[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de OJCS-Raad (onderwijs en cultuur/AV) van 29-30 november 2021

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Brief regering

Nummer: 2021D43599, datum: 2021-11-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-367).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-367 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2021Z20385:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 367 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2021

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 29 en 30 november 2021 voor wat betreft de onderdelen onderwijs en cultuur/audiovisueel (AV).

Op dit moment staat een fysieke OJCS-Raad in Brussel gepland. Indien wordt besloten om – vanwege de beperkende maatregelen in verband met COVID-19 – deze Raad te vervangen door informele videoconferenties van ministers, worden de Raadsconclusies schriftelijk vastgesteld in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper).

Het onderwijsdeel zal plaatsvinden op 29 november en het cultuur/AV-deel zal plaatsvinden op 30 november. Tijdens het onderwijsdeel staat een beleidsdebat gepland over digitalisering en AI in het onderwijs en tijdens het cultuur/AV-deel staat een beleidsdebat gepland over cultureel erfgoed en erfgoedrechten in de context van duurzame ontwikkeling en de toekomst van Europa.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 29 EN 30 NOVEMBER 2021

Onderwijs – maandag 29 november

Voor het onderwijsdeel staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsaanbeveling blended leren in het basis- en middelbaar onderwijs;

• Resolutie voor een Nieuwe Agenda voor Volwassenenonderwijs 2021–2030;

• Resolutie over de governancestructuur van de Europese Onderwijsruimte.

Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:

• Beleidsdebat digitalisering en AI in het onderwijs.

Raadsaanbeveling blended leren in het basis- en middelbaar onderwijs

Inhoud

Over dit voorstel bent u geïnformeerd via het BNC-fiche dat u op 1 oktober heeft ontvangen.1 Via het voorstel heeft de Commissie aanbevelingen gedaan met doel het gebruik van blended leren in het primair en voortgezet onderwijs te versterken.2 Specifiek bestaan de aanbevelingen uit onder andere het ondersteunen en verder professionaliseren van leraren en schoolleiders; het vergroten van de aandacht voor mentaal welzijn en het vergroten van de aandacht voor kinderen uit kwetsbare situaties. Met betrekking tot digitaal onderwijs geeft de Commissie aan dat verder gewerkt kan worden aan de digitale vaardigheden van leerlingen en hun familie en dat de digitale infrastructuur in het onderwijs verbeterd kan worden. Daarnaast geeft de Commissie aan dat zij de ontwikkelingen van haar kant zal stimuleren door goede voorbeelden en empirisch onderbouwd lesmateriaal te delen, online colleges over blended leren aan te bieden en bestaande Europese platforms en tools in te zetten ter bevordering van blended leren, en dat zij zal rapporteren over de voortgang van de ontwikkeling van blended leren op scholen in de Europese Unie.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de aanbeveling. Zoals aangekondigd in het BNC-fiche heeft Nederland erop ingezet dat in de tekst werd verduidelijkt dat blended leren een manier van onderwijs geven is en niet noodzakelijkerwijs bij elke school en elke leerling past. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat verduidelijkt moest worden dat in sommige lidstaten, zoals in Nederland, een groot deel van de maatregelen bij scholen zelf ligt en niet door de overheid genomen kan worden. Daarnaast is er op aangedrongen, mede naar aanleiding van recente ontwikkelingen in Nederland en de aanbevelingen van de Autoriteit Persoonsgegevens, dat de Raadsaanbeveling ook aandacht heeft voor de veiligheid van de data van leerlingen bij het volgen van digitaal onderwijs. Bovendien heeft Nederland aangegeven dat de Commissie vanuit haar rol terughoudend zou moeten zijn in het delen van lesmateriaal en handvatten voor het bieden van onderwijs en dat de Commissie ervoor zou moeten waken blended leren naar voren te brengen als een doel dat noodzakelijkerwijs behaald zou moeten worden.

Het voorzitterschap heeft naar tevredenheid gehoor gegeven aan de punten die Nederland op basis van het BNC-fiche heeft ingebracht. Zo is aan de initiële tekst toegevoegd dat de Commissie moet samenwerken met stakeholders om ervoor te zorgen dat de makers en uitgevers van digitale leermiddelen zorgvuldig omspringen met de data die zij verzamelen en is aan de tekst toegevoegd dat veel van de aanbevelingen niet door de overheid maar door scholen geïmplementeerd kunnen worden, waarbij de overheid ondersteunend kan optreden. Daarnaast heeft het voorzitterschap verwijzingen naar het belang van het tegengaan van gender stereotypes en gender vooroordelen aan de tekst toegevoegd.

Indicatie krachtenveld

Veel lidstaten gaven aan dat zij net als Nederland van mening waren dat fysiek onderwijs in het klaslokaal leidend moet blijven en dat andere vormen van onderwijs slechts complementair kunnen zijn. Veel lidstaten benadrukten ook dat blended leren geen doel op zich is, dat de Commissie niet sturend op dient te treden en dat scholen aan de slag kunnen met blended leren als zij deze vorm van onderwijs bij hen vinden passen. Daarnaast gaven ook enkele andere lidstaten aan dat ze van mening waren dat databescherming uitdrukkelijker naar voren zou moeten komen in de Raadsaanbeveling. Naar verwachting wordt de Raadsaanbeveling unaniem aangenomen.

Resolutie voor een Nieuwe Agenda voor Volwassenenonderwijs 2021–2030

Inhoud

De Nieuwe agenda voor volwassenenonderwijs is onderdeel van een lange geschiedenis van Europees beleid om volwassenen te ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling en werk te maken van leven lang ontwikkelen (LLO). De nieuwe agenda streeft ernaar om een raamwerk voor de periode 2021–2030 te creëren en volgt op eerdere EU-initiatieven zoals de Vaardighedenagenda, de Osnabrück-verklaring over middelbaar beroepsonderwijs en de Raadsaanbeveling «Upskilling Pathways: New Opportunities for Adults» uit 2016. De voorstellen uit de nieuwe agenda houden rekening met een evaluatie van de vorige Agenda in de periode 2011–2018 en hebben betrekking op onder andere de toegang tot en flexibiliteit van volwassenenonderwijs, inclusie, kwaliteit en het belang van LLO in relatie tot de digitale en groene transities. Concreet wordt in de resolutie ook voorgesteld om te werken aan de verdere professionalisering van docenten in het volwassenenonderwijs, om de mogelijkheden tot het behalen van erkende diploma’s en certificaten via het volwassenenonderwijs te vergroten en om het bewustzijn van het belang bij werknemers en werkgevers te vergroten. Verder wordt lidstaten gevraagd om barrières voor toegang tot volwassenenonderwijs weg te nemen, aandacht te hebben voor de persoonlijke situaties van lerenden in het volwassenenonderwijs en om de kwaliteitsmonitoring en inspectie van het volwassenenonderwijs verder te ontwikkelen. Bovendien worden via deze resolutie enkele doelstellingen met betrekking tot deelname aan het volwassenenonderwijs vastgelegd.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de resolutie. Nederland kon het voorstel van het voorzitterschap op hoofdlijnen al ondersteunen. Daarnaast heeft Nederland erop ingezet dat werd verduidelijkt dat met deze resolutie geen nieuwe Europese streefdoelen worden voorgesteld en slechts reeds bevestigde doelstellingen (zoals voorgesteld in het Actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en Europese Onderwijsruimte) opnieuw in herinnering worden gebracht. Verder heeft Nederland aandacht gevraagd voor het belang van basisvaardigheden en de inzet die werkgevers reeds plegen op het gebied van tegengaan van laaggeletterdheid en LLO. Bovendien gaf Nederland aan dat bij de aanbevelingen die over de inrichting van het nationale stelsel gingen, bijvoorbeeld de wijze van bekostiging, verduidelijkt zou moeten worden dat deze afhankelijk zijn van nationale omstandigheden. Deze punten zijn allen naar tevredenheid overgenomen door het voorzitterschap. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ook gevraagd om meer aandacht voor de genderdimensie van het volwassenenonderwijs. Dit verzoek heeft steun gekregen van andere lidstaten en naar aanleiding hiervan is in de tekst op meerdere plekken aangegeven dat de genderdimensie een belangrijk aandachtspunt is.

Indicatie krachtenveld

De tekst werd positief ontvangen door lidstaten. Enkele lidstaten vroegen om aanscherpingen van de tekst die de rol van de Commissie verduidelijkt en de rolverdeling tussen de lidstaten en de Commissie duidelijker naar voren brachten. Daarnaast vonden ook andere lidstaten het van belang dat werd verduidelijkt dat met de resolutie geen nieuwe doelstellingen met betrekking tot LLO werden vastgesteld. Enkele lidstaten hadden moeite met de verwijzingen naar gender en probeerden deze af te zwakken, maar het voorzitterschap heeft deze op verzoek van Nederland (maar ook andere lidstaten) behouden. Naar verwachting wordt de resolutie unaniem aangenomen.

Resolutie over de governancestructuur van de Europese Onderwijsruimte

Inhoud

De resolutie over het strategische kader voor de Europese Onderwijsruimte 2021–2030 is in februari 2021 aangenomen. U bent eerder via het BNC-fiche3 en de geannoteerde agenda voor de OJCS-Raad van mei 20214 geïnformeerd over de Europese Onderwijsruimte. In deze resolutie, opgesteld tijdens het Portugees Voorzitterschap, is destijds aangegeven dat de bestuurlijk-organisatorische structuur voor de Europese Onderwijsruimte tijdens een volgend voorzitterschap afgerond zou worden. Het huidige Sloveense voorzitterschap heeft als opvolging hiervan een korte aanvullende resolutie opgesteld. Deze wordt ter akkoord voorgelegd aan de OJCS-Raad van 29 november. In deze korte aanvullende resolutie wordt vooral verder uitgewerkt hoe de verschillende activiteiten in het kader van de beoogde realisering van de Europese Onderwijsruimte zullen worden gecoördineerd en bijgestuurd. Een belangrijk doel is daarbij om enerzijds een sterkere verbinding tot stand te brengen tussen werkgroepen met de onderwijsexperts en hoog-ambtelijke vertegenwoordigers uit de lidstaten, en anderzijds de resultaten van deze structuren voor uitwisseling en samenwerking ook te vertalen naar een lange termijn agenda en te verbinden met het politieke niveau van de OJCS-Raad.

De Commissie had aanvankelijk het idee om een nieuwe stuurgroep in te stellen die de werkzaamheden rondom de uitvoering van de Europese Onderwijsruimte zou coördineren. Overeengekomen is echter om de al langer bestaande informele Hoog-ambtelijke Groep Onderwijs en Opleiding de taak te geven om de werkzaamheden bij te sturen en te coördineren. Deze groep zal worden voorgezeten door het Voorzitterschap. Daarnaast zal er een dagelijks bestuur worden gevormd vanuit het triovoorzitterschap; de werkzaamheden van dit dagelijks bestuur zullen in samenwerking met de Commissie worden gecoördineerd. Derde landen en stakeholders kunnen potentieel uitgenodigd worden om de vergaderingen van deze Groep bij te wonen zodat zij ook op de hoogte kunnen zijn van de werkzaamheden in het kader van de Europese Onderwijsruimte. De resolutie stelt ook voor om indien een nodig een rapporteur aan te stellen die kan bijdragen aan de beoogde afstemming tussen de verschillende organen en de vertaling van hun resultaten naar het politieke niveau.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de resolutie. Nederland heeft consequent benadrukt dat de lidstaten bepalend moeten zijn in het verder brengen van de Europese Onderwijsruimte en hun betrokkenheid hierbij ook moeten vertalen in voldoende vertegenwoordiging op expertniveau en hoog-ambtelijk niveau. In lijn hiermee heeft Nederland aangegeven sterk voorstander te zijn van het nieuw leven inblazen van de bestaande informele hoog-ambtelijke groep, die echter met ondersteuning van het triovoorzitterschap en de Commissie wel een meer strategische en toekomstgerichte invulling moet krijgen. Daarbij heeft Nederland benadrukt dat het voorzitterschap en niet de Commissie het dagelijks bestuur van deze groep moet voorzitten. Ook heeft Nederland zich sterk gemaakt voor het periodiek gebruik van een rapporteur, aangesteld vanuit de lidstaten, die de verschillende gremia kan informeren.

Indicatie krachtenveld

Ook andere lidstaten hebben tijdens de onderhandelingen benadrukt dat de lidstaten de drijvende kracht achter de Europese Onderwijsruimte zijn en veel lidstaten vonden ook dat zij zelf sturing moeten geven aan de coördinatie van de werkzaamheden van de Europese Onderwijsruimte. Binnen dit gedeelde standpunt gaven sommige lidstaten echter gezien de eigen beperkte capaciteit de voorkeur aan een grotere rol van de Commissie om de werkzaamheden te ondersteunen. Naar verwachting wordt de resolutie unaniem aangenomen.

Beleidsdebat digitalisering en AI in het onderwijs

Inhoud

Het voorzitterschap heeft voorgesteld om te spreken over de recente ontwikkelingen op het gebied van digitaal onderwijs en kunstmatige intelligentie (AI) in het onderwijs. Dit gebeurt mede tegen de achtergrond van de recente aankondiging door de Europese Commissie om in 2022 een gestructureerde dialoog te starten met de lidstaten over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden, als bijdrage aan de voorbereiding van initiatieven zoals aangekondigd in het Actieplan digitaal onderwijs 2021–20275 en meer recent in het Commissiewerkprogramma voor 20226. De gestructureerde dialoog moet bijdragen aan meer ambities en coherent beleid op dit terrein, door het verbinden van verschillende beleidsterreinen, het bedrijfsleven, sociale partners en de samenleving als geheel. Het Voorzitterschap heeft gevraagd om vooral om in te gaan op hoe via het nationale onderwijs (verder) gewerkt kan worden aan digitale vaardigheden en of dit wel voldoende vroeg en breed gebeurt, als tweede vraag in te gaan op de bijdragen vanuit verschillende beleidsterreinen en van stakeholders en industrie en tenslotte ook op het potentieel van AI in het onderwijs.

In 2020 zijn Raadsconclusies over digitaal onderwijs aangenomen7, mede naar aanleiding van het Actieplan digitaal onderwijs. De bredere context van de gestructureerde dialoog vormen ook de recente voorstellen voor het Digitaal Kompas8 en het 2030 beleidsprogramma «Weg naar een digitaal decennium» waarin onder meer een doelstelling over digitale basisvaardigheden bij volwassenen is opgenomen zoals overgenomen door de Europese Raad. In 2019 is voor het laatst in de OJCS-Raad gesproken over AI en onderwijs9. Een actuele ontwikkeling is het voorstel van de Europese Commissie dit voorjaar om de toepassing van AI in het onderwijs aan te merken als hoog risicovol in de voorgestelde AI-verordening die momenteel door de Raad wordt behandeld10.

Inzet Nederland

In veel recente beleidsvoorstellen heeft de Commissie gesteld dat Europese burgers alleen kunnen profiteren van digitale technologie als zij beschikken over goede digitale (basis-)vaardigheden, waarvoor goed onderwijs essentieel is. Met het oog op de digitale transitie werd dit behalve in de hiervoor genoemde documenten ook benadrukt in de herziene Vaardighedenagenda11, het actieplan Sociale Pijler12 en de mededeling Europese onderwijsruimte13. Nederland ondersteunt het uitgangspunt van de Commissie, dat aansluit bij het bredere kabinetsbeleid gericht op digitalisering14, en verwelkomt het dat de EU-onderwijsministers in deze Raad over hun bijdrage aan de hierin gestelde doelen kunnen spreken.

Wat betreft de vraag over de aandacht voor digitale vaardigheden in het Nederlandse onderwijs zal ik aangeven dat er op dit moment in het Nederlandse funderend onderwijs grote verschillen zijn in de niveaus van leerlingen op het gebied van digitale geletterdheid. Digitale geletterdheid is op dit moment nog geen onderdeel uit van het formele curriculum, maar zal waarschijnlijk wel een vast onderdeel worden van het vernieuwde curriculum dat naar verwachting eind 2024/begin 2025 gereed is. In dit verband zijn ook het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT voor het hoger onderwijs, de strategische digitaliseringsagenda mbo, het kabinetsprogramma Tel mee met Taal en de STAP-regeling voor volwassenen de meest relevante Nederlandse voorbeelden van onderwijs- en opleidingsmaatregelen gericht op digitale vaardigheden.

De tweede vraag betreft de bijdrage van verschillende beleidsterreinen, van stakeholders en het bedrijfsleven in het voorzien in digitale vaardigheden in het onderwijs. De Nederlandse digitaliseringsstrategie bundelt kabinetsbreed de ambities en doelstellingen voor een succesvolle digitale transitie in Nederland met digitale vaardigheden en inclusie als één van de hoofdprioriteiten. Veel po/vo-scholen besteden aandacht aan digitale geletterdheid, maar doen dit op eigen initiatief en met eigen invulling. De verschillen tussen scholen zijn erg groot. De private (leermiddelen)markt voorziet daarbij in de behoeften van scholen door het aanbieden van lesmethodes, opleidingen en cursussen en strategische ondersteuning. In dit verband zal ik ook aandacht vragen voor de hieraan verbonden vraagstukken op het gebied van privacy van leerlingen en informatiebeveiliging die de toenemende inzet van ict in het onderwijs met zich mee brengt, waarover ik samen met de Minister van BVOM in ander verband met uw Kamer spreek15. In het middelbaar beroepsonderwijs bestaan goede ervaringen met publiek-private-partnerschappen in regionaal verband, die door mijn ministerie ook worden gestimuleerd via de RIF-regeling, en waarin ook een groot aantal projecten op het vlak van ict en digitalisering tot stand is gekomen16. In deze projecten werken mbo-instellingen samen met bedrijven aan het onderwijsprogramma waardoor de laatste innovaties in het bedrijfsleven hierin hun plek vinden.

Wat betreft de derde vraag, de bijdrage van nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie aan kwalitatief hoogwaardig onderwijs, zal ik aangeven dat het Nederlandse kabinetsbeleid is gericht op publieke innovatie die zorgt voor een gericht en verantwoordelijke inzet van AI-technologie in het funderend onderwijs, waarbij de leraar centraal blijft staan. Concreet komt dit tot uitdrukking in het recente besluit van het kabinet om 80 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds toe te kennen om een Nationaal Onderwijslab op te zetten. Deze samenwerking tussen Nederlandse wetenschappers, scholen en ondernemers aan kennis, data en innovatieproducten op het gebied van AI biedt mogelijkheden om bij deze technologie de regie te houden op ethische aspecten zoals toegang tot data en privacy. Daarnaast is ook de recent op gang gekomen samenwerking met verschillende partijen in de Nederlandse AI coalitie in dit verband vermeldenswaardig, meer in het bijzonder die gericht op het toepassingsgebied onderwijs17.

Nederland zal ook wijzen op de recente voorstellen van de EU voor wetgeving gericht op AI, die ook betrekking hebben op onderwijs. Mede op basis van consultaties van relevante organisaties in het onderwijsveld verwelkomt het kabinet dat dit voorstel aandacht schenkt aan risico’s in het onderwijs en daarom AI-systemen op dit gebied als hoog risicovol aanmerkt. Voorkomen moet immers worden dat bepaalde groepen van leerlingen en studenten onterecht, door een ongerechtvaardigde bias, andere (en mogelijk beperktere) opleidingsmogelijkheden krijgen dan anderen. Naast rechtvaardigheid zijn ook menselijkheid en autonomie belangrijke ethische aandachtspunten18. Positief is daarom dat ontwikkelaars van AI-toepassingen vanaf een pril stadium gedwongen worden hierover goed na te denken. De voorgestelde regels kunnen ook helpen de maatschappelijke acceptatie van AI in het onderwijs te vergroten, waardoor het potentieel van de inzet van AI gericht op onderwijsinnovatie, kwalitatief beter onderwijs en meer kansengelijkheid ook goed benut kan worden. Een goed ontwerpen AI-systeem kan leerlingen en studenten op bepaalde onderdelen mogelijk objectiever beoordelen en ondersteunen in de individuele ontwikkeling dan een (ander) mens dat kan.

Indicatie krachtenveld

Op dit moment is het krachtenveld nog niet bekend.

Any Other Business (AOB)-punten

Impact van de COVID-19-pandemie op onderwijs

Het voorzitterschap zal de Raad over dit onderwerp informeren.

Verklaring van Onderwijsministers over de situatie van meisjes en vrouwen in Afghanistan in relatie tot het recht op onderwijs

Inhoud

Griekenland en het Sloveense voorzitterschap zijn voornemens om tijdens de OJCS-Raad een verklaring over de toegang van meisjes en vrouwen in Afghanistan als AOB-punt naar voren te brengen. De verklaring stelt dat de toegang tot onderwijs een fundamenteel recht is en roept alle relevante autoriteiten op om zich in te zetten voor de toegang van meisjes en vrouwen in Afghanistan tot het onderwijs. Daarnaast geven ze aan dat het van belang is dat vrouwelijke docenten in Afghanistan weer aan het werk kunnen. Griekenland en Slovenië vragen lidstaten verklaring op individuele basis te onderteken; het betreft geen verklaring van de OJCS-Raad zelf.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt een verklaring die het belang van toegang tot onderwijs van meisjes en vrouwen onderstreept. Daarnaast acht Nederland het positief dat de huidige versie van de tekst van de verklaring aansluit bij de in september aangenomen conclusies van de Europese Raad over de situatie in Afghanistan19. Nederland heeft de opstellers van de tekst gevraagd om het belang van gendergelijkheid te benadrukken in de verklaring.

Inschatting krachtenveld

Ook andere lidstaten hebben het belang van gendergelijkheid benadrukt. De verwachting is dat veel lidstaten achter het algemene idee van de verklaring zullen staan, maar dat er nog verder overleg nodig is over de exacte bewoording van de tekst.

Verdrag betreffende de automatische erkenning van diploma’s in het hoger onderwijs

Inhoud

Op 14 september 2021 sloten de Benelux-landen – België, Nederland en Luxemburg – en de Baltische staten – Estland, Letland en Litouwen – een multilateraal verdrag over de automatische wederzijdse erkenning van diploma’s in het hoger onderwijs. Het multilaterale verdrag vloeit voort uit twee bestaande regionale beschikkingen over automatische wederzijdse erkenning van de Benelux-landen enerzijds en de Baltische staten anderzijds. Het verdrag houdt in dat studenten die in een van betreffende staten een onder het verdrag vallende ho-graad hebben behaald ervan verzekerd zijn dat het niveau, de kwaliteit en de werklast van deze graad automatisch worden erkend in de andere betreffende staten. Belangrijk om hierbij te benoemen is wel dat automatische erkenning niet gelijk staat aan automatische toelating; dit gebeurt pas na een inhoudelijke check. Het verdrag staat open voor toetreding door andere staten binnen de Europese Hogeronderwijsruimte mits een staat voldoet aan een aantal kwaliteitsvereisten. Via het AOB-punt willen België en Litouwen andere lidstaten oproepen om zich aan te sluiten bij het verdrag.

Inzet Nederland

Nederland heeft het verdrag getekend en is positief over de bepaling in het verdrag die het mogelijk maakt voor andere staten om zich onder bepaalde voorwaarden hierbij aan te sluiten. Uitbreiding van het aantal deelnemende staten aan het verdrag draagt direct bij aan de ambitie om per 2025 grootschalige automatische erkenning te bereiken in Europa en sluit aan bij het Bolognaproces. Bredere automatische erkenning is niet alleen belang voor studenten en versterking van de EHEA, maar leidt ook tot lastenverlichting voor instellingen. Nederland kan de oproep aan lidstaten om zich bij het verdrag aan te sluiten die via het AOB-punt wordt gedaan dan ook steunen.

Indicatie krachtenveld

Vanuit een aantal lidstaten is al informeel interesse getoond in het betreffende verdrag. Dit heeft mede gezien de recente initiële ondertekening van het verdrag nog niet tot gerichte verzoeken tot toetreding geleid, maar Nederland verwacht dat dit wel zal gebeuren. Toetreding tot het verdrag kan alleen wanneer een staat aan alle in het verdrag genoemde criteria voldoet en de zes staten het verzoek tot toetreding accepteren. Ook dienen de zes staten allen het verdrag te ratificeren voordat andere staten kunnen toetreden.

Werkprogramma Frans EU-voorzitterschap

De Franse delegatie zal haar werkprogramma presenteren voor het aankomend voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

Cultuur/audiovisueel (AV) – dinsdag 30 november

Voor het cultuur/AV-deel staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsconclusies over cultuur, kwalitatief hoogstaande architectuur en gebouwde omgeving als kernelementen van het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief;

• Raadsconclusies over het vergroten van de beschikbaarheid en het concurrentievermogen van Europese audiovisuele en media-inhoud.

• Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:

• Beleidsdebat cultureel erfgoed en erfgoedrechten in de context van duurzame ontwikkeling en de toekomst van Europa.

Raadsconclusies over cultuur, kwalitatief hoogstaande architectuur en gebouwde omgeving als kernelementen van het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief

Inhoud

De concept-Raadsconclusies beogen de belangrijke rol van cultuur, kwalitatief hoogstaande architectuur en gebouwde omgeving te versterken en daarmee het momentum van het Europees jaar van het cultureel erfgoed 2018 voort te zetten. De concept-Raadsconclusies bouwen voort op het Werkplan Cultuur 2019–2022, waarin, onder de prioriteit «cohesie en welzijn», acties voorzien zijn over dit onderwerp.

In de concept-Raadsconclusies worden lidstaten en de Commissie onder andere opgeroepen om bij te dragen aan het creëren van een holistisch en gedeelde visie op het culturele belang van hoogwaardige architectuur en toe te werken naar een inclusieve, transdisciplinaire en lange termijnvisie op kwaliteit in architectuur en gebouwde omgeving. Dit door middel van het bevorderen van participatie door alle relevante stakeholders en deze te betrekken bij alle stappen in de beleidsvorming, kennisontwikkeling, richtlijnen, procedures en co-creatie trajecten die onze leefomgeving vormgeven. In de concept Raadsconclusies wordt het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief, waarover de Commissie recentelijk een mededeling heeft gepubliceerd, verwelkomt.20 Ook worden verbindingen gelegd met de verklaring van Davos voor kwalitatief hoogstaande architectuur, de Renovatiegolf, de Green Deal en de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN.

Inzet Nederland

Nederland kan deze concept-Raadsconclusies steunen en verwelkomt de Raadsconclusies over dit onderwerp. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland ingezet om de scope van het document te verbreden en uit te gaan van een bredere, holistische benadering van de leefomgeving in plaats van een meer culturele benadering en ‘landschap’ duidelijker zichtbaar te maken als onderwerp van beleid. Hiervoor kreeg Nederland steun van diverse andere lidstaten en dit is dan ook overgenomen in de tekst van de concept-Raadconclusies, waar nu naast gebouwde omgeving ook van leefomgeving wordt gesproken.

De voorstellen sluiten aan op het Nederlandse beleid, zoals het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp 2021–2024 ‘Ontwerp Verbindt’ (Kamerstuk 31 535, nr. 12), de Nationale Omgevingsvisie (Kamerstuk 34 682, nr. 53), Erfgoed Telt (Kamerstuk 32 820, nr. 248) en de functie van het College van Rijksadviseurs. Dit beleid is ook gericht op een brede benadering van de leefomgeving en ruimtelijk beleid, inclusief het landschap.

Indicatie krachtenveld

De bespreking van de concept-Raadsconclusies verliep voorspoedig en er is brede overeenstemming bereikt. Naar verwachting zullen ze unaniem worden vastgesteld.

Raadsconclusies over het vergroten van de beschikbaarheid en het concurrentievermogen van Europese audiovisuele en media-inhoud

Inhoud

De concept-Raadsconclusies benoemen drie prioriteiten: culturele diversiteit, promotie en prominentie van Europese producties en duurzaamheid. Omdat de distributie van audiovisuele- en mediacontent steeds meer online plaatsvindt, is het belangrijk om te zorgen voor eerlijke toegang om zo democratisch debat, media pluralisme en culturele en taalkundige diversiteit van creatieve en culturele content te waarborgen.

Inzet Nederland

Nederland kan deze concept-Raadsconclusies steunen. Nederland hecht belang aan media pluralisme en heeft als een van de eerste lidstaten de Audiovisuele Media Diensten richtlijn geïmplementeerd. Het merendeel van de acties is al staand beleid in Nederland of wordt in Europees verband al opgepakt. Zoals het financieren van coproducties en het promoten daarvan en het bevorderen van relevante acties in het kader van het media-actieplan. Een groot deel van de discussie over de concept-Raadsconclusies werd gewijd aan de paragraaf die ziet op het beoordelen en bespreken van de huidige situatie van Europese werken in de Europese Unie. De inzet van Nederland was erop gericht te voorkomen dat de definitie van Europese werken in de Audiovisuele Media Diensten Richtlijn aangepast zou gaan worden. Uiteindelijk is er compromis bereikt door de definitie van Europese werken wel onderdeel te laten zijn van de bespreking maar geen aanloop naar een aanpassing van deze definitie in de Audiovisuele Media Diensten Richtlijn.

Indicatie krachtenveld

Er is brede overeenstemming over deze concept-Raadsconclusies. Naar verwachting zullen ze unaniem worden vastgesteld.

Beleidsdebat cultureel erfgoed en erfgoedrechten in de context van duurzame ontwikkeling en de toekomst van Europa

Inhoud

Het Sloveens voorzitterschap is voornemens een beleidsdebat te organiseren met als onderwerp cultureel erfgoed en erfgoedrechten in de context van duurzame ontwikkeling en de toekomst van Europa. Als achtergrond is er een discussiepaper opgesteld waarin het belang van cultureel erfgoed wordt toegelicht, met verwijzingen naar o.a. doel 11.4 van de Sustainable Development Goals dat beoogt inspanningen te verhogen om het culturele en natuurlijke erfgoed van de wereld te beschermen en veilig te stellen. Ook blikt het voorzitterschap kort terug op de conferentie die ze organiseerde in Ljubljana van 10-11 september 2021, met als onderwerp «Recht op erfgoed als stimulans voor duurzame ontwikkeling» en de European Cultural Heritage Summit 2021 in Venetië van 21-24 september jl. Daar werd gesproken over het versterken van synergiën tussen cultureel erfgoed en vredesopbouw en de duurzame toekomst voor bedreigde erfgoedsites in Europa en daarbuiten. Het voorzitterschap stelt voor om op twee onderwerpen nader in te gaan: wat zijn de meest efficiënte manieren om erfgoedrechten te beschermen en duurzaam erfgoedbeheer te bevorderen in Europa en daarbuiten? Welke rol moeten erfgoedrechten spelen in de context van het optreden van de Europese Unie met betrekking tot cultureel erfgoed, zowel op binnenlands als op extern niveau?

Inzet Nederland

Nederland zal in reactie op de vragen die het voorzitterschap stelt het belang van het duurzaam behoud van erfgoed bevestigen. Erfgoedrechten zijn beschreven in het FARO-verdrag van de Raad van Europa over de waarde van het erfgoed voor de samenleving. Het idee van erfgoedrechten is dat iedereen recht heeft op toegang tot erfgoed en om actief te zijn in de erfgoedsector. Het Verdrag van Faro heeft een nieuwe impuls gegeven aan dit basisidee, maar in de praktijk bestaan uitwisselingen rondom erfgoed tussen verschillende partijen al. Hoewel Nederland geen lid is van dit kaderverdrag, is Nederland wel bezig met een verkenning voor ratificatie van het FARO-verdrag. Nederland zal voorbeelden geven over de inzet op de verduurzaming van erfgoedbeheer, voortkomend uit de beleidsbrief ‘Erfgoed Telt’.

Wat betreft de tweede vraag staat Nederland positief tegenover meer aandacht voor cultureel erfgoed in de context van het optreden van de Europese Unie, zowel binnen de Unie als op extern niveau. De bescherming van erfgoed is nauw verbonden met discussies over verandering van onze leefomgeving (zoals verstedelijking), duurzaamheid en identiteit. Nederland werkt in Europees en UNESCO-verband samen met andere landen om (im)materieel erfgoed te beschermen, onder andere in crisisgebieden.

Indicatie krachtenveld

Alle lidstaten vinden dit een interessant onderwerp om verder over te spreken.

AOB-punten

Benoeming van Oulu als culturele hoofdstad van Europa 2026

De Finse delegatie zal de Raad hierover informeren.

Herstel van de cultuursector na de COVID-19-pandemie

De Europese Commissie zal de Raad hierover informeren.

Cultureel erfgoed

De Spaanse delegatie zal de Raad hierover informeren.

Status van culturele en creatieve professionals

De Portugese delegatie zal de Raad hierover informeren.

G20 cultuur ministeriële bijeenkomst

De Italiaanse delegatie zal de Raad hierover informeren.

CulturEU

De Commissie zal de Raad informeren over de voortgang van de webtool die ze ontwikkelt om EU-financieringsmogelijkheden voor de culturele en creatieve sectoren inzichtelijker te maken.

Werkprogramma Frans EU-voorzitterschap

De Franse delegatie zal haar werkprogramma presenteren voor het aankomend voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 3216↩︎

  2. Volgens de Commissie houdt blended leren in dat een school, leerkracht of lerende in het leerproces meer dan één benadering volgt. Dit kan bestaan uit het combineren van klassikaal onderwijs en onderwijs op locaties buiten school (afstandsonderwijs) en/of het combineren van verschillende leermiddelen – zowel digitaal (waaronder online) als niet-digitaal.↩︎

  3. Kamerstuk 22 112, nr. 2965↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-34, nr. 359↩︎

  5. Kamerstuk 22 112, nr. 2966↩︎

  6. In het werkprogramma 2022. De kabinetsappreciatie wordt op korte termijn naar uw Kamer gezonden.↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-34, nr. 351↩︎

  8. Kamerstuk 22 112, nr. 3096.↩︎

  9. Kamerstuk 21 501-34, nr. 321↩︎

  10. Kamerstuk 22 112, nr. 3129↩︎

  11. Kamerstuk 22 112, nr. 2906↩︎

  12. Kamerstuk 22 112, nr. 3085.↩︎

  13. Kamerstuk 22 112, nr. 2965.↩︎

  14. Kamerstuk 26 643, nr. 755↩︎

  15. O.a. brief over digitaal onderwijs in het funderend onderwijs (Kamerstukken 31 293, 31 289 en 26 643, nr. 593).↩︎

  16. Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) | Subsidie | Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (dus-i.nl) en www.wijzijnkatapult.nl↩︎

  17. Onderwijs – Nederlandse AI Coalitie (nlaic.com)↩︎

  18. WaardenWijzer ondersteunt gesprek over publieke waarden bij digitalisering | SURF.nl↩︎

  19. Europese Raad, Conclusies van de Raad over Afghanistan, 15 september 2021↩︎

  20. Kamerstuk 22 112, nr. 3215↩︎