer carriĆØrepaden mogelijk zijn. Welke mogelijkheden tot veranderingen in de bevoegdhedenstructuur ziet de Minister om structureel tot een versterking van doorlopende leerlijnen te komen? Meer en andersoortige carriĆØrepaden in het onderwijs leiden wellicht ook tot het meer aantrekkelijk maken van het leraarschap. Zij vragen hoe de Minister dat ziet. Ziet de Minister voor het meer aantrekkelijk maken van het beroep ook een mogelijkheid voor het komen tot Ć©Ć©n cao in het gehele funderende onderwijs, zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het 10ā€“14-onderwijs en de resultaten uit de rapportage goede voorbeelden zijn van het resultaat van samenwerking, initiatieven en de ruimte die geboden wordt aan scholen om dat te doen. De leden pleiten ervoor om de ruimte voor samenwerking en initiatieven van scholen op het vlak van brede brugklassen, betere begeleiding bij de overgang naar een volgende school en voldoende mogelijkheden om door te stromen en te stapelen te verbreden. Kan de Minister daarop reflecteren? Welke ruimte ziet de Minister nu al om deze verbreding te maken, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen wat de reden is dat een aantal van de pilots nog geen expliciete visie op het bevorderen van kansengelijkheid geformuleerd hadden. Een van de voornaamste redenen voor het uitvoeren van de pilots lag immers in de bevordering van kansengelijkheid. Hoe kan het dat dit van tevoren niet meegenomen is door een aantal pilots? Eveneens vragen zij wat hier nu concreet aan wordt gedaan om dit alsnog door de verschillende pilots mee te laten nemen. In hoeverre vragen de pilots om extra inspanningen vanuit de docenten, zowel qua administratieve taken als docerende taken? De voornoemde leden achten het belangrijk dit mee te wegen, gezien het schrijnende algemene lerarentekort en de hoge werkdruk. Leidt een betere samenwerking tussen po- en vo-scholen tot vermindering van de werkdruk, bijvoorbeeld door betere afstemming?

Ten slotte vragen zij hoe de Minister aan kijkt tegen een mogelijke toekomstige wettelijke verankering van de samenwerking tussen po- en vo-scholen, die nodig zou zijn vanuit de geschetste problematiek in het rapport omtrent verantwoording, toezicht en nalevingsrisicoā€™s.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eindrapportage. Zij hebben enkele vragen met het oog op de verdere discussie over deze thematiek.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de verschillende initiatieven erg ongelijksoortig zijn. De onderzoekers geven aan dat nader onderzoek nodig is om conclusies te kunnen trekken. Deze leden vragen de Minister of de ongelijksoortigheid niet hoe dan ook een belemmering zal blijven om duidelijke conclusies te kunnen trekken, ook als het onderzoek gecontinueerd wordt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet de pilots met 10ā€“14 onderwijs ziet in het licht van kansengelijkheid. Het valt deze leden echter op dat het uitstel van de overgang naar het voortgezet onderwijs en de selectie van het niveau bij veel ouders en leerlingen slechts een beperkte rol vervult in de overwegingen. Zij vragen de Minister hierop te reflecteren. In hoeverre zijn de initiatieven voldoende toegesneden op de doelstelling, zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de proefprojecten, afgezien van de teambevoegdheid binnen de reguliere wettelijke kaders, vormgegeven kan worden. Een belangrijke reden daarvoor is dat de inschrijving blijft verlopen via het gangbare onderscheid tussen basisschool en middelbare school. In sommige projecten is daarbij ook geen sprake van een enkele locatie, maar schakelen de leerlingen tussen de locaties van de basisschool en de middelbare school. Deze leden zouden graag een korte verkenning van de Minister vernemen van de alternatieve mogelijkheid om binnen de huidige wettelijke kaders de lengte van de basisschool te verlengen met een jaar of twee jaren. In hoeverre is het mogelijk om, eveneens met de inzet van teambevoegdheden, uit te gaan van een langer verblijf in de basisschool voor alle leerlingen en een versneld doorlopen van het resterende deel van het voortgezet onderwijs, zo vragen de voornoemde leden.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


  1. Kamerstuk 35Ā 300Ā VIII, nr.Ā 38.ā†©ļøŽ

  2. Ibidem.ā†©ļøŽ

  3. po: primair onderwijs.ā†©ļøŽ

  4. vo: voortgezet onderwijs.ā†©ļøŽ

  5. Brief van de Minister d.d. 5Ā oktober 2021 (Parlisnr.Ā 2021Z17149).ā†©ļøŽ