[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ellian over de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D40776, datum: 2021-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-492).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z17840:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

492

Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (ingezonden 13 oktober 2021).

Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 29 oktober 2021).

Vraag 1

Hoe ver bent u met de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (35 454; 35 317, nr. 9) en wanneer mag de Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 45d lid 2 Auteurswet verwachten?

Antwoord 1

Scenarioschrijvers, hoofdregisseurs, en hoofdrolacteurs hebben recht op een uit hoofde van de wet collectief te innen en verdelen proportionele billijke vergoeding voor het mededelen aan het publiek van hun filmwerken, te betalen door degene die het filmwerk op die wijze openbaar maakt. De beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijdstip toegankelijk is (hierna kortheidshalve video on demand of VOD genoemd), is van die vergoedingsaanspraak uitgezonderd.

In lijn met de motie Van den Berge c.s. (Kamerstuk 35 454 en 35 317, nr. 9) en de standpuntbepaling met betrekking tot de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht (Kamerstuk 29 838, nr. 102) is een wetsvoorstel in ambtelijke voorbereiding waarbij die uitzondering wordt geschrapt. Gelet op de uitkomst van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht (bijlage bij Kamerstuk 29 838, nr. 102) en de Implementatiewet richtlijn online omroepdiensten (Stb. 2021, 248) wordt daarbij overwogen om de vergoedingsaanspraak naar alle filmmakers (dus niet alleen scenarioschrijvers en hoofdregisseurs) en alle acteurs (dus niet alleen hoofdrolacteurs) uit te breiden. Tevens wordt overeenkomstig de suggestie van de opstellers van het evaluatieonderzoek overwogen om de aanspraak op een vergoeding te laten gelden voor video on demand diensten die worden aangeboden tegen een geldelijke vergoeding van de gebruikers. Ik streef ernaar een voorontwerp van wet nog dit jaar aan het veld voor te leggen. Het wetsvoorstel kan dan in 2022 bij de Tweede Kamer aanhangig worden gemaakt.

Vraag 2

Deelt u de mening dat enige spoed wel geboden is, gelet op de slechte en ongereguleerde positie van de film- en programmamakers zoals regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers op dit moment bij video on demand diensten? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?

Antwoord 2

Uit de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat het door partijen bij de introductie van de voornoemde wet afgesproken vrijwillige collectieve beheer van de vergoeding voor het openbaar maken van Nederlandse films middels video on demand niet heeft gebracht wat daarvan bij de inwerkingtreding van de Wet auteurscontractenrecht werd verwacht. Daarom streef ik ernaar nog dit jaar een voorontwerp van wet met het veld te bespreken waarin de positie van filmmakers en filmacteurs wordt verbeterd langs de lijnen van het antwoord op de vorige vraag. Door wettelijk voor te schrijven dat het recht op een proportionele billijke vergoeding collectief moet worden uitgeoefend, krijgen in ieder geval ook EU (en dus niet alleen Nederlandse) filmmakers en filmacteurs daarop recht. Dit is vanwege het unitaire verbod onderscheid te maken op grond van nationaliteit. Amerikaanse filmmakers en filmacteurs, daarentegen, zouden daarop bij de huidige stand van het recht naar het zich laat aanzien geen aanspraak kunnen maken, aldus: S.J. van Gompel, P.B. Hugenholtz, J.P. Poort, L.D. Schumacher en D.J.G. Visser, Evaluatie Wet Auteurscontractenrecht, WODC rapport 3025, 2020, p. 77–81. Het is aan de exploitanten van de VOD-diensten om te beslissen of zij de kostenstijging die van de wetswijziging mogelijk het geval is, willen doorberekenen aan de gebruikers van hun diensten.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de verhouding tussen grote ondernemingen die video on demand diensten aanbieden, waarvan sommigen in Nederland gevestigd zijn en sommigen zich in Nederland gaan vestigen, enerzijds en de hoofdmakers anderzijds?

Antwoord 3

Exploitanten van VOD-diensten beschikken, ongeacht hun plaats van vestiging, vaak over een machtspositie vis-à-vis Nederlandse filmproducenten. Die producenten slagen er daarom onvoldoende in contractueel te bedingen dat de scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs recht hebben op een aanvullende vergoeding voor de exploitatie middels video on demand. Dit was de basis waarop de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer was gestoeld. Dientengevolge profiteren scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs op dit moment onvoldoende mee, wanneer filmwerken via video on demand worden geëxploiteerd. Dit kan worden verholpen door filmmakers en filmacteurs ook bij video on demand-diensten die tegen betaling worden aangeboden, bij wet het recht te geven op een proportionele billijke vergoeding die verplicht collectief moet worden uitgeoefend.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse aanbieders van video on demand zoals Disney, Amazon en Netflix hun positie verstevigen en de gevolgen daarvan voor de positie van de Nederlands film- en programmamakers?

Antwoord 4

Door de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse, aanbieders van video on demand diensten hun positie verstevigen, kan de positie van Nederlandse films en series en daarmee van de makers van die audiovisuele producties onder druk komen te staan. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft daarom een wetsvoorstel voorbereid waarin onder andere aanbieders van de voornoemde diensten worden verplicht te investeren in Nederlandse films, series en documentaires. Het wetsvoorstel brengt met zich mee dat de positie van voornoemde Nederlandse makers wordt verbeterd. Een voorontwerp van wet is in 2020 voorgelegd aan het veld ter consultatie (zie https://www.internetconsultatie.nl/investeringsverplichting). Het is aan het volgend kabinet om een besluit te nemen over de verdere stappen ten aanzien van het voorstel.

Vraag 5

Deelt u de mening dat bij video on demand op dit moment het unieke karakter van de prestatie van een hoofdmaker, onvoldoende in de wet tot uiting komt? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?

Antwoord 5

In de beantwoording van de eerste drie vragen is er al op gewezen dat uit de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs op basis van de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer onvoldoende meeprofiteren van de exploitatie van hun filmwerken bij video on demand. Daarom is er een wetsvoorstel in voorbereiding waarin wordt voorzien in een verplicht collectief beheerde vergoedingsaanspraak voor video on demand exploitatie voor alle filmmakers en filmacteurs.