[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over voorhangen voorgenomen besluit oprichting vereniging Neth-ER (Kamerstuk 35903-1)

Oprichting vereniging Neth-ER

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D39781, datum: 2021-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35903-2).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35903 -2 Oprichting vereniging Neth-ER.

Onderdeel van zaak 2021Z18474:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 903 Oprichting vereniging Neth-ER

Nr. 2 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 31 augustus 2021 over voorhangen voorgenomen besluit oprichting vereniging Neth-ER (Kamerstuk 35 903, nr. 1).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 september 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 25 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng leden van de D66-fractie 3
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 3
Inbreng van de leden van de Volt-fractie 4
Inbreng van de leden van de SGP-fractie 5
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER en hebben hierover nog enkele vragen.

Karakter van handelingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat Neth-ER zorgt voor het beter positioneren van de leden en hun achterban bij de Europese instellingen met betrekking tot het voeren van het gesprek over gewenst beleidsontwikkelingen. Op welke manier ondersteunt Neth-ER hier de inspanningen die gedaan worden door de permanente vertegenwoordiging van Nederland in Brussel? Zit hierin geen overlap van taken? Zo nee, kan de Minister dit nader uitleggen?

Daarnaast vragen de leden op welke manier de tweede taak van Neth-ER wordt bekostigd. Tevens vragen zij hoeveel procent van de bekostiging van de tweede taak, die niet onder de wettelijke taak valt, wordt gefinancierd door contributie van de leden en hoeveel procent door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De leden lezen daarnaast dat het voorstel ook positief is voor het gelijke speelveld, aangezien informatie over het Europees Beleidsproces voor alle partijen in dezelfde mate beschikbaar komt. Deze leden vragen op welke manier de informatie van Neth-ER beschikbaar wordt gemaakt voor niet-leden van de vereniging.

Advies Algemene Rekenkamer1

De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Algemene Rekenkamer dat de Rekenkamer het van belang vindt dat de aangewezen instelling de wettelijke taak onafhankelijk zal en kan uitvoeren. Kan de Minister reageren op het bezwaar geformuleerd door de Algemene Rekenkamer dat de informatie die de aangewezen instelling verzamelt in ieder geval ten goede moet komen aan het kennisveld, zoals in de wet bepaald. En dat dit niet doorkruist kan worden doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is? Tevens vragen de voornoemde leden hoe de Minister dit gaat voorkomen en wat de Minister doet met de aanbeveling om hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.

Daarnaast lezen de leden dat de statuten van Neth-ER bepalen dat er jaarlijks een verslag uitgebracht dient te worden over het financieel beheer, maar dat niet bepaald is dat dit jaarverslag vergezeld gaat van een verklaring over de rechtmatige besteding van de publieke middelen en dat hierop controle plaatsvindt door een accountant. De Algemene Rekenkamer oordeelt dat dit wel van belang is voor het toezicht van de Minister die hierover aan het parlement verantwoording moet kunnen afleggen. Zij vragen of de Minister dit oordeel deelt en op welke manier de Minister de aanbeveling gaat implementeren om conceptstatuten hierop aan te passen of hierover in de subsidiebeschikking een bepaling op te nemen.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER. Zij achten een goede betrokkenheid van het Nederlandse kennisveld bij Europese besluitvorming van grote waarde. Zij maken van deze gelegenheid graag gebruik om enkele vragen te stellen.

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER op dit moment verschillende leden heeft. Zij vragen of het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) ook toe zal treden tot lid van de vereniging. Tevens vragen zij naar de positie van de studentenorganisaties die geassocieerd lid zijn van de vereniging. Kan de Minister aangeven wat de voor- en nadelen zijn van associatie? Ook vragen de voornoemde delen of zij de wens hebben om volwaardig lid te worden en zo ja, of lidmaatschap ook voor deze organisaties open staat.

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER twee taken heeft. Op de eerste plaats kennis over Europese ontwikkelingen delen met het Nederlands kennisveld. Dat wordt met het wetsvoorstel een wettelijke taak. Op de tweede plaats de belangen behartigen van het Nederlands kennisveld bij de Europese instituties. Deze leden vragen de Minister op welke wijze een goede en onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak geborgd is waar de Algemene Rekenkamer aandacht voor vraagt.

De leden van de D66-fractie lezen dat de subsidie alleen bedoeld is voor de wettelijke taak. Zij vragen of dat in de praktijk uitvoerbaar is. Mogen de middelen die gebruikt worden voor de publieke taak – zoals het voorzien in kantoorruimte of medewerkers – ook gebruikt worden voor de andere taak? Zij vragen op welke wijze de Minister de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer heeft verwerkt ten aanzien van de verantwoording over het financieel beheer en de taak en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER. Deze leden vragen in hoeverre er echt sprake is van een publiek belang dat de informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie wettelijk geborgd moet worden en dit gefinancierd moet worden vanuit de Nederlandse overheid. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen.

Wat is de reden dat Neth-ER nu een vereniging naar Belgisch recht is? Tevens vragen zij wat het huidige budget van Neth-ER is, welk deel daarvan vanuit de Nederlandse overheid komt en welk deel vanuit de begroting van OCW komt.

Waar is geregeld dat de Minister van OCW een stelselverantwoordelijkheid draagt voor het goed functioneren van het Nederlandse kennisveld? Hoe ver rijkt deze stelselverantwoordelijkheid? Ook vragen zij welke toelichting daarover is opgenomen in de memorie van toelichting.

De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een overzicht voor welke andere beleidsterreinen er organisaties zijn die een wettelijke borging hebben om informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld aan te leveren over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie. In hoeverre ontvangen deze organisaties geld vanuit de Nederlandse overheid voor het uitvoeren van deze taak? Om hoeveel geld gaat het, vanuit welke begroting en op welke manieren ontvangen deze organisaties deze middelen (bijvoorbeeld via een subsidie), zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de CDA-fractie begrijpen de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer waaronder in ieder geval dat Neth-ER wordt opgericht voor een breder doel dan alleen de wettelijk taak van informatievoorziening, en dat het lidmaatschap van de vereniging open staat voor meer partijen dan alleen de organisaties die behoren tot het wettelijke gedefinieerde kennisveld. Wat heeft de Minister gedaan met deze opmerkingen willen ze graag weten en hoe wordt geregeld dat de middelen die Neth-ER ontvangt voor de wettelijke taak, ook alleen aan die taak worden besteed?

De leden van de CDA-fractie zien graag een uiteenzetting tegemoet over hoe de wettelijke grond geregeld is / gaat worden rondom de taak om informatie aan te leveren aan het Nederlandse kennisveld over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs en onderzoek aan de ene kant en aan de andere kant hoe de wettelijke grond geregeld is rondom de taak van de Nederlandse overheid om internationale neerlandistiek te bevorderen. Graag willen deze leden dat in deze uiteenzetting ook opgenomen wordt hoeveel middelen IVN2 ontvangt voor internationale neerlandistiek in vergelijking met het budget wat beschikbaar wordt gesteld voor Neth-ER, evenals hoe structureel deze middelen zijn en op welke manier deze middelen beschikbaar gesteld worden aan deze organisaties.

Inbreng van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom de kennisbehoefte waarin Neth-ER zal moeten kunnen voorzien, niet geborgd zou kunnen worden in de vorm van een stichting. Zal Neth-ER in haar jaarlijkse verantwoording toelichten welke partijen zich gemengd hebben in de kennisaanvragen? Zo ja, zal ook inzichtelijk gemaakt worden in hoeverre deze aanvragen gehonoreerd zijn en waarom? Zo nee, waarom niet en kan dit mogelijk aan de statuten toegevoegd worden?

Tevens vragen zij of de Minister kan toelichten hoe de kans op belangenverstrengeling geminimaliseerd wordt, gezien de voorkeur voor een verenigingsvorm boven een stichtingsvorm. Hierin wijzen wij de Minister op het oordeel van de Algemene Rekenkamer: «De informatie die de aangewezen instelling verzamelt, moet in ieder geval ten goede komen aan het kennisveld zoals in de wet bepaald. Dit moet niet kunnen worden doorkruist doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is. Zolang waarborgen voor een goede en onafhankelijke taakuitvoering niet in de wet geregeld zijn, bevelen wij u aan hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.» Ten slotte vragen deze leden hoe de Minister deze waarborgen in de statuten wil verwerken.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om een nieuwe vereniging op te richten met het oog op informatievoorziening vanuit de EU3. Deze leden plaatsen fundamentele vraagtekens bij de aangekondigde route.

De leden van de SGP-fractie vinden het niet ordentelijk dat het kabinet reeds stappen tot oprichting van de vereniging zet alvorens de Kamer zelfs maar een eerste inbreng heeft geleverd over het wetsvoorstel waarin de wettelijke taak besloten is4. Deze leden wijzen er naar analogie op dat het kabinet in reactie op bedenkingen van de Eerste Kamer in het verleden heeft aangegeven dat voorhang van uitwerkingsbesluiten in beginsel enkel plaatsvindt nadat het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen, conform het advies van de Raad van State5. Waarom wordt in lijn hiermee niet ten minste gewacht met het zetten van stappen totdat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd? Dat waarborgt enerzijds een zorgvuldige behandeling, terwijl anderzijds de situatie wordt vermeden dat het wetsvoorstel op dit punt geen of gewijzigd doorgang heeft terwijl de vereniging al met een specifieke, mogelijk afwijkende statutaire inrichting is opgericht.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat er eigenlijk mis is met de huidige situatie van Neth-ER, waarin deze vereniging naar tevredenheid op basis van subsidie de informatievoorziening verzorgt. Wat is de noodzaak om Neth-ER met een wettelijke taak te belasten? Maakt de voorgenomen koers de situatie niet nodeloos ingewikkeld, terwijl de huidige leden nu al een prima structuur hebben om de beoogde belangen te dienen? Waarom zou, indien daaraan behoefte bestaat, de informatieverstrekking op eenvoudiger wijze bij instanties als de Nuffic neer te leggen zijn, zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister in het licht van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid wil reflecteren op de reikwijdte die zij geeft aan de stelselverantwoordelijkheid. Deze leden wijzen op het in het advies genoemde risico dat de stelselverantwoordelijkheid steeds verder wordt opgerekt. Zij menen dat het beschikken over goede informatievoorziening en het optimaal benutten van beschikbare financieringsbronnen, hoe nuttig en wenselijk ook, primair de verantwoordelijkheid van private partijen zelf is en niet een publieke taak. Zij vrezen dat de grenzen van de publieke taak steeds verder kan gaan vervagen als goede informatievoorziening daarvoor al voldoende aanleiding vormt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de keuze voor een rechtspersoon met wettelijke taak zich moeizaam verhoudt tot de rechtsvorm van de vereniging. Het is volgens deze leden dan ook niet toevallig dat onder de rechtspersonen met een wettelijke taak slechts één vereniging lijkt te zijn, namelijk Hiswa6. Gebruikelijk in deze situaties is de keuze voor de stichting. Waarom voegt de Minister zich niet in deze traditie? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen de regeling van het rechtspersonenrecht meer te eerbiedigen. Deze leden constateren dat het karakter van de vereniging wezenlijk wordt aangetast door bijvoorbeeld externe goedkeuring voor statutenwijziging te regelen. Tevens vragen de voornoemde leden of het bij situaties waarin de vereniging een andere koers zou willen kiezen dan door de Minister gewenst, niet logischer zijn om over te gaan tot het intrekken van de subsidie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de stukken herhaaldelijk zonder toelichting gesteld wordt dat het belasten van een buitenlandse rechtspersoon met een wettelijke taak niet mogelijk is. Deze leden vragen om een nadere toelichting en verwijzing naar de relevante wettelijke kaders waar de knelpunten zouden zitten.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de bedoeling is om de Belgische vereniging Neth-ER te laten voortbestaan. Deze situatie komt op de leden van deze fractie onnodig ingewikkeld over. Waarom zou een Belgische vereniging nodig zijn om in Brussel te voorzien in huisvesting? Ten slotte vragen zij hoe dit voornemen bovendien te verenigen is met de veronderstelling van de adviesbrief van Financiën, die uitgaat van een vervanging van de Belgische vereniging door de Nederlandse.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik dank de leden van de fracties van de VVD, D66, het CDA, Volt en de SGP voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik reageer daarop in de hiernavolgende tekst. De beantwoording van de vragen is geclusterd per fractie.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat Neth-ER zorgt voor het beter positioneren van de leden en hun achterban bij de Europese instellingen met betrekking tot het voeren van het gesprek over gewenst beleidsontwikkelingen. Op welke manier ondersteunt Neth-ER hier de inspanningen die gedaan worden door de permanente vertegenwoordiging van Nederland in Brussel? Zit hierin geen overlap van taken? Zo nee, kan de Minister dit nader uitleggen?

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) financiert Neth-ER enkel voor het voorzien van het kennisveld van informatie over de ontwikkelingen binnen de Europese Unie die voor het veld van belang zijn. De Permanente Vertegenwoordiging is de formele Nederlandse afvaardiging bij de Europese Unie en heeft een formeel mandaat van het kabinet. In die rol behartigt de Permanente Vertegenwoordiging de belangen van het Nederlandse kabinet in formele overleggen gericht op besluitvorming in de Raad. Daarmee verschilt de functie van de Permanente Vertegenwoordiging van de taak waarvoor het ministerie Neth-ER financiert.

Daarnaast vragen de leden op welke manier de tweede taak van Neth-ER wordt bekostigd. Tevens vragen zij hoeveel procent van de bekostiging van de tweede taak, die niet onder de wettelijke taak valt, wordt gefinancierd door contributie van de leden en hoeveel procent door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De op te richten vereniging Neth-ER financiert de activiteiten die niet onder de wettelijke taak vallen met de contributie van de leden. Neth-ER ontvangt geen financiering van het Ministerie van OCW voor de uitvoering van de taken die niet onder de wettelijke taak vallen.

De leden lezen daarnaast dat het voorstel ook positief is voor het gelijke speelveld, aangezien informatie over het Europees Beleidsproces voor alle partijen in dezelfde mate beschikbaar komt. Deze leden vragen op welke manier de informatie van Neth-ER beschikbaar wordt gemaakt voor niet-leden van de vereniging.

De opgehaalde informatie zal via verschillende kanalen publiek toegankelijk worden gesteld, zoals via de – geheel openbaar toegankelijke – website www.neth-er.eu. Hierop verschijnen nieuwsberichten over relevante beleidsontwikkelingen en wordt tevens een overzicht geboden van de stand van zaken voor verschillende Europese kennisdossiers. Ook is er een wekelijkse nieuwsbrief waar eenieder zich op kan abonneren. Daarenboven worden er ook inhoudelijke seminars georganiseerd waar geïnteresseerden aan deel kunnen nemen, zowel fysiek als online.

De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Algemene Rekenkamer dat de Rekenkamer het van belang vindt dat de aangewezen instelling de wettelijke taak onafhankelijk zal en kan uitvoeren. Kan de Minister reageren op het bezwaar geformuleerd door de Algemene Rekenkamer dat de informatie die de aangewezen instelling verzamelt in ieder geval ten goede moet komen aan het kennisveld, zoals in de wet bepaald. En dat dit niet doorkruist kan worden doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is? Tevens vragen de voornoemde leden hoe de Minister dit gaat voorkomen en wat de Minister doet met de aanbeveling om hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.

De regering erkent het aandachtspunt van de Algemene Rekenkamer dat de verzamelde informatie ten goede moet komen aan het kennisveld en dat dit niet doorkruist mag worden door andere taken van de vereniging. In de statuten staat dat de vereniging de financiële stromen tussen de publieke en private taken, en daarmee de taak voor het kennisveld van de taak voor de andere groep partijen, scheidt en dat ze in de verantwoording gesegmenteerd worden weergeven. Hierdoor wordt financiële doorkruising voorkomen. Daarnaast is er in de subsidiebeschikking aandacht voor benodigde handvatten met het oog op toezicht op en controle van uitvoering van de wettelijke taak. Hierbij kan gedacht worden aan het terugvorderen van subsidie indien niet alle activiteiten zijn volbracht. Hiermee wordt voorkomen dat private taken voor andere partijen voorrang krijgen ten opzichte van de publieke taak. Daarnaast zullen er een aantal verplichtingen in het aanwijzingsbesluit worden opgenomen, zoals de plicht om bij de uitvoering van de taak zorg te dragen voor een objectief en betrouwbaar aanbod van informatie. Ook wordt in het aanwijzingsbesluit geregeld dat er een mogelijkheid is tot intrekking van de aanwijzing indien de Minister veronderstelt dat er sprake is van onwenselijke doorkruising van taken. Tot slot behoudt het Ministerie van OCW sturing op de invulling van de wettelijke taak door middel van de jaarlijkse startbrief met kaders voor de subsidieaanvraag. Naast deze startbrief wordt op grond van het wetsvoorstel eens in de twee jaar een Kaderbrief Internationalisering bekendgemaakt waarmee de Minister sturing kan geven. Deze kaderbrief wordt ook toegezonden aan uw Kamer.

Daarnaast lezen de leden dat de statuten van Neth-ER bepalen dat er jaarlijks een verslag uitgebracht dient te worden over het financieel beheer, maar dat niet bepaald is dat dit jaarverslag vergezeld gaat van een verklaring over de rechtmatige besteding van de publieke middelen en dat hierop controle plaatsvindt door een accountant. De Algemene Rekenkamer oordeelt dat dit wel van belang is voor het toezicht van de Minister die hierover aan het parlement verantwoording moet kunnen afleggen. Zij vragen of de Minister dit oordeel deelt en op welke manier de Minister de aanbeveling gaat implementeren om conceptstatuten hierop aan te passen of hierover in de subsidiebeschikking een bepaling op te nemen.

De regering deelt het oordeel van de Algemene Rekenkamer dat een verklaring over de rechtmatige besteding van de publieke middelen en een controle door een accountant hierop van belang is voor het toezicht. Daartoe wordt hierover een bepaling in de subsidiebeschikking opgenomen.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER op dit moment verschillende leden heeft. Zij vragen of het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) ook toe zal treden tot lid van de vereniging.

De vereniging beoogt het Nederlandse kennisveld bijeen te brengen. De verantwoordingsrelatie over de wettelijke taak staat in de weg aan een lidmaatschap van het Ministerie van OCW. Het ministerie zal dan ook niet toetreden tot lid van de vereniging.

Tevens vragen zij naar de positie van de studentenorganisaties die geassocieerd lid zijn van de vereniging. Kan de Minister aangeven wat de voor- en nadelen zijn van associatie? Ook vragen de voornoemde delen of zij de wens hebben om volwaardig lid te worden en zo ja, of lidmaatschap ook voor deze organisaties open staat.

De studentenorganisaties zijn momenteel geassocieerd lid Neth-ER. Neth-ER is op dit moment een vereniging naar Belgisch recht. De huidige situatie zal worden voortgezet bij de op te richten Nederlandse vereniging. Dit betekent dat de studentenorganisaties wel kunnen deelnemen aan de Ledenvergadering, maar geen contributie hoeven te betalen en als geassocieerd lid – naar Nederlands recht – ook geen stemrecht hebben. Indien de studentenorganisaties dit willen, kunnen zij volwaardig lid worden van de vereniging.

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER twee taken heeft. Op de eerste plaats kennis over Europese ontwikkelingen delen met het Nederlands kennisveld. Dat wordt met het wetsvoorstel een wettelijke taak. Op de tweede plaats de belangen behartigen van het Nederlands kennisveld bij de Europese instituties. Deze leden vragen de Minister op welke wijze een goede en onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak geborgd is waar de Algemene Rekenkamer aandacht voor vraagt.

In de statuten van de op te richten vereniging staat dat de vereniging de financiële stromen tussen de publieke en private taken scheidt en dat ze in de verantwoording gesegmenteerd worden weergeven. Hierdoor wordt financiële doorkruising voorkomen. Daarnaast is er in de subsidiebeschikking aandacht voor benodigde handvatten met het oog op toezicht op en controle van uitvoering van de wettelijke taak. Eveneens worden er verplichtingen aan de uitvoering gesteld in het aanwijzingsbesluit. In de aanwijzing zal worden opgenomen dat de aan te wijzen organisatie bij de uitvoering van de taak verplicht is zorg te dragen voor een objectief en betrouwbaar aanbod van informatie. Tot slot behoudt het Ministerie van OCW sturing op de invulling van de wettelijke taak door middel van de jaarlijkse startbrief. Hierin zal ook aandacht worden gevraagd voor de onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak.

De leden van de D66-fractie lezen dat de subsidie alleen bedoeld is voor de wettelijke taak. Zij vragen of dat in de praktijk uitvoerbaar is. Mogen de middelen die gebruikt worden voor de publieke taak – zoals het voorzien in kantoorruimte of medewerkers – ook gebruikt worden voor de andere taak? Zij vragen op welke wijze de Minister de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer heeft verwerkt ten aanzien van de verantwoording over het financieel beheer en de taak en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer.

De financiële stromen tussen de publieke en private taken wordt door de op te richten vereniging gescheiden. De subsidie en de te ontvangen contributie worden in de verantwoording gesegmenteerd weergegeven. De subsidie ziet alleen op de uitvoering van de wettelijke taak en deze zal niet voor andere activiteiten worden gebruikt. De subsidie wordt gebruikt voor de kosten die rechtstreeks samenhangen met de uitvoering van de taak. De kosten voor vaste voorzieningen, zoals kantoorruimte, die voor beide functies gebruikt worden, worden toegerekend aan de wettelijke taak en aan de private taak. De kosten voor bijvoorbeeld medewerkers worden toegerekend aan de wettelijke taak voor het percentage dat zij hiervoor ingezet worden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

Wat is de reden dat Neth-ER nu een vereniging naar Belgisch recht is?

Bij de oprichting van de vereniging Neth-ER is deze keuze gemaakt vanwege de noodzaak om rechtshandelingen te verrichten in België. Inmiddels staan de ontwikkelingen ook een nevenvestiging in België toe. Dit maakt dat het mogelijk is om «overgang van onderneming» naar de nieuwe de nieuwe vereniging realiseren. Zodra er geen verplichtingen meer op rusten zal de Belgische vereniging kunnen worden opgeheven.

Tevens vragen zij wat het huidige budget van Neth-ER is, welk deel daarvan vanuit de Nederlandse overheid komt en welk deel vanuit de begroting van OCW komt.

Het huidige budget van Neth-ER is € 1.080.000. Dit bedrag bestaat uit de subsidie van het Ministerie van OCW (€ 600.000) en de lidmaatschapsbijdragen (€ 480.000). Er zijn geen andere overheidsinstellingen die Neth-ER financieren.

Waar is geregeld dat de Minister van OCW een stelselverantwoordelijkheid draagt voor het goed functioneren van het Nederlandse kennisveld? Hoe ver rijkt deze stelselverantwoordelijkheid? Ook vragen zij welke toelichting daarover is opgenomen in de memorie van toelichting.

De Minister van OCW heeft een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het onderwijs en onderzoeksveld in Nederland. De hogeronderwijsinstellingen hebben tot taak het verzorgen van initieel onderwijs en het verrichten van onderzoek. In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt voorzien in de randvoorwaarden waarbinnen deze onderwijsinstellingen hun wettelijke taak kunnen uitoefenen. De Minister stelt bijvoorbeeld in de bij wet voorziene gevallen bekostiging ter beschikking voor het uitoefenen van de wettelijke taak. Onderzoek en onderwijs wordt in voorkomende gevallen in samenwerking met partners binnen de Europese Unie verricht, waarbij ook de Europese Unie de nodige ondersteuning voor ter beschikking stelt. Om die reden is het ook van belang dat de onderwijsinstellingen toegang hebben tot informatie omtrent Europese beleidsontwikkelingen op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie. Daarnaast functioneren de KNAW en de NWO onder ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister.

Het wetsvoorstel waarmee de wettelijke taak wordt geïntroduceerd voor een nog aan te wijzen rechtspersoon om het kennisveld te informeren over het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en de mogelijkheden die dit beleid biedt, is bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2021 aanhangig gemaakt bij de Tweede Kamer.7 In de paragrafen 1 en 2.3 wordt nader ingegaan op de voorgestelde wettelijke taak.

De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een overzicht voor welke andere beleidsterreinen er organisaties zijn die een wettelijke borging hebben om informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld aan te leveren over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie. In hoeverre ontvangen deze organisaties geld vanuit de Nederlandse overheid voor het uitvoeren van deze taak? Om hoeveel geld gaat het, vanuit welke begroting en op welke manieren ontvangen deze organisaties deze middelen (bijvoorbeeld via een subsidie), zo vragen de voornoemde leden.

De informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld – zoals gedefinieerd in het wetsvoorstel – betreffen, zoals beschreven in het wetsvoorstel, de beleidsterreinen onderwijs, onderzoek en innovatie. Er zijn geen andere organisaties die dit specifieke veld voorzien van informatie.

De leden van de CDA-fractie begrijpen de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer waaronder in ieder geval dat Neth-ER wordt opgericht voor een breder doel dan alleen de wettelijk taak van informatievoorziening, en dat het lidmaatschap van de vereniging open staat voor meer partijen dan alleen de organisaties die behoren tot het wettelijke gedefinieerde kennisveld. Wat heeft de Minister gedaan met deze opmerkingen willen ze graag weten en hoe wordt geregeld dat de middelen die Neth-ER ontvangt voor de wettelijke taak, ook alleen aan die taak worden besteed?

Aan het aandachtspunt van de Algemene Rekenkamer wordt op financieel vlak gehoor gegeven doordat in de statuten is opgenomen dat de vereniging de financiële stromen tussen de publieke en private taken scheidt. De subsidie en de inkomsten uit de contributie van de leden worden in de verantwoording gesegmenteerd weergegeven. Ook is in de statuten expliciet opgenomen dat bijdragen van de Nederlandse overheid alleen besteed zullen worden aan de wettelijke taak. Daarnaast worden er zowel in de subsidiebeschikking als in het aanwijzingsbesluit specifieke bepalingen opgenomen die het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de benodigde handvatten bieden met het oog op toezicht op en controle van de uitvoering van de wettelijke taak. Tot slot behoudt het Ministerie van OCW sturing op de invulling van de wettelijke taak door middel van de jaarlijkse startbrief. Hierin zal ook aandacht worden gevraagd voor de onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak.

De leden van de CDA-fractie zien graag een uiteenzetting tegemoet over hoe de wettelijke grond geregeld is / gaat worden rondom de taak om informatie aan te leveren aan het Nederlandse kennisveld over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs en onderzoek aan de ene kant en aan de andere kant hoe de wettelijke grond geregeld is rondom de taak van de Nederlandse overheid om internationale neerlandistiek te bevorderen. Graag willen deze leden dat in deze uiteenzetting ook opgenomen wordt hoeveel middelen IVN8 ontvangt voor internationale neerlandistiek in vergelijking met het budget wat beschikbaar wordt gesteld voor Neth-ER, evenals hoe structureel deze middelen zijn en op welke manier deze middelen beschikbaar gesteld worden aan deze organisaties.

Het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2021 ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 in verband met de toebedeling van wettelijke taken op het gebied van internationalisering binnen het onderwijs (Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs) voorziet in de wettelijke grondslag voor het informeren van het kennisveld over het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en de mogelijkheden die dit beleid biedt. In artikel 3b is voorzien in een aanwijzingsbevoegdheid voor de Minister van OCW om een rechtspersoon aan te wijzen die met deze taak wordt belast.

Ten aanzien van de bevordering van internationale neerlandistiek, geldt dat hiervoor de basis is gelegen in het verdrag inzake de Taalunie. In artikel 3, onderdeel d, van dit verdrag is geregeld dat tot doelstelling van de Taalunie wordt gerekend de gemeenschappelijke bevordering van de studie en verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland. De middelen die Nederland en België, volgens de verdeelsleutel 2/3 Nederland en 1/3 België, jaarlijks beschikbaar stellen aan de Taalunie, kan de organisatie dus besteden aan de internationale neerlandistiek. De Taalunie besteedt deze middelen op twee manieren. Ten eerste door middel van rechtstreekse financiering van bijvoorbeeld regionale docentenplatforms, projectfinanciering, en financiële steun voor vakgroepen in het buitenland. Ten tweede door middel van het structureel financieren van de ledenvereniging Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). Zo heeft de IVN in 2021 € 166.268 ontvangen vanuit de Taalunie, waarmee de IVN onder andere haar personeel en het drukken van het tijdschrift kan betalen. Deze structurele financiering ontvangt de IVN vanuit de Taalunie vrijwel sinds de operationalisering van de Taalunie in het begin van de jaren »80. In totaal besteedt de Taalunie in 2021 zo’n € 2.414.801 ten behoeve van de internationale neerlandistiek; de € 166.268 voor de IVN zit hierbij inbegrepen.

Inbreng van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom de kennisbehoefte waarin Neth-ER zal moeten kunnen voorzien, niet geborgd zou kunnen worden in de vorm van een stichting.

De kennisbehoefte waarin de op te richten vereniging zal moeten voorzien zou ook kunnen worden geborgd in de vorm van een stichting. Het stichtingenkader laat echter de ruimte voor andere rechtsvormen. In dit geval acht de regering de private rechtsvorm van een Nederlandse vereniging, in overleg met de Toetsingscommissie Verzelfstandiging, passender bij de gewenste mate van betrokkenheid van het kennisveld.

Zal Neth-ER in haar jaarlijkse verantwoording toelichten welke partijen zich gemengd hebben in de kennisaanvragen? Zo ja, zal ook inzichtelijk gemaakt worden in hoeverre deze aanvragen gehonoreerd zijn en waarom? Zo nee, waarom niet en kan dit mogelijk aan de statuten toegevoegd worden?

De op te richten vereniging zal in haar jaarlijkse verantwoording inzicht bieden in het soort vragen dat vanuit de kennissector komt en door welke partijen. Dit maakt deel uit van de subsidieaanvraag en -toekenning.

Tevens vragen zij of de Minister kan toelichten hoe de kans op belangenverstrengeling geminimaliseerd wordt, gezien de voorkeur voor een verenigingsvorm boven een stichtingsvorm. Hierin wijzen wij de Minister op het oordeel van de Algemene Rekenkamer: «De informatie die de aangewezen instelling verzamelt, moet in ieder geval ten goede komen aan het kennisveld zoals in de wet bepaald. Dit moet niet kunnen worden doorkruist doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is. Zolang waarborgen voor een goede en onafhankelijke taakuitvoering niet in de wet geregeld zijn, bevelen wij u aan hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.» Ten slotte vragen deze leden hoe de Minister deze waarborgen in de statuten wil verwerken.

Aan het aandachtspunt van de Algemene Rekenkamer wordt op financieel vlak gehoor gegeven doordat in de statuten is opgenomen dat de vereniging de financiële stromen tussen de publieke en private taken scheidt. De subsidie en de inkomsten uit de contributie van de leden worden in de verantwoording gesegmenteerd weergegeven. Ook is in de statuten expliciet opgenomen dat bijdragen van de Nederlandse overheid alleen besteed zullen worden aan de wettelijke taak. Daarnaast worden er in de subsidiebeschikking en het aanwijzingsbesluit specifieke bepalingen opgenomen die het Ministerie van OCW de benodigde handvatten bieden met het oog op toezicht op en controle van de uitvoering van de wettelijke taak. Een van de verplichtingen die via het aanwijzingsbesluit wordt opgelegd is dat de organisatie bij het uitvoeren van de taak zorg dient te dragen voor een objectief en betrouwbaar aanbod van informatie. Tot slot behoudt de Minister van OCW sturing op de invulling van de wettelijke taak door middel van de jaarlijkse startbrief. Hierin zal ook aandacht worden gevraagd voor de onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vinden het niet ordentelijk dat het kabinet reeds stappen tot oprichting van de vereniging zet alvorens de Kamer zelfs maar een eerste inbreng heeft geleverd over het wetsvoorstel waarin de wettelijke taak besloten is9. Deze leden wijzen er naar analogie op dat het kabinet in reactie op bedenkingen van de Eerste Kamer in het verleden heeft aangegeven dat voorhang van uitwerkingsbesluiten in beginsel enkel plaatsvindt nadat het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen, conform het advies van de Raad van State10. Waarom wordt in lijn hiermee niet ten minste gewacht met het zetten van stappen totdat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd? Dat waarborgt enerzijds een zorgvuldige behandeling, terwijl anderzijds de situatie wordt vermeden dat het wetsvoorstel op dit punt geen of gewijzigd doorgang heeft terwijl de vereniging al met een specifieke, mogelijk afwijkende statutaire inrichting is opgericht.

De regering is van mening dat de voorhangprocedure met betrekking tot de oprichting van een rechtspersoon gelijktijdig aan het indienen van de wet waarin de wettelijke taak wordt beschreven in dit geval opportuun is. De voorhangprocedure is immers informerend en geeft de mogelijkheid aan het parlement om de statuten van de uitvoerder en het voorstel voor de wettelijke taak in samenhang te bezien en om zich uit te spreken alvorens definitieve stappen worden gezet. De regering zegt dat niet overgegaan zal worden tot het doenoprichten van de rechtspersoon voordat het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat er eigenlijk mis is met de huidige situatie van Neth-ER, waarin deze vereniging naar tevredenheid op basis van subsidie de informatievoorziening verzorgt. Wat is de noodzaak om Neth-ER met een wettelijke taak te belasten? Maakt de voorgenomen koers de situatie niet nodeloos ingewikkeld, terwijl de huidige leden nu al een prima structuur hebben om de beoogde belangen te dienen? Waarom zou, indien daaraan behoefte bestaat, de informatieverstrekking op eenvoudiger wijze bij instanties als de Nuffic neer te leggen zijn, zo vragen de voornoemde leden.

Naar aanleiding van een rapport van de Audit Dienst Rijk is er een interne procedure opgezet om te verstrekken subsidies te beoordelen op staatssteunaspecten. Deze procedure heeft geleid tot de conclusie dat voortzetting van de huidige situatie leidt tot onwenselijke staatssteunrisico’s. Naast het risico op ongeoorloofde staatssteun bestaat ook de wens om met de wettelijke taak de continuïteit van de informatievoorziening te borgen. Tevens ontstaat er een nieuwe vorm van sturing ten opzichte van de vereniging Neth-ER, die deze taak naar tevredenheid van zowel het Ministerie van OCW als het kennisveld reeds uitvoert. Door deze herziening van de sturingsrelatie worden ook risico’s op staatssteun weggenomen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister in het licht van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid wil reflecteren op de reikwijdte die zij geeft aan de stelselverantwoordelijkheid. Deze leden wijzen op het in het advies genoemde risico dat de stelselverantwoordelijkheid steeds verder wordt opgerekt. Zij menen dat het beschikken over goede informatievoorziening en het optimaal benutten van beschikbare financieringsbronnen, hoe nuttig en wenselijk ook, primair de verantwoordelijkheid van private partijen zelf is en niet een publieke taak. Zij vrezen dat de grenzen van de publieke taak steeds verder kan gaan vervagen als goede informatievoorziening daarvoor al voldoende aanleiding vormt.

Met de leden van de SGP-fractie is de regering van mening dat – mede gelet op het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid en de reactie van de regering daarop in het nader rapport11 – met terughoudendheid moet worden omgegaan met het toebedelen van wettelijke taken en dat de stelselverantwoordelijkheid een heldere afbakening vereist.

In dit geval gaat het anders dan de leden stellen, niet zozeer om een privaat functionerend kennisveld, maar om een kennisveld dat – volgens de definitiebepaling in het wetsvoorstel12 – bestaat uit instellingen die allemaal een publieke taak hebben op het gebied van onderwijs en onderzoek. Ter ondersteuning van de publieke taak van die instellingen, en om te zorgen dat al deze instellingen in gelijke mate gebruik kunnen maken van de informatievoorziening en financieringsbronnen, is gekozen om de taak om het kennisveld te informeren over het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en de mogelijkheden die dit beleid biedt, wettelijk te verankeren.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de keuze voor een rechtspersoon met wettelijke taak zich moeizaam verhoudt tot de rechtsvorm van de vereniging. Het is volgens deze leden dan ook niet toevallig dat onder de rechtspersonen met een wettelijke taak slechts één vereniging lijkt te zijn, namelijk Hiswa13. Gebruikelijk in deze situaties is de keuze voor de stichting. Waarom voegt de Minister zich niet in deze traditie? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen de regeling van het rechtspersonenrecht meer te eerbiedigen.

Het stichtingenkader laat de ruimte voor andere rechtsvormen dan een stichting. In dit geval acht de regering de private rechtsvorm van een Nederlandse vereniging, in overleg met de Toetsingscommissie Verzelfstandiging, passender bij de gewenste mate van betrokkenheid van het kennisveld.

Deze leden constateren dat het karakter van de vereniging wezenlijk wordt aangetast door bijvoorbeeld externe goedkeuring voor statutenwijziging te regelen. Tevens vragen de voornoemde leden of het bij situaties waarin de vereniging een andere koers zou willen kiezen dan door de Minister gewenst, niet logischer zijn om over te gaan tot het intrekken van de subsidie.

Het intrekken van de subsidie is nog steeds een instrument indien de vereniging een koers zou varen die de regering niet wenselijk acht. De regering ziet dit echter wel als een laatste redmiddel. Doordat nu in de statuten externe goedkeuring voor eventuele wijziging van die statuten is opgenomen, is er een extra stap ingebed voordat het intrekken van de subsidie nodig zou zijn. Het intrekken van de subsidie komt namelijk niet ten goede aan de uitvoering van de wettelijke taak.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de stukken herhaaldelijk zonder toelichting gesteld wordt dat het belasten van een buitenlandse rechtspersoon met een wettelijke taak niet mogelijk is. Deze leden vragen om een nadere toelichting en verwijzing naar de relevante wettelijke kaders waar de knelpunten zouden zitten.

Uit een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 (hierna: Cw) blijkt dat het niet in de geest van de Cw is om een buitenlands rechtspersoon te belasten met een wettelijke taak. Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder c, van de Cw houdt de Minister die het aangaat toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak. Dit toezicht brengt vergaande bevoegdheden met zich mee. Zo volgt uit artikel 6.3, vierde lid, van de Cw dat de Minister de bevoegdheid heeft «bij alle onderdelen van de rechtspersonen (...) alle goederen, administraties, documenten en andere informatiedragers op door hem aan te geven wijze te onderzoeken». Indien nodig kan de Minister die het aangaat daarbij de politie op de inschakelen als dat nodig is voor het toezicht.14 Ook de Algemene Rekenkamer kan de sterke arm inschakelen als dat nodig is voor het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar een rechtspersoon met wettelijke taak.15 Dat is niet mogelijk bij buitenlandse rechtspersonen aangezien de Nederlandse politie daar geen rechtsmacht heeft.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de bedoeling is om de Belgische vereniging Neth-ER te laten voortbestaan. Deze situatie komt op de leden van deze fractie onnodig ingewikkeld over. Waarom zou een Belgische vereniging nodig zijn om in Brussel te voorzien in huisvesting? Ten slotte vragen zij hoe dit voornemen bovendien te verenigen is met de veronderstelling van de adviesbrief van Financiën, die uitgaat van een vervanging van de Belgische vereniging door de Nederlandse.

Voor huisvesting is de vereniging afhankelijk van huur en verhuur naar Belgisch recht. Dit was oorspronkelijk ook een reden voor een Belgische vereniging. Als de huidige verhuurder instemt met de overname van de huurovereenkomst vervalt deze noodzaak voor een Belgische vereniging en zal deze vereniging worden opgeheven.


  1. Bijlage bij Kamerstuk 35 903, nr. 1↩︎

  2. IVN: de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek↩︎

  3. EU: Europese Unie↩︎

  4. Kamerstuk 35 900↩︎

  5. Kamerstuk 32 123 VI, B en L↩︎

  6. Hiswa: Nederlandse Vereniging voor Handel en Industrie op het gebied van Scheepsbouw en Watersport↩︎

  7. Kamerstuk 35 900, nrs. 1–3.↩︎

  8. IVN: de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek↩︎

  9. Kamerstuk 35 900↩︎

  10. Kamerstuk 32 123 VI, B en L↩︎

  11. Bijlage bij Kamerstuk 35 5702, nr. 47↩︎

  12. Kamerstuk 35 900, nrs. 1–3.↩︎

  13. Hiswa: Nederlandse Vereniging voor Handel en Industrie op het gebied van Scheepsbouw en Watersport↩︎

  14. Zie artikel 6.3, zevende lid, van de CW jo. artikel 5:15, tweede lid, van de Awb.↩︎

  15. Artikel 7.24, aanhef en onder b en artikel 7.34 van de CW jo. artikel 5:15, tweede lid, van de Awb.↩︎