Reactie op verzoek commissie over de positie van kwetsbare jongeren/studenten met individuele studietoeslag (IST)
Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Brief regering
Nummer: 2021D39984, datum: 2021-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-34352-225).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34352 -225 Uitvoering en evaluatie Participatiewet.
Onderdeel van zaak 2021Z18573:
- Indiener: A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-10-28 15:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-02 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-02-23 18:00: Participatiewet/Breed Offensief (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-03-10 15:04: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 225 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26Ā oktober 2021
In mijn brief aan uw Kamer van 12Ā augustus 20211 heb ik gehoor gegeven aan het verzoek van de vaste Kamercommissie SZW aangaande de brief van S.P. te Z van 22Ā juni 2021. Op 16Ā september 2021 leidde de vaste Kamercommissie SZW een aanvullende brief door van S.P. te Z. van 10Ā juli 2021 over de positie van kwetsbare jongeren/studenten met individuele studietoeslag (IST) in de Participatiewet. In de aanvullende brief van 10Ā juli 2021 vraagt S.P. te Z. het volgende:
Ā«Mijn brief van 22Ā juni j.l. nog eens lezend, moet er inmiddels al jaren een relatief grote rechtsongelijkheid in deze situatie tussen studenten in verschillende gemeenten bestaan. Dit geeft mij aanvullend de vraag of (in een eventuele aparte aanpak van de IST bij gemeenten) een vorm van terugwerkende kracht kan worden toegepast, bijvoorbeeld vanaf minstens 1Ā januari 2021. Zou een vorm van ministeriĆ«le aanwijzing of regeling de betreffende gemeenten tot andere gedachten en actie kunnen brengen? Daarmee zou de IST nog meer tijdelijk worden losgeweekt van de brede wetsherziening.Ā»
Mijn antwoord op deze vraag luidt als volgt: Het vaststellen van de hoogte en de uitvoering van de individuele studietoeslag (IST) is op grond van de Participatiewet een wettelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college van B&W. Het college heeft beleidsruimte om de hoogte te bepalen, consequentie van deze keuze van de wetgever is dat er verschillen tussen gemeenten kunnen ontstaan. Vanuit het ministerie is meerdere keren een oproep gedaan aan gemeenten om de IST ā voor wat betreft de hoogte van het bedrag ā in de geest van de voorgenomen herziening te verstrekken. Ik heb op dit moment geen bevoegdheid tot het stellen van regels over de hoogte van de IST, noch om een aanwijzing te geven.
Op 15Ā oktober 2021 heb ik Kamervragen over de individuele studietoeslag beantwoord met deels dezelfde strekking van de leden Gijs van Dijk en De Hoop (beiden PvdA). Voor de volledigheid heb ik de beantwoording als bijlage toegevoegd2.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma