[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op brief van LAS Legal inzake aanmaningskosten en invorderingsrente

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2021D38842, datum: 2021-10-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-905).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -905 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2021Z18065:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

31 066 Belastingdienst

Nr. 905 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft verzocht om een reactie op de brief van de heer L. van der Heide van LAS Legal van 9 februari 2021 met referentie LAS/FIN-21-inv over aanmaningskosten en invorderingsrente.

In deze brief zijn elf vragen gesteld en in verband met die vragen drie verzoeken gedaan. In essentie hebben de vragen betrekking op de volgende situaties:

– Toeslagen brengt in voorkomende gevallen aanmaningskosten en invorderingsrente in rekening terwijl het bedrag van de terugvordering nog niet definitief vaststaat dan wel kan worden herzien;

– Doordat het inkomen van de toeslagpartner meetelt bij het vaststellen van de betalingscapaciteit, betaalt deze de facto mee aan de terugvordering, ook wanneer die toeslagpartner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor die terugvordering.

Voor beide situaties geldt dat dit verklaarbaar is in het licht van de huidige wet- en regelgeving. Ik licht dat hieronder toe.

Hierna zal ik eerst de vragen beantwoorden. Hierbij ga ik uit van de huidige wet- en regelgeving. Daarna zal ik, mede aan de hand van die antwoorden, de verzoeken behandelen.

In de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 4) is aangegeven dat de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik, samen met de specifieke aanpak voor Toeslagen ook de invorderingsstrategie van de Belastingdienst tegen het licht gaan houden, waarbij wij zowel kijken naar regelgeving als naar verbeteringen in de uitvoering, om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te houden met omstandigheden van mensen. Daarin zullen wij de signalen en suggesties van de heer Van der Heide meenemen.

Ik verwacht de Kamer nog deze herfst nader over de herijking van de invorderingsstrategie te informeren.

Vraag 1

«Is het uw commissie (waar ik hier commissie schrijf doel ik uiteraard geachte Excellentie Vijlbrief en de commissie) duidelijk dat bij elke aanpassing van gegevens door burgers en/of belastingdienst – indien dit zou inhouden dat een burger te veel aan voorschot kan hebben ontvangen – deze aanpassing inhoudt dat er een geautomatiseerde terugvordering plaatsvindt, welke bij non-betaling dan ook inhoudt dat het aanmaning- en invorderingstraject automatisch gaat lopen?»

Antwoord

Ja dat is mij duidelijk. Hierna beschrijf ik het beleid als een burger een bedrag aan te veel verstrekte voorschotten moet terugbetalen.

Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot, dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, is de burger het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd. Het terug te vorderen bedrag wordt volledig door Toeslagen teruggevorderd.1 De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.2

Uitgangspunt is dat de burger in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag van de toeslagschuld te voldoen met een standaardbetalingsregeling. Deze wordt, zonder nader onderzoek in te stellen, door de Belastingdienst/Toeslagen aangeboden en gaat uit van een af te lossen bedrag van minimaal € 20 per maand voor iedere terugvordering afzonderlijk.3

De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden, te rekenen vanaf één maand na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking. De eerste termijn moet zijn voldaan op de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking. Als het teruggevorderde bedrag meer bedraagt dan € 480 wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd dat aflossing binnen 24 maanden mogelijk is.4

Aflossing kan op twee manieren plaatsvinden:

1. de burger maakt maandelijks het termijnbedrag over naar de rekening van de Belastingdienst;

2. de Belastingdienst/Toeslagen verrekent het termijnbedrag met het maandelijks aan de burger uit te keren voorschot.5

Indien de burger het termijnbedrag niet zelf overmaakt en de burger recht heeft op een voorschot, verrekent de Belastingdienst/Toeslagen het termijnbedrag ambtshalve met het maandelijks uit te keren voorschot.

Als de burger schriftelijk aangeeft niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling te voldoen kan hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken. De Belastingdienst/Toeslagen staat dan een betaling in termijnen toe die is gebaseerd op de betalingscapaciteit van de burger.6

Als de toeslagschuld niet of niet volledig binnen de betalingstermijn wordt voldaan en er binnen die betalingstermijn geen betalingsregeling is getroffen, zendt de Belastingdienst/Toeslagen de burger eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering voordat tot dwanginvordering wordt overgegaan. Het betalingsgedrag van de burger of diens gedrag met betrekking tot het verstrekken van informatie voor de toekenning van een toeslag of voorschot op een toeslag kan aanleiding zijn om het zenden van een betalingsherinnering achterwege te laten en direct tot dwanginvordering over te gaan.7

Indien de burger het bedrag van de terugvordering niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de Belastingdienst/Toeslagen hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.8

De invordering van het bedrag van de terugvordering kan geschieden bij een door de Belastingdienst/Toeslagen uit te vaardigen dwangbevel.9

Vraag 2

«Zo ja, is het uw commissie dan ook bekend dat opgevoerde aanmanings- en invorderingskosten als onrechtmatig zijn aan te merken omdat er (nog) geen sprake is van een definitieve berekening toeslagen? Dit kan tot gevolg hebben dat een burger wordt geconfronteerd met invordering van bedragen waarvan niet vaststaat of deze definitief ten onrechte zijn ontvangen en welke dan achteraf alsnog moet worden hersteld, maar waarover wel aanmaningskosten en voor invorderingsrente dient te worden voldaan.»

Antwoord

Aanmaningskosten

Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking. Indien op deze tegemoetkoming voorschotten zijn verstrekt, worden deze met de tegemoetkoming verrekend. Deze verrekening kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.10 De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.11

Indien de burger het niet eens is met (het bedrag van) de terugvordering kan hij een gemotiveerd bezwaar of verzoek om herziening indienen.12 De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt 6 weken13 en vangt aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.14 De Belastingdienst/Toeslagen merkt een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een terugvorderingsbeschikking of een herzieningsverzoek van een terugvorderingsbeschikking aan als een verzoek om uitstel van betaling. In beginsel verleent de Belastingdienst/Toeslagen het uitstel tot het moment waarop op het bezwaar of verzoek om herziening is beslist.15

Indien er geen uitstel is verleend vanwege een ingediend bezwaar of een betalingsregeling en de burger het bedrag van de terugvordering niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, zendt de Belastingdienst/Toeslagen de burger eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering. Daarna maant de Belastingdienst/Toeslagen hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.16 Daarbij brengt de Belastingdienst/Toeslagen aan de burger aanmaningskosten in rekening.17

Uit het voorgaande volgt dat, indien de burger tijdig (binnen zes weken) bezwaar maakt tegen de terugvorderingsbeschikking, de Belastingdienst/Toeslagen uitstel van betaling verleent en geen aanmaning verzendt. Indien de burger na zes weken geen bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvorderingsbeschikking, is deze in beginsel definitief en is tegelijkertijd ook de betaaltermijn van zes weken verlopen. Na die zes weken stuurt de Belastingdienst/Toeslagen niet direct de aanmaning, maar in de meeste gevallen eerst nog een betalingsherinnering. Als daarop geen betaling volgt, stuurt de Belastingdienst/Toeslagen een aanmaning waarbij aanmaningskosten in rekening worden gebracht.

Dat neemt niet weg dat, ook als de betalingstermijn verloopt voordat de terugvorderingsbeschikking definitief is, de burger wettelijk verplicht is om het bedrag van de terugvordering tijdig te voldoen. De aanmaning en de kosten daarvan zijn niet verbonden aan het al dan niet definitief zijn van het terugvorderingsbedrag, maar aan de verplichting om dat bedrag binnen de wettelijke betalingstermijn te voldoen.

Indien de burger van mening is dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening zijn gebracht dan wel onrechtmatig zijn, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen. Als de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaarschrift niet of niet geheel toewijst en de burger is het hiermee niet eens, kan hij in beroep gaan bij de rechter.18

Als voorbeeld verwijs ik naar een door LAS Legal als bijlage 1 bijgevoegde beslissing op bezwaar tegen de aanmaningskosten19.

Uit het voorgaande volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen wettelijk bevoegd is om bij de aanmaning aanmaningskosten in rekening te brengen, ongeacht of het terugvorderingsbedrag definitief vaststaat. Dat wil echter niet zeggen dat het in alle gevallen terecht is dat deze kosten door de burger moeten worden betaald.

In het kader van het lopende «project vervolgingskosten» waarover Staatssecretaris Vijlbrief de Kamer in mijn brief van 19 februari 2021 informeerde20, is geconstateerd dat de Belastingdienst/Toeslagen in bepaalde gevallen vervolgingskosten niet herrekende, terwijl dit wel terecht is. Daarom is de Leidraad Invordering 2008 per 1 juli 2021 in die zin aangepast, dat de Belastingdienst/Toeslagen vervolgingskosten (kosten die op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen in rekening worden gebracht, waaronder aanmaningskosten) herrekent, als na het in rekening brengen van die kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening, tot stand is gekomen, waarvoor een lager bedrag aan aanmaningskosten zou zijn berekend. Deze situatie zal zich voordoen bij een vermindering van een terugvorderingsbeschikking en met name in het geval dat er sprake is van een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden en die door de Belastingdienst/Toeslagen in het voordeel van de burger wordt herzien, wanneer de Belastingdienst/Toeslagen is gebleken dat die tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld.21

Invorderingsrente

De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.22 Bij overschrijding van deze betalingstermijn is invorderingsrente verschuldigd met overeenkomstige toepassing van de artikelen 28 en 29 van de Invorderingswet 1990.23

De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag waarop de terugvorderingsbeschikking invorderbaar is dan wel de betalingstermijn van de invorderingstermijn is verstreken en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling. Dat betekent dat ook invorderingsrente in rekening wordt gebracht over de tijd voor welke de burger uitstel van betaling is verleend.24

Uit het voorgaande volgt dat de burger na ommekomst van de betaaltermijn van zes weken invorderingsrente is verschuldigd, ongeacht of aan hem uitstel van betaling is verleend. De invorderingsrente is niet verbonden aan het al dan niet definitief zijn van het terugvorderingsbedrag, maar aan de verplichting om dat bedrag binnen de wettelijke betalingstermijn te voldoen.

Indien de burger binnen de bezwaartermijn van zes weken geen bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvorderingsbeschikking is deze definitief en is ook de betaaltermijn verlopen. In dat geval wordt er invorderingsrente berekend over het definitieve bedrag van de terugvorderingsbeschikking.

Indien de burger binnen de bezwaartermijn van zes weken wél bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvorderingsbeschikking, wordt er na verloop van de betaaltermijn van zes weken ook invorderingsrente berekend over het (nog niet definitieve) bedrag van de terugvorderingsbeschikking, ongeacht of er naar aanleiding van het bezwaar uitstel van betaling is verleend.

Indien de burger van mening is dat de invorderingsrente ten onrechte in rekening is gebracht dan wel onrechtmatig is, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen. Als de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaarschrift niet of niet geheel toewijst en de burger is het hiermee niet eens, kan hij in beroep gaan bij de rechter.25 Als voorbeeld verwijs ik naar een door LAS Legal als bijlage 2 bijgevoegde beslissing op bezwaar tegen de invorderingsrente26.

Uit het voorgaande volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen wettelijk bevoegd is om bij overschrijding van de betalingstermijn invorderingsrente in rekening te brengen, ongeacht of het terugvorderingsbedrag definitief vaststaat. Dat wil echter niet zeggen dat het in alle gevallen redelijk is dat deze terecht in rekening gebrachte kosten ook door de burger betaald moeten worden.

Zo is in artikel 28b van de Invorderingswet bepaald dat:

– indien een terugvorderingsbeschikking wordt verminderd of herzien tot een lager bedrag dan inmiddels door de burger op die beschikking is betaald; en

– de burger eerder een verzoek om uitstel van betaling met betrekking tot het door hem bestreden bedrag van die terugvorderingsbeschikking heeft gedaan; en

– dat verzoek door de Belastingdienst/Toeslagen bij beschikking is afgewezen,

óf

– indien de Belastingdienst/Toeslagen een aan een burger uit te betalen bedrag niet binnen zes weken na de dagtekening van de daartoe strekkende belastingaanslag uitbetaalt of verrekent,

aan de burger invorderingsrente wordt vergoed.27

In lijn daarmee is in de eerdergenoemde brief aan de Kamer van 19 februari 202128 gemeld dat, indien een burger na de geldende betalingstermijn betaalt en er daarom invorderingsrente in rekening is gebracht over het op dat moment openstaande terugvorderingsbedrag, een verlaging van het terugvorderingsbedrag tot gevolg moet hebben dat die invorderingsrente moet worden herrekend over het nieuwe verlaagde bedrag. Per 1 juli 2021 is de Leidraad Invordering 2008 daarom dusdanig aangepast, dat het voor de Belastingdienst/Toeslagen en de burger duidelijk is in welke gevallen invorderingsrente wordt herrekend.

Dat zal gebeuren, indien en voor zover na het in rekening brengen van invorderingsrente het bedrag, waarover de invorderingsrente wordt berekend, wordt verlaagd, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening en voor zover geen rente wordt vergoed op grond van artikel 28b van de Invorderingswet.29 Deze situatie zal zich met name voordoen in het geval dat er sprake is van een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden en die door de Belastingdienst/Toeslagen in het voordeel van de burger wordt herzien wanneer de Belastingdienst/Toeslagen is gebleken dat die tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld.30

Vraag 3

«Zo nee, kunt u als commissie instrumenten aandragen waarbij de belastingdienst/toeslagen aanmaning- en invorderingsprotocollen pas tot uitvoering kan brengen nadat de definitieve berekening de kracht van gewijsde heeft gekregen?»

Antwoord

Uit mijn antwoord op vraag 2 volgt dat er in beginsel geen verband bestaat tussen het al dan niet definitief zijn van een terugvorderingsbeschikking enerzijds en de wettelijke verplichting tot betaling daarvan en de daarmee samenhangende aanmaningskosten en invorderingsrente anderzijds.

Tevens volgt uit mijn antwoord dat de betalingstermijn van zes weken gelijk is aan de bezwaartermijn tegen de terugvorderingsbeschikking, zodat de aanmaningskosten en invorderingsrente in beginsel pas verschuldigd worden nadat die bezwaartermijn ongebruikt is verstreken.

Met de wijziging van de artikelen 79.19 juncto 75.6 en 79.20 juncto 28.2. Leidraad Invordering 2008 meen ik echter op een andere wijze aan de door LAS Legal genoemde bezwaren tegemoet te zijn gekomen, doordat daarmee de uiteindelijk verschuldigde vervolgingskosten en invorderingsrente zal worden herrekend op basis van het definitief verschuldigde terugvorderingsbedrag.

Vraag 4

«Is het de commissie bekend dat het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling inhoudelijk onjuist is. Een toeslagenpartner hoeft niet aansprakelijk te zijn voor een in het verleden onterecht ontvangen toeslag van de andere partner?»

Antwoord

Als de burger schriftelijk aangeeft niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling te voldoen kan hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken door invulling van het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling. De Belastingdienst/Toeslagen staat dan een betaling in termijnen toe die is gebaseerd op de betalingscapaciteit van de burger. De berekening van de betalingscapaciteit van de burger vindt plaats op de voet van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, met dien verstande dat de Belastingdienst/Toeslagen het netto-besteedbare inkomen van de burger vermeerdert met het netto-besteedbare inkomen van de persoon die ten tijde van de indiening van het verzoek als partner in de zin van artikel 3 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen kan worden beschouwd.31

Met het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling verstrekt de burger en zijn eventuele toeslagpartner informatie over zijn financiële situatie (bezittingen, schulden, inkomsten) op basis waarvan de Belastingdienst/Toeslagen de betalingscapaciteit kan berekenen. Het formulier, het opvragen en het verstrekken van deze financiële gegevens zeggen niets over en hebben geen invloed op de vraag of de toeslagpartner op grond van artikel 33 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen aansprakelijk is voor de terugvordering.

Als een toeslagpartner aansprakelijk wordt gesteld voor een terugvordering en aangeeft niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling te voldoen kan ook hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken door invulling van het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling.

Vraag 5

«Zo ja, is het dan niet raadzaam een verzoek tot persoonlijke betalingsregeling per persoon te registreren waarbij de koppeling met een toeslagpartner wordt of kan worden losgelaten?»

Antwoord

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6

«Zo nee, bent u als commissie niet van mening dat een persoonlijke betalingsregeling uit dient te gaan van de gegevens van de aanvrager zoals zij van toepassing waren op het moment van het ontstaan van de (onverschuldigde) betaling van toeslagen?»

Antwoord

Ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling neemt de Belastingdienst/Toeslagen het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen, van de burger en van de persoon, die ten tijde van de indiening van het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling als partner van die burger in de zin van artikel 3 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen kan worden beschouwd, in aanmerking.

Op basis van deze draagkracht stelt de Belastingdienst/Toeslagen zowel de tegemoetkoming als het voorschot en het eventuele terugvorderingsbedrag vast.

De bepaling, dat bij de vaststelling van de betalingscapaciteit voor de terugbetaling van het terugvorderingsbedrag, naast het netto-inkomen van de burger tevens het netto-inkomen van diens toeslagpartner in aanmerking wordt genomen is derhalve in lijn met de systematiek en bedoeling van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen. Daarbij wordt er in beginsel vanuit gegaan dat de toeslagpartner gedurende de periode waarop de terugvordering betrekking heeft, óók de toeslagpartner van de burger was en derhalve (mede) aansprakelijk voor de terugbetaling.

Dat betekent dan ook, dat bij de bepaling van de betalingscapaciteit het netto besteedbaar inkomen van de toeslagpartner buiten beschouwing wordt gelaten, als die toeslagpartner gedurende de periode waarop de terugvordering betrekking heeft, géén toeslagpartner van de burger was.32

Ook indien de burger ten tijde van de indiening van het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling geen toeslagpartner meer heeft, wordt uiteraard alleen het netto-inkomen van de burger voor de bepaling van de betalingscapaciteit. In dat geval kan dan ook een eventuele voormalige toeslagpartner op grond van artikel 33 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen aansprakelijk worden gesteld.

Vraag 7

«Kan op basis van de Beslissing op Bezwaar de commissie bij het toepassen van terugvorderen van onverschuldigde betaalde (voorschot) toeslagen bewerkstelligen dat burgers welke niet uit kwade trouw hebben gehandeld worden vrijgesteld van aanmaningskosten en invorderingsrente?»

Antwoord

Er bestaat geen verband tussen het (al dan niet) in rekening brengen van aanmaningskosten en/of invorderingsrente en het (al dan niet) te kwader trouw handelen van een burger in verband met een terugvorderingsbeschikking. De aanmaningskosten en de invorderingsrente zijn verbonden aan de verplichting om het terugvorderingsbedrag binnen de wettelijke betalingstermijn te voldoen.

Op basis van de per 1 juli 2021 gewijzigde Leidraad Invordering 2008 worden bij een vermindering van het terugvorderingsbedrag de vervolgingskosten en de invorderingsrente herrekend op basis van het definitieve terugvorderingsbedrag. Ook bij deze vermindering van de vervolgingskosten en de invorderingsrente speelt het al dan niet te kwader trouw zijn van de burger geen rol.

Vraag 8

«Zo ja, op welke termijn zou een dergelijke invoering dan kunnen plaatsvinden? Zo nee, welke motivatie ligt hieraan dan ten grondslag?»

Antwoord

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 9:

«Is het uw commissie bekend dat de opschortende werking van procedures niet -altijd- worden toegepast en dat daarmee onrecht wordt gedaan aan de burger?»

Antwoord

De Belastingdienst/Toeslagen merkt een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een terugvorderingsbeschikking of een herzieningsverzoek van een terugvorderingsbeschikking aan als een verzoek om uitstel van betaling. Een beroepschrift, een ingesteld hoger beroep of een verzoek om ambtshalve herziening, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die situaties moet de burger afzonderlijk om uitstel van betaling verzoeken.33

Indien de burger tijdig een gemotiveerd:

– bezwaar of verzoek om herziening als bedoeld in artikel 21a van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen heeft ingediend tegen de terugvordering;

– beroep of hoger beroep heeft ingediend tegen de uitspraak op een bezwaar of verzoek om herziening als bedoeld in artikel 21a van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen;

– bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingediend ter zake van een inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21 onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dat bepalend is voor de draagkracht waarmee bij de terugvordering rekening is gehouden;

– verzoek om ambtshalve vermindering heeft ingediend ter zake van een inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21 onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat bepalend is voor de draagkracht waarmee bij de terugvordering rekening is gehouden;

– een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft ingediend,

kan de Belastingdienst/Toeslagen uitstel van betaling van de terugvordering verlenen tot het moment waarop op het verzoek, bezwaar, het beroep of hoger beroep is beslist.34 In beginsel verleent de Belastingdienst/Toeslagen het uitstel, tenzij de burger ter zake van de betreffende tegemoetkoming of het voorschot daarop onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel de belangen van de Staat zich tegen het verlenen van uitstel verzetten.35

Uit het bovenstaande volgt dat er geen sprake is van een wettelijke opschortende werking van de betalingsverplichting bij procedures.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de Leidraad Invordering 2008 echter als beleid vastgelegd om, in geval het terugvorderingsbedrag bij bezwaar, in rechte of door middel van een verminderingsverzoek wordt aangevochten, een verzoek om uitstel van betaling in beginsel te honoreren, tenzij de burger ter zake van de betreffende tegemoetkoming of het voorschot daarop onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel de belangen van de Staat zich tegen het verlenen van uitstel verzetten. Als de burger het niet eens is met de afwijzing van het verzoek om uitstel, kan hij een bezwaarschrift bij Belastingdienst/Toeslagen indienen. De burger kan bij de bestuursrechter in beroep gaan tegen de beslissing om het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om uitstel ongegrond te verklaren.36

Vraag 10

«Zo ja, zou deze rechtsongelijkheid niet moeten worden hersteld vanuit de zijde van de belastingdienst/toeslagen?»

Antwoord

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Er is in het uitstelbeleid geen sprake van situaties waarbij gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.

Vraag 11

«Zo nee, is uw commissie dan niet van mening dat bij elke procedurele gang van een burger op voorhand een blokkering van aanmaningen en invorderingen moet plaatsvinden zoals te doen gebruikelijk?»

Antwoord

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9.

In geval het terugvorderingsbedrag bij bezwaar, in rechte of door middel van een verminderingsverzoek wordt aangevochten, verleent de Belastingdienst/Toeslagen in beginsel uitstel van betaling.

Verzoek 1

LAS Legal verzoekt om te besluiten dat, als een burger kan aantonen dat aan hem geen bewust toerekenbare fout kan worden toegedicht en er sprake is van een -persoonlijke betalingsregeling wegens onvoldoende betalingsmogelijkheden, over deze persoonlijke betalingsregeling geen aanmaningskosten en invorderingsrente(s) worden geheven.

Antwoord

Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 1, vraag 2 en vraag 7. Indien er een persoonlijke betalingsregeling is aangevraagd voordat de betalingstermijn is verstreken, worden er geen aanmaningskosten in rekening gebracht. De berekening van de invorderingsrente vangt in alle gevallen aan op de dag waarop de terugvorderingsbeschikking invorderbaar is en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop het terugvorderingsbedrag in zijn geheel is betaald.

Er bestaat geen verband tussen het (al dan niet) in rekening brengen van aanmaningskosten en/of invorderingsrente en het (al dan niet) te kwader trouw zijn van een burger in verband met een terugvorderingsbeschikking en een daarvoor afgesloten persoonlijke betalingsregeling. De aanmaningskosten en de invorderingsrente zijn verbonden aan de verplichting om het terugvorderingsbedrag binnen de wettelijke betalingstermijn te voldoen.

Conform de aanpassing per 1 juli 2021 van de Leidraad Invordering 2008 kunnen de vervolgingskosten en invorderingskosten achteraf wel worden verminderd indien het terugvorderingsbedrag alsnog wordt verminderd.

Gezien het bovenstaande past het verzoek niet in de huidige wet- en regelgeving en zal ik niet aan het verzoek van LAS Legal voldoen. Ik zal het verzoek wel betrekken bij de herijking van de invordering.

Verzoek 2

LAS Legal verzoekt om te besluiten dat aanmaningskosten en invorderingsrente op «onverschuldigd» betaalde voorschotten inzake de toeslagenwet pas van toepassing worden verklaard nadat is gebleken dat de definitieve terugvordering de kracht van gewijsde heeft gekregen. Dit kan zijn na bezwaar & beroep of na het definitief worden van de aangifte inkomstenbelasting-premie volksverzekering.

Antwoord

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 en vraag 3.

Er bestaat in beginsel geen verband tussen het al dan niet definitief zijn van een terugvorderingsbeschikking enerzijds en de verplichting tot betaling daarvan en de daarmee samenhangende aanmaningskosten en invorderingsrente anderzijds.

Daarnaast is de betalingstermijn van de terugvorderingsbeschikking van zes weken gelijk aan de bezwaartermijn tegen die terugvorderingsbeschikking, zodat de aanmaningskosten en invorderingsrente in beginsel pas worden berekend nadat die bezwaartermijn ongebruikt en tegelijk met de wettelijke betalingstermijn is verstreken.

Dat neemt niet weg dat het redelijk is dat de burger slechts de aanmaningskosten en invorderingsrente behoeft te betalen voor het terugvorderingsbedrag dat uiteindelijk definitief door hem is verschuldigd. Met de wijziging van de artikelen 79.19 jo 75.6 en 79.20 jo 28.2. Leidraad Invordering 2008 meen ik voldoende aan de door LAS Legal verzoek tegemoet te komen, doordat daarmee de uiteindelijk verschuldigde aanmaningskosten en/of invorderingsrente zal worden herrekend op basis van het definitief verschuldigde terugvorderingsbedrag. Dat neemt niet weg dat ik ook dit aspect zal betrekken bij de herijking van de invordering.

Verzoek 3

LAS Legal verzoekt om te besluiten dat het formulier – persoonlijke betalingsregeling – zoals zij thans wordt gehanteerd wordt her-beoordeeld en dat daarbij in ieder geval de (toeslagen)partner die niet medeverantwoordelijk kan worden gehouden niet hoofdelijk kan en zal worden aangesproken.

Antwoord

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4, vraag 5 en vraag 6.

Bij de berekening van de betalingscapaciteit van de burger in het kader van een persoonlijke betalingsregeling wordt het netto-inkomen van de burger vermeerderd met het netto-inkomen van de toeslagpartner, indien deze ook de toeslagpartner van de burger was gedurende de periode waarop de terugvordering betrekking heeft.

Met het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling verstrekt de burger en zijn eventuele toeslagpartner slechts informatie over zijn financiële situatie (bezittingen, schulden, inkomsten) op basis waarvan de Belastingdienst/Toeslagen de betalingscapaciteit kan berekenen.

Na ontvangst van dit formulier wordt bij het vaststellen van de betalingscapaciteit dan onder meer beoordeeld, of de toeslagpartner ook gedurende de periode waarop de terugvordering betrekking heeft, toeslagpartner van de burger was en zijn netto-inkomen al dan niet buiten beschouwing moet worden gelaten.

Gezien het bovenstaande is het huidige beleid reeds in lijn met het verzoek van LAS Legal. Dat neemt niet weg dat ik zal onderzoeken of het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling dusdanig kan worden ingericht dat daarin reeds met dit beleid rekening wordt gehouden, zodat wordt voorkomen dat de burger onnodig gegevens van zijn toeslagpartner verstrekt. Daarnaast realiseer ik mij dat dit beleid is beperkt tot het buiten beschouwing laten van het netto-inkomen van de toeslagpartner en dat daarin het eventuele vermogen van de toeslagpartner niet is betrokken. Ik zal dit aspect betrekken bij de herijking van de invordering, daarbij zal tevens de haalbaarheid van de uitvoering (uitvoeringstoets) in de beoordeling worden meegenomen.

Tot slot

Ik wil mijn waardering uitspreken naar de heer Van der Heide van LAS Legal, dat hij de moeite heeft genomen om mij te voorzien van deze signalen. Dit soort opbouwende kritiek helpt de Belastingdienst/Toeslagen om haar beleid voortdurend te evalueren en – waar nodig – te verbeteren.

De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. Van Huffelen


  1. Artikel 26 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  2. Artikel 28 lid 1 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  3. Artikel 7 lid 1 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  4. Artikel 7 lid 4 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  5. Artikel 79.7 Leidraad Invordering 2008 en Artikel 7 lid 3 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  6. Artikel 7 lid 5 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  7. Artikel 79.1 Leidraad Invordering 2008↩︎

  8. Artikel 32 lid 1 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  9. Artikel 32 lid 2 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  10. Artikel 24 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  11. Artikel 28 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  12. Artikel 21a Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  13. Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht↩︎

  14. Artikel 35 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  15. Artikel 8 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen en artikel 79.9a Leidraad Invordering 2008↩︎

  16. Artikel 32 lid 1 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  17. Artikel 2 Kostenwet invordering rijksbelastingen↩︎

  18. Artikel 7 Kostenwet invordering rijksbelastingen↩︎

  19. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  20. Kamerstuk 31 066, nr. 798↩︎

  21. Artikel 21a Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen en artikel 5a Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  22. Artikel 28 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  23. Artikel 29 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  24. Artikel 28 lid 2 Invorderingswet↩︎

  25. Artikel 30 lid 2 Invorderingswet↩︎

  26. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  27. Artikel 28a lid 1 en 28b lid 1 Invorderingswet↩︎

  28. Kamerstuk 31 066, nr. 798↩︎

  29. Artikel 79.20 en artikel 28.2. Leidraad Invordering 2008↩︎

  30. Artikel 21a Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen en artikel 5a Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  31. Artikel 7 lid 5 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  32. Artikel 79.8 Leidraad Invordering 2008↩︎

  33. Artikel 79.9a Leidraad Invordering 2008↩︎

  34. Artikel 8 Uitvoeringsregeling Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎

  35. Artikel 79.9a Leidraad Invordering 2008↩︎

  36. Artikel 35 Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen↩︎