[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over twee brieven over afhandeling van een schadeclaim

Veteranenzorg

Brief regering

Nummer: 2021D39613, datum: 2021-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30139-248).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30139 -248 Veteranenzorg.

Onderdeel van zaak 2021Z18385:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

30 139 Veteranenzorg

Nr. 248 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2021

Hierbij ontvangt u mijn reactie op de twee brieven die door de heer K.T. en mevr. M.C aan u zijn gezonden waarin zij aandacht vragen voor hun situatie in het algemeen en een schadeclaim van dhr. K.T. in het bijzonder.

Kort gezegd was de heer K.T. als veteraan in afwachting van de berekening van een schadevergoeding. Zijn partner en hijzelf verzoeken in hun brief om snel tot uitbetaling over te gaan om dat zij graag een huis willen kopen in Duitsland.

In het algemeen ben ik van mening dat wanneer militairen door hun werk ziek raken, zij de best mogelijke behandeling verdienen. Dit geeft Defensie vorm via de bijzondere zorgplicht. De zorgplicht voor veteranen is verankerd in de Veteranenwet en het Veteranenbesluit. Defensie neemt de uitvoering hiervan zeer serieus, niet alleen omdat er een verplichting op rust maar vooral ook omdat veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers dat verdienen.

Voor de zomer heb ik u geïnformeerd over mijn reactie op het rapport van de Veteranen Ombudsman van 11 januari 2021 over de behandelduur van letselschadeclaims van veteranen (Kamerstuk 30 139, nr. 242 van 31 mei 2021). In het rapport van de Veteranenombudsman alsook in mijn reactie wordt beschreven dat de procedure die nodig is om een letselschadeclaim af te handelen complex is. Het vereist vaak uitvoerig en zorgvuldig onderzoek en dat betekent dat er regelmatig externe deskundigen zoals medisch adviseurs, keuringsartsen en gespecialiseerde rekenbureau’s moeten worden ingeschakeld. Defensie tracht de claim in samenwerking met de veteraan en zijn of haar belangenbehartiger zo voortvarend mogelijk op te pakken en streeft daarbij naar een snelle afhandeling. De Veteranenombudsman erkent de complexiteit en het belang van zorgvuldigheid en stelt als richtlijn dat de behandeling van letselschadeclaim in beginsel nooit langer dan twee jaar mag duren. Dat vereist kordaat handelen van zowel Defensie als de belangenbehartiger (advocaat).

Op 8 december 2020 heeft Defensie in de casus van dhr. K.T. een inventarisatie van de schade ontvangen. De belangenbehartiger (advocaat) heeft daarna een rekenbureau geselecteerd. Dat bureau heeft de hoogte van de schadevergoeding berekend en dit onlangs gerapporteerd. Aansluitend is er met de veteraan en zijn advocaat overeenstemming bereikt over het vergoeden van de schade. Hiermee is de schadeclaim afgewikkeld.

Verder wordt in de brief gevraagd om vergoeding van hoorapparaten. Dat onderwerp maakt weliswaar geen deel uit van de schadeclaim maar in zijn algemeenheid kunnen medische hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld rolstoelen, trapliften, aangepaste schoenen en hoorapparaten) uiteraard vergoed worden mits een verband is aangetoond tussen het letsel en het werken bij Defensie. Zowel de KNO-arts van het CMH-hospitaal als de medisch adviseur van het ABP-pensioenfonds stellen echter dat in dit geval een causaal verband niet aantoonbaar is. Dit is begin december 2020 schriftelijk aan betrokkene medegedeeld.

Vanuit de afdeling zorgcoördinatie van het Veteranenloket zal contact worden opgenomen met de briefschrijvers om bovenstaande ook nog eens mondeling toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp