[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging subsidiekader vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing

Justitiële Inrichtingen

Brief regering

Nummer: 2021D39838, datum: 2021-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24587-808).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24587 -808 Justitiële Inrichtingen.

Onderdeel van zaak 2021Z18501:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 808 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijziging van de subsidieregeling vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing. De wijzigingen worden doorgevoerd in de nieuwe subsidieregeling die van kracht is in de periode 2023 tot en met 2025. In de subsidieregeling voor 2022 zijn nog geen wijzigingen doorgevoerd. Deze regeling zal tot en met 31 december 2022 gelden. Beide subsidiekaders zijn op 8 oktober 2021 in de Staatscourant gepubliceerd.

Aanleiding

In de afgelopen jaren is met de vrijwilligersorganisaties die actief zijn bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gesproken over de contouren van een nieuwe subsidieregeling voor het vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing. Het huidige stelsel geeft forfaitaire bedragen aan vier grote vrijwilligersorganisaties. Dit biedt de andere organisaties geen gelijke kansen en ruimte. Steeds meer vrijwilligersorganisaties hebben een hoger aantal actieve vrijwilligers dan de organisaties die een forfaitair bedrag ontvangen. De nieuwe subsidieregeling doet meer recht aan de daadwerkelijk geleverde bijdrage van vrijwilligersorganisaties.

Daarnaast is op 20 juni 2019 de motie van de leden Drost en Van der Staaij aangenomen die vraagt om een andere inzet van de vrijwilligersorganisaties.1 Het betreft onder meer een intensievere betrokkenheid van de vrijwilligersorganisaties bij de uitvoering van het detentie- & re-integratieplan van justitiabelen. In reactie daarop heb ik uw Kamer in mijn brief van 18 december 2019 laten weten dat het vrijwilligerswerk meer zal worden gericht op het bieden van ondersteuning bij de re-integratie van gedetineerden, bijvoorbeeld bij het regelen van praktische zaken zoals werk, inkomen, het aanpakken van schulden en onderdak.2

Wijzigingen

De nieuwe subsidieregeling 2023–2025 stuurt meer op re-integratiegericht vrijwilligerswerk. Het volgende is veranderd:

1. Afschaffen forfaitaire bedragen

De huidige toekenning van forfaitaire bedragen verdwijnt om meer recht te doen aan het gelijkheidsbeginsel. Vanaf 2023 wordt voor alle vrijwilligersorganisaties dezelfde verdeelsleutel voor subsidie toegepast.

2. Urenverantwoording als voorwaarde

In de nieuwe subsidieregeling wordt een urenverantwoording verplicht. Een dergelijke verplichting was reeds opgenomen in de subsidieverleningsbesluiten van 2021, en is vanaf 2023 óók in de subsidieregeling als voorwaarde opgenomen. Met de urenverantwoording kan in de toekomst meer gestuurd worden op activiteiten die zijn gericht op uitvoering van het detentie- & re-integratieplan, in navolging van eerdergenoemde motie van de leden Drost en Van der Staaij. De verplichting tot het maken van een urenverantwoording kan voor sommige vrijwilligersorganisaties leiden tot een hogere administratieve belasting. Gelet op het doel van dit nieuwe subsidiekader, een meer gelijk speelveld voor alle vrijwilligersorganisaties, is deze toename acceptabel. Om onnodige bureaucratische last te voorkomen levert DJI een format aan die de urenverantwoording door de vrijwilligersorganisaties vergemakkelijkt.

De verplichte urenverantwoording geldt alleen voor vrijwilligersorganisaties die gedurende een kalenderjaar meer dan € 25.000 subsidie krijgen. Zij worden verplicht bij te houden welke activiteit, op welke plaats, door welke vrijwilliger, en gedurende hoeveel uur is verricht. Voor subsidies onder € 25.000 geldt deze verplichting niet. Deze organisaties zijn te klein om een dergelijke verplichting te worden opgelegd.

Op dit moment wordt subsidie verleend op basis van het aantal actieve vrijwilligers werkzaam bij de vrijwilligersorganisatie. Vier grote vrijwilligersorganisaties ontvangen, zoals hierboven aangegeven, forfaitaire bedragen. Deze bekostigingsgrondslag doet geen recht aan de daadwerkelijk geleverde inzet. Een verdeling van de subsidiegelden enkel op basis van deze bekostigingsgrondslag wordt dan ook als onrechtvaardig ervaren door een deel van de vrijwilligersorganisaties en de inrichtingen van DJI. Hierover is dikwijls gesproken met de vrijwilligersorganisaties. Op welke wijze het verworven inzicht in het aantal uren vrijwilligerswerk de bestaande bekostigingsgrondslag zal aanvullen, vergt op basis van de ervaringen met de urenverantwoording verdere uitwerking. Om die reden maakt de gevraagde urenverantwoording in de nieuwe regeling nog geen onderdeel uit van de verdeelsleutel waarmee de subsidiegelden worden verdeeld.

3. Hanteren van één kavel in plaats van twee; cofinanciering als vereiste bij subsidieaanvragen vanaf € 25.000.

In navolging van de motie van het lid Van der Staaij is in 2014 de subsidie voor vrijwilligersorganisaties structureel verhoogd met in totaal 1,5 miljoen euro. Daarvan is € 750.000 beschikbaar voor subsidie met cofinanciering door particuliere fondsen of eigen inkomsten.3 In de praktijk levert deze voorziening ongewenste effecten op. Zo werd voor dezelfde activiteit subsidie aangevraagd uit zowel de kavel met, als de kavel zonder cofinanciering. Daarnaast stimuleerde de voorziening niet tot aanvragen van subsidie met cofinanciering, waarmee het beoogde doel van de motie in de praktijk niet werd bereikt. Om deze redenen wordt de systematiek van twee kavels (met en zonder cofinanciering) vanaf 2023 losgelaten en vervangen door één kavel. Dit maakt het aanvragen van subsidie eenvoudiger en overzichtelijker en verkleint de kans op dubbele aanvragen.

Om recht te blijven doen aan de motie van het lid Van der Staaij wordt vanaf 2023 voor subsidies hoger dan € 25.000 cofinanciering als voorwaarde verplicht. Onder dit bedrag is cofinanciering niet verplicht om te voorkomen dat kleinere vrijwilligersorganisaties worden uitgesloten. Sommige vrijwilligersorganisaties hebben geen ervaring met het werven van fondsen. Daarom zal als gewenning gedurende drie jaar een steeds hoger verplicht percentage aan cofinanciering worden gehanteerd conform onderstaande tabel.

2023 5% 10%
2024 7,5% 17,5%
2025 10% 25%

Naast het verdwijnen van het onderscheid in kavels is ook het onderscheid in kostensoorten (personeelskosten en organisatiekosten) verlaten. Dit laatste onderscheid was kunstmatig en had geen zelfstandige betekenis (artikel 1.7).

Termijn nieuwe subsidieregeling

De nieuwe gewijzigde subsidieregeling geldt voor een periode van drie jaar (2023–2025). Dit biedt continuïteit en perspectief aan de vrijwilligersorganisaties en geeft de organisaties gelegenheid om tijdig noodzakelijke veranderingen die voortvloeien uit de gewijzigde subsidieregeling door te voeren. Voor DJI biedt een regeling die voor drie jaar geldt een verlichting van administratieve lasten en voldoende tijd om de doelmatigheid van de wijzigingen in de regeling te beoordelen. De periode van drie jaar zal benut worden voor het uitvoeren van evaluaties en het verzamelen van beleidsinformatie.

Ingevolge artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het geval dat een subsidie voor drie of meer jaar is verstrekt voor dezelfde activiteiten, een (gedeeltelijke) weigering voor een nieuw tijdvak slechts kan worden doorgevoerd met inachtneming van een redelijke termijn. De hierboven gestelde wijzigingen gaan pas vanaf 1 januari 2023 in. De termijn tot 1 januari 2023 wordt aangemerkt als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht. Op deze wijze wordt elke vrijwilligersorganisatie in staat gesteld zich voor te bereiden op de komende wijzigingen. Bij afzonderlijk besluit zal aan elke vrijwilligersorganisatie worden medegedeeld dat de termijn tot 1 januari 2023 als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht wordt aangemerkt.

Tot slot

De nieuwe subsidieregeling is nodig om een gelijk speelveld voor alle vrijwilligersorganisaties te creëren. De nieuwe regeling kan leiden tot verhoging, verlaging of tot stopzetting van de subsidie. Daarom zijn vrijwilligersorganisaties geadviseerd om hun bedrijfsvoering zo flexibel mogelijk te houden en geen langdurige overeenkomsten aan te gaan.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Kamerstuk 35 122, nr. 29↩︎

  2. Kamerstuk 35 122, nr. 37↩︎

  3. Kamerstuk 33 750 VI, nr. 81↩︎