Stand van zaken inzake het programma vervanging onderzeebootcapaciteit
Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Brief regering
Nummer: 2021D40141, datum: 2021-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34225-34).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Kamp, minister van Defensie (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34225 -34 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst.
Onderdeel van zaak 2021Z18660:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2021-11-02 14:00: Personeel/Materieel Defensie (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Defensie
- 2021-11-02 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-11 10:30: Procedurevergadering (Thorbeckezaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2023-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2021
In de basisrapportage over het programma vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34 225, nr. 31, 28 mei 2021) is gemeld dat de verwervingsvoorbereidingsfase bestaat uit drie stappen (voorbereiding, dialoog en gunning) en dat de huidige dialoog met de drie kandidaat-werven, als alles volgens planning verloopt, zal duren tot en met begin 2022. Hierbij is ook duidelijk gemaakt dat de planning nog met de nodige risico’s en onzekerheden is omgeven. In dat kader is de coronapandemie genoemd, maar ook factoren zoals informatieafhankelijkheid van de kandidaat-werven en diepgang van de dialoog. In de beantwoording van de Kamervragen over de basisrapportage (Kamerstuk 34 225, nr. 32, 13 september 2021) is voorts gemeld dat de dialoog het moment is waarop wordt bezien of de integrale planning op basis van gesprekken met de werven bijsturing behoeft. Naar aanleiding van de bevindingen uit de eerste dialoogronde met de drie kandidaat-werven informeer ik uw Kamer graag nader over de voortgang in de dialoog tot dusver.
De eerste dialoogronde is gehouden van 8 februari tot en met 17 juni 2021. De bevindingen uit deze ronde zijn de afgelopen maanden uitgewerkt en konden dus nog niet worden meegenomen in de beantwoording van Kamervragen over de basisrapportage. In die beantwoordingen is kenbaar gemaakt dat de eerste dialoogronde minder informatie en diepgang heeft opgeleverd dan van tevoren ingeschat. De kandidaat-werven hebben aangegeven dat de door Defensie beoogde diepgang verder gaat dan wat ze gewend zijn in de beginfase van een dialoog en dat er meer tijd nodig is voor de werven om gewenste informatie aan te leveren. Tegelijk heeft Defensie er voor gekozen om in deze ronde de optimale behoeften uit te vragen, zonder daarbij aan te geven welke behoeften «hard» zijn. De kandidaat-werven hebben daardoor hun ontwerp voor de nieuwe onderzeeboot nog niet kunnen optimaliseren binnen de gegeven (financiële) kaders. Ook bleek Defensie meer tijd nodig te hebben om de informatie van de werven goed te kunnen analyseren.
De start van de tweede dialoogronde, die was voorzien voor september 2021, is tegen deze achtergrond niet haalbaar gebleken. Momenteel treft Defensie de voorbereidingen voor het houden van deze tweede ronde, die in december 2021 zal starten. Hiermee kunnen de concept-ontwerpen van de kandidaat-werven verder worden gevalideerd en kan de haalbaarheid van het eisenpakket worden getoetst. Voorts moet mede naar aanleiding van informatie van de kandidaat-werven tijdens de eerste dialoogronde worden geconcludeerd dat het niet langer realistisch is om uit te gaan van de eerder gemelde contractondertekening eind 2022, vervanging van de onderzeebootcapaciteit vanaf 2028 en uitfasering van de Walrusklasse vanaf uiterlijk eind 2031. Naast de genoemde latere uitvoering van de tweede dialoogronde komt dit doordat gerekend moet worden met een langere periode tussen tekening van het contract en het fully operational capable krijgen van de eerste twee nieuwe onderzeeboten.
Dit betekent dat er naar alle waarschijnlijkheid sprake zal zijn van een substantiële aanpassing van de huidige planning. Momenteel worden de belangrijkste oorzaken en implicaties hiervan nog nader in kaart gebracht. Uw Kamer zal, zoals toegezegd in de basisrapportage, over een substantiële aanpassing van de planning worden geïnformeerd zodra alle implicaties duidelijk zijn. Nu de planning reeds na de eerste dialoogronde gewijzigd moet worden, acht ik het met het oog op verdere besluitvorming ook nodig om een onderzoek te laten uitvoeren naar de oorzaken van de tijdsoverschrijdingen. Hieruit kan en wil Defensie lering trekken, ook met het oog op andere materieelprojecten in de toekomst. Daarnaast bereidt Defensie een doorlichting voor van het programma om te bepalen hoe binnen en buiten Defensie beschikbare kennis en personele capaciteit optimaal kan worden ingezet om het vervolg van het programma beter te laten verlopen. Uw Kamer zal over de uitkomsten van deze onderzoeken in het voorjaar van 2022 worden geïnformeerd.
Op langere termijn is van belang dat de instroom van de nieuwe onderzeeboten en de uitfasering van de huidige Walrusklasse zo worden ingericht dat aan de nationale en de NAVO-inzetdoelstellingen kan worden voldaan. Zoals gemeld in de basisrapportage werkt Defensie een samenhangend stappenplan uit voor de transitie waarover uw Kamer in de voortgangsrapportage 2022 zal worden geïnformeerd. Voor een integrale risicoafweging en planning is inzicht nodig in de financiële en operationele risico’s van langer doorvaren met de Walrusklasse onderzeeboten in de jaren na 2031. Defensie heeft hiervoor een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van zowel de gebruiker, de onderhouder als de normsteller van de onderzeeboten. De voortgangsrapportage zal tot slot ook inzichtelijk maken hoe de doorgerekende financiële effecten worden ingepast binnen het taakstellende budget, welke wijzigingen optreden in het risicoprofiel van het programma en welke risicomitigerende maatregelen Defensie dient te treffen.
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp