[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Maatoug over het toezicht op de kinderopvang

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D39699, datum: 2021-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-422).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z14573:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

422

Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het toezicht in de kinderopvang (ingezonden 26 augustus 2021).

Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 25 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 4049.

Vraag 1

Bent u bekend met het rapport «Verschillen in GGD-toezicht in kaart gebracht»1 en het rapport «Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2019»2 van de Inspectie van het Onderwijs?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Constaterende dat uit de rapporten van de Inspectie van het Onderwijs te concluderen is dat er grote verschillen zijn tussen de gemeenten wat betreft het percentage jaarlijkse onderzoeken met een overtreding, met een range 14%–48% in 2015 en een range van 16%–53% in 2019, deelt u de constatering dat uit de verschillende onderzoeken blijkt dat de uniformaliteit van het toezicht eerder afneemt dan toeneemt? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen u voornemens bent te ondernemen om de uniformiteit van het toezicht te verbeteren? Zo nee, waarom niet?

Wat is volgens u de reden dat het de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GGD GHOR) onvoldoende is gelukt om de kwaliteit en de uniformiteit van het toezicht te verbeteren?

Antwoord 2, 3

Het toezicht en de handhaving op de kinderopvang vormen een belangrijke waarborg voor verantwoorde en veilige kinderopvang. Het toezicht is een taak van gemeenten, die hiervoor de GGD opdracht geven. Het toezicht op de kinderopvang is decentraal georganiseerd. Gemeenten en GGD’en hebben (binnen de wettelijke kaders) de ruimte om zelfstandig keuzes te maken met betrekking tot de uitvoering van toezicht en handhaving. Als gevolg hiervan kunnen verschillen ontstaan in de uitkomsten van toezicht en handhaving die niet per definitie onwenselijk zijn.

Dat neemt niet weg dat landelijk voor alle houders dezelfde kwaliteitseisen gelden. Voor het toezicht op de kinderopvang is een landelijk kader en een infrastructuur ontwikkeld, dat eraan bijdraagt dat houders vanuit dezelfde basis worden geĂŻnspecteerd. Ik vind het belangrijk dat het toezicht van hoge kwaliteit is en dat houders overal op vergelijkbare manier de maat wordt genomen. GGD GHOR Nederland heeft de wettelijke taak om de kwaliteit en uniformiteit van het toezicht te bevorderen. Dit doen zij door middel van ondersteuning, up to date houden van instrumenten en richtlijnen, het faciliteren van opleiding en training en bevorderen van uitwisseling.

De cijfers in de Kamervraag geven een bandbreedte van de GGD met het laagste en hoogste percentage rapporten met een of meer overtredingen. Voor deze verschillen zijn verschillende verklaringen mogelijk. Het is daarom op basis van de beschikbare informatie niet goed mogelijk om de cijfers te duiden en conclusies te trekken over (een eventuele toe- of afname van) de uniformiteit van het toezicht.

Verschillen in het percentage rapporten met een of meer overtredingen kunnen ten eerste een gevolg zijn van verschillen in de mate van naleving door de kinderopvanglocaties in verschillende regio’s. Een regio met relatief veel houders die moeite hebben om zich aan de (veranderende) wet- en regelgeving te houden, zal ook een relatief hoog percentage rapporten met overtreding kennen. Ook zijn er gemeenten waar het merendeel van de kinderopvanglocaties hoort bij een houder, die dus veel gewicht in de schaal legt bij het gemiddeld aantal overtredingen. In die gemeenten kan het beeld sterk worden bepaald wanneer bij die houder de inhoud van het pedagogisch beleidsplan of van het veiligheids- en gezondheidsbeleid niet op orde is.

Verschillen in het percentage rapporten met een of meer overtredingen worden ook beïnvloed door afspraken tussen gemeenten en GGD’en over de invulling van het toezicht. Gemeenten kunnen (bijv. naar aanleiding van signalen, de lokale context of recent ingevoerde wetgeving) met hun GGD afspraken maken om aandacht te besteden aan een bepaald onderwerp. In sommige gemeenten worden bij inspecties standaard meer voorwaarden beoordeeld dan wat minimaal verplicht getoetst moet worden op het gebied van veiligheid en gezondheid, met extra kans op het constateren van overtredingen tot gevolg. Dit past bij een gedecentraliseerd stelsel waarin gemeenten en GGD’en (binnen de wettelijke kaders) zelfstandig keuzes kunnen maken met betrekking tot de uitvoering van toezicht en handhaving.

Daarnaast is het mogelijk dat verschillen te verklaren zijn doordat gemeenten en/of GGD’en een bepaald onderdeel van de regelgeving verschillend interpreteren. Deze laatste situatie dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Een belangrijk deel van de activiteiten die GGD GHOR Nederland, de VNG en ook SZW (al dan niet gezamenlijk) ondernemen is daarom gericht op een eenduidige uitleg van de wet- en regelgeving en op het voorkomen van misverstanden en verschillen op dat terrein.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoeveel subsidie GGD GHOR ontvangt om haar taak, de uniformiteit en kwaliteit van het toezicht in de kinderopvang bevorderen, uit te voeren?

Antwoord 4

De financiering die GGD GHOR Nederland ontvangt van het Ministerie van SZW voor de uitvoering van haar wettelijke taken in de kinderopvang (op grond van artikel 1.61a Wet kinderopvang) bedraagt ongeveer 1,5 miljoen euro per jaar.

Vraag 5

Bent u bekend met het rapport «Samenwerken in het toezicht op de kinderopvang» van adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF)?3

Antwoord 5

Ja, ik ben bekend met het genoemde rapport.

Vraag 6, 7

Kunt u een reactie geven op de aanbeveling van het voornoemd rapport? Kunt u een afzonderlijke reactie geven per aanbeveling?

Kunt u een overzicht geven van de ondernomen stappen na de publicatie van het rapport teneinde een kwaliteitsverbetering van het toezicht?

Antwoord 6, 7

Adviesbureau Andersson Elffers en Felix (AEF) heeft in 2019 in opdracht van mijn ministerie de samenwerking in het toezicht op de kinderopvang tegen het licht gehouden. Het ging hierbij om de samenwerking tussen partijen op landelijk niveau zoals de VNG, GGD GHOR Nederland, de Inspectie van het Onderwijs, DUO en het Ministerie van SZW.

AEF heeft op basis van de analyse die zij hebben uitgevoerd verschillende denkrichtingen geschetst voor structurele aanpassingen aan het stelsel (gericht op het reduceren van de complexiteit van het stelsel). Deze worden meegenomen in de bredere ontwikkelingen over wijzigingen in het stelsel van kinderopvang. Daarnaast heeft AEF concrete aanbevelingen gedaan voor verbeterstappen binnen het huidige stelsel (gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen de partijen op landelijk niveau).

Het betreft:

Het toewerken naar een gedeeld beeld van rollen en verantwoordelijkheden, en het organiseren van doorlopende reflectie hierop.

Meer aandacht voor ordentelijke procesvoering in de samenwerking.

Een heldere ordening van de overlegstructuur.

Het ontwikkelen van een gedeelde visie op de inhoud van toezicht en handhaving.

Naar aanleiding van het rapport van AEF is de overlegstructuur tussen de landelijke partijen (VNG, GGD GHOR Nederland, de Inspectie van het Onderwijs, DUO en het Ministerie van SZW) herzien. Gekozen is voor een heldere en vaste overlegstructuur waarbij op directieniveau Ă©Ă©n keer per twee maanden overleg plaatsvindt en op medewerkersniveau maandelijks. Het secretariaat van beide overleggen wordt gevoerd door het Ministerie van SZW. Vanuit die rol bewaakt SZW de onderlinge samenhang en verbinding tussen de overleggen.

Naast bespreking van inhoudelijke onderwerpen is de rol- en taakverdeling en reflectie op de onderlinge samenwerking regelmatig onderwerp van gesprek. Het traject gericht op het tot stand komen van een gedeelde visie op toezicht en handhaving heeft door Covid-19 enige vertraging opgelopen, maar binnenkort vinden gesprekken plaats over de beelden die partijen hebben over het toezicht en op welke wijze het verder ontwikkeld kan worden. Dit is in lijn met het advies van AEF.

Vraag 8

Bent u het eens dat de wijze van toezicht en handhaving de reden is waarom in de praktijk de administratieve lasten enorm zijn toegenomen? Bent u het eens dat de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) de beloofde administratieve lastenverlichting niet heeft waargemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de administratieve lasten in de sector te verminderen?

Antwoord 8

Dit najaar starten twee onderzoeken waarin onder meer naar de effecten en neveneffecten van toezicht en handhaving zal worden gekeken. Het gaat hierbij om een effectevaluatie van toezicht en handhaving en de evaluatie van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK). Bij de wetsevaluatie zullen ook de branchepartijen in de kinderopvang worden betrokken. Naar verwachting worden beide onderzoeken in het voorjaar afgerond. Over de uitkomsten zal ik uw Kamer informeren. Daarnaast ga ik met partijen uit de kinderopvangsector Ă©n medewerkers zelf in gesprek over werk- en regeldruk, naar aanleiding van signalen die ik hierover heb ontvangen. Op basis van de uitkomsten zal worden bezien of aanpassingen in de kwaliteitseisen en/of in het toezicht wenselijk zijn.


  1. Inspectie van het Onderwijs, 6 april 2018, «Verschillen in GGD-toezicht in kaart gebracht» (https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2018/04/06/verschillen-in-ggd-toezicht-in-kaart-gebracht)↩

  2. Inspectie van het onderwijs, 21 december 2020, «Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2019» (https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2020/12/21/landelijk-rapport-gemeentelijk-toezicht-kinderopvang-2019)↩

  3. Andersson Elffers Felix, 22 oktober 2019, «Samenwerken in het toezicht op de kinderopvang» (https://www.aef.nl/storage/images/Eindrapportage_definitiefnovember.pdf)↩