[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het 'Rapport Handhaven in het duister; De aanpak van milieucriminaliteit en -overtredingen, deel 2' (Kamerstuk 22343-297)

Handhaving milieuwetgeving

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D40837, datum: 2021-11-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22343-309).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22343 -309 Handhaving milieuwetgeving.

Onderdeel van zaak 2021Z19035:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 343 Handhaving milieuwetgeving

Nr. 309 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 november 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 30 juni 2021 inzake het rapport Handhaven in het duister; De aanpak van milieucriminaliteit en -overtredingen, deel 2 (Kamerstuk 22 343, nr. 297).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid hebben deze vragen beantwoord bij brief van 29 oktober 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Meijer

1.

Welke soort milieuovertredingen komt in Nederland het meest voor? In welke regio komt die soort milieuovertredingen voor?

Voor inspecties op de naleving van het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) wordt in de landelijke Brzo-monitor (Brzo+) door de Brzo-toezichthouders (Inspectie SZW, Brzo-omgevingsdiensten en Brzo-Veiligheidsregio’s) gerapporteerd over o.a. het aantal inspecties, overtredingen en aard van de overtredingen. Hier wordt ook inzicht op regionaal niveau gegeven. De overtredingen worden gecategoriseerd en gerapporteerd op niveau van de elementen uit het Veiligheidsbeheersysteem (VBS). In de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven wordt jaarlijks over deze gegevens gerapporteerd.

Over het algemeen worden milieu overtredingen, die tijdens Wabo-inspecties door de zes Brzo omgevingsdiensten (voor de Brzo-bedrijven) worden geconstateerd niet op aantallen en soort geregistreerd en gemonitord door deze toezichthouders.

2.

Hoeveel Besluit risico's zware ongevallen (BRZO)-bedrijven en net-niet-BRZO-bedrijven zijn er in Nederland in totaal? Hoe groot wordt het aantal bedrijven geschat dat zich niet aan de regels houdt? Welk percentage van bedrijven is dat ongeveer? Hoe wordt de mate van moedwilligheid vastgesteld?

Het aantal Brzo bedrijven wordt elke maand bijgewerkt door BRZO+ en is raadpleegbaar op de website van BRZO+. In 2020 waren er 407 Brzo-bedrijven. Net-niet-Brzo bedrijven zijn in de regelgeving geen gedefinieerde groep en worden in de uitvoeringspraktijk verschillend gedefinieerd. De Algemene Rekenkamer heeft voor haar onderzoek een eigen definitie geformuleerd en komt daarbij uit op 131 net-niet Brzo bedrijven1.

In de jaarlijkse landelijke Brzo monitor wordt per regio het percentage «spontaan nalevingsgedrag» voor de naleving van het Brzo aangegeven. De mate van moedwilligheid wordt vastgesteld door het inspectieteam dat bestaat uit alle betrokken instanties bij Brzo-inspecties.

In 2019 is door de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam onderzoek gedaan naar regel overtredend gedrag bij Brzo-bedrijven. Uit hun onderzoek, gebaseerd op de data uit de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR) voor Brzo-inspecties, blijkt dat in de afgelopen tien jaar 90% van de bedrijven wel eens een overtreding heeft begaan. 7% van de bedrijven was verantwoordelijk voor 25% van de overtredingen. Dit is onder andere aanleiding voor BRZO+ om te komen met een aanpak voor zorgbedrijven, zie hiervoor ook vraag 27. De overtredingen die in de GIR geregistreerd worden volgen uit de Brzo-inspecties. Deze overtredingen kunnen betrekking hebben op de verschillende terreinen die in de reikwijdte van het Brzo vallen, omgevingsveiligheid, arbeidsveiligheid of rampenbestrijding.

3.

Hoeveel buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) zijn er in dienst van omgevingsdiensten? Kan aangegeven worden hoeveel er werken bij welke dienst?

Omdat het rapport van de Rekenkamer zicht richt op Brzo-bedrijven heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de gegevens opgevraagd voor de Brzo-omgevingsdiensten. In onderstaande tabel is aangeven hoeveel boa’s per Brzo-omgevingsdienst er in dienst zijn. Waar mogelijk zijn de cijfers uitgesplitst naar boa’s belast met Brzo taken en niet-Brzo taken. Naast de boa’s hebben de Brzo-omgevingsdiensten ook inspecteurs in dienst. Zie het antwoord op vraag 19 voor het aantal inspecteurs dat in dienst is van de Brzo-omgevingsdiensten.

RUD Zuid Limburg 2 boa’s voor alle werkvelden
Omgevingsdienst Midden West Brabant 5 boa’s, waarvan 2 belast met Brzo en 1 in opleiding
DCMR 9 uitvoerende boa’s waarvan 2 gespecialiseerd in Brzo-zaken, 7 in Wabo-zaken.
OD Regio Nijmegen 4 boa’s waarvan 2 voor Bouwen/RO (focus: asbest) en 2 voor Milieu aandeel Brzo-boa-taken in werkprogramma 2021 ca. 0,3 fte
OD Noordzeekanaal-gebied (NZKG) Er zijn bij de ODNZKG 8 boa’s in dienst. Hiervan hebben twee boa’s inhoudelijke Brzo-kennis.
OD Groningen 3 boa's beschikbaar, waarvan 1 fulltime Boa voor Brzo, 2 fulltime voor niet-Brzo.

4.

Wie worden door omgevingsdiensten ingezet als er geen of te weinig boa's zijn?

Het komt steeds minder voor dat er te weinig boa’s zijn bij de omgevingsdiensten. Echter als het zich voordoet en er geen boa-capaciteit beschikbaar is, wordt inzet gevraagd aan de politie.

Ook kan een omgevingsdienst gebruik maken van collega-boa’s bij de andere omgevingsdiensten via de landelijke vakgroep milieuboa’s.

5.

Waarom zijn slechts zes van de 29 diensten aangewezen die vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)-taken uitvoeren? Controleren die alle BRZO-bedrijven? Ook buiten de eigen regio?

Op grond van artikel 7.1 lid 3 Besluit Omgevingsrecht (Bor) mogen de basistaken bij Brzo-bedrijven en RIE-4 bedrijven uitsluitend door de aangewezen zes omgevingsdiensten worden uitgevoerd. Er is gekozen om, vanwege de mogelijke risico’s bij deze bedrijven en gelet op de bijzondere deskundigheid die voor het uitvoeren van deze taken is vereist, de kennis en expertise te concentreren bij deze zes Brzo-omgevingsdiensten. Voor de Brzo-taken is Nederland ingedeeld in zes regio’s. De Brzo-omgevingsdiensten werken landsdekkend en houden toezicht op alle Brzo-bedrijven in Nederland.

De zes Brzo-omgevingsdiensten zijn:

Omgevingsdienst Groningen (werkgebied Groningen, Friesland en Drenthe);

Omgevingsdienst Regio Nijmegen (werkgebied Overijssel en Gelderland);

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (werkgebied Noord Holland, Utrecht en Flevoland;

DCMR Milieudienst Rijnmond (werkgebied Zuid Holland en Zeeland)

Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (werkgebied Noord Brabant);

RUD Zuid Limburg (werkgebied Limburg)

6.

Wie hebben toegang tot Inspectieview? Waarom is het niet openbaar?

Worden gegevens gebruikt om omwonenden te informeren? Zo ja, hoe?

De volgende organisaties hebben toegang tot (delen van) de Inspectieview: Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), Inspectie SZW, ILenT, Rijkswaterstaat, Kiwa Register, Havenbedrijf Amsterdam, Havenbedrijf Rotterdam, Agentschap Telecom, Nationale Politie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Kansspelautoriteit, Screeningsautoriteit Justis, RIEC’s2, Belastingdienst, Bibob-medewerkers3 van enkele provincies en gemeenten en 21 omgevingsdiensten.

De Inspectieview faciliteert de uitwisseling van gegevens tussen organisaties met een wettelijke taak op het gebied van toezicht en handhaving bij de uitvoering van hun toezichthoudende en handhavende taken. De bronhouders die zijn aangesloten op de Inspectieview bepalen zelf welke gegevens zij via de Inspectieview delen. De gegevens die zij delen zijn niet openbaar, maar worden geclassificeerd als «departementaal vertrouwelijk». Dit betekent dat kennisname van deze gegevens door niet-geautoriseerden schadelijk kan zijn voor een (overheids)organisatie. Ander gebruik van gegevens dan voor de uitvoering van genoemde taken is niet toegestaan, omdat er – conform de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG) – altijd sprake moet zijn van doelbinding. De gegevens worden dus niet gebruikt om omwonenden te informeren.

7.

Hoeveel mensen zijn werkzaam binnen het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (OM)? Hoe staan de boa's binnen de omgevingsdiensten in verhouding tot de milieurechercheurs, milieuagenten en inlichtingenexperts?

Bij het Functioneel Parket werken om en nabij de 50 FTE, onderverdeeld naar officieren van justitie en secretarissen, aan de bestrijding van milieucriminaliteit.

Bij de politie is 412 fte opsporingscapaciteit geoormerkt voor milieu en hetzelfde aantal (keerzijde) fte’s agenten geoormerkt met een taakaccent milieu (de milieuagenten). De milieutaak van het OM en de politie is veel breder dan de taken van de omgevingsdiensten voor de Brzo-bedrijven. Voor gegevens over de omgevingsdiensten, onder andere over aantallen toezichthouders en boa’s, verwijs ik u naar de brief4 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 17 september 2021.

8.

Is er een tekort aan specialisten die milieudelicten opsporen en behandelen? Zo ja, hoe groot is dat tekort?

Voor een schone leefomgeving, biodiversiteit en het behalen van klimaatdoelstellingen zullen ingrijpende maatregelen worden genomen en normen worden gesteld. Dit betekent vaak dat met het niet naleven van deze normen economisch gewin te behalen valt en kan leiden tot verdienmodellen voor georganiseerde milieucriminaliteit. Milieu en klimaatmaatregelen moeten daarom gepaard gaan met een versterking van opsporing en vervolging. Voor een versterking in de aanpak van milieucriminaliteit is het versterken van specialistische opsporingscapaciteit en meer regie op de inzet van capaciteit noodzakelijk.

Op dit moment is de capaciteitsverdeling tussen politie, ILT en NVWA voor de opsporing van milieucriminaliteit ca 400 fte (NP), 75 fte (ILT) en 30 fte (NVWA). Het tekort is zodanig dat het op dit moment al lastig is om milieudelicten effectief op te sporen en te behandelen. Gezien de komende uitdagingen hebben Functioneel Parket, politie, NVWA-IOD en ILT-IOD gekeken naar een aantal factoren en daarop aangegeven dat ook voor wat betreft die nieuwe uitdagingen er zowel bij de ILT-IOD, NVWA-IOD als het Functioneel Parket er capaciteit bij zou moeten. Hiervoor zijn op dit moment geen structurele middelen beschikbaar. De politie kan zich dan meer concentreren op de eerder genoemde kerntaak als het gaat om de aanpak van milieucriminaliteit (zie antwoord 7).

9.

Uit hoeveel personen bestaat de Landelijke Milieukamer? Namens welke instantie zitten zij daarin? En hoe zit dat met de Strategische Milieukamer?

De Strategische Milieukamer bestaat uit:

• de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket (voorzitter);

• de inspecteur-generaal van de inspectie Leefomgeving en Transport (ILT);

• de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);

• de portefeuillehouder milieucriminaliteit namens de landelijke politie;

• het lid van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland bevoegd voor het milieu namens de provinciën en de gemeenten (en de omgevingsdiensten);

• de inspecteur-generaal van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), wat betreft de arbeidsomstandigheden in bedrijfstakken die gevaarlijke stoffen verwerken (boven een bepaalde drempel).

In de Landelijke Milieukamer nemen dezelfde organisaties deel op managementniveau

10.

Is de «datakwaliteit» inmiddels besproken met het Bestuurlijk Omgevingsberaad? Zo nee, wanneer gaat dat plaatsvinden? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Was het OM aanwezig?

Aan het Bestuurlijke Omgevingsberaad (BOb) nemen naast het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid, het Openbaar Ministerie, een vertegenwoordiging van de Provincies, een vertegenwoordiging van de Gemeenten en de Unie van Waterschappen deel. Het overleg vindt twee keer per jaar (in het voor- en najaar) plaats onder voorzitterschap van de Staatssecretaris van IenW.

Naar aanleiding van het eerste deel van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer over datakwaliteit en de ontwikkelingen m.b.t. de Inspectieview is het onderwerp Informatiedeling (ontsluiting van informatie en de juistheid van gedeelde informatie) al langer onderdeel van de agenda van het Bestuurlijk Omgevingsberaad.

Sinds de publicatie van deel 2 van het rapport van de Algemene Rekenkamer is het overleg nog niet bijeen geweest. Tijdens het eerstvolgende overleg zal het rapport van de Algemene Rekenkamer worden besproken, waaronder ook de aanvullende vraagstukken rond effectieve informatiedeling zoals uniformering van gedeelde informatie en een verdere verbetering van de datakwaliteit.

11.

Heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) inmiddels een taskforce opgericht om de problemen in Inspectieview op te lossen? Kan aangegeven worden wat de huidige stand van zaken is?

Een Taskforce voor de verbetering van het gebruik en de datakwaliteit (ontsluiten van juiste informatie) van Inspectieview is ingericht. In het kader van daarvan worden de volgende acties uitgevoerd:

Bronhouders worden gestimuleerd en gefaciliteerd om te zorgen dat gegevens die zij via de Inspectieview delen juist zijn. Zo wordt via een «terugkoppeling in het systeem» voor partijen inzichtelijk wat de kwaliteit van de door hen gedeelde gegevens is. Bronhouders zijn zelf verantwoordelijk voor het juist registreren van gegevens. Inspectieview ontsluit slechts deze gegevens. Aan de stuurgroep Inspectieview wordt gerapporteerd wat de voortgang is.

Er wordt gewerkt aan het meer en beter beschikbaar stellen van gegevens van bronhouders via de Inspectieview, waarbij de focus nu ligt op het ontsluiten van gegevens van het OM. Het laat zich aanzien dat de nu nog ontbrekende omgevingsdiensten in de loop van het 1e kwartaal 2022 zullen zijn aangesloten.

Omgevingsdiensten worden geholpen bij het optimaal benutten en gebruiken van Inspectieview in hun primaire proces, bijvoorbeeld door training en workshops. Zo staat bijvoorbeeld binnenkort een workshop gepland over het gebruik van Inspectieview bij samenwerking tussen actoren in de keten van de co-vergisting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat werkt hiervoor samen met alle partijen in het veld. De urgentie van de problemen wordt door de Algemene Rekenkamer nogmaals onderstreept. Daarom is deze samenwerking niet vrijblijvend. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat blijft de partners aanspreken op hun verantwoordelijkheid en zal onderzoeken welke stappen genomen kunnen worden als de werkzaamheden van de taskforce niet het gewenste resultaat opleveren.

12.

Hoeveel van de acht ontbrekende omgevingsdiensten zijn inmiddels aangesloten bij Inspectieview? Kan aangegeven worden wat de stand van zaken is?

De acht omgevingsdiensten zijn nog niet aangesloten op de Inspectieview. Op dit moment worden voor elk van de acht omgevingsdiensten voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het gereedmaken van de eigen ICT-systemen voor aansluiting op de Inspectieview, het opstellen van aansluitcontracten, het werken in lijn met de AVG etc. Dit is nodig om deze omgevingsdiensten ook daadwerkelijk op de Inspectieview te kunnen aansluiten. De verwachting is dat de acht omgevingsdiensten in het eerste kwartaal 2022 zijn aangesloten op de Inspectieview.

13.

Hoe vaak vindt het Bestuurlijk Omgevingsberaad plaats? Hoe vaak neemt het OM deel aan dat overleg?

Het Bestuurlijk Omgevingsberaad vindt twee keer per jaar plaats. Het OM neemt standaard deel aan deze overleggen. Zie ook het antwoord op vraag 10.

14.

Kan worden weergegeven welke regels belemmerend werken voor het delen van informatie die van belang is voor de veiligheid van mens en natuur? Kunnen de regels worden aangepast zodat de veiligheid niet in het geding komt? Zo ja, hoe? En wanneer kan dat gerealiseerd zijn?

Er zijn bij ons geen regels bekend die belemmerend werken voor het delen van informatie die van belang zijn voor de veiligheid van mens en natuur. Wel is het belangrijk dat inspectieview zo spoedig mogelijk optimaal gaat functioneren en de kwaliteit van de data op orde is, zodat de toezicht houdende instanties beschikken over alle en recente informatie bij het houden van toezicht. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 17.

15.

Zijn de convenanten tussen OM en omgevingsdiensten gelijkwaardig? Geldt voor alle omgevingsdiensten hetzelfde? Zo nee, hoeveel en welke verschillen zijn er?

Vijf van de zes Brzo omgevingsdiensten hebben hetzelfde landelijk opgestelde convenant met het OM over informatie-uitwisseling gesloten. Omgevingsdienst Groningen heeft indertijd als gevolg van de ontwikkelingsfase waarin het zich bevond geen convenant getekend. De Omgevingsdienst Groningen heeft wel toegezegd, dat bij vragen om informatie van het OM de omgevingsdienst haar medewerking verleent.

16.

Klopt het dat de ILenT geen toezicht uitoefent als er geen melding is? Zo nee, waar bestaat het houden van toezicht uit op bedrijven die niets melden?

Namens bevoegd gezag wordt door de omgevingsdiensten regulier toezicht gehouden op de omgevingsvergunning van bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Naast dit regulier toezicht zijn in de wet Milieubeheer bepalingen opgenomen voor maatregelen in bijzondere omstandigheden.

In de wet Milieubeheer5 is opgenomen dat als zich bij een bedrijf een ongewoon voorval voordoet, het bedrijf dit direct bij het betreffende bevoegde gezag dient te melden. In de context van dit rapport is dat de provincie, c.q. de betreffende omgevingsdienst. Bevoegd gezag en omgevingsdienst besluiten op basis van de melding vervolgacties voor toezicht en eventuele handhaving op dit specifieke voorval. Ook beoordelen zij of het bedrijf de juiste maatregelen neemt om herhaling te voorkomen. De melding van het ongewone voorval moet door provincie/omgevingsdienst ter informatie worden doorgestuurd aan (onder andere) de ILT.

Indien de ILT via de media, informatie van burgers of op andere wijze signalen heeft die erop wijzen dat een ongewoon voorval (mogelijk) niet aan haar doorgestuurd is, zal zij vanuit haar rol in het interbestuurlijk toezicht (IBT) bij provincie/omgevingsdienst navraag doen en eventuele vervolgstappen nemen. Het IBT van de ILT richt zich dus niet rechtstreeks op bedrijven, maar op de uitvoering van milieutaken door provincies. Het toezicht op de bedrijven is een verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de provincie/omgevingsdienst.

17.

Kan in een tijdlijn worden weergegeven welke plannen er zijn om Inspectieview als goed functionerende informatiebron te hebben?

Zoals eerder aangegeven, is een Taskforce ingericht om de nodige verbeteringen door te voeren. Tevens moet inzichtelijk zijn bij welke organisatie welke verbeteringen nodig zijn. Op basis hiervan moeten bronhouders aan de slag. Als alle actoren hun verantwoordelijkheid nemen, mag verwacht worden dat Inspectieview steeds beter gaat functioneren. Een belangrijk toetsmoment is het 1e kwartaal 2022, als alle diensten zoals afgesproken aan Inspectieview deelnemen. Het functioneren van Inspectieview vraagt permanente monitoring. Op basis van het toetsmoment 1e kwartaal 2022 wordt een tijdlijn en programma opgesteld voor het doorvoeren van de benodigde verbeteringen om tot een goed functionerend systeem te komen.

18.

Hoeveel fte (fulltime-equivalent) is er werkzaam bij ILT? Hoeveel fte zou gewenst zijn om in het rapport genoemde gebreken goed op te kunnen lossen?

De huidige bezetting van de ILT bedraagt 1302 fte (peildatum 22/7/2021). Zie ook vraag 20.

De door de Algemene Rekenkamer geschetste problematiek is niet simpelweg op te lossen door extra capaciteit bij de ILT alleen. De ILT heeft geen bevoegdheden voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wabo-vergunningen van de Brzo-bedrijven. De provincies zijn in deze bevoegd gezag en hebben daarvoor hun taken bij 6 gespecialiseerde omgevingsdiensten belegd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is momenteel met de betrokken partijen in gesprek om mede naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie van Aartsen, te bepalen welke concrete maatregelen nodig zijn om de gesignaleerde problemen op te lossen. Er is in dit stadium nog niet aan te geven welke extra capaciteit dit zou vergen. Een en ander hangt af van de maatregelen die door het nieuwe kabinet worden genomen.

19.

Hoeveel van die fte zijn specialist op een bepaald gebied? Welke gebieden zijn dat? Hoe zit dat met toezichthouders van gemeenten, provincies en omgevingsdiensten? Hoeveel specialisten zijn daar in dienst? Welk specialisme hebben ze?

Zoals bij vraag 18 gemeld heeft de ILT geen bevoegdheden voor het toezicht op de naleving en handhaving van de Wabo-vergunningen bij Brzo-bedrijven en derhalve geen inzet.

Het takenpakket en aandachtsgebied van de ILT is verder zeer breed, zowel in het domein milieu/leefomgeving als in het domein transport. De ILT heeft daarom steeds meer de koers verlegd naar risico- en informatie gestuurd, selectief en programmatisch werken en, in overeenstemming daarmee, prioriteiten en accenten aangepast.

De ILT zet mensen en middelen in op thema’s en onderwerpen waar de risico’s voor mens en milieu het grootst zijn, waar de maatschappelijke risico’s en schades het grootst zijn en waar het handelen van de ILT het meeste effect heeft.

Hiervoor gebruikt de ILT sinds enige jaren een inspectie-brede risicoanalyse (IBRA). Deze berekent per taak van de ILT de risico’s rondom fysieke veiligheid, milieu, gezondheid, economie en vertrouwen in instituties en vormt aldus een (dynamische) basis voor de hoogte en aard van de inzet.

Aangezien de risico’s aan verandering onderhevig kunnen zijn, kan ook de inzet door de ILT per thema periodiek veranderen. In het Meerjarenplan van de ILT wordt de inzet en de verschuiving daarbinnen jaarlijks inzichtelijk gemaakt.

Bij de zes Brzo- omgevingsdiensten die Brzo bedrijven controleren voor het bevoegd gezag (de provincies) werken in totaal 53 fte Brzo inspecteurs en 74 fte Wabo (milieu) inspecteurs.

Daarnaast is er een schil van diverse adviseurs op gebied van externe veiligheid, geluid, juridisch (handhaving en bezwaar/beroep), bodem, lucht, vergunningverleners en gespecialiseerde toezichthouders (bodem en bouw) die de toezichthouders adviseren.

Op 23 juni jl.6 informeerde mijn voorganger u over de sporen die zijn uitgezet om de kabinetsreactie op het rapport van de adviescommissie VTH7 voor te bereiden. Eén van die sporen betreft het kwantitatief onderzoek naar de data van de omgevingsdiensten. Deze omgevingsdiensten voeren voor gemeenten en provincies onder andere op grond van artikel 5.3, vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het toezicht uit op de taken uit het basistakenpakket.

Het kwantitatief onderzoek naar de data van de omgevingsdiensten heeft een «foto» per omgevingsdienst opgeleverd waarmee inzicht wordt gegeven in de aantallen en categorieën bedrijven, de daarbij benodigde uren voor VTH-taken en de feitelijk geleverde inspanning. Met dit onderzoek is ook het aantal uitgevoerde inspecties, de wijze van financiering, het budget per omgevingsdienst en welk deel hiervoor gereserveerd is voor kennisontwikkeling, welke basistaken, plustaken en adviestaken zijn ingebracht, de stand van de verordening voor de kwaliteitscriteria en de specialisatie van de omgevingsdienst in kaart gebracht.

In antwoord op uw vraag kan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aangeven dat met de bovengenoemde foto per omgevingsdienst ook een beeld wordt gegeven van het totaal aantal werknemers van per omgevingsdienst uitgesplitst naar vergunningverleners, toezichthouders/handhavers, bijzondere opsporingsambtenaren en juristen. Ook maakt de foto inzichtelijk welke omgevingsdienst welke specialisatie heeft.

Het onderzoek heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op 17 september 2021 aan u gestuurd8.

20.

Kan in een schema worden weergegeven hoe de personele ontwikkeling binnen de ILT sinds 2010 heeft plaatsgevonden in de toezicht en handhaving op het gebied van milieu? Kan in datzelfde schema het aantal milieudelicten in die periode worden gezet? Kunnen tevens de kosten van het personeel en van de (in)directe gevolgen die de overtredingen hebben veroorzaakt worden opgenomen?

De bezetting van de ILT heeft zich sinds het ontstaan van de ILT in 2012 als volgt ontwikkeld:

De grafiek betreft de totale bezetting van de ILT. De trendbreuk van 2019 naar 2020 laat zich verklaren door de extra middelen die voor de ILT in die periode beschikbaar kwamen.

Het is complex om over een lange reeks van jaren de specifieke inzet van toezicht en handhaving op het gebied van milieu op een betekenisvolle wijze hieruit af te leiden en te duiden. De jaren laten zich onderling onder meer niet zomaar vergelijken omdat de ILT steeds meer risico- en informatie gestuurd, selectief en programmatisch werkt. Dat is een andere werkwijze dan voorheen (zie ook vraag 19).

Daarnaast richt het rapport van de Rekenkamer zich op de zgn. Brzo-bedrijven en net niet Brzo-bedrijven. Zoals in hoofdstuk 2.3 van het rapport beschreven, vallen deze bedrijven onder de bevoegdheid van de provincies voor wat betreft de verlening van milieuvergunningen, toezicht op de naleving (milieu-inspecties) en bestuurlijke handhaving. De ILT heeft hierin geen directe bevoegdheden en derhalve geen inzet.

Voor de strafrechtelijke handhaving in het kader van Brzo, liggen de taken primair bij de politie en het OM, in samenwerking met bijzondere opsporingsambtenaren van de betreffende Omgevingsdiensten en de Inspectie SZW.

21.

Hoe vaak zijn er sinds 2010 zware milieudelicten voor de rechter gebracht? Hoe lang is de wachttijd voor die zaken behandeld worden? Hoeveel zaken zijn uiteindelijk geschikt? Hoe vaak heeft het geleid tot het stilleggen van een bedrijf, het onder bewind stellen van een bedrijf of het intrekken van een vergunning?

Naar aanleiding van de Slotwet 2020 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn soortgelijke vragen gesteld aan de Minister van Justitie en Veiligheid. De Minister heeft aangegeven dat uw Kamer met betrekking tot de strafrechtelijke handhaving daarover in het najaar per brief zal worden geïnformeerd9. Mochten geautomatiseerd gegevens met betrekking tot onder bewindstelling geregistreerd worden en beschikbaar zijn, dan zullen deze gegevens worden opgenomen in de brief. Over de inzet van bestuursrecht door omgevingsdiensten is in het kwantitatieve onderzoek naar aanleiding van de adviescommissie VTH inzicht gegeven over de onderzoeksperiode (2019/2020). Deze is op 17 september jl. aan u gestuurd.

22.

Hoeveel milieuspecialisten zijn er bij het OM werkzaam? Waarin zijn zij gespecialiseerd?

Zie het antwoord op vraag 7.

23.

Hoe wordt de norm uit de Europese richtlijn, dat bestraffing van milieudelicten altijd doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moet zijn in Nederland uitgevoerd?

Hier is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen onderzoek naar gedaan. Wel zal het Ministerie van JenV verkennen wat de toegevoegde waarde kan zijn van het opnemen van de norm doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend in de Wet op de economische delicten.

24.

Welk plan is er om de informatievoorziening op landelijk niveau te verbeteren? Wanneer wordt dat aan de Kamer gepresenteerd?

Met het oplossen van de knelpunten bij inspectieview wordt al een stap in de goede richting gezet, zie hiervoor de antwoorden op de vragen 11 en 17. Daarnaast zijn wij aan het verkennen hoe de informatiepositie nog meer kan worden verbeterd en worden gewaarborgd. Dit moet worden gezien in het bredere thema van informatiedeling en datakwaliteit. Wij gaan dit najaar hierover in overleg met alle betrokken partners. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat verwacht u in de jaarlijkse voorgangsbrief van het programma Liever een goede buur, welke voor het einde van dit jaar aan de Kamer wordt gezonden, te kunnen informeren over de stand van zaken.

25.

Welke plannen hebben provincies om hun VTH-taken goed uit te gaan voeren? Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

Binnen het VTH-stelsel is de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat stelselverantwoordelijk. Het bevoegd gezag voor de uitvoering van de VTH-taken ligt bij de provincies en de gemeenten. Deze hebben de uitvoering van VTH bij omgevingsdiensten belegd. De democratische controle hierop gebeurt door provinciale staten respectievelijk de Gemeenteraden. De provincies zetten zich met hun meerjarenagenda gericht op een excellente uitvoering van VTH-taken ook in op verdere verbetering en zien ook aanknopingspunten voor verbetering naar aanleiding van de rapporten van de adviescommissie VTH en de Algemene Rekenkamer.

26.

Wanneer komt er een onderzoek naar de effectiviteit van toezicht en handhaving in de praktijk?

In 2019 heeft het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV) onderzoek gedaan naar de ervaren knelpunten in de uitvoeringspraktijk in de aanpak van (grijze) milieucriminaliteit. Een van de ervaren knelpunten is de sanctionering. Uit het recente rapport van de Algemene Rekenkamer10 blijkt dat twee interventies effectief zijn: her controles en waarschuwingen. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat willen onderzoeken hoe de effectiviteit van de wettelijke instrumenten beter kan worden gemonitord. Dit onderzoek wordt naar verwachting de tweede helft van 2022 afgerond en zal worden gebruikt om vervolgacties met betrekking tot een effectiever instrumentarium te bepalen.

27.

Wanneer komt er een veelplegersaanpak?

In 2018 is samen met de partners in het Brzo een traject gestart voor bedrijven die om uiteenlopende redenen extra aandacht van de toezichthouders vragen. BRZO+ werkt momenteel aan een identificatie en aanpak van deze «zorgbedrijven». Het rapport van de Algemene Rekenkamer is van grote waarde om deze aanpak te verfijnen. Eind vorig jaar heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Leiden gevraagd vervolgonderzoek te doen naar de bedrijfskenmerken van Brzo-bedrijven die over een langere termijn herhaaldelijk en met hoge frequentie de regels overtreden en de mate van samenhang is het aantal geconstateerde overtredingen. Deze resultaten worden eind dit jaar verwacht en moet een richting geven om een nog effectievere aanpak vorm te geven.

28.

Wanneer worden de uitkomsten van inspecties openbaar, zodat het publiek weet wat er in zijn omgeving gebeurt?

De aanbeveling om de resultaten van inspecties (actief) op bedrijfsniveau openbaar te maken raakt aan het belangrijke thema van een open en transparante overheid. De regels en afwegingkaders voor openbaarheid zijn o.a. vastgelegd in de Wet openbaarheid bestuur en de Wet milieubeheer. De besluitvorming tot openbaarmaking van de resultaten van de inspecties ligt bij de betrokken bevoegde gezagen en toezichthouders. Ook is in dit verband de Wet open overheid (Woo) van belang, die zoals verwacht de komende periode stapsgewijs van kracht zal worden en welke de openheid en transparantie van overheden verder moet verbeteren. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal de aanbeveling onder de aandacht brengen bij de partners in het Bestuurlijk Omgevingsberaad in oktober 2021. Daarbij zal worden voorgesteld om in het licht van de geschetste ontwikkelingen gezamenlijk specifiek de actieve openbaarmaking van de uitkomsten van inspecties nader in beeld te brengen. Openheid en transparantie, in balans met andere publieke belangen en de gerechtvaardigde belangen van bedrijven, is van grote waarde. Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat tijdens het CD Toezicht en Handhaving van 7 september jl. heeft toegezegd, wordt u over de uitkomsten van het bestuurlijk overleg geïnformeerd.

29.

Worden voor de komende begroting de eerste concrete doelstellingen geformuleerd, die leiden tot een kwalitatief goed VTH-systeem? Zo nee, waarom niet?

Op 23 juni jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat u geïnformeerd over de sporen die zijn uitgezet voor de voorbereiding van de kabinetsreactie op het rapport van de adviescommissie VTH dat zij u op 4 maart jl. toestuurde. Hierbij is het belang van het rapport onderstreept en is aangegeven dat het rapport zorgvuldige aandacht en een integrale opvolging van de aanbevelingen verdient. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft u tijdens het CD Toezicht en Handhaving van 7 september jl. toegezegd om voor het einde van het jaar u een «hoofdlijnennotitie» met verdere uitwerking van de aanbevelingen en bijbehorende opties toe te sturen. Dit betekent dat de komende begroting te vroeg komt om de nog te formuleren concrete doelstellingen voor een kwalitatief goed VTH-systeem mee te nemen.

30.

Hoe ziet u dit rapport in het licht van de Omgevingswet? Biedt de Omgevingswet meer handvatten om milieucriminaliteit aan te pakken?

De Omgevingswet schetst het kader waarbinnen het bestuursrechtelijke deel van het VTH-stelsel moet opereren. De huidige regels en instrumenten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en bestuursrechtelijke handhaving blijven in de omgevingswet van kracht. Met de Omgevingswet wordt wel het nieuwe instrument bestuurlijke boete geïntroduceerd voor overtredingen van de Seveso-bepalingen uit de Omgevingswet en onderliggende regelgeving (voorheen Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo)). Hiermee is voor Brzo-bedrijven een extra instrument voorhanden om overtredingen aan te pakken.

Zoals in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer al aangegeven onderzoekt de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment hoe de aanbevelingen van de adviescommissie VTH (m.n. op die aanbevelingen die een meer centrale sturing vragen) een plek kunnen krijgen in de Omgevingswet die uitgaat van het principe dat zoveel mogelijk decentraal wordt uitgevoerd. Waar mogelijk worden de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met een zelfde strekking ook meegenomen in het onderzoek.

31.

Bent u van plan het opvolgen van de adviezen uit het rapport ambtelijk voor te bereiden, zodat een volgend kabinet hiermee voortvarend aan de slag kan gaan? Hoe ziet de ambtelijke voorbereiding voor het opvolgen van de adviezen uit het rapport eruit? Hoe verloopt deze voorbereiding? Hoe gaat u voorkomen dat dit rapport niet, net als de eerdere adviezen uit andere rapporten, op de achtergrond belandt?

Zover als mogelijk zijn wij aan de slag gegaan met de voorbereidingen van het opvolgen van de aanbevelingen van het rapport. Het daadwerkelijk knopen hoor hakken is aan het volgende kabinet. Het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt in samenhang gezien met o.a. de aanbevelingen van de Adviescommissie VTH en de opvolging daarvan. Op een aantal terreinen zijn al acties in gang gezet die mee kunnen worden genomen in het programma «Liever een goede buur»11, waaronder de onafhankelijkheid van toezichthouders. Zoals tijdens het CD Toezicht en Handhaving door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd wordt gewerkt aan een verdere uitwerking van de aanbevelingen met bijbehorende opties in een «hoofdlijnennotitie». Deze zal door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat dit jaar nog aan uw Kamer worden aangeboden. Met de voorbereidingen, die worden getroffen en waar mogelijk al aan de slag wordt gegaan met de aanbevelingen is er nu geen enkele aanleiding om aan te nemen dat dit rapport op de achtergrond belandt. Zo wordt momenteel onderzocht welke wijze de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk kan worden waargemaakt. Dit met het doel om de vrijblijvendheid in het huidige stelsel en in de samenwerking tussen partijen te verminderen.

32.

Bent u bekend met de omvang van milieucriminaliteit in omliggende landen? Zo ja, weet u hoe de overheid in die landen met milieucriminaliteit omgaat? Is de omvang en aanpak gelijk aan die van Nederland?

De Minister van Justitie en Veiligheid is niet bekend met de omvang van de milieucriminaliteit in omliggende landen. Milieucriminaliteit omvat als begrip een grote hoeveelheid aan delicten die ongelijksoortig zijn, waardoor er in algemene zin geen duidelijk beeld te schetsen van de exacte aard en omvang.

33.

Heeft u inmiddels duidelijk in kaart hoe groot de omvang van het probleem is? Laat het rapport alleen het topje van de ijsberg zien?

Zoals eerder aangegeven in de, beantwoording van de vragen over de adviescommissie VTH12en de brief van 3 december 202013, omvat milieucriminaliteit als begrip een grote hoeveelheid delicten die ongelijksoortig zijn. Daarnaast is milieucriminaliteit over het algemeen haalcriminaliteit14 en kent het een hoog dark number15 waardoor er in algemene zin geen duidelijk beeld te schetsen is van de exacte aard en omvang. Daar de exacte omvang niet bekend is, is het ook niet mogelijk om aan te geven welk percentage daarvan daadwerkelijk berecht wordt.

34.

Welke prioriteit heeft de aanpak van milieucriminaliteit, tegen de achtergrond van de impact die incidenten/overtredingen kunnen hebben op de gezondheid van de mens en het milieu?

De aanpak van milieucriminaliteit heeft voor de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een hoge prioriteit. Daarom hebben we ook begin 2020 het actieplan aanpak milieucriminaliteit ingezet om te komen tot versterking van de aanpak van milieucriminaliteit. Met een betere prioritering van de aanpak van milieucriminaliteit verwachten wij ook overtredingen effectiever aan te pakken en daarmee een positief effect op de gezondheid van mens en milieu te realiseren.

35.

Vindt er regelmatig overleg plaats tussen bewindspersoon (u en/of de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), provincies, gemeenten en omgevingsdiensten? Hoe vaak vinden dergelijke overleggen plaats?

Aan het Bestuurlijke Omgevingsberaad (BOb), welke twee keer per jaar plaatsvindt onder voorzitterschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, nemen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid, het Openbaar Ministerie, IPO/Provincies, de VNG/Gemeenten en de Unie van Waterschappen deel.

36.

Vindt er regelmatig overleg plaats tussen bewindspersoon (u en/of de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), OM en rechtspraak over (de aanpak van) milieucriminaliteit? Hoe vaak vindt een dergelijk overleg plaats?

Er vindt tot op heden geen regelmatig overleg plaats tussen mij en de Minister van Justitie en Veiligheid, het OM en de rechtspraak. In het Bestuurlijk Omgevingsberaad, waar JenV en OM aan deelnemen, is de aanpak van milieucriminaliteit (het programma Liever een goede buur) een vast agenda onderwerp. Met de rechtspraak is op dit onderwerp geen structureel overleg

37.

Is datakwaliteit inmiddels opgenomen in de agenda van het Bestuurlijk Omgevingsberaad? Wat houdt dit precies in?

Zie het antwoord op vraag 10.

38.

Is de verwachting dat de acht ontbrekende omgevingsdiensten uiterlijk 1 januari 2022 zijn aangesloten op Inspectieview? Zijn sommige van deze acht omgevingsdiensten inmiddels al aangesloten op Inspectieview?

Zie het antwoord op vraag 12.

39.

Heeft uw overleg (of dat van de Staatssecretaris van JenV) met de betrokken ketenpartners over de identificatie van rechtspersonen in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) al plaatsgevonden? Zo nee, wanneer gaat dit overleg plaatsvinden?

Ja. Eind 2020 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan de Justitiële Informatiedienst (hierna: Justid) opdracht gegeven om de identificatie van rechtspersonen in de strafrechtsketen te onderzoeken. Deze analyse loopt en bevindt zich in de afstemmingsfase met de betreffende ketenpartners. Na een interne analyse is Justid bilateraal in gesprek gegaan met (analisten van) de betrokken ketenpartners. Vanaf het voorjaar van 2021 wordt daarnaast vanuit het ministerie ook een gezamenlijk overleg georganiseerd met de betreffende ketenpartners om de voortgang van onder meer dit project te monitoren.

40.

Is de analysecapaciteit van het projectteam, dat de problematiek bij identificatie van rechtspersonen onderzoekt, inmiddels verhoogd?

De analysecapaciteit bij Justid is in de eerste helft van 2021 uitgebreid om de (interne) analyse sneller op te kunnen starten. Inmiddels zijn vanuit de betreffende ketenpartners ook medewerkers betrokken en zodoende kon de analysecapaciteit bij Justid weer wat afgeschaald worden. Via bovengenoemd gezamenlijk overleg wordt de voortgang gemonitord en wordt ook de benodigde capaciteit in de gaten gehouden.

41.

Welke mogelijkheden ziet u om de informatiepositie van de ILT in haar rol van interbestuurlijk toezichthouder te versterken?

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal naar aanleiding van de bevindingen van dit rapport en die van de Commissie van Aartsen onderzoeken of en hoe het Rijkstoezicht versterkt kan worden en of de ILT daarin een rol kan vervullen.

In overeenstemming met de kaders en afspraken van de Wet revitalisering generiek toezicht wordt IBT momenteel terughoudend, selectief en doelmatig ingevuld. De ILT volgt daarbij de stappen van de bestuurlijke interventieladder, waarbij, na signalen over mogelijke tekortkomingen, eerst informatie bij de provincie wordt opgevraagd. Als uit validatie van de verkregen gegevens blijkt dat er grond is voor interventie, maakt de ILT afspraken met de betreffende provincie over de te nemen acties en termijnen. Pas als deze eerste stappen geen soelaas bieden, volgt een fase die in het uiterste geval kan leiden tot een juridische interventie in de vorm van een indeplaatsstelling. Dit zeer zware middel heeft de ILT tot dusver niet ingezet.

Het stelsel van IBT voorziet momenteel niet in toezicht van de ILT op de Omgevingsdiensten. De commissie van Aartsen stelt voor dit te wijzigen. In de nog komende kabinetsreactie zal op die aanbeveling ingegaan worden.

Wat betreft de informatievoorziening voor IBT wijst de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat u er op dat bij het wijzigingsbesluit van het Besluit omgevingsrecht16 in de Nota van Toelichting expliciet is aangegeven dat Inspectieview niet mag worden gebruikt voor doeleinden van IBT. De ILT acht zich hieraan gebonden.

42.

Welke mogelijkheden ziet u om de informatiepositie van alle betrokken overheidslagen te versterken?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 24

43.

Hoe gaan de andere terreinen met verhoogde milieurisico’s, waar nu weinig toezicht is, in kaart worden gebracht?

De Algemene Rekenkamer stelt dat de informatiepositie onvoldoende is waardoor de kans bestaat dat toezichthouders minder doeltreffend toezicht kunnen houden. In het antwoord op vraag 24 geeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan hoe samen met de partners wordt gewerkt om de informatiepositie te verbeteren. Deze verbetering leidt tot meer beschikbare informatie waardoor het risicogestuurd toezicht nog beter vorm kan krijgen. Zo kunnen bevoegd gezag en hun toezichthouders de capaciteit nog effectiever inzetten.

44.

Is er een verklaring voor het feit dat bedrijven waar de kans op een overtreding hoog is, in absolute zin weinig worden geïnspecteerd?

In het werkveld Brzo werken de omgevingsdiensten wel degelijk op basis van een risicoanalyse en -inschatting op basis waarvan wordt geïnspecteerd. Voor Brzo-bedrijven worden integrale inspectieplannen gemaakt voor toezicht op de omgevingsvergunning en naleving van de wet- en regelgeving zoals het Brzo. In de risicoanalyses, die de toezicht last bij een Brzo-bedrijf bepalen, worden naast het naleefgedrag ook de aard van de risico’s, omvang van de inrichting en de bedrijfslocatie meegenomen. Bedrijven die een hoog risico vormen of waar het naleefgedrag niet voldoende is, worden op basis van deze systematiek daarom frequenter geïnspecteerd. Bij overtredingen volgt mogelijk een hercontrole of inzet van handhaving.

Er is landelijk een procedure ontwikkeld om de Brzo bedrijven die bijvoorbeeld vanwege slecht naleefgedrag extra zorg nodig hebben (»zorgbedrijven») extra aandacht te geven in de vorm van verscherpt toezicht en management- dan wel bestuurlijke overleggen met de directie van het bedrijf.

45.

Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat bedrijven veel overtredingen kunnen begaan en toch geen strafrechtelijke consequenties ondervinden? Is dit te wijten aan de invulling van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS)? Behoeft de LHS aanpassing (op dit punt)?

De LHS is bedoeld om tot afstemming te komen tussen alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht en dient als instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren. Daarbij is voornamelijk de afstemming tussen bestuur- en strafrecht van belang. De interventiematrix van de LHS geeft aan of bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhavings- of interventiemiddelen gewenst zijn. Opgemerkt dient te worden dat de LHS momenteel wordt geactualiseerd en waar nodig wordt aangepast. Dit proces wordt opgepakt door het IPO, in samenwerking met het OM, de VNG, I&W, J&V, Omgevingsdienst NL, Politie en ILT. In dat kader heeft reeds een evaluatie van de LHS plaatsgevonden. Een van de onderwerpen waar de LHS in ieder geval wordt geactualiseerd naar de situatie onder de Omgevingswet, is de bestuurlijke boete bij Seveso-overtredingen. De provincie kan in dat geval zelf een punitieve bestuursrechtelijke sanctie opleggen. Verwacht wordt dat de nieuwe LHS aan het Bestuurlijk Omgevingsberaad van maart 2022 wordt aangeboden.

46.

Welke maatregelen kunt u nemen om de afschrikwekkende werking van straffen te vergroten?

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft aangegeven dat de strafrechtketen effectiever moet. Hiertoe is onder het actieplan aanpak milieucriminaliteit (onder deel van het programma «Liever een goede buur») een aantal deelprojecten gestart die onder andere de doorlooptijden van strafrechtelijke onderzoeken en strafzaken moeten verkorten.

47.

Zijn er nog andere manieren, behalve een betere en uniforme registratie, om effectiever beleid en de zoektocht naar «wat werkt» te realiseren?

De Algemene Rekenkamer beveelt aan om een betere en uniforme registratie te hanteren voor de aanpak van milieucriminaliteit. Met deze aanbeveling zijn wij al aan de slag en dient zeker in de aanpak wat werkt voor milieucriminaliteit, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 24. Daarnaast lopen via het programma Liever een goede buur projecten om de aanpak van milieucriminaliteit te verstevigen. Een van deze projecten is de Landelijke Handhavingsstrategie een update te geven en meer partijen te laten aansluiten.

48.

Hoe worden bronhouders gestimuleerd om te zorgen dat gegevens die zij via Inspectieview delen juist zijn? Wat wordt hier bedoeld met «juist»?

Met «juist» wordt bedoeld dat de gegevens die via de Inspectieview worden ontsloten geen typefouten of inhoudelijke onjuistheden bevatten en volledig en eenduidig zijn. U kunt hierbij denken aan het juist en eenduidig weergeven van bedrijfsvestigingen, inspectiedata waarvan het aantal opgelegde bestuurlijke strafbeschikkingen klopt, het weergeven van het type handhaving e.d. De juistheid van gegevens is de verantwoordelijkheid van bronhouders. Via het Bestuurlijk Omgevingsberaad zijn betrokkenen op deze conclusie geattendeerd en de juistheid van gegevens zal ook dit najaar in het Bestuurlijk Omgevingsberaad aan de orde worden gebracht. De ILT jaagt bronhouders aan ervoor te zorgen dat de door hen gedeelde gegevens juist zijn, onder andere door een «terugkoppeling in de Inspectieview» die voor partijen inzichtelijk maakt wat de kwaliteit van de door hen gedeelde gegevens is.

49.

Komen alle omgevingsdiensten in aanmerking voor hulp van Inspectieview of gaat het hier slechts om de omgevingsdiensten die betrokken zijn bij BRZO- en net-niet-BRZO-bedrijven?

Alle omgevingsdiensten komen in aanmerking voor hulp.

50.

Is er reeds overleg gestart met partners en ILT om tot een aanpak voor verdere uniformering en juiste registratie van toezichtgegevens te komen? Hoeveel tijd verwacht u dat dit kost?

Aanvullend op de acties die hierboven beschreven om de werking van Inspectieview te verbeteren wil de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat met de partners en de ILT in overleg treden om tot een aanpak voor een verdere uniformering en juiste registratie van toezichtgegevens van de diverse toezichthouders te komen en op welke wijze zij gefaciliteerd kunnen worden. Daarbij is de eerste prioriteit om de acties met betrekking tot de Inspectieview te voltooien. Voor het tijdpad wordt u verwezen naar het antwoord op vraag 24.


  1. zie hiervoor bijlage 3 van het rapport van de Algemene Rekenkamer.↩︎

  2. Tien Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) richten zich op de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.↩︎

  3. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur(Wet Bibob).↩︎

  4. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 300.↩︎

  5. Artikel 17.2 Wet milieubeheer.↩︎

  6. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 296.↩︎

  7. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 295.↩︎

  8. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 300.↩︎

  9. Bijlage bij Kamerstuk 35 830 VI, nrs. 3 en 4 – Lijst van vragen en antwoorden – Slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020.↩︎

  10. Algemene Rekenkamer (2021) Handhaven in het duister deel 2.↩︎

  11. Kamerstuk 22 343, nr. 293- programma-aanpak Liever een goede buur!↩︎

  12. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 396.↩︎

  13. Kamerstuk 22 343, nr. 293 – programma-aanpak Liever een goede buur!↩︎

  14. Criminaliteit die men pas ontdekt nadat men daar zelf actief naar op zoek gaat.↩︎

  15. Criminaliteit die niet geregistreerd staat.↩︎

  16. Staatsblad (2017): Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving).↩︎