35950 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2021D39963, datum: 2021-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2021Z18563:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Medeindiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-10-27 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-03 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-11-18 14:00: Wijzigingswet financiële markten 2022 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2022-03-23 16:45: Procedurevergadering Financiën (per videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-03-24 13:54: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-07 10:15: Hamerstuk: Wijzigingswet financiële markten 2022 (35950) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W06.21.0108/III 's-Gravenhage, 9 juni 2021
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 16 april 2021, no.2021000770, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel bevat diverse wijzigingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en enige andere wetten.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te zenden maar maakt een opmerking over de wijzigingen die betrekking hebben op vermogensscheiding via een rekening met afgescheiden vermogen. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.
1. Afgescheiden vermogen
Op grond van de Wft zijn bepaalde financiële ondernemingen verplicht de gelden die zij ontvangen, en die toekomen aan hun cliënten of derden, in het kader van hun dienstverlening veilig te stellen.1 In de praktijk gebeurt dit veelal met het gebruik van een aparte juridische entiteit (vaak een stichting derdengelden).2 Uit de toelichting blijkt dat het gebruik van zo’n aparte juridische entiteit veelal tot verwarring leidt bij buitenlandse partijen.
Met het wetsvoorstel wordt voor afwikkelondernemingen, betaalinstellingen, elektronischgeldinstellingen (EGI’s) en beleggingsondernemingen een nieuw instrument toegevoegd om de onder die ondernemingen gehouden middelen veilig te stellen, door een bij een bank aan te houden aparte rekening, zodat deze niet worden vermengd met het overige vermogen van de onderneming.3 Belangrijke voorziening in dit verband is, dat wordt voorzien in afwijking van de normale regels van het Burgerlijk Wetboek dat een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen. Consultatiereacties zijn positief over deze voorgestelde wettelijke regeling, maar stellen de nodige vragen over de (technische) uitwerking.4
De Afdeling merkt op dat het voor de praktijk van groot belang is dat duidelijkheid bestaat over de regeling en de werking ervan. De Afdeling wijst naar aanleiding van de consultatiereacties in het bijzonder op banken die elders in de Europese Unie zijn gevestigd en dergelijke rekeningen kunnen aanbieden. Het is niet zonneklaar hoe de uitzondering op de normale verhaalsregels kan worden geëffectueerd.5 Op de buitenlandse betaalrekening zal immers veelal niet het Nederlandse Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, en in dat geval mist de voorgestelde afwijking van het Burgerlijk Wetboek effect.6
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op de werking van de regeling in te gaan. Daarbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de werking van de voorgestelde regeling indien een rekening bij een buitenlandse bank wordt aangehouden.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden
voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.21.0108/III
In de toelichting bij artikel IV nader motiveren waarom is gekozen voor behoud van artikel 3.10, derde lid van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES in plaats van artikel 3.9a van diezelfde wet, nu deze verschillend zijn van elkaar.
Zie bijvoorbeeld artikel 3:29a Wft voor betaalinstellingen en artikel 4:87 Wft voor beleggingsondernemingen.↩︎
Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 2. Vermogensscheiding middels een rekening met afgescheiden vermogen.↩︎
Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 2. Vermogensscheiding middels een rekening met afgescheiden vermogen.↩︎
Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 6. Consultatie.↩︎
In de consultatietekst werd de beperking tot in Nederland gevestigde banken onderbouwd door erop te wijzen dat bij in het buitenland gevestigde banken niet verzekerd is dat Nederlands privaatrecht van toepassing is en de voorgestelde uitzondering dan niet kan worden geëffectueerd.↩︎
In dit verband is ook de Insolventieverordening betreffende regels bij een faillissement in lidstaten (Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PbEU 2015, L 141)) van belang. Zie in het bijzonder artikel 8 en artikel 12 van de verordening.↩︎