Voortgangsbrief Omgevingswet oktober 2021
Omgevingsrecht
Brief regering
Nummer: 2021D41068, datum: 2021-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33118-203).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Halfjaarrapportage oktober 2021. Monitor Invoering Omgevingswet
- Aanmelding, Aansluiting, Ontvangst & Publicatie. Voortgangsoverzicht Oktober 2021
- Stand van zaken vijf minimale eisen voor inwerkingtreding
Onderdeel van kamerstukdossier 33118 -203 Omgevingsrecht.
Onderdeel van zaak 2021Z19140:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-11-04 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-11-04 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-15 16:30: Omgevingswet (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-03-17 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 203 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2021
Met deze brief informeer ik u over de meest recente stand van zaken van de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet. Ik ga specifiek in op de volgende vragen. Hoe kijken de bestuurlijke partners en ik aan tegen inwerkingtreding op 1 juli 2022? Wat is de stand van zaken van het digitale stelsel en het instellen van de onafhankelijke evaluatiecommissie? Hoe staat het ervoor met het inrichten, beproeven en oefenen bij de bevoegd gezagen en wat zijn de uitkomsten van de actuele Monitor Invoering Omgevingswet? Tot slot ga ik in op de wet- en regelgeving en bied ik u een vooruitblik op de komende maanden tot aan de beoogde inwerkingtreding per 1 juli 2022.
Maar eerst wil ik u in herinnering roepen waarom we aan de slag zijn gegaan met de Omgevingswet en wat het nieuwe stelsel ons gaat brengen. Dat lijkt soms wat naar de achtergrond te zijn verdwenen.
We hebben vastgesteld dat het huidige versnipperde wettelijk stelsel niet helpt om de grote opgaven waar Nederland voor staat aan te pakken: de woningbouwopgave, de energietransitie, klimaatadaptatie en de vermindering van stikstofuitstoot. Deze transities vergen een groot ruimtebeslag en grijpen diep in op de leefomgeving van onze inwoners. Samenhang in de wetgeving ontbreekt, lokale afwegingen zijn lastig te maken vanwege algemeen gestelde rijksregels, overheden werken nog te vaak langs elkaar heen en de betrokkenheid van omwonenden bij private initiatieven is te vaak onvoldoende geborgd.
De Omgevingswet brengt daar verandering in. De noodzakelijke samenhang in de regelgeving is aangebracht. Niet alleen op rijksniveau, maar ook op decentraal niveau. Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen zijn met de Omgevingswet ervoor verantwoordelijk om eenheid en samenhang te brengen in hun omgevingsvisies, omgevingsplannen, omgevingsverordeningen en waterschapsverordeningen. Op gemeentelijk niveau betekent dit het einde van de bestaande lappendeken aan bestemmingsplannen en lokale verordeningen. Het omgevingsplan bundelt de regelgeving voor de fysieke omgeving.
De Omgevingswet gaat uit van een samenhangende benadering van de leefomgeving, waarbij alle belanghebbenden vroegtijdig worden betrokken, met ruimte voor lokaal maatwerk, inzichtelijke regels en snellere en betere besluitvorming. Dat vraagt een intensieve samenwerking binnen en tussen de bestuursorganen en met de omgeving. En die intensiveringen zien we nu al – vooruitlopend op de Omgevingswet – tot stand komen. Bij de afwegingen tussen benutten en beschermen wordt de inbreng van bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties vroegtijdig meegenomen. Want, de fysieke leefomgeving is immers van ons allemaal.
De Omgevingswet is dus geen doel op zich. De wet biedt het instrumentarium om in samenhang, in samenwerking met de samenleving de actuele maatschappelijke uitdagingen in de fysieke leefomgeving aan te gaan. Ook bevat de wet de instrumenten om meer of minder Rijksregie uit te oefenen op de fysieke leefomgeving.
In werking treden per 1 juli 2022
Het wetgevingsproces van de Omgevingswet is inhoudelijk met uw Kamer afgerond. De wetgeving is gereed voor inwerkingtreding. Bevoegd gezagen zijn nu volop bezig met de implementatie van het van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Onderdeel daarvan is ook het inregelen van de bijbehorende samenwerkings- en organisatieprocessen. Ook nadat het digitale stelsel gereed is, zal er nog veel werk aan de winkel zijn voor bevoegd gezagen om alle processen rondom bijvoorbeeld vergunningverlening, toezicht en handhaving goed ingeregeld en draaiend te krijgen. Het komen tot werkende ketens in de uitvoering vraagt om een grote inspanning van alle organisaties. Samen met VNG, IPO, Unie en het Rijk, geeft het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet hier invulling aan. Het programma en de koepels staan in nauw contact met individuele overheden om hen te ondersteunen. Samen met mijn interbestuurlijke partners bespreek ik steeds de vorderingen en de voortgang gelet op de voorgenomen datum van inwerkingtreding van 1 juli 2022. Graag neem ik u mee in de uitkomsten van het bestuurlijk overleg van 28 oktober jl.
Voor de zomer hebben wij gezamenlijk vastgesteld dat het noodzakelijk was de invoeringsdatum met een half jaar te verplaatsen. De landelijke voorziening van het DSO moest nog een aantal stappen maken, het aantal aansluitingen door bevoegd gezagen moest omhoog en de bevoegde gezagen en hun leveranciers zouden met de geplande inwerkingtreding op 1 juli 2022 minimaal zes maanden de tijd hebben om met de hele ketens van het digitaal stelsel te oefenen, om het te beproeven en het verder in te regelen.
Ik ben blij te kunnen melden dat het afgelopen kwartaal enorm veel werk verzet is om de benodigde functionaliteiten van de landelijke voorziening (DSO-LV) te realiseren, om ruim baan gegeven aan het inrichten, beproeven en oefenen door de bevoegd gezagen. Tegelijkertijd moet er ook nog flink wat gebeuren. Samen met de koepels heb ik vastgesteld dat onder andere de beschikbaarheid en stabiliteit van het systeem moet worden verbeterd en dat de verwerking van grote geometrische-bestanden in het DSO moet verbeteren. Ook de ontwikkeling van een op regeling gerichte viewer is een belangrijk punt. Daarnaast willen we dat de stedenbouwkundige bureaus, die voor de bevoegd gezagen werken, er beter mee uit de voeten kunnen. Dat vraagt om enkele aanvullende functionaliteiten in het DSO.
Voor een werkend digitaal stelsel is naast de landelijke voorziening ook lokale software nodig bij gemeenten, provincies, waterschappen en Rijksorganisaties. Er is door leveranciers van lokale software van bevoegd gezagen hard gewerkt om de lokale systemen aan te passen en de aansluitingen met de landelijke voorziening tot stand te brengen. Een deel van de bevoegd gezagen zijn begonnen met oefenen of maken plannen om daarmee te starten. In het eerste kwartaal van 2022 wordt een piek in het oefenen verwacht. Het oefenen is van groot belang omdat in de oefenfase duidelijk wordt welke verbeteringen in het hele stelsel nog nodig zijn. Belangrijk aspect daarbij is dat er ter ondersteuning op dit moment een «verhoogde dijkbewaking» wordt ingericht: de versterkte serviceketen. Deze moet van twee kwartalen voor tot twee kwartalen na inwerkingtreding operationeel zijn om overheden en bedrijven die zich melden met vragen of problemen adequaat en snel te helpen, zodat eventuele fouten of bugs direct worden onderkend, geanalyseerd en gerepareerd. Naast reactief op basis van vragen zal de serviceketen ook proactief communiceren over bijvoorbeeld bugs, onderhoud en adviezen over oefenen en inregelen.
Met de bestuurlijke partners heb ik vastgesteld dat we de wet per 1 juli 2022 graag in werking zien gaan. We realiseren ons dat we daar nog niet zijn en op weg naar de invoering nog problemen zullen tegenkomen. Maar we hebben ook geconstateerd dat dit inherent is aan de huidige fase. Samen hebben we ook vastgesteld dat we daar klaar voor staan. We hebben de overtuiging dat we voldoende gesteld staan om de Omgevingswet op een verantwoorde wijze in werking te kunnen laten treden.
Deze constatering markeert een belangrijk moment in het tot stand brengen van het stelsel. We vastgesteld dat we blijven toewerken naar inwerkintreding op 1 juli 2022 en dat we er met elkaar voor gaan zorgen dat dat ook verantwoord kan.
Hieronder ga ik nader in op de vorderingen en zet ik uiteen welke aandachtspunten er zijn.
Digitaal stelsel Omgevingswet
Zoals u weet bestaat het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) uit de landelijke voorziening (DSO-LV); de ICT-systemen van de bevoegd gezagen en hun softwareleveranciers; de aansluitingen tussen de systemen van de bevoegd gezagen en het landelijke systeem; de content (onder meer: lokale en landelijke regels, kaartinformatie en vragenbomen) die in het stelsel ontsloten wordt; alsmede de organisatie die rondom het DSO ingericht moet zijn om het in de uitvoering goed te laten functioneren. Alle onderdelen die het digitale stelsel vormen moeten tezamen goed functioneren om tot een werkend stelsel te komen. Op elk van de onderdelen van het digitale stelsel volgt hieronder een toelichting op de stand van zaken.
Landelijke Voorziening DSO (DSO-LV)
Bij inwerkingtreding is het van groot belang dat gebiedsontwikkelingen niet vertragen en dat vergunningverlening en dienstverlening door kan lopen. Het afgelopen kwartaal waren daarom alle inspanningen met betrekking tot de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) gericht op het mogelijk maken om vanaf oktober landelijk en breed met het DSO te kunnen oefenen. Dit betekent dat overheden, ketenpartners en bedrijven in staat worden gesteld om met elkaar de gehele keten (van Landelijke Voorziening naar lokale voorzieningen en andersom) te doorlopen. Dit moet gebeuren aan de hand van zo compleet mogelijke en realistische content. Er is de afgelopen maanden overigens al geoefend en getest door bevoegd gezagen, in werkplaatsen en op onderdelen van de keten. Hierbij lag de focus voornamelijk op de vergunningverlening en op het maken van toepasbare regels (vragenbomen). In oktober is de zogenaamde «oefenrelease» van het DSO-LV beschikbaar gesteld op de oefenomgeving, om het oefenen met de hele keten te ondersteunen. De oefenomgeving bevat ook de rijksregels en de bruidsschat (rijksregels die overgaan naar lokaal niveau). Dat laatste zijn zowel de juridische regels als de vragenbomen ten behoeve van de dienstverlening.
In de afgelopen maanden is gezamenlijk veel werk verzet om ook in de keten «van plan tot publicatie» alle onderdelen klaar te zetten in samenwerking met de leveranciers van de plansystemen. Hiermee is het valideren en publiceren van omgevingswetbesluiten steeds breder mogelijk. Aan de kant van de softwareleveranciers is hier een grote inspanning op geleverd en wordt nog steeds veel werk verzet om alles te realiseren, testen en beproeven ten behoeve van een goede werking.
Overheden en hun softwareleveranciers worden onder andere door middel van het openbare ontwikkelaarsportaal1 geïnformeerd over nieuwe releases, de koppelvlakken, leerervaringen, (technische) vraagstukken, wijzigingen en ontwikkelingen. Via het portaal worden zij ook geïnformeerd over de momenten dat er nieuwe content beschikbaar komt, er grootschalig onderhoud is en er storingen zijn.
De frequentie waarin nieuwe versies van de Landelijke Voorziening beschikbaar komen is verhoogd. Sinds begin dit jaar wordt ongeveer elke maand een nieuwe versie van de landelijke voorziening beschikbaar gesteld waar dat voorheen ongeveer eens per kwartaal plaatsvond. Daarmee is de tijd tussen de ontwikkeling en het beschikbaar komen van nieuwe, gewijzigde en verbeterde functionaliteiten ingekort en neemt de beschikbaarheid toe.
Zoals gezegd is er de afgelopen tijd voortgang geboekt, maar er zijn ook punten die de komende tijd opgelost moeten worden. Voor een deel zijn dat punten die niet ongebruikelijk zijn in de fase waar we nu zitten. Een van de punten is de robuustheid, performance en productierijpheid van de Landelijke Voorziening, met name waar het gaat om de publicatieketen. Er zijn momenteel nog veel verstoringen in het systeem en de keten. Er worden verbetermaatregelen genomen waar ook monitoring op plaatsvindt. Er is capaciteit vrijgemaakt ten behoeve van stabiliteit en robuustheid om verbeteringen door te voeren en om ook snel onverwachte verstoringen op te lossen. Er wordt hard aan deze zaken gewerkt maar het zijn lastige belemmeringen nu er ook in toenemende mate met het systeem geoefend zal gaan worden. Een ander punt is de verwerking van grote geometrische bestanden door het DSO. Het uploaden van omgevingsdocumenten die veel geo-informatie bevatten gaat nog niet altijd goed. Om dit zo snel mogelijk op te lossen is inmiddels een taskforce van specialisten van alle betrokken partijen ingericht die werkt aan een oplossing. Daarbij wordt gekeken naar zowel de verwerking van dergelijke documenten door de landelijke voorziening, alsook naar werkafspraken over de omvang en de opbouw van de bestanden. Daarnaast moeten nog enkele functionaliteiten worden toegevoegd, zoals het tonen van ontwerpbesluiten en het «tijdreizen» in de regelgeving. Dat houdt in dat eerder geldende regelgeving ook raadpleegbaar moet zijn in het DSO. Tenslotte moet de raadpleegbaarheid van omgevingsdocumenten nog op een aantal punten worden verbeterd.
Verder zal de komende tijd de prioriteit van het DSO-programma liggen bij het verlenen van service en hulp aan overheden en hun softwareleveranciers bij het oefenen; het oplossen van (technische) knelpunten en bevindingen die in de praktijk naar voren komen; en het snel doorvoeren van noodzakelijke verbeteringen aan de systemen voor de inwerkintreding van de wet.
Lokale voorzieningen van bevoegd gezagen
Om met het digitale stelsel te werken hebben overheden en hun uitvoeringsorganisaties naast een aansluiting op de Landelijke Voorziening (DSO-LV) ook eigen ICT-voorzieningen nodig. Als deze lokaal geïmplementeerd zijn en er een werkende aansluiting is met het DSO-LV kan er worden geoefend. Om daar ook effectief in te kunnen zijn vraagt dat in de praktijk nog wel om de nodige voorbereiding, zoals een draaiboek, werkafspraken, oefenscenario, etc. Bij verschillende bevoegde gezagen zien we uitwisseling van informatie tussen de landelijke voorziening en de eigen systemen plaatsvinden.
Er is op dit moment een breed aanbod in de markt beschikbaar van lokale ICT-systemen voor vergunningverlening en toepasbare regels (vragenbomen). Voor het kunnen afhandelen van vergunningaanvragen en meldingen is er voor bevoegde gezagen ruime keus: er zijn twintig leveranciers die hierop aanbieden en aangesloten zijn op de oefenomgeving (pre-productieomgeving) van DSO-LV. Met de systemen van achttien van deze leveranciers hebben overheden oefenactiviteiten uitgevoerd. Het inhoudelijk inrichten van de lokale systemen van bevoegd gezagen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is een omvangrijke klus die de komende tijd van leveranciers en bevoegd gezagen veel werk vraagt. Negen leveranciers bieden een regelbeheersysteem aan om vragenbomen van bevoegd gezagen te registreren in de landelijke voorziening. Daarvan zijn er zeven die oefenactiviteiten hebben uitgevoerd.
Bij de lokale ICT-systemen voor het kunnen publiceren van omgevingsplannen en verordeningen is het beeld – zoals ik u eerder heb bericht – gemêleerder: een deel van de lokale systemen is opgeleverd en ingezet om mee te oefenen, en een ander deel van de oefensoftware komt in november beschikbaar. Leveranciers van bevoegd gezagen en DSO-LV werken samen om dit voor elkaar te krijgen, waarbij de bevoegd gezagen zelf opdrachtgever zijn en blijven. Zeven plansoftware leveranciers zijn aan het testen om omgevingsdocumenten te publiceren via DSO-LV, vijf daarvan zijn in staat de eerste stappen in het oefenen nu te ondersteunen. Twee leveranciers leggen de laatste hand aan de oefensoftware en kunnen dit naar verwachting deze maand. Er is en wordt door alle leveranciers een grote innovatieve inspanning geleverd om de lokale ICT-systemen van het DSO te ontwikkelen en op te leveren. Verwacht wordt dat alle planleveranciers eind eerste kwartaal – naast basale publicaties – ook complexe en gedetailleerde wijzigingen kunnen publiceren.
Aansluitingen op en het oefenen met het DSO
Bevoegde gezagen moeten hun lokaal ICT-systemen aansluiten op de Landelijke Voorziening. De cijfers van de afgelopen maanden laten zien dat voor alle te realiseren aansluitingen op de pre-productie omgeving meer dan 90% van de bevoegde gezagen is aangemeld of reeds is aangesloten. Voor vergunningen en meldingen 96%, het publiceren van omgevingsdocumenten 93% en toepasbare regels (vragenbomen) 92%. Meer dan 75% is daadwerkelijk technisch aangesloten. Met alle bevoegde gezagen die nog niet zijn aangesloten is contact geweest en is bekend waarom zij nog niet aangesloten zijn. Vanuit de koepels worden zij alsnog aangespoord om zo snel als mogelijk aan te sluiten. Er zijn verschillende verklaarbare redenen voor het later aansluiten dan beoogd: er kan sprake zijn van een gemeentelijke herindeling, het bevoegd gezag heeft ervoor gekozen om een nieuwe aanbesteding te doorlopen, de lokale software is al wel aangeschaft maar nog niet gebruiksklaar of men kan niet aansluiten of wil dat bewust later pas doen. Met de koepels zijn afspraken gemaakt over wie op welke moment actie onderneemt richting de achterblijvers.
Op basis van wat we kunnen waarnemen op de oefenomgeving zijn er tot op heden zijn 237 bevoegd gezagen die reeds in meer of mindere mate enige oefenactiviteiten hebben uitgevoerd op het gebied van vergunningverlening en meldingen. Voor het publiceren van omgevingswetbesluiten zijn dat er 57 en voor toepasbare regels (vragenbomen) 61. Op onderdelen wordt er dus geoefend met het DSO maar de omvang en diepgang van dat oefenen is tot nu toe vaak nog beperkt.
Voor een volledig overzicht van aansluitcijfers verwijs ik u naar de bijlage 1 bij deze brief2.
Tijdelijke alternatieve maatregelen
In mijn brief van 27 mei 20213 en mijn beantwoording op Kamervragen van 9 juni 20214, 14 juni 20215 en 3 september 2021 ben ik ingegaan op de uitwerking van een pakket van tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM). Deze zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat gemeenten in de keten «van plan tot publicatie» continuïteit van dienstverlening kunnen verlenen en procedures voor urgente gebiedsontwikkeling doorgang kunnen blijven vinden. Bijvoorbeeld als tijdelijke terugvaloptie indien een bevoegd gezag in deze keten onverhoopt nog niet is aangesloten, omdat de software die het bevoegd gezag gebruikt nog niet alle vereiste functionaliteiten ondersteunt, of omdat onderdelen van DSO-LV nog niet benut kunnen worden.
In de aanpak van gemeenten blijft veruit te prefereren dat procedures voor de gebiedsontwikkeling doorgang krijgen door tijdig aan te sluiten op DSO-LV of door deze vóór 1-7-2022 te starten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en deze na inwerkingtreding onder dit recht af te maken. Dit zal de optie zijn voor de meeste gemeenten in Nederland.
In overleg met de VNG is goed gekeken naar welke gemeenten aanvullend een alternatief in hun aanpak nodig hebben. Samen met leveranciers en stedenbouwkundige bureaus is afgesproken hoe daarvoor de huidige IMRO-standaard6 tijdelijk onder de Omgevingswet gebruikt kan worden. Hierbij is gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die is opgedaan bij het publiceren van plannen onder de Crisis- en herstelwet (Chw).
De operationalisering van de tijdelijke alternatieve maatregel voor omgevingsplannen wordt nu in goed overleg met leveranciers vóór 1 juli 2022 ingeregeld en uitgewerkt in instructies. De tijdelijke alternatieve maatregelen zijn een tijdelijk vangnet voor bevoegde gezagen indien ze onverhoopt geen gebruik kunnen maken van het DSO. Ze voorkomen bijvoorbeeld dat dienstverlening aan inwoners en bedrijven rond vergunningverlening stopt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.7
Het gebruik van DSO: vullen met inhoud
In oktober is de laatste versie van de landelijke wet- en regelgeving in de oefenomgeving van het DSO-LV geladen. Eerder oefenmateriaal is daarbij verwijderd. Zo zijn de versies geladen van de juridische regels van de AMvB’s en de Omgevingsregeling, waarin alle aanvullingswetgeving is verwerkt. Het overgrote deel van de zogenaamde «vragenbomen» die hierbij horen, is ook op de oefenomgeving gezet. Ook is een nieuwe versie van de zogenaamde «bruidsschat» geladen. Dit zijn de regels die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet verhuizen van het Rijk naar gemeenten en waterschappen.
Het Rijk heeft in de afgelopen maanden bovendien oefenversies van de Nationale Omgevingsvisie en van een aantal Natura2000-aanwijzingsbesluiten in STOP-TPOD-formaat geladen. Het is de bedoeling om de NOVI en alle Natura2000-aanwijzingsbesluiten en Natura2000-toegangsbeperkingsbesluiten te tonen in de viewer van DSO-LV, waarop ook de begrenzingen van deze gebieden zichtbaar worden gemaakt. De ontwerp-omgevingsverordening van de provincie Zeeland is – met het nodige handwerk – door middel van DSO-LV ter inzage gelegd. De inzagetermijn is inmiddels verstreken.
Voor gemeenten geldt overigens geen minimumvereiste voor content in DSO-LV: zij ontvangen van het Rijk de bruidsschat, en zijn niet verplicht hier voor inwerkingtreding van de Omgevingswet zelf iets aan toe te voegen. Gebruikers van het DSO zien bij raadpleging het omgevingsplan van rechtswege tezamen met de bruidsschat. Het overzetten van de vragenbomen uit de huidige voorziening Omgevingsloket Online naar het DSO-LV vraagt van gemeenten nog een flinke inspanning.
Waterschappen hoeven bij inwerkingtreding ook geen eigen content in DSO-LV te hebben, ook zij kunnen volstaan met de bruidsschat. Zij hebben tot 2024 om hun nieuwe waterschapsverordening via DSO-LV te ontsluiten. De ambitie van de meeste waterschappen is echter wel degelijk om de waterschapsverordeningen al eerder via DSO aan te bieden, omdat dit de dienstverlening aan burgers, bedrijven en andere overheden verbetert.
Halfjaarrapportage Monitor Invoering Omgevingswet
Bij deze brief treft u het rapport van de meest recente Monitor Invoering Omgevingswet aan (bijlage 2)8. Het onderzoek is uitgevoerd in de maand september van dit jaar. De monitorcijfers laten zien dat bevoegde gezagen doorgaan met het treffen van voorbereidingen voor de Omgevingswet. Wederom is zichtbaar dat eerder oponthoud door het later stabiel beschikbaar komen van de standaard voor overheidspublicaties (STOP-TPOD) doorwerking heeft gehad in de ontwikkeling van lokale software en dat er nog veel werk is te verzetten.
Naast deze technische kant komt meer bestuurlijk het beeld naar voren dat niet alleen tijd en capaciteit bepalende factoren zijn voor het treffen van de voorbereidingen, maar ook duidelijkheid over het moment waarop de Omgevingswet daadwerkelijk in werking zal treden. Totdat die definitieve duidelijkheid er is wordt bij een deel van de bevoegd gezagen capaciteit niet volledig geconcentreerd op de Omgevingswet en worden investeringen naar achter geschoven.
Ik heb u eerder geïnformeerd over de vijf minimale wettelijke criteria voor inwerkingtreding en het pad dat voor de bestuurlijke partners leidend is richting inwerkingtreding per 1 juli 2022. In mijn voortgangsbrieven en monitorrapportages informeer ik u aan de hand van deze criteria steeds over de voortgang. Voor elk criterium zijn drie sporen bepalend voor het kritieke pad, te weten: de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV), de software van de softwareleveranciers en de implementatie bij de bevoegde gezagen. Voor een uitgebreidere samenvatting van de stand van zaken aan de hand van de vijf criteria verwijs ik u naar bijlage 39.
De stand van zaken op de vijf criteria en de uitkomsten van de monitor laten duidelijk een voortgang zien. Gelet daarop kom ik met de bestuurlijke partners tot de conclusie dat we kunnen blijven koersen op inwerkingtreding per 1 juli 2022.
Dat laat onverlet dat er een aantal vraagstukken is dat nadrukkelijk de aandacht vraagt van de bestuurlijke partners en mij. Die vraagstukken hebben met name betrekking op het digitale stelsel. Verder zijn er ook een aantal mijlpalen te markeren.
• Zoals eerder geschetst heeft de provincie Zeeland haar ontwerp-omgevingsverordening in STOP-TPOD formaat in DSO-LV ter inzage heeft gelegd. Hiermee is deze provincie de eerste met een officieel besluit in het DSO, en tevens de laatste provincie die een ontwerp voor een nieuwe omgevingsverordening heeft gepubliceerd. Het publiceren door Zeeland heeft nog niet volledig geautomatiseerd plaatsgevonden, omdat de lokale software nog niet klaar was. Zodra dit het geval is, zal het oefenen met het publiceren van de omgevingsverordening via DSO-LV starten.
• De andere provincies hebben dit eerder al gedaan via de IMRO route en zijn te zien op www.ruimtelijkeplannen.nl en via de overbruggingsfunctie vindbaar in DSO-LV.
• Het Rijk heeft een nieuwe oefenversie van de rijksregels (AMvB’s en Omgevingsregeling, inclusief alle aanvullingswetgeving) en de bruidsschat beschikbaar gesteld op de oefenomgeving van DSO-LV, zodat hiermee in de komende periode door alle overheden geoefend kan worden. Bij het tonen van omgevingsdocumenten is het steeds zoeken naar een goed evenwicht. Soms zijn zware bestanden noodzakelijk, en die trekken een wissel op de performance van het DSO. Momenteel wordt bezien hoe deze kwestie kan worden opgelost, waarbij er sprake is van een goed evenwicht tussen voldoende detail en rechtmatigheid enerzijds en werkbaarheid anderzijds.
Instellen onafhankelijke evaluatiecommissie
Naar aanleiding van de motie Rietkerk10, is in de afgelopen periode verkend of het mogelijk is om voor de taken van de onafhankelijke evaluatiecommissie aan te sluiten bij een van de bestaande onafhankelijke adviescolleges. Het inbedden bij een bestaand onafhankelijk adviescollege betekent dat de onafhankelijkheid van de evaluatie van de Omgevingswet automatisch geborgd is. Verder maken de omvang van de taken en de duur van de inzet dat de Kaderwet adviescolleges van toepassing is op het instellen van deze evaluatiecommissie. Op grond van de Kaderwet adviescolleges moet het kabinet terughoudend omgaan met het instellen van nieuwe adviescolleges. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is daarom benaderd en heeft onlangs positief besloten op het verzoek om als onafhankelijke evaluatiecommissie voor de Omgevingswet op te treden.
De hoofdtaak van de evaluatiecommissie vloeit voort uit de Omgevingswet en de motie-Rietkerk en betreft de evaluatie van de wet. Vijf en tien jaar na inwerkingtreding wordt een evaluatie uitgevoerd. Daarnaast zal de evaluatiecommissie reflecteren op de jaarlijkse monitoringsrapportage, naar aanleiding van de motie Rietkerk. Als eerste zal de commissie adviseren over de opzet en inrichting van het monitoringsprogramma.
De Rli zal voor organisatorische invulling van de taken aansluiten bij de reguliere werkwijze van de Raad, waarbij een subcommissie wordt ingesteld die het advies voorbereidt. De Rli heeft het voornemen om in de periode van januari tot en met juni een «Raadscommissie evaluatie Omgevingswet in oprichting (REO)» in te richten. Deze REO in oprichting zal adviseren over de opzet van een goed monitoringsprogramma voor de Omgevingswet in de eerste vijf jaar na inwerkingtreding en zal een plan van aanpak opstellen voor de eerste vijfjaarlijkse evaluatie van de Omgevingswet en de jaarlijkse tussentijdse reflectieverslagen, die ook aan de Staten-Generaal worden gezonden. Vanaf juli 2022 kan de REO dan formeel van start.
Wet- en regelgeving
Het wetgevingsproces is inhoudelijk met de Tweede en Eerste Kamer afgerond. Alle regelgeving van het hoofdspoor, het invoeringsspoor en de vier aanvullingssporen is inmiddels vastgesteld en bekendgemaakt.
Dit betekent dat vanaf het moment van inwerkingtreding het instrumentarium van de Omgevingswet kan worden benut voor activiteiten en maatschappelijke opgaven op het gebied van de fysieke leefomgeving. Om ervoor te zorgen dat het stelsel op het moment van inwerkingtreding actueel is, zal in onderhoud worden voorzien. Zo is afgelopen zomer een ontwerp van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2022 in internetconsultatie gebracht met wijzigingen van ondergeschikte betekenis. Daarbij gaat het om juridisch technische wijzigingen en reparaties van niet-beleidsmatige aard. Het aangepaste ontwerp is voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd.
Daarnaast vindt nog overleg plaats met de bestuurlijke koepels over enkele beleidsinhoudelijke thema’s binnen het stelsel. Voor zover de uitkomsten daarvan leiden tot wijzigingen in de regelgeving krijgen die een plek binnen de reguliere wijzigingen van de regelgeving voor die beleidsterreinen. Dat geldt ook voor wijzigingen die mogelijk voortvloeien uit de wetgevingsagenda van een nieuw kabinet, bijvoorbeeld in verband met nieuwe maatschappelijke opgaven of ambities. Het stelsel van de Omgevingswet is een levend stelsel, dat door beleidsontwikkelingen in Nederland of in internationaal verband, aan wijzigingen onderhevig zal zijn. Deze ontwikkelingen zijn vergelijkbaar met die van het huidige recht en zullen ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet doorlopen.
Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is een inwerkingtredingsbesluit (KB) nodig. Hierna, aan het slot van deze brief, wordt op het daaraan voorafgaande parlementaire proces ingegaan. Als de datum van inwerkingtreding is vastgesteld zal ook de inwerkingtreding van de overige onderdelen van het stelsel worden geregeld. De technische uitwerking daarvan gebeurt via een koninklijk besluit en een ministerieel besluit. Daarop hoeft de uitvoeringspraktijk niet te wachten. Nu reeds zijn van alle onderdelen van het stelsel integrale geconsolideerde versies van de regelgevingsteksten beschikbaar. Die geven een beeld van hoe de regelgeving er bij inwerkingtreding uit komt te zien.11 Die versies zijn voor iedereen te raadplegen en kunnen worden gebruikt bij de voorbereiding op de invoering van het stelsel.
Tussen nu en 1 juli 2022 en daarna
Het overkoepelende beeld is dat er in de afgelopen maanden heel veel werk is verzet en dat ook in de komende maanden hard doorgewerkt zal worden om de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2022 te halen. De interbestuurlijke aanpak werpt hierbij zijn vruchten af. We werken er hard aan om als één overheid samen zaken in gereedheid te brengen en groeien naar het moment van inwerkingtreding toe. Dat betekent niet dat het stelsel dan «af» is op de datum van inwerkingtreding. Het moet voldoende gereed zijn om verantwoord van start te kunnen gaan. Om daarna gezamenlijk inwoners en bedrijven van dienst te zijn en aan de hand van hun ervaringen de werking van het stelsel verder af te bouwen en te vervolmaken. Met de inwerkingtreding zetten we daarom nadrukkelijk een komma en geen punt. Ook daarna zal het stelsel verder worden doorontwikkeld en zullen bevoegde gezagen meer en meer ingevoerd raken in het nieuwe stelsel. We zitten in een transitie die onder andere vanwege het overgangsrecht nog jaren zal duren. Ook na de inwerkingtreding gaat de implementatie alsmede de noodzakelijke uitbouw van het DSO dus door.
We weten dat via het grootschalig oefenen nieuwe vraagstukken aan het licht komen en dat het te midden van de vele belangen, verwachtingen en wensen belangrijk is om die snel en adequaat op te lossen. Alle voorbereidingen in het vierde kwartaal van dit jaar staan daarmee in het teken van stabiliteit en robuustheid van de landelijke voorziening.
Tegen deze achtergrond is het bestuurlijke proces in de komende maanden erop gericht om de vinger aan de pols te houden en de implementatie via ontwikkelen, oefenen en inregelen aan te blijven jagen.
Parlementair proces
Deze brief en de bijgaande voortgangsinformatie vormen een schakel in de keten van het proces van informatievoorziening en de parlementaire besluitvorming over de invoering van de Omgevingswet. Dit proces is enkele jaren geleden ingezet en zal ook de komende tijd worden voortgezet. Zoals aangegeven in mijn brief van 27 mei 202112 en bij de beantwoording van de vragen op 3 september 202113 vind ik het belangrijk om met beide Kamers goed te overleggen over het vervolgproces op weg naar de parlementaire besluitvorming over de datum van inwerkingtreding. Zo kan er bij de planning en inrichting van dat proces voor worden gezorgd dat er voldoende tijd is voor een zorgvuldige behandeling.
Ik hecht eraan dat u over de informatie beschikt om een goede afweging te kunnen maken over de inwerkingtreding van de Omgevingswet en dat in beide Kamers een zorgvuldige behandeling kan plaatsvinden. Ik wil daarbij zowel recht doen aan de weergave van de laatste feitelijke stand van zaken in de praktijk als aan de behoefte van de uitvoeringspraktijk om tijdig duidelijkheid te hebben over de inwerkingtredingsdatum. Ik zal u daarom regelmatig voorzien van nadere voortgangsinformatie die u kunt betrekken bij uw oordeelsvorming. Vervolgens zal, zoals wettelijk is geborgd, het ontwerp van het inwerkingtredings-KB bij beide Kamers worden voorgehangen. Op dat moment kunt u definitief de balans opmaken over de voorgestelde datum van inwerkingtreding. Ten aanzien van de voorhangprocedure wil ik nogmaals benadrukken dat de eerder gedane toezeggingen14 onverminderd gelden.
Als beide Kamers met de voorgestelde datum hebben ingestemd zal het KB worden vastgesteld en in het Staatsblad worden gepubliceerd. Uitgaande van de inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2022 zal de publicatie in het Staatsblad uiterlijk 1 april 2022 moeten plaatsvinden.
Ik zie ernaar uit om met uw Kamer de vervolgstappen te zetten op weg naar een zorgvuldige en verantwoorde invoering van de Omgevingswet. Dit proces sluit aan bij de wijze waarop regering en parlement de afgelopen jaren de wetgeving van het nieuwe stelsel tot stand hebben gebracht. Daarbij staat voor mij centraal staat dat de uitvoeringspraktijk goed met het stelsel aan de slag kan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/ontwikkelaarsportaal/.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Kamerstuk 33 118, CF.↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nrs. 3124 en 3128.↩︎
Kamerstuk 33 118, CI.↩︎
Het huidige Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO) wordt met het DSO gefaseerd vervangen door de STandaard Officiële Publicaties (STOP).↩︎
https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/implementatie/digitaal-stelsel/tam/.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Kamerstuk 34 985, K.↩︎
https://iplo.nl/regelgeving/stelsel-omgevingswet/overzicht-geconsolideerde-teksten-omgevingswet/.↩︎
Kamerstuk 33 118, CF, p. 4–5.↩︎
Kamerstuk 33 118, nr. 196, p. 27–28.↩︎
Kamerstuk 33 118, CF, p. 5.↩︎