Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken 2022 op 17 november 2021
Brief regering
Nummer: 2021D44232, datum: 2021-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken ()
Onderdeel van zaak 2021Z20741:
- Indiener: H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-11-18 10:16: Begroting Buitenlandse Zaken (V) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-11-25 12:30: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-12-02 13:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-07 17:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken op 17 november jl.
De minister van Buitenlandse Zaken, |
---|
H.P.M. Knapen |
---|
Vragen van het lid de Roon (PVV)
Vraag 1
Hoe denkt de minister landen van herkomst en transit aan te pakken die niet meewerken aan terugkeer? Is de minister bereid de oproep van de PVV over te nemen en het uitzetten van vreemdelingen zonder status tot een nieuw en fris kernelement te maken van ons buitenland beleid?
Antwoord
Het gebrek aan medewerking aan terugkeer door sommige landen is een zorg voor het kabinet. Het is een complex proces, waarbij ook praktische problemen spelen, zoals gebrek aan medewerking van de vreemdeling zelf en de reisbeperkingen vanwege Covid-19.
Het kabinet staat voor een integrale aanpak van migratie, zowel bilateraal als in EU-verband, met inzet van alle relevante instrumenten. Natuurlijk ook met het oog op de effectiviteit en proportionaliteit.
Migratie is onderdeel van de bredere, politieke relatie die we met die landen hebben. Ook andere Nederlandse prioriteiten worden daar in meegewogen. Het kabinet werkt er voortdurend aan om de migratiesamenwerking, waaronder op het terrein van terugkeer, met derde landen te versterken en verbeteren, zowel bilateraal als op EU-niveau. In de Kamerbrief in reactie op de motie Becker is eerder uiteengezet op welke manier het kabinet hier invulling aan geeft. Waar de samenwerking niet verbetert worden ook stappen gezet. Zo is er op EU-niveau mede dankzij inzet van NL een gezamenlijk instrument, artikel 25bis van de Visumcode. De eerste maatregelen daarbinnen zijn aangenomen tegen Gambia, voor het onvoldoende meewerken aan terugkeer. Dit is een bescheiden eerste stap, maar het laat zien dat het instrument daadwerkelijk ingezet wordt. Het gaat daarbij uiteindelijk om het verbeteren van de terugkeersamenwerking. Alleen al door het proces en de gevoerde dialoog wordt met dit instrument gedragsverandering aangemoedigd.
Vraag 2
Wil de minister zich sterk maken voor opheffing van of opschorting van de financiering van UNRWA?
Antwoord
UNRWA verleent humanitaire hulp en basisvoorzieningen aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen en is daarmee van essentieel belang voor opvang in de regio. Korten op het budget van UNRWA zou kunnen leiden tot een verslechtering van de humanitaire situatie, en tot verdere spanningen en instabiliteit in de regio. Gezien dit grote belang steunt Nederland de voortzetting van deze hulpverlening. Ook een groot aantal EU-lidstaten, evenals de VS, het VK en Canada, steunt UNRWA.
Vraag 3
Hoe gaat Nederland de zorgwekkende ontwikkelingen in Iran t.a.v. het nucleaire akkoord aankaarten? Is de minister het ermee eens dat een harde, stevige en duidelijke onderhandelingstactiek richting Iran moet worden gehanteerd? Hoe ziet de minister het risico dat Iran de āsalamitacktiekā toepast om geld binnen te halen, sancties weg te krijgen en de totstandkoming van een echt akkoord te vertragen.
Antwoord
De onderhandelingen liggen sinds juni stil. De bal ligt bij de Iraniƫrs om terug te keren naar de onderhandelingstafel. Op 29 november komt de Joint Commission van het JCPOA (nucleaire akkoord) bijeen om de onderhandelingen te hervatten.
In onze gesprekken met Iran roept Nederland Iran dringend op geen verdere escalerende stappen te nemen en de onderhandelingen in Wenen te hervatten. Ook doet Nederland dit via alle mogelijke diplomatieke kanalen, zowel via de VN in Wenen, bij de bestuursraad van het IAEA als via de EU.
Nederland maakt zich ernstige zorgen over de recente Iraanse stappen. Deze zorgen worden ook gedeeld door onze bondgenoten. Tijdens de G20 van oktober jl. presenteerden de leiders van Duitsland, Frankrijk, het VK en VS een gezamenlijk verklaring over Iran/JCPOA. In dit statement verklaarden Duitsland, Frankrijk, het VK en VS gecommitteerd te blijven aan het voorkomen van Iraanse kernwapens. Ook uitten ze hun zorgen over de laatste nucleaire Iraanse stappen. Verder spraken ze hun ongenoegen uit over de verslechterde samenwerking van Iran met het IAEA en deden ze een oproep aan Raisi om terug te keren naar de onderhandelingstafel. Het kabinet onderschrijft de toon en inhoud van deze verklaring.
Nederland is geen deelnemer aan de onderhandelingen over het JCPOA, dus het is niet aan ons om de onderhandelingstactiek van de onderhandelende partijen te bepalen. Wel benadrukt Nederland in de EU het belang van afspraken met Iran die zijn gebaseerd op een sterk verificatieregime op het nucleaire programma en niet louter op vertrouwen. We maken ons eveneens zorgen over het ballistische raket programma van Iran, maar maken geen onderdeel uit van de onderhandelingen over de hervatting van het JCPOA.
Vraag 4
Waarom houdt Nederland Iran uit de wind m.b.t. sancties? Waarom geen sancties tegen Raisi? Wat zegt dit over de geloofwaardigheid van het Nederlandse mensenrechtenbeleid?
Antwoord
De EU heeft uitgebreide sancties van kracht tegen Iran waaronder
een aanzienlijk mensenrechtensanctieregime. Onder dit regime zijn aan 93
personen en entiteiten sancties opgelegd en geldt een inreisverbod en
bevriezing van tegoeden. Ieder jaar wordt dit regime herzien en worden
indien opportuun toevoegingen gedaan op basis van openbaar aanwezige
bewijslast. In april 2021 zijn er elf personen en entiteiten toegevoegd
aan dit regime. Hiermee is het een geloofwaardig en functionerend
element van het Nederlandse en Europese beleid ten aanzien van
mensenrechten in Iran.
Vraag 5
PVV roept op tot sancties aan Iran voor het leveren van drones aan
milities. Is de minister bereid hiervoor te pleiten of deze in te
stellen?
Antwoord
Nederland maakt zich zorgen over de vaak destabiliserende rol die Iran
speelt in de regio o.a. middels politieke en militaire steun aan
niet-statelijke organisaties. Hier spreekt NL Iran met regelmaat op
aan.
Er is reeds een breed scala aan EU-sancties van kracht tegen Iran, waaronder tegen het Iraanse ballistische raketprogramma en massavernietigingswapens. Deze regimes worden periodiek herzien en indien opportuun aangevuld.
Het kabinet acht het waarschijnlijk dat Iran, ofwel direct ofwel via proxies, achter een aantal drone-aanvallen zit in de regio de afgelopen jaren, waaronder een aanval op olie-installaties in Saoedi-Arabiƫ in 2019. Dergelijke aanvallen veroordeelt Nederland categorisch en Nederland spreekt Iran daar ook op aan.
Vraag 6
Wat is het standpunt van het kabinet t.a.v. het verzoek van de Taliban om de Afghaanse banktegoeden vrij te geven? Houdt Nederlandse Centrale Bank en de Europese Centrale Bank Afghaanse tegoeden vast en zo ja, hoeveel?
Antwoord
Het bevriezen van financiƫle tegoeden hangt samen met de implementatie van sancties. De Nederlandsche Bank (DNB) ziet toe op de kwaliteit van de bedrijfsvoering van individuele banken om sanctiebeleid na te komen. Centrale banken, zoals DNB en de Europese Centrale Bank, bevriezen zelf geen tegoeden. Er staan geen Afghaanse tegoeden bij DNB, als zich al dergelijke tegoeden in Nederland bevinden staat dit bij private banken. Aangezien het hier gaat om VN-sancties, is het de VNVR of het betrokken VN-sanctiecomitƩ, bestaande uit alle leden van de VNVR, dat beslist over het opheffen van sancties en daarmee het vrijgeven van bevroren tegoeden. NL is niet bij deze besluitvorming betrokken. Dat laat onverlet dat wat het kabinet betreft het opheffen van sancties en daarmee het vrijgeven van bevroren tegoeden in de huidige context niet wenselijk is.
Vraag 7
Wat zijn de implicaties voor de regionale en internationale veiligheid van de recente vrijlating van duizenden terroristen uit Pakistaanse gevangenissen? Is de regering alert op de ontwikkelingen in de rol Pakistan in de regio?
Antwoord
Het kabinet hecht een groot belang aan de rol van de regio voor de toekomst van Afghanistan en beseft dat Pakistan hier een belangrijke rol in speelt. In alle gesprekken van Nederland en de EU met Pakistan wordt aandacht van Pakistan gevraagd voor veiligheid en stabiliteit in Afghanistan en de regio, ook in het belang van Pakistan zelf. Daarnaast volgt Nederland de binnenlandse ontwikkelingen in Pakistan nauwgezet, en blijft hierover in gesprek met de Pakistaanse autoriteiten. De Pakistaanse overheid heeft te maken met invloeden op de maatschappij van religieuze organisaties, waarbij het belangrijk is om onderscheid te maken tussen de conservatief-religieuze massaorganisatie TLP en de Pakistaanse Taliban (TTP). Als gevolg van een deal tussen de Pakistaanse regering en de TLP is de meerderheid van honderden TLP-aanhangers die de afgelopen weken waren gearresteerd wegens geweldpleging, o.m. tegen politieagenten, inmiddels vrijgelaten. Ook is TLP-leider Saad Rizvi door Pakistan van de terreurlijst afgehaald, maar hij zit nog vast. Saad Rizvi is de zoon van de in november 2020 overleden oprichter van de TLP, Khadim Hussein Rizvi, die een doodsbedreiging (fatwa) tegen de heer Wilders uitsprak. Zoals eerder aangegeven door toenmalig Minister Blok zijn bedreigingen van politici onacceptabel. Het kabinet keurt deze dan ook uitdrukkelijk af en heeft dit ook aan de Pakistaanse autoriteiten overgebracht. Momenteel vinden er onderhandelingen plaats tussen de Pakistaanse regering en de Pakistaanse Taliban. Het is echter nog onbekend of strijders van de Pakistaanse Taliban zullen worden vrijgelaten. Ook deze ontwikkelingen volgt Nederland nauwgezet.
Vragen van het Lid Brekelmans (VVD)
Vraag 1
Naast druk op Belarus moet de EU druk blijven uitoefenen op herkomstlanden om geen mensensmokkel toe te staan. Kan de minister de berichten bevestigen dat in toenemende mate herkomstlanden, waaronder Irak, vluchten naar Belarus tegenhouden?
Leiden de inspanningen van de EU al tot het gewenste resultaat? Is de minister bereid om hardere drukmiddelen in te zetten tegen deze herkomstlanden als ze mensenrechtensmokkel niet willen blokkeren en geen onderdanen terugnemen, zoals bijvoorbeeld het stoppen van handelsvoordelen? Deelt de minister de analyse dat we als EU onze economische macht moeten durven inzetten?
Antwoord
De Iraakse regering heeft inderdaad inmiddels aangegeven, mogelijk al vanaf 18 november, een vlucht vanuit Belarus te verzorgen, terug naar Irak, voor migranten die op vrijwillige basis willen terugkeren. Het is nog onduidelijk om hoeveel mensen het hier zal gaan, maar het is een eerste, positieve stap. Nederland steunt de inspanningen van de Europese Unie om landen van herkomst en transit te bewegen de stroom migranten naar Belarus te beperken en in te dammen. Daar waar mogelijk en opportuun sluiten Nederlandse diplomaten aan bij deze gesprekken.
Deze inspanningen, hoewel recent gestart, beginnen tot resultaten te leiden. Landen als Turkije, Jordaniƫ en de Verenigde Arabische Emiraten hebben inmiddels aangegeven vluchten te zullen stoppen of beperken, visa goed te controleren en de stroom van personen van bepaalde nationaliteiten in te perken. Het is nog te vroeg om zichtbare resultaten te zien maar het zijn eerste en hoopvolle ontwikkelingen. Het kabinet zal deze ontwikkelingen vanzelfsprekend nauwlettend volgen.
Vraag 2
Wat gebeurt er als Nederland ontwricht wordt door een grote cyber aanval vanuit de Russische Federatie of China? Weten we dan wat er moet gebeuren? Hoe reageert BZ op zoān moment? Welke diplomatieke middelen worden er dan ingezet? Hoe zorgen we dat we in een mum van tijd tot een gezamenlijk antwoord met onze bondgenoten komen?
Liggen er draaiboeken met verschillende scenarioās klaar als dit gebeurt? Vinden er simulaties plaats en is BZ hier goed op aangesloten?
Antwoord
Cyberdreigingen worden steeds complexer, dwingender, frequenter en destructiever. Het kabinet acht het daarom inderdaad van belang te blijven inzetten op internationale samenwerking en het versterken van onze cybercapaciteit.
Diplomatiek optreden tegen ongewenste statelijke cyberoperaties, bij voorkeur internationaal gecoƶrdineerd of in coalitieverband met gelijkgezinde landen bijvoorbeeld via de EU en NAVO, kan een effectief middel zijn ter bestendiging van de internationale rechtsorde en (inter)nationale veiligheidsbelangen. Het kabinet zet daarom ook in op een versterking van de capaciteit om diplomatiek en politiek effectiever te kunnen reageren op ondermijnende cyberoperaties. Op nationaal niveau is hiertoe, onder voorzitterschap van BZ, het interdepartementaal responskader opgericht. Dit sluit nauw aan op EU-processen. Op EU-niveau is er een EU Cyber Diplomacy Toolbox ontwikkeld, welke tevens een cybersanctieregime bevat. Op regelmatige basis worden er cyberoefeningen uitgevoerd waarbij tevens aandacht is voor de diplomatieke respons.
Naast de diplomatieke respons werkt het kabinet ook aan het waarborgen van de digitale weerbaarheid van Nederland via de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA). De NCSA kent verschillende sporen aan generieke maatregelen om het niveau van de weerbaarheid te verhogen. Onderdeel van het opbouwen van digitale weerbaarheid is zowel zorgen dat aanvallers niet slagen in hun aanpak, maar ook het snel kunnen herstellen als aanval wel verder komt. Het oefen- en testprogramma helpt bij voorbereid zijn op aanvallen, reageren en herstellen, zoals eerder aan uw Kamer gemeld (zie Kamerbrief versterkingsprogramma bij aanbieding WRR-rapport).
Vraag 3
Uit een recente IOB evaluatie naar ons contra-terrorisme beleid bleek dat we niet zo goed kunnen vaststellen wat het effect is van de projecten die we doen. Dat we niet zo goed weten wat wel en wat niet werkt. Graag een reactie van de minister hierop.
Antwoord
Zoals de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie concludeert in de evaluatie āChanging needs ā need for change: integrating responses to extremist threatsā is het effect van interventies gericht op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme lastig vast te stellen. Zoals ook uiteengezet in de Kamerbrief (Kamerstuk 27925-858) die uw Kamer op 15 oktober jl. is toegekomen, is het hierbij belangrijk een onderscheid te maken tussen resultaten die niet of lastig meetbaar zijn, en een gebrek aan resultaten. Het voorkomen van gewelddadig extremisme is per definitie lastig meetbaar omdat het hier gaat om āproving a negativeā. Het aantonen van een direct effect van programma inzet op iets wat daardoor voorkomen wordt, bijvoorbeeld een terroristische aanslag, is immers zeer complex. Dit wil echter niet zeggen dat interventies geen effect sorteren. Zo hebben Nederlandse investeringen in het trainen van gevangenispersoneel in o.a. Uganda, TunesiĆ« en Marokko bijgedragen aan het vergroten van hun kennis en kunde om radicalisering bij gedetineerden te herkennen en aan te pakken. Een ander voorbeeld is de Nederlandse ondersteuning aan de overheden in o.a. Kenia, Irak en landen op de Westelijke Balkan bij het opstellen van hun nationale strategieĆ«n voor terrorismebestrijding. Dit heeft geleid tot erkenning in deze landen van het belang van het aanpakken van grondoorzaken van gewelddadig extremisme en het waarborgen van mensenrechten in terrorismebestrijding.
Niet alleen Nederland probeert de meetbaarheid van interventies te vergroten om meer inzicht te kunnen krijgen in resultaten. Ook internationaal wordt er, in het licht van 20 jaar na 9/11 en de recente gebeurtenissen in Afghanistan, gezocht naar manieren om inzichtelijk te maken wat inzet op het voorkomen en bestrijden van gewelddadig extremisme concreet oplevert. Zo wordt er geĆÆnvesteerd in het ontwikkelen en verbeteren van instrumenten om de meetbaarheid van de effecten van de inzet op het voorkomen en bestrijden van gewelddadig extremisme te vergroten. Ook onderzoekt BZ de mogelijkheden om verdiepend internationaal onderzoek te financieren en is er begonnen met het aanleggen van een database van best practices. Het belang van het vergroten van de meetbaarheid van de programma inzet wordt door Nederland consequent aan de orde gesteld in internationale fora als het Global Counterterrorism Fund (GCTF), het Global Engagement and Resilience Fund (GCERF) en de EU.
Vraag 4
Na het terugtrekken van de troepen hebben Nederland, en ook de VS en de NAVO aangegeven dat het een belangrijke prioriteit blijft dat Afghanistan geen vrijhaven voor internationaal terrorisme wordt. Dit zou voortaan op afstand bestreden moet worden met zogenaamde āover the horizonā capaciteit. Hierover staat niks in de laatste Afghanistan brief. Wordt hier op dit moment nog wel concreet invulling aan gegeven? Zo ja, hoe en is dit voldoende?
Antwoord
Met de machtsovername door de Taliban bestaat het gevaar dat Afghanistan op termijn weer een uitvalsbasis wordt voor terroristische groeperingen. Het heeft voor Nederland, onze partners en bondgenoten hoge prioriteit dat dit niet gebeurt. Hier is binnen de NAVO, EU en de Anti-ISIS Coalitie bijzondere aandacht voor. De VS heeft aangegeven voldoende capaciteiten in de regio beschikbaar te houden om een eventuele heropleving van de dreiging tegen te gaan.
Het is van belang om richting Taliban de boodschap te blijven herhalen dat een dergelijke terroristische dreiging vanuit Afghanistan niet geaccepteerd zal worden. In overleg met partners zal nader overwogen moeten worden welke instrumenten naast politieke kunnen worden ingezet om deze boodschap extra kracht bij te zetten.
Daarnaast is het voor de NAVO en bondgenoten nodig om contacten hierover te onderhouden met landen in de regio en andere landen die een rol van betekenis in Afghanistan willen spelen, waaronder Rusland, China en India. Ook zij hebben baat bij een stabiel Afghanistan waar geen terroristische dreiging vanuit gaat.
Vraag 5
Is de minister bereid om samen met collegaās meer onderzoek te doen naar Chinese investeringen in Nederland?
Antwoord
Zoals reeds in de Nota āNederland-China een Nieuwe Balansā (Kamerstuk 35207-1) aangegeven is het kabinet zich bewust van de mogelijke veiligheidsrisicoās van buitenlandse investeringen. Dit geldt overigens niet alleen voor investeringen uit China. We gaan uit van dreigingen, ongeacht waar deze vandaan komen. Daarom zijn de responskaders landenneutraal.
Er is reeds onderzoek gedaan naar Chinese investeringen in Nederland. Door data van de Nederlandsche Bank en het CBS hebben we een algemeen beeld van Chinese investeringen en de activiteiten van Chinese bedrijven in Nederland. Dat neemt niet weg dat het soms lastig is in te schatten in welke mate de Chinese staat invloed uitoefent op Chinese investeerders en dat de kennis over de activiteiten van dochterondernemingen van Chinese bedrijven beperkt is. Dit benadrukt het belang om onderzoek te blijven doen en dat te verdiepen. In dit verband onderkent het Kabinet ook het belang van kennisopbouw en informatie-uitwisseling op nationaal en internationaal terrein en het zoveel mogelijk samenbrengen van informatie over buitenlandse investeringen.
Er zijn recentelijk diverse stappen genomen op nationaal en EU-niveau om buitenlandse investeringen te toetsen en informatie-uitwisseling over investeringen te verbeteren. Zo heeft het Kabinet op 30 juni 2021 de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo) aangeboden aan de Tweede Kamer. Op EU-niveau is er sinds oktober 2021 een screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen operationeel. Middels dit instrument wisselen EU lidstaten informatie uit over trends in buitenlandse investeringen en economische veiligheid.
Vraag 6
In AustraliĆ« hebben ze een publiek registratiesysteem / overzicht van āagents of foreign influenceā. Zou de minister willen inventariseren of de Australische oplossing door Nederland kan worden overgenomen? Zou hij de Kamer hier op korte termijn over willen informeren?
Antwoord
In Nederland streven we een open samenleving na. Dit betekent dat iedereen activiteiten in de publieke ruimte kan ontplooien of artikelen kan publiceren. In eerste instantie zouden die berichten en activiteiten op hun eigen merites in het publieke debat beoordeeld en tegengesproken moeten worden.
Het is de vraag of een verplichte registratie voor personen en organisaties met betrekking tot belangenbehartiging van statelijke actoren een effectief en proportioneel additioneel middel is om eventuele ongewenste statelijke invloeden in het publieke debat tegen te gaan. Dat neemt niet weg dat het kabinet mogelijke goede voorbeelden in het buitenland meeneemt in de afwegingen op dit gebied. In dit kader heeft het kabinet reeds contact met Australiƫ over hun ervaringen met verplichte registratie.
Vraag 7
Kan de Minister aangeven hoe het staat met het aangekondigde wetsvoorstel om spionage strafbaar te stellen?
Antwoord
Op dit moment wordt door de minister van JenV, in afstemming met de betrokken organisaties en departementen, gewerkt aan het opstellen van een wetsvoorstel om de strafbaarheid van spionage uit te breiden. Het streven van de minister van JenV is het wetsvoorstel begin 2022 in consultatie te geven.
Vraag 8
Kan de minister aangeven hoe hij invulling gaat geven aan de eerder ingediende motie om het tegengaan van inmenging onderdeel uit te laten maken van het mensenrechtenbeleid?.
Antwoord
De verantwoordelijkheid voor uitvoering van het beleid terzake in Nederland ligt niet bij de Minister van Buitenlandse Zaken, maar bij SZW, JenV en BZK. BZ is met deze ministeries in overleg over invulling van deze motie, mede in het licht van staand beleid bijvoorbeeld met betrekking tot rapportages van o.a. AIVD en NCTV dreigingsbeeld Statelijke dreigingen en het Nationaal Actieplan Mensenrechten 2020 daar waar het gaat om mensenrechten in NL.
Vragen van het Lid van Dijk (SP)
Vraag 1
Is het nodig om meer miljarden in Defensie te investeren?
Antwoord
Er is structureel ruim ā¬5 miljard extra nodig om toe te groeien naar de 2% NAVO norm, zoals we hebben toegezegd in Wales in 2014, en zoals onze bondgenoten van ons verwachten. In de Defensievisie afgelopen jaar is bovendien beschreven dat als we alles zo goed mogelijk inrichten er structureel ā¬ 13 miljard tot ā¬ 17 miljard extra nodig is. Om toe te groeien naar het gemiddelde van Europese bondgenoten (plus minus 1,85% BNP in 2024) is minimaal 4 miljard extra aan structurele investeringen nodig. Als er geen geld bij komt, moeten ingrijpende keuzes worden gemaakt om te bepalen wat Defensie wel en niet meer doet.
De complexe en verslechterende veiligheidsomgeving en de toename van het aantal en de diversiteit aan dreigingen vergen dat Nederland een grotere verantwoordelijkheid neemt voor de eigen veiligheid. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op onze Defensie voor crises met meer verschillende oorzaken, nationaal en internationaal, 24/7.
De financiƫle ruimte op onze defensiebegroting is mede bepalend voor hoe Europese landen hun defensiesamenwerking vormgeven, en hoe zij gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor onze Europese veiligheid, op een manier die ook de NAVO versterkt.
Vraag 2
Hoe kan de naleving van de exportregels naar landen die mensenrechten schenden strikter worden gehandhaafd? En hoe kan het kabinet voorkomen dat Nederland als belastingparadijs wordt gebruikt voor het doorsluizen van meer dan 10 mln Euro door internationale wapenbedrijven?
Antwoord
Nederland wil geen goederen of technologie leveren die kunnen bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Daarom toetsen we vergunningaanvragen voor uitvoer naar gevoelige bestemmingen zeer zorgvuldig en strikt aan de acht EU-wapenexportcriteria. Wanneer daar aanleiding toe is, dan scherpen we op nationaal niveau ons beleid nog verder aan. Zo geldt er een āpresumption of denialā beleid t.a.v. uitvoer naar de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-ArabiĆ« vanwege hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Jemen.
Wanneer uit de toetsing aan de EU-wapenexportcriteria en eventueel aanvullend nationaal beleid blijkt dat er een duidelijk risico bestaat dat de goederen ingezet worden voor mensenrechtenschendingen wordt geen vergunning verleend en gaat de transactie niet door. Bij uitvoer naar gevoelige bestemmingen wordt daar zeer zorgvuldig en kritisch naar gekeken.
Als echter blijkt dat zoān risico niet bestaat en de goederen voorzien in een legitieme veiligheidsbehoefte, dan kan de vergunning worden verleend. Exportcontrole is immers geen politieke strafmaatregel, maar gericht op het voorkomen van misbruik. Ook landen met een zorgelijke mensenrechtensituatie kunnen immers een legitieme veiligheidsbehoefte hebben. En wanneer zij, bijvoorbeeld, in een volatiele regio terrorisme bestrijden, is dat ook in het Nederlands veiligheidsbelang.
Exportcontrole is niet bedoeld om landen aan te spreken op mensenrechtenschendingen, en het is daartoe ook geen effectief middel. Landen die mensenrechten schenden spreken we aan via andere kanalen. Bijvoorbeeld in de Mensenrechtenraad of in bilaterale gesprekken. Soms leggen we ook sancties op, in VN- of EU-verband om maximum effect te bereiken.
Aanpak van belastingontwijking is een speerpunt van dit kabinet. Afgelopen jaren heeft het kabinet verschillende maatregelen op nationaal niveau genomen. Daarnaast steunt Nederland internationale initiatieven om tot een verder gecoƶrdineerde aanpak van belastingontwijking te komen, bijvoorbeeld op het gebied van winstbelasting.
Maatregelen tegen belastingontwijking zijn het terrein van het ministerie van Financiƫn. Voor meer details over deze maatregelen verwijs ik naar de antwoorden op de door u gestelde Kamervragen [Kamerstuk 2021D31627 van 1 september].
Vraag 3
IsraĆ«l heeft recent 6 NGOās op de terreurlijst gezet. Is de minister het ermee eens dat dit onaanvaardbaar is voor een democratie?
Antwoord
Nederland neemt het zeer serieus dat IsraĆ«l 6 Palestijnse NGOās op een nationale terrorismelijst heeft geplaatst. Dit is een zeer ingrijpend besluit, dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou mogen worden. Nederland heeft, net als de EU en overige donoren, IsraĆ«l verzocht om alle beschikbare informatie te delen die ten grondslag ligt aan dit besluit. Die informatie kan via de daarvoor geĆ«igende kanalen worden gedeeld. Dit verzoek is gedaan en op dit moment is de informatie nog niet ontvangen. Nederland heeft eerder informatie ontvangen van IsraĆ«l, maar dat gaf toen geen aanleiding om het Nederlandse standpunt richting betrokken NGOās te herzien. Nederland wacht de aanvullende IsraĆ«lische informatie af. Het is daarom te vroeg om nu een oordeel te geven over het IsraĆ«lische besluit. Het is begrijpelijk dat de betrokken organisaties zich zorgen maken over de beschuldigingen, die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de NGOās. De zes organisaties vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld. Dat maatschappelijke middenveld verdient alle steun van NL en andere donoren, omdat civil society een belangrijke rol speelt bij het levensvatbaar houden van de twee-statenoplossing. Ā
Vragen van het Lid Sjoerdsma (D66)
Vraag 1
Is de minister ook van mening dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn capaciteit en mensen meer zou moeten inzetten met een focus op de nabije regio, met name de Balkan?
Antwoord
De landen in de nabije regio zijn voor Nederland van direct en groot belang en de ontwikkelingen aldaar worden goed gevolgd. Ontwikkelingen in delen van de Balkan zijn zorgelijk en vereisen voortdurende aandacht van het ambtelijk apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast speelt ook het EU uitbreidingsdossier waarbij Nederland ontwikkelingen in het hervormingsproces in de (potentiele) kandidaat-lidstaten nauwlettend monitort. Deze taken geschieden in samenspel tussen de verschillende relevante directies van het ministerie, de posten in de Balkan regio, onze permanente vertegenwoordiging in Brussel en drie regionale netwerken (Rule of Law; stabiliteit; veiligheid) op de posten. Dat geldt ook voor de landen van het oostelijk en het zuidelijk partnerschap.
Vraag 2
Volgens de fractie van D66 moeten afhankelijkheden (van onder meer gas) worden afgebouwd. Hoe beziet de minister het feit dat Nederland enerzijds kritisch is op Rusland maar dat Rusland tegelijkertijd ons kan chanteren via Gas?
Antwoord
Het kabinet blijft zich terdege bewust van de risicoās die verbonden zijn aan de grote afhankelijkheid van energieleveranties uit Rusland, vooral aan (pijpleiding-) gas. Mede daarom zet het kabinet in EU-verband in op een sterke interne Europese energiemarkt en de verdere diversificatie van bronnen, leveranciers en aanvoerroutes. Er zijn positieve resultaten geboekt (zo kan de EU nu inmiddels in ruim 40% van haar gasimport voorzien via LNG-terminals en zijn er sinds vorig jaar geen EU-lidstaten meer afhankelijk van Ć©Ć©n gasleverancier), maar tegelijk is verdere diversificatie nodig, vooral ook via de energietransitie.
Wel is het zaak om oog te blijven houden voor het belang van functionele samenwerking met Rusland op energiegebied, zoals uiteengezet in Rusland-strategie van het kabinet (Kamerstuk: 35373, nr. 1) en de Kamerbrief over strategische afhankelijkheden in het energie-domein (Kamerstuk 2021D05919).
Aan de huidige hoge gasprijzen ligt een combinatie van vraag- en aanbodfactoren ten grondslag. Wat betreft Rusland is het zo dat Gazprom voldoet aan zijn contractuele verplichtingen voor gasleveringen aan de EU, maar wel meer gas zou kĆŗnnen leveren. Gasaanbieders, ongeacht uit welk land, kunnen hiertoe echter niet worden gedwongen. N.a.v. de hoge energieprijzen heeft de Europese Commissie, zoals aangekondigd in haar toolbox van 13 oktober jl., onderzoeken geĆÆnitieerd door de Europese energie-instanties met als kernvraag of er nu voldoende borging is voor de energiezekerheid. Het kabinet vindt het zaak om de onderzoeksresultaten af te wachten en als basis te gebruiken voor verdere besprekingen in EU-verband. Recent hebben de minister en staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer een brief gestuurd over gasprijzen en het functioneren van de internationale gasmarkt (Kamerstuk 29023-276) en er volgt nog een BNC-fiche over bovengenoemde toolbox.
Vraag 3
Is de minister ook van mening dat nabestaanden en mensenrechtenorganisaties moeten worden betrokken bij de samenstelling van de EU-mensenrechtensanctieregime lijsten?
Antwoord
Ja, Nederland pleit in EU-verband stelselmatig voor het betrekken van nabestaanden en mensenrechtenorganisaties bij het EU-mensenrechtensanctieregime, en is voornemens in dat verband ook op nationale titel initiatieven te ontplooien. Hierop wordt nader ingegaan in de brief naar aanleiding van de toezegging aan het lid Van der Lee om terug te komen op de sanctiecapaciteit binnen de Rijksoverheid, die uw kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling toe is gegaan (Kamerstuk 2021Z20550).
Vraag 4
Wordt het noodfonds voor journalisten in het buitenland voortgezet?
Antwoord
Het subsidiebeleidskader Veiligheid van journalisten 2021-2022 geeft uitvoering aan het amendement Sjoerdsma over middelen ter ondersteuning van journalisten in nood (Kamerstukken II, 2020/21, 35570 V, nr. 16). De subsidie wordt verstrekt aan de Nederlandse organisatie Free Press Unlimited die een noodfonds voor journalisten beheert. Dit programma loopt tot december 2022.
Op dit moment wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw subsidiebeleidskader voor het Mensenrechtenfonds. Een fonds voor journalisten in nood wordt meegenomen in de vormgeving van dit nieuwe beleidskader. Dit subsidiebeleidskader wordt begin 2022 gepubliceerd.
Vraag 5
Is het mogelijk om vanuit Nederland met een financiƫle bijdrage abortus voor Poolse vrouwen elders mogelijk te maken, desnoods in Nederland?
Antwoord
Vrouwenrechten, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn belangrijke prioriteiten voor Nederland. In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich actief in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige abortus.
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland terecht voor een veilige abortus. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen hiervan gebruik. In 2018 kwamen bijna 250 van deze vrouwen uit Polen. Het is mogelijk dat dit aantal hoger zal worden als gevolg van de nieuwe Poolse wetgeving.
De Nederlandse Zorgautoriteit heeft maximumtarieven vastgesteld voor abortusbehandelingen voor niet in Nederland verzekerde vrouwen. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 480 tot 930 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken in praktijk ook gebruik.
Vraag 6
We wachten nog steeds op een structureel onderzoek van 3 onderzoeksinstellingen om een definitieve versie te krijgen van wat zich in postkoloniaal Indonesiƫ heeft afgespeeld. Hoe kijkt de regering naar dat proces?
Antwoord
Op 17 februari 2022 presenteren de onderzoekers van NIOD, KITLV en NIMH de uitkomsten van het onafhankelijke historisch onderzoek āDekolonisatie, Geweld en Oorlog in IndonesiĆ«, 1945-1950ā. Het kabinet zal de uitkomsten bestuderen en de Tweede Kamer vervolgens informeren over het Kabinetsstandpunt hierover.
Vraag 7
Israƫl heeft een zestal gerespecteerde Palestijnse organisaties aangemerkt als terroristische organisatie. Wat is de reactie van de minister?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 3 van het lid Van Dijk van de SP.
Vraag 8
Kan de minister duidelijk maken dat Nederland pal zal staan voor buitenlandse journalisten in Rusland en zich ervoor zal inzetten dat deze groep niet wordt aangemerkt als buitenlandse agent?
Antwoord
Het is zorgelijk dat het werk van onafhankelijke media en journalisten in Rusland steeds verder wordt ingeperkt. Dit betreft steeds vaker ook buitenlandse media en journalisten. Dat is onacceptabel. Die lijn zal Nederland consequent blijven uitdragen.
De zogenaamde ābuitenlandse agentā-wetgeving heeft grote gevolgen voor zowel Russische als buitenlandse media en journalisten, maar bijvoorbeeld ook voor mensenrechtenorganisaties zoals Memorial. Het kabinet spreek zich hier regelmatig over uit en zal dat blijven doen.
Nederland staat wereldwijd pal voor de vrijheid van meningsuiting, de veiligheid van journalisten en mensenrechtenverdedigers.
Vragen van het Lid Piri (PvdA)
Vraag 1
Waar blijven de extra fondsen om strijders voor mensenrechten, vrije pers, en een onafhankelijke rechtsspraak te ondersteunen in landen als Polen en Hongarije?
Antwoord
Nederland investeert vanuit meerdere fondsen in totaal meer dan EUR 400.000 (EUR 225.000 uit het Programma Ondersteuning Buitenlandbeleid en EUR 197.000 uit het Mensenrechtenfonds) in de versterking van de rechtsstaat in EU lidstaten waar zorgen omtrent de staat van de rechtsstaat zijn, waaronder Polen en Hongarije. Nederland ondersteunt via projecten die uit deze fondsen gefinancierd worden het maatschappelijk middenveld in deze EU lidstaten, met projecten gericht op o.a. het monitoren van rechtsstatelijke ontwikkelingen, gelijke rechten voor LHBTI, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en persvrijheid. Nederland is Ć©Ć©n van de weinige EU lidstaten die dergelijke programmaās kent. Daarnaast investeert ook de EU middels het Justitie, Rechten en Waarden programma fors in de rechtsstaat in EU lidstaten. Het bilaterale budget wordt door het kabinet, afgezet tegen alle andere budgettaire prioriteiten, beschikbare capaciteit en absorptiecapaciteit, toereikend geacht.
Vraag 2
In Belarus is sprake van een nieuwe hybride vorm van oorlogsvorming aan de grens. Is de minister bereid om zich op korte termijn, in Brussel, in te zetten voor de hervorming van het zogenaamde artikel 42.7 (bijstandsbeginsel) om dit artikel ook van toepassing te maken op dreigingen van de 21ste eeuw?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het belang van de verdere gedachtevorming over artikel 42.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). In Europees verband zet Nederland bijvoorbeeld in op scenario exercities om tot beter gedeeld begrip te komen van de omstandigheden waaronder dit artikel kan worden ingeroepen. Tegelijkertijd staat het lidstaten vrij om zelf te bepalen wanneer zij artikel 42.7 inroepen, en zodra er consensus is onder de lidstaten [dat er sprake is van een gewapende aanval of onmiddellijk dreigende gewapende aanval] hebben zij de plicht de lidstaat bij te staan met alle middelen die zij tot hun beschikking hebben.
Het kabinet is van mening dat de bijstandsclausule naast aanvallen met conventionele wapens ook cyberattacks of hybride aanvallen kan omvatten, wanneer de ernst en gevolgen ervan vergelijkbaar zijn met die van een gewapende aanval met conventionele of onconventionele wapens. Dit zal altijd in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld. Een hervorming van artikel 42.7 zodat het van toepassing kan zijn op hybride aanvallen is derhalve niet nodig. Het kabinet zal het standpunt blijven uitdragen dat artikel 42.7 van toepassing kan zijn op gewapende aanvallen van conventionele aard als van niet-conventionele of hybride aard.
Vraag 3
10 Jaar na ondertekening zijn er nog steeds 6 EU lidstaten die de Istanbul conventie niet geratificeerd hebben. Is het kabinet bereid deze conventie nieuw leven in te blazen en een offensief te starten om tegen gaan van geweld tegen vrouwen weer op de EU agenda zetten?
Antwoord
Nederland hecht veel waarde aan het Verdrag van Istanbul, een zeer belangrijk instrument in de strijd tegen geweld tegen vrouwen en meisjes en huiselijk geweld.
Het kabinet maakt zich hard voor ratificatie van het Verdrag van Istanbul door alle lidstaten van de Raad van Europa, inclusief de lidstaten van de Europese Unie en de EU zelf die het Verdrag nog niet hebben geratificeerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld in bilaterale contacten en binnen internationale fora.
Ook werd op 11 mei jl. het 10 jarig bestaan van het Verdrag van Istanbul aangegrepen om de publieke bekendstelling van het Verdrag een impuls te geven, waaraan ook Nederland heeft bijgedragen.
Het kabinet zal zich doorlopend blijven inzetten voor brede bekendstelling van het verdrag en ratificatie door de andere lidstaten.
Vraag 4
Waar blijft actie van het kabinet op mensenrechten in het Rif-gebied in Marokko? Wanneer komt de toegezegde brief van het kabinet waarin de Nederlandse inzet op dit onderwerp staat?
Antwoord
Aan uw Kamer is inderdaad eerder de toezegging gedaan om een brief te sturen over de relatie met Marokko in den brede, waarbij ook ingegaan zal worden op de mensenrechtensituatie, inclusief de hirak-activisten. Eerder heb ik aangegeven deze brief zo snel mogelijk na de consultaties aan de Kamer te doen toekomen. Aangezien de consultaties deze week plaats hebben gevonden streef ik er naar de toegezegde brief uiterlijk begin december aan u toe te sturen.
Vraag 5
Hoe kan het dat de handel tussen Nederland en Belarus floreert na 4 achtereenvolgende sanctiepakketten? Is Nederland sancties aan het ontwijken? Wat gaat het kabinet doen om de geldstroom te stoppen?
Antwoord
In EU-verband zijn reeds 4 pakketten EU-sancties ingesteld tegen personen en bedrijven in Belarus. Daarbij gaat het om sancties tegen 166 personen en 15 entiteiten. Ook heeft de EU op 25 juni jl. sectorale economische sancties opgelegd die algemene beperkingen opleggen aan handel in bepaalde aardolieproducten,Ā kaliumchlorideĀ (āpotasā) en goederen die worden gebruikt voor de productie of vervaardiging vanĀ tabaksproducten. Ook deĀ toegang tot de kapitaalmarkten van de EUĀ wordt ingeperkt enĀ het verstrekken van verzekeringen en herverzekeringenĀ aan de Belarussische regering en Belarussische overheidsorganen en -instanties is verboden1. Bij het kabinet zijn geen signalen bekend dat Nederlandse bedrijven EU-sancties tegen Belarus ontwijken. De bevoegde overheidsinstanties zien toe op strikte implementatie van EU-sancties. Wanneer er vermoedens zijn van sanctie-overtredingen wordt altijd onderzoek gedaan en waar nodig handhavend opgetreden.
Het kabinet benadrukt dat de doelstelling van deze maatregelen is op het regime van Loekasjenko op gerichte wijze te raken met reisbeperkingen, tegoedenbevriezingen en handelsbeperkingen gericht tegen specifieke economische belangen van de staat. Het is niet de doelstelling van deze sancties om bilaterale handel met Belarus als geheel af te breken. Ook benadrukt het kabinet dat het op dit moment nog te vroeg is om het precieze effect op bilaterale handel te meten van de sectorale sancties die die EU op 24 juni heeft ingesteld, hiervoor is nog onvoldoende gedetailleerde data beschikbaar.
Het kabinet wijst er tevens op dat uit de meest recente cijfers van het CBS blijkt dat in de periode van januari 2021 tot en met augustus 2021 voor EUR 181 miljoen geĆÆmporteerd werd uit Belarus. Voor heel 2020 werd er voor EUR 237 miljoen geĆÆmporteerd uit Belarus.
Uw Kamer zal hierover conform toegezegd tijdens het commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 8 november nader schriftelijk worden geĆÆnformeerd.
Vraag 6
Hoe staat het met de uitvoering van de Motie Piri en van der Lee om minstens vijftig studiebeurzen ter beschikking te stellen voor Belarussische studenten in Nederland?.
Antwoord
Het kabinet werkt op dit moment aan de uitvoering van deze motie. Hierover is contact met verschillende organisaties om te bepalen hoe deze beurzen het beste ten goede kunnen komen aan die Belarussen die ze het hardst nodig hebben. Daarbij kijken we ook hoe deze beurzen het beste complementair gemaakt kunnen worden aan bestaande beurzenprogrammaās, zoals die van die EU. Op dit moment wordt aan de uitwerking gewerkt. Uw kamer wordt nader geĆÆnformeerd zodra dat mogelijk is.
Vragen van het Lid Mulder (CDA)
Vraag 1
Wat is de agenda van de minister ten aanzien van het versterken van de mondiale gezondheidszorg?
Antwoord
Het kabinet zet wereldwijd in op het versterken van gezondheidssystemen.Ā Onze inzet focust hierbij via internationale en maatschappelijke organisaties op Seksuele Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR), als essentieel onderdeel van het gezondheidssysteem in een land. De nadruk ligt op goede toegang tot basisgezondheid voor vrouwen, meisjes en gemarginaliseerde groepen. Zonder deze zorg hebben zij geen toegang tot anticonceptie, prenatale zorg of veilige abortus.Ā Nederland spant zich ook in om financiĆ«le duurzaamheid en efficiĆ«ntie van zorg te vergroten (incl. innovatieve financiering), Global Health Security en pandemic preparedness. Het kabinet wacht tenslotte het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor een Nederlandse wereldwijde gezondheidsstrategie af waarna besluit genomen zal worden over de ontwikkeling van zoān strategie.Ā
Vraag 2
Welke kansen zijn er voor de EU en Nederland in het sturen van de klimaatdiscussie? Wat kunnen we nog meer doen op die agenda?
Antwoord
De EU is, met een aantal vooruitstrevende landen waaronder Nederland, koploper op mondiale klimaatdiplomatie. De klimaatdiscussie raakt een breed aantal onderwerpen zoals beschreven in de Kamerbrief over de voortgang van de mondiale klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 199). Voor het sturen van de klimaatdiscussie is het van belang dat het EU klimaatleiderschap hoog blijft. Het kabinet zet erop in dat het Fit for 55-wetgevingspakket (tenminste 55% emissiereductie t.o.v. 1990) wordt aangenomen zonder de ambitie af te zwakken. Nederland werkt waar mogelijk samen in coalities en allianties, bijvoorbeeld gericht op de uitfasering van steenkolen en de vergroening van de transportsector. Daarbij werkt Nederland onder andere samen met India, bijvoorbeeld in de context van de International Solar Alliance.
Vraag 3
Wanneer wordt het onderzoek geĆÆnitieerd naar gevolgen van integratie van Belarus en Rusland tot uniestaat en wat dit betekent voor de EU en de NAVO?
Antwoord
Het onderzoek naar de integratie van Belarus en Rusland tot een Uniestaat in het kader van het onderzoeksprogramma van Defensie en BZ āProgressā is in augustus gepubliceerd en te vinden op de website van instituut Clingendael: https://www.clingendael.org/pub/2021/an-ever-closer-union/
Vraag 4
Kan de minister aangeven wat er wordt gedaan om het Midden-Oostenvredesproces te faciliteren? Wil de minister meer stappen zetten en goede projecten ondersteunen/intensiveren? Ziet hij kansen om het project van Stichting COME te ondersteunen? Kan de minister hier, mede in het licht van de motie van Helvert, op reflecteren?
Antwoord
De situatie rond het Midden-Oostenvredesproces is sinds het conflict in mei geƫvolueerd. Doordat er een nieuwe Israƫlische regering is, lijkt er meer ruimte te bestaan voor toenadering tussen Israƫl en de Palestijnse Autoriteit. Dit wordt onderschreven door ontmoetingen die recent op hoog niveau hebben plaatsgevonden, zoals het gesprek in Ramallah tussen de Israƫlische minister van Defensie Gantz en president Abbas. Israƫl heeft een aantal maatregelen doorgevoerd die de sociaaleconomische situatie van de Palestijnse bevolking verbeteren, en lijkt voornemens de positie van de Palestijnse Autoriteit te willen versterken. Maatregelen op dit gebied kunnen vertrouwen tussen beide partijen geven, en dat is uiteindelijk nodig om gesprekken over een politieke oplossing te beginnen. Waar mogelijk zal Nederland beide partijen hierbij ondersteunen. De door Nederland gefaciliteerde trilaterale werkgroepen op het gebied van handel, water, en energie lenen zich hier goed voor. Hier is vanuit beide kanten nog steeds steun voor.
Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van unilaterale maatregelen die het hervatten van vredesbesprekingen verder op afstand zetten. Premier Bennett heeft publiekelijk te kennen gegeven niet te willen toewerken naar het hervatten van politieke gesprekken of een politieke oplossing. Ook heeft er geen verandering plaatsgevonden in het nederzettingenbeleid. Nederland zal zich nationaal en EU verband krachtig blijven uitspreken tegen het nederzettingenbeleid en doorgaan met het maken van onderscheid tussen Israƫl en de door Israƫl bezette gebieden.
Er zijn in de ogen van het kabinet geen realistische alternatieven voor de twee-statenoplossing. Tegelijkertijd is het belangrijk om vast te stellen dat beide partijen op dit moment niet klaar zijn voor vredesonderhandelingen. Daarom moet er worden toegewerkt naar voldoende onderling vertrouwen en een klimaat waarin politieke vredesbesprekingen hervat kunnen worden. Nederland kan daar een rol in spelen door middel van de trilaterale werkgroepen, maar zal ook blijven optrekken met de EU en gelijkgestemde EU-landen om de twee-statenoplossing levend te houden en een klimaat te bevorderen waarin vredesonderhandelingen mogelijk zijn, in lijn met de motie van Helvert.
Het kabinet is bekend met Stichting COME en de projecten die zij ondernemen, waarmee Israƫliƫrs en Palestijnen nader tot elkaar worden gebracht. Nederland ondersteunt structureel dit soort verzoeningsprojecten tussen Israƫliƫrs en Palestijnen, met 1 miljoen euro per jaar. Het verbeteren van de relaties tussen Palestijnen en Israƫliƫrs is van groot belang, zeker in het huidige gepolariseerde klimaat in de regio. Nederland is voornemens om hier ook in de toekomst mee door te gaan. Als organisaties zoals Stichting COME een projectvoorstel willen doen, kunnen zij terecht bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah en de ambassade in Tel Aviv.
Vraag 5
Kan de minister reflecteren op de slachtoffers die zijn gevallen bij het conflict tussen Armeniƫ en Azerbeidzjan?
Antwoord
Ik wil vooropstellen dat ik mij ernstige zorgen maak over de geweldsoplaaiing rond de grens van Armeniƫ en Azerbeidzjan gedurende de afgelopen dagen. Volgens de berichtgeving van de regeringen zou er ƩƩn slachtoffer aan Armeense zijde zijn gevallen en aan de Azerbeidzjaanse zijde zeven slachtoffers te betreuren zijn. De twee landen hebben een tegenovergestelde uitleg van de situatie, het is onduidelijk wat de exacte feiten zijn. Nederland heeft in navolging van de Minsk Group covoorzitters, de EU en anderen, opgeroepen tot onmiddellijke de-escalatie. Het is van groot belang dat de situatie niet escaleert zoals tijdens de oorlog van november 2020. Naar verluidt geldt op dit moment weer een staakt-het-vuren na bemiddeling door Rusland. De situatie blijft niettemin gespannen. Het is van groot belang dat er wordt teruggekeerd naar de onderhandelingstafel van de OVSE Minsk Group. Daar waren, ook vorige week, de gesprekken gaande. De recente ontwikkelingen onderstrepen het belang van deze dialoog.
De VS, Rusland en Frankrijk, covoorzitters van de OVSE Minsk Groep, doen geen uitspraken over welke zijde de juiste weergave belang dat er wordt teruggekeerd naar de onderhandelingstafel van de OVSE Minsk Group. Ten aanzien van de vraag welke consequenties de recente ontwikkelingen hebben voor de Nederlandse houding t.a.v. Azerbeidzjan binnen het Oostelijk Partnerschap, informeer ik u dat er geen enkele steun is binnen de EU om eenzijdig maatregelen op te leggen. Alle overige EU lidstaten willen een evenwichtige benadering van de strijdende partijen waarbij sprake is van druk op beide landen. Het kiezen van partij in dit conflict brengt een duurzame oplossing ook niet dichterbij. In het licht van het EU krachtenveld is de uitvoering van sommige moties, ook die eerder werden aangenomen, niet of nauwelijks realiseerbaar, en staan deze haaks op het EU beleid. Ook bij eerdere inspanningen heeft Nederland geen steun gekregen van andere EU lidstaten. De sleutel tot deze duurzame vrede ligt bij de twee landen zelf. Van de co-voorzitters van de OVSE Minsk Groep in deze moeilijke taak. Er is een reeks aan uitstaande onderwerpen die oplossing vereisen. EƩn van die punten betreft de Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden die nog steeds vastzitten in Azerbeidzjan. Een aantal is vrijgelaten. De EU en Nederland blijven er bij Azerbeidzjan op aandringen al deze Armeense gedetineerden vrij te laten. Ook onderwerpen als ontmijning, toegang van humanitaire organisaties tot de getroffen gebieden en de bescherming van cultureel en religieus erfgoed vereisen dialoog. Tot slot moet er een vredesovereenkomst komen die alle inwoners van de regio voldoende veiligheid biedt. Ook de EU gaat juist de dialoog met Azerbeidzjan en Armeniƫ aan: de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, sprak gisteren met de beide ministers van Buitenlands Zaken.
Vragen van het Lid Van der Lee (GroenLinks)
Vraag 1
Kan de minister toelichten of er in EU-verband wordt gesproken over het harmoniseren van deze sanctieregimes en institutionele grondslag, aangezien EU-sancties vallen of staan bij een zo sterk mogelijke gemene deler? Op welke wijze wordt hier in EU-verband aan gewerkt en is hij bereid deze versterking van sanctieregimes en de institutionele grondslag te agenderen in relevante gremia?
Antwoord
Alle EU-sancties hebben dezelfde juridische grondslag, namelijk artikel 21 van het Verdrag Betreffende de Europese Unie. EU-sanctieregimes zijn vastgelegd in EU-verordeningen en Raadsbesluiten en zijn voor de gehele EU gelijk. Bijgevolg vindt EU-sanctiebeleid per definitie plaats op grond van ƩƩn gemene deler. De handhaving van sanctiemaatregelen en de strafbaarstelling van overtredingen zijn echter een nationale competentie, waardoor bijvoorbeeld de strafmaat voor overtreding kan variƫren. Ook zijn de uitdagingen per lidstaat verschillend afhankelijk van de betreffende maatregel. In Brussel worden in meerdere gremia handhaving- en implementatievraagstukken besproken. NL neemt hier uiteraard aan deel en speelt samen met andere lidstaten een aanjagende rol in het opzetten van initiatieven voor effectievere handhaving en implementatie.
Vraag 2
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Dassen (Volt) en Van der Lee (GroenLinks) over het vergemakkelijken van noodvisa voor journalisten?
Antwoord
Middels de Kamerbrief over de uitvoering motie āvergemakkelijken afgifte noodvisa aan journalistenā van 23 augustus 2021 is de motie afgedaan. Zoals in het antwoord op de motie is aangegeven kent Nederland reeds verschillende procedures voor de afgifte van visa en verblijfsvergunningen voor mensen die tijdelijk bescherming zoeken in Nederland. Wanneer een journalist in nood beroep doet op bescherming of opvang, wordt daarom op basis van de individuele situatie van betrokkene bekeken wat er mogelijk is, ook gelet op de verwachte duur van het verblijf in Nederland.
Er is momenteel geen juridische ruimte om journalisten in nood voor langere tijd op te vangen. Indien de wens is verblijfsvergunningen (langer dan 90 dagen) voor journalisten te accorderen zal dit aan de staatssecretaris van JenV worden voorgelegd.
Vraag 3
China: Worden door Nederlandse bedrijven geproduceerde DNA-kits gebruikt om de uiterlijke kenmerken van Tibetanen en Oeigoeren op te slaan voor Chinese massasurveillance? Is de minister bereid te onderzoeken of op wapenexport en misbruik van dual-use-goederen het beleid richting China flink kan worden aangescherpt?.
Antwoord
Inzet van Nederlandse technologie voor het schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar DNA-technologie dienen zich te allen tijde rekenschap te geven van mogelijk ongewenste toepassingen van geleverde producten.
Voor dual-use-goederen die in de bijlage van de EU Dual-Use-Verordening worden vermeld geldt op dit moment al een vergunningplicht bij export. Bij vergunningaanvragen voor goederen vermeld in de bijlage wordt er o.a. getoetst op het beoogde eindgebruik en de eindgebruiker. Indien zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik of de eindgebruiker, ook in relatie tot mensenrechtenschendingen, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. In de EU Dual-Use-Verordening worden DNA-screeningkits niet vermeld. De EU Dual-Use-Verordening biedt de mogelijkheid om uit mensenrechtenoverwegingen nationaal beperkingen in te stellen op de uitvoer van dual-use-goederen die niet op de bestaande controlelijst voorkomen. Het lijkt het kabinet verstandig om de feiten verder te onderzoeken alvorens vast te kunnen stellen of aanvullende controles gewenst en effectief zijn.
Het kabinet ziet geen aanleiding om het wapenexportbeleid verder aan te scherpen. Sinds 1989 is het EU-wapenembargo op China van kracht, dat geldt voor wapens. Uitvoer van dual-use-goederen met militair eindgebruik wordt zeer strikt getoetst aan de acht EU-wapenexportcriteria, waarbij geen vergunningen worden verleend wanneer er een risico bestaat dat deze worden ingezet bij mensenrechtenschendingen of interne repressie. Zo zijn bijvoorbeeld exportvergunningaanvragen voor onderdelen van nachtzichtkijkers afgewezen, omdat dergelijke goederen een rol kunnen spelen bij het monitoren en opsporen van Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang.
Vraag 4
Kan de minister toezeggen dat Nederland nog steeds volmondig het voornemen steunt om Polen geen subsidies te verschaffen uit het Herstelfonds zolang zij niet tot inkeer zijn gekomen en de rechtstaat beter waarborgen?
Antwoord
Ja. Zoals premier Rutte tijdens de Europese Raad in oktober en in zijn recente gesprek met Commissie voorzitter Von der Leyen heeft benadrukt, dringt het kabinet er bij de Commissie op aan om het uitvoeringsbesluit (CID) voor het Poolse herstelplan uit te stellen totdat de landenspecifieke aanbevelingen over de Rule of Law op adequate wijze geadresseerd zijn, in de vorm van concrete mijlpalen in het herstelplan, door Polen.
Vraag 5
Hoe staat het met het Midden-Oostenvredesproces en wat doet Nederland in reactie op het marginaliseren/criminaliseren van maatschappelijke organisaties die al jaren daar actief zijn? Zijn wij bereid deze organisaties bij te staan?
Antwoord
Er zijn in de ogen van het kabinet geen realistische alternatieven
voor de twee-statenoplossing. Tegelijkertijd is het belangrijk om vast
te stellen dat beide partijen op dit moment niet klaar zijn voor
vredesonderhandelingen. Daarom moet er worden toegewerkt naar voldoende
onderling vertrouwen en een klimaat waarin politieke vredesbesprekingen
hervat kunnen worden. Nederland kan daar een rol in spelen door middel
van de trilaterale werkgroepen, maar zal ook blijven optrekken met de EU
en gelijkgestemde EU-landen om de twee-statenoplossing levend te houden
en een klimaat te bevorderen waarin vredesonderhandelingen mogelijk
zijn.Ā
Daarnaast is Nederland bezorgd over de krimpende maatschappelijke ruimte
en toenemende druk op maatschappelijke organisaties in Israƫl en de
Palestijnse gebieden, en brengt dit consequent op in gesprekken met de
Israƫlische en Palestijnse autoriteiten. Het maatschappelijke middenveld
verdient alle steun van Nederland en andere donoren, omdat civil
society een belangrijke rol speelt bij het levensvatbaar houden van
de twee-statenoplossing. De regering acht een gezond en kritisch
maatschappelijk middenveld bovendien essentieel voor een goed
functionerende democratie.
Vraag 6
Deelt de minister de zorgen van verschillende mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International en Human Rights Watch, dat de recente ontwikkelingen de internationale mensenrechtenbeweging en het Palestijnse maatschappelijke middenveld ondermijnen?
En is de minister bereid de classificaties van de Israƫlische regering over deze organisaties te veroordelen en solidariteit uit te spreken, en waar nodig deze organisaties financieel te ondersteunen?
Antwoord
Het kabinet is op dit moment niet voornemens om deze organisaties financieel te ondersteunen. Zie verder het antwoord op vraag 3 van het Lid van de SP.
Vraag 7
Welke voornemens heeft Nederland om noodzakelijke klimaatdiplomatie te intensiveren? En wat kunnen we zelf oppakken of in gezamenlijkheid binnen de EU?
Antwoord
De EU is, met een aantal vooruitstrevende landen waaronder Nederland, koploper op mondiale klimaatdiplomatie. Over de inzet van de geĆÆntensiveerde klimaatdiplomatie is uw Kamer schriftelijk geĆÆnformeerd (Kamerstuk 31 793, nr. 199). Naast klimaatmitigatie legt de Nederlandse klimaatdiplomatie nadruk op klimaatadaptatie en klimaatfinanciering, themaās die bij de klimaattop in Egypte in 2022 van groot belang zullen zijn. Nederland doet dit zowel zelf als in EU-verband.
Vraag 8
Wat gaat de minister er in nationaal Ć©n internationaal verband nu concreet aan doen om de grondstoffenstrijd als oorzaak van conflicten beter te adresseren in de aanpak van conflictpreventie en in de besluitvorming over en uitvoering van missies?
Antwoord
Conflictpreventie is een belangrijke pijler van het Nederlandse buitenland- en OS-beleid. De aanpak van de grondoorzaken van conflict, inclusief grondstoffenproblematiek, is hier onderdeel van. Grondstoffen spelen in sommige contexten een belangrijke rol als oorzaak van conflict. In dergelijke situaties en waar opportuun wordt deze factor dan ook meegenomen in de Nederlandse inzet t.a.v. conflictpreventie en missies en operaties, alsmede in de conflictanalyse die daaraan ten grondslag ligt. Dit gebeurt momenteel bijvoorbeeld via programmaās in Mali via International Alert en in het grensgebied van Niger en Tsjaad via het VN Vredesopbouwfonds. Ook is het kabinet, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over artikel 100-bijdrage aan VN-missie MINUSMA, voornemens om bij een volgende discussie over de veiligheidsinzet in Mali en omgeving de discussie verder te laten reiken dan het discours over stabiliteit versus terrorisme en in te gaan op de rol van andere elementen zoals grondstoffen.
Vragen van het Lid Ceder (CU)
Vraag 1
Kan Wit-Rusland uit het internationaal bankensysteem SWIFT worden gezet?
Antwoord
Het afsluiten van Belarus van het betalingsverkeer netwerk SWIFT is een zeer zware maatregel die wat het kabinet betreft niet lichtvoetig genomen zou moeten worden. Deze stap zou betekenen dat Belarus volledig zal worden afgesloten van het internationale financiƫle verkeer. Daarmee wordt het bijvoorbeeld ook voor burgers in Belarus onmogelijk om transacties naar het buitenland te doen.
Dergelijke neveneffecten zijn wat het kabinet betreft niet in balans met de druk die dit zou opleggen aan het regime van Loekasjenko. Het kabinet is zou daarom ook sterk negatief willen adviseren over deze maatregel.
Nederland is voorstander van voortzetting van het huidige sanctiebeleid. Op dit moment wordt in EU-verband gewerkt aan een vijfde sanctiepakket gewerkt tegen Belarus, waarmee het regime ook hard, maar op gerichte wijze, in de portemonnee geraakt zal worden.
In lijn met de gefaseerde aanpak van de EU zal Nederland blijven pleiten voor het opbouwen van druk op het regime van Loekasjenko zolang de repressie aanhoudt.
Vraag 2
Is de minister het met de Christenunie eens dat voortgang geboekt moet worden op het dossier Papua door de mensenrechten aan de kaak te stellen? Is de minister bereid hier ook economische middelen voor in te zetten?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua. We brengen de situatie in Papua in gesprekken met Indonesiƫ op en zullen dat blijven doen, zowel in EU-verband als bilateraal. Het zou ook goed zijn als de hoge commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties Bachelet (OHCHR) binnenkort een bezoek aan de provincies zou kunnen brengen, om beide kanten van het verhaal met eigen ogen te zien. We hebben contact met OHCHR over de vraag hoe we hen het beste kunnen helpen om toegang te krijgen. Het inzetten van economische middelen om de mensenrechten in Papua aan de kaak te stellen acht ik niet opportuun. Dergelijke maatregelen zouden niet het beoogde effect hebben en de kans op verdere dialoog juist verkleinen.
Vraag 3
Azerbeidzjan bedreigt opnieuw Armeniƫ. Is de minister bereid een brief te sturen met de laatste ontwikkelingen en duiding waarin ook wordt ingegaan op hoe deze laatste ontwikkelingen invloed hebben op de Nederlandse opstelling ten opzichte van Azerbeidzjan? Wat is de reflectie van de minister op het feit dat de Armeense krijgsgevangenen nog steeds niet zijn vrijgelaten? Vindt de minister ook niet dat dat de opstelling van Azerbeidzjan in eigen land op het gebied van mensenrechten een impact moet hebben op de steun die het ontvangt uit Oostelijk Nabuurschapsprogramma?
Antwoord
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 5 van het CDA.
Vraag 4
Hoe kijkt de minister naar de positie van de Nederlandse religie- en geloofsovertuiging gezant aangezien de huidige binnenkort zal vertrekken?
Antwoord
De Nederlandse Speciaal gezant voor religie en levensovertuiging (SGRL) fungeert als het boegbeeld voor het Nederlandse buitenland beleid op vrijheid van religie en levensovertuiging. Afgelopen jaren heeft de SGRL fors geĆÆnvesteerd in het opbouwen en verdiepen van een nationaal en internationaal netwerk. In internationaal verband werkt de SGRL nauw samen met andere Speciaal Gezanten, waaronder de Gezanten van het VK en VS, en de VN Speciaal Gezant voor religie en levensovertuiging. Zo heeft de SGRL zich samen met de VS en het VK, zowel publiek als achter de schermen, actief ingespannen voor de vrijlating van zes bahais in Jemen, waaronder de Jemenitische bahai leider Mr. Hamed bin Haydara. Dankzij samenwerking met de VN speciaal rapporteur voor Jemen, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties en tal van maatschappelijke organisaties zijn de geloofsgevangenen in 2020 vrijgelaten. Daarnaast is de SGRL onder meer actief als voorzitter van de International Religious Freedom and Belief Alliance. Dit is een samenwerkingsverband dat zich inzet om de vrijheid van religie en levensovertuiging wereldwijd te bepleiten.
Vraag 5
Meent de minister ook dat inzet van Nederland nodig is op een snelle benoeming van de EU religiegezant?
Antwoord
Nederland heeft herhaaldelijk aangedrongen op de verlenging en versterking van het mandaat van de Speciale EU-gezant voor bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging, cf. verzoek Kamer. Dat heeft gewerkt en ā zij het traag ā geleid tot benoeming van de heer Stylianides. Nu hij is teruggetreden zijn we niet terug bij af, want de beslissing tot behoud van de functie staat.
NL blijft zich inspannen voor spoedige invulling van de functie. Zo sprak NL afgelopen oktober met het Kabinet van Schinas, waar de nieuwe EU Speciaal Gezant is ingebed. In dit gesprek heeft NL aangedrongen op een goed mandaat en een spoedige vervulling van de functie.
Vraag 6
Hoe staat het met het Christenunie amendement van 2 mln extra voor het VN fonds op het vlak van vrijheid van religie en geloofsovertuiging? Graag een update over de uitvoering hiervan.
Antwoord
De extra middelen zijn beschikbaar gesteld aan het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten (OHCHR) ter ondersteuning van activiteiten op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging waarvan een substantieel deel ten goede komt van de uitvoering van het mandaat en de opvolging van de aanbevelingen van de VN Speciaal Rapporteur voor religie en levensovertuiging, Dr. Shaheed. OHCHR heeft in samenwerking met de VN Speciaal Rapporteur voor religie en levensovertuiging een implementatieplan opgesteld waaraan beide partijen gezamenlijk uitvoering geven. De volgende activiteiten zijn o.a. voorzien: 1) opvolging en implementatie van de aanbevelingen van de VN Speciaal Rapporteur m.b.t. vrijheid van religie en levensovertuiging in Oezbekistan, 2) Diverse consultaties met het maatschappelijk middenveld, religieuze leiders en overheden ter bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging en 3) Documenteren van trends m.b.t. religieuze intolerantie en haatzaaiing.
Vraag 7
Hoe staat het met de inzet om tot een campagne te komen tegen de doodstraf op afvalligheid en blasfemie waartoe de Kamer eerder heeft opgeroepen?
Antwoord
Tijdens het Notaoverleg āchristenvervolgingā schetste de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken dat er onvoldoende draagvlak was voor een VN Resolutie voor het afschaffen van de doodstraf op blasfemie en afvalligheid. De situatie is ongewijzigd, er is nog onvoldoende draagvlak voor een dergelijke Resolutie.
Desalniettemin blijft NL zich via andere politieke kanalen inspannen voor het afschaffen van de doodstraf op blasfemie en afvalligheid. Binnen de context van de International Religious Freedom and Belief Alliance is NL actief lid van de Australische werkgroep die zich inspant voor het afschaffen van de doodstraf op deze gronden.Ā Ook is op Australisch initiatief afgelopen maart een gemeenschappelijke oproep gedaan in de Mensenrechtenraad om de doodstraf op deze gronden af te schaffen. De NLse Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging sprak zich in diverse panel discussies, waaronder in een panel discussie in Washington over religieuze vrijheid, krachtig uit voor het afschaffen van strafbaarheid van en met name de doodstraf op blasfemie en afvalligheid.
Vraag 8
De VN meent dat alle partijen schuldig zijn aan oorlogsmisdaden in Ethiopiƫ. Welke conclusies trekt de minister uit het recente onderzoek van OHCHR naar dit conflict? Gaat u deze overnemen? Wat moet de opstelling van de EU zijn? Hoe kijkt u naar de berichtgeving over mogelijke VS steun aan TPLF?
Antwoord
Het gezamenlijke rapport van OCHCR en EHRC heeft mijn eerdere oordeel bevestigd, namelijk dat er sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder mogelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, door alle partijen. Dit zijn ernstige beschuldigingen en de daders van deze onacceptabele mensenrechtenschendingen zullen hierover op een onafhankelijke, transparante en onpartijdige wijze verantwoording moeten afleggen. Daarnaast zal het onderzoek naar mensenrechtenschendingen naar de periode van na juni 2021 doorgang moeten vinden, om ook over die periode daders van mensenrechtenschendingen ter verantwoording te roepen en recht te doen aan slachtoffers en overlevenden. Het rapport doet ten slotte een aantal aanbevelingen die snel moeten worden geĆÆmplementeerd. Dat is ook de positie van de EU, zoals verwoord in haar verklaring van 4 november jl. (https://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2021/11/04/declaration-by-the-high-representative-on-behalf-of-the-eu-on-the-situation-in-ethiopia/). Berichtgeving over mogelijke steun van de VS aan de TPLF is mij bekend, maar ik heb daarvoor uit eigen waarneming geen bevestiging kunnen vinden. De VS heeft bovendien consistent alle betrokken conflictpartijen in EthiopiĆ« aangesproken op hun verantwoordelijkheden, inclusief het oplossen van het conflict door middel van een politieke dialoog.
Vragen van het lid Van Houwelingen (FVD)
Vraag 1
Wat is de reactie van de minister op de casus met Letse parlementariƫrs die geen toegang kregen tot het nationale parlement?
Antwoord
Tijdens het Commissiedebat RAZ zegde ik uw Kamer toe schriftelijk terug te zullen komen op de vragen die door de Leden Van Houwelingen, Bisschop en Dassen werden gesteld naar aanleiding van persberichten over de goedkeuring door het Letse Parlement van een wet die niet-gevaccineerde Kamerleden verbiedt hun werkzaamheden te verrichten. Daarbij werd mij verzocht ook in te gaan op de rechtsstatelijke dimensie, met name de vraag of de onderhavige wet niet op gespannen voet stond met beginselen van Europees recht.
In de media is vooral aandacht besteed aan de bovengenoemde wet die specifiek ziet op leden van het Letse Parlement, de Saeima, en leden van lokale bestuursorganen. De discussie over de introductie van een 2 G beleid speelt in Letland al langer; de onderhavige wet vormt hiervan het sluitstuk.
Aan het begin van de politieke discussie in Letland (zomer 2021) over verplichte vaccinaties waren de meningen nog sterk verdeeld. Toen begin oktober het aantal COVID gevallen schrikbarend snel begon te stijgen, gecombineerd met een zeer lage vaccinatiegraad in Letland, nam de publieke en politieke weerstand tegen een 2 G beleid af. In de maatschappelijke discussie begon de balans door te slaan naar de opvatting dat het maatschappelijk belang (volksgezondheid) zwaarder weegt dan de vrijheden van het individu.
Over de wet kon snel worden besloten omdat in de hele publieke sector al een verplichting tot het tonen van een vaccinatie-of herstelbewijs gold. In de Letse publieke opinie werd het juist vreemd gevonden dat voor leden van de Saeima (voorbeeldfunctie) een dergelijke verplichting niet van kracht was.
Nederland volgt de ontwikkelingen van de maatregelen in Letland nauwlettend. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 kunnen geoorloofd en soms noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid. In zoverre is het ook aan Letland dergelijke maatregelen door te voeren. Deze dienen echter wel te allen tijde te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en tevens de waarden van de Unie en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. De Europese Commissie heeft de noodmaatregelen die lidstaten genomen hebben in 2020 bij de start van de Covid-19 crisis gemonitord. Nederland zal daarom in de eerste plaats navraag doen bij de Europese Commissie.
Het kabinet zal u hierover binnen twee weken schriftelijk informeren middels de brief die gisteren is toegezegd bij het Commissiedebat Raad Algemene zaken.
Vragen van het lid Dassen (VOLT)
Vraag 1
Kan de minister een reflectie geven op de noodzaak dat er weer een staatssecretaris EU komt?
Antwoord
Het kabinet doet hangende de onderhandelingen over de formatie geen uitspraken die preluderen op de samenstelling van een nieuw kabinet.
Vraag 2
Wat is inzet van het kabinet op strategische autonomie?
Nederland draagt actief bij aan de discussie over de open strategische autonomie van de EU. Voor het kabinet staat open strategische autonomie voor het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking van internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een verbonden wereld. De specifieke Nederlandse inzet wordt bepaald op basis van concrete voorstellen die voorliggen, bijvoorbeeld de EU Chips Act waarvoor het kabinet Nederlandse preliminary input aan de Commissie heeft geleverd. De visie van het kabinet op open strategische autonomie maakt onderdeel uit van de Nederlandse inzet, waarbij openheid en internationale samenwerking centraal staan als belangrijke elementen. Het kabinet bepleit in Europees verband verder dat bij het adresseren van ongewenste afhankelijkheden of het versterken van de weerbaarheid van de EU gewaakt moet worden voor onnodig protectionisme en dat samenwerking met gelijkgezinde partners waar mogelijk gezocht moet blijven worden. Door het vinden van een juiste balans kunnen we ons concurrentievermogen en onze veiligheid versterken.
Vraag 3
Wat is tijdpad van de evaluatie van het huidige cyberveiligheidsbeleid?
Antwoord
In 2021 heeft een IOB-beleidsdoorlichting naar het internationaal cyberbeleid plaats gevonden. Deze doorlichting en de kabinetsreactie daarop heb ik in mijn brief van 29 september 2021 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 26643, nr. 793). Deze evaluatie van het internationale cyberveiligheidsbeleid hangt samen met de recente evaluatie van het brede kabinetsbeleid op het gebied van cyberveiligheid, zoals neergelegd in de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA). Het kabinet heeft de Kamer zijn visie op die evaluatie gestuurd in een brief van de minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 26643, nr. 767 d.d. 28 juni 2021). Beide evaluaties staan op dit moment aan de basis van voorbereidende werkzaamheden van de betrokken departementen voor opstelling van nieuw kabinetsbeleid op dit terrein, dat het volgende kabinet zal vaststellen. Gelet op de ontwikkelingen, de permanente digitale dreiging en de toenemende afhankelijkheid van digitale middelen zal stevige inzet op het blijven versterken van een assertief internationaal cyberbeleid onder een nieuw kabinet noodzakelijk zijn. Daarvoor zullen de benodigde menskracht, kennis en middelen ter beschikking moeten worden gesteld.
Vraag 4
De persvrijheid in de EU staat onder druk. In 2022 is Nederland samen met Canada voorzitter van de media freedom coalition. Wat is de opvolging van de motie Dassen (VOLT) en Van der Lee (GL) hierover? Wat is de verdere inzet van het kabinet in het kader van het voorzitterschap van de media freedom coalition?
Antwoord
In de Kamerbrief van 23 augustus 2021 ben ik ingegaan op de uitvoering van de motie āvergemakkelijken afgifte noodvisa aan journalistenā. Zoals in het antwoord op de motie is aangegeven kent Nederland reeds verschillende procedures voor de afgifte van visa en verblijfsvergunningen voor mensen die tijdelijk bescherming zoeken in Nederland. Wanneer een journalist in nood beroep doet op bescherming of opvang, wordt daarom op basis van de individuele situatie van betrokkene bekeken wat er mogelijk is, ook gelet op de verwachte duur van het verblijf in Nederland.
Vanaf 1 januari 2022 is Nederland inderdaad co-voorzitter van de Media Freedom Coalition (MFC) voor een periode van twee jaar. Het eerste jaar vervult Nederland deze positie samen met Canada.
De unieke toegevoegde waarde van de MFC is de directe toegang tot andere overheden. Nederland zal zich onder andere richten op het versterken van de activiteiten van de MFC op terrein van diplomatie en belangenbehartiging, door het meer direct adresseren van gevallen van journalisten in nood, ook op lokaal niveau. Ook wil Nederland tijdens het co-voorzitterschap bezien hoe de mediavrijheid in landen die al lid zijn van de MFC verbeterd kan worden. Tenslotte zal Nederland extra aandacht hebben voor de veiligheid van vrouwelijke journalisten en straffeloosheid van geweld tegen journalisten.
Vragen van het lid Eppink (JA21)
Vraag 1
Hoe staat het met voornemen dat NGOās minder afhankelijk moeten worden van de overheid?
Antwoord
Non-gouvernementele organisaties (NGO's) moeten altijd onafhankelijk van de overheid of het bedrijfsleven hun werk kunnen doen. Zij komen op voor belangen en rechten van burgers en houden overheden en bedrijven aan hun afspraken en hebben daarom een essentiĆ«le functie in een goed functionerende rechtsstaat. NGOās hebben een eigenstandige rol en verdienen onze steun, maar kunnen niet altijd voldoende eigen financiĆ«le middelen vergaren, waardoor zij moeten aankloppen bij donoren. Uiteraard is het daarbij van belang dat NGOās ook fondsen werven bij hun eigen achterban. Nederland vraagt bovendien aandacht voor de toenemende krimpende ruimte voor NGOās via bilaterale en multilaterale contacten.
Vraag 2
Over de AIV: is er geen behoefte aan meer [andere] interne kritiek en discussie op het ministerie?
Antwoord
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt ā en stimuleert ā op meerdere manieren aanbevelingen voor een verbetering van haar beleid. De AIV speelt daarbij een belangrijke rol en zij geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het Ministerie. Dergelijke ā altijd openbare - adviezen van de AIV kunnen overigens aangevraagd worden door de Tweede Kamer, hetgeen de afgelopen jaren regelmatig gebeurd is (o.a. met betrekking tot de niet-dodelijke steun aan rebellengroepen).
Naast de AIV is de IOB (directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie) van belang voor het ministerie voor het evalueren van beleid en het formuleren van aanbevelingen hieromtrent. De Tweede Kamer ontvangt meerdere evaluatie rapporten van de IOB per jaar, zoals recentelijk nog de evaluatie naar het Nederlandse internationale contraterrorismebeleid.
De beleidsvorming gaat gepaard met interne en externe discussies. Ook de Eenheid Strategische Advisering (ESA) stimuleert interne beleidsdiscussie op het departement en organiseert hiertoe ook geregeld sessies met externe experts.
Vraag 3
Hoe ziet de minister de rol die Polen en Hongarije spelen bij het beschermen van de Europese buitengrenzen?
Antwoord
De externe buitengrenzen zijn gemeenschappelijke EU grenzen. Lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grensmanagement. Dit geldt evenzeer voor Nederland als voor Polen en Hongarije. Grensbewaking dient altijd, onder alle omstandigheden, te gebeuren conform internationaal en Europees recht. Dit geldt ook voor het recht om asiel aan te vragen. Specifiek voor de huidige situatie in Polen hecht het kabinet eraan te vermelden dat ze begrip heeft voor de complexe situatie waar het land zich in bevindt. Deze situatie is een gemeenschappelijk EU-probleem, waar een EU-oplossing voor nodig is. Nederland heeft aangedrongen op transparantie over wat er aan de grens gebeurd, het toelaten van humanitaire hulp en brede EU-steun voor getroffen lidstaten.
Vraag 4
Ziet de minister voedseltekorten als mogelijke oorzaak voor de bedreiging van de vrede?
Antwoord
Ja. Het Kabinet onderkent de samenhang tussen voedsel(on)zekerheid en conflict. De afgelopen jaren is het aantal voedsel-onzekere mensen op de wereld weer scherp gestegen als gevolg van vele lokale en regionale conflicten. Omgekeerd kunnen voedseltekorten ook weer conflicten aanwakkeren. In een context van armoede en ongelijkheid zijn voedselzekerheid en stabiliteit twee kanten van dezelfde medaille.
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP)
Vraag 1
Wanneer leidt de zorg over subsidiariteit tot een negatief oordeel en durven we dan een streep te trekken als iets beter nationaal besloten kan worden?
Antwoord
Het kabinet hecht aan strikte toepassing van subsidiariteitsbeginsel bij Europese wet- en regelgeving. Dat betekent, kortgezegd, dat zaken alleen op Europees niveau geregeld moeten worden als er een duidelijke Europese meerwaarde is. Bij de beoordeling van nieuwe commissievoorstellen (BNC) wordt er standaard getoetst of het subsidiariteitsbeginsel in het voorstel in acht wordt genomen. Ook de Europese Commissie toetst aan het subsidiariteitsbeginsel bij haar nieuwe voorstellen. Het kabinet ziet een belangrijke rol voor nationale parlementen bij het afbakenen van de grenzen in de beleidsverantwoordelijkheid en bevoegdheden tussen de lidstaten en de EU. Het kabinet wijst in dit kader op de procedures voor gele en oranje kaarten die nationale parlementen gezamenlijk kunnen trekken wanneer zij een voorstel niet in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel achten.
Vraag 2
Onvrije landen krijgen steeds meer ruimte in de VN. Hoe ziet de minister het perspectief voor verdere hervormingen van de VN?
Antwoord
Met het uitkomen van het door de SG Guterrres opgestelde document āOur Common Agendaā is een nieuwe impuls gegeven aan de hervorming van de VN en haar organisaties. Nederland verwelkomt āOur Common Agendaā, ook in de hoop dat het door het brede VN-lidmaatschap gedragen, en ook door Nederland noodzakelijk geachte, hervormingsproces zo op een acceptabele wijze nader vorm gegeven wordt.
De SGVN geeft aan dat hervorming van de VN zelf in handen ligt van de VN-lidstaten, en doet een oproep om de ideeĆ«n hiertoe neergelegd in de Common Agenda serieus in overweging te nemen, met het oog op een inclusief en effectief multilateralisme. Het is daarbij een uitdaging dat de ruimte voor hervormingen in steeds grotere mate mede wordt bepaald door andere, onvrije landen die bijvoorbeeld de oproep van de SG in āOur Common Futureā om te werken aan een ānieuw sociaal contractā tussen regeringen en hun bevolking niet verwelkomen.
Vraag 3
De anti-Israƫl resoluties in de VN zijn de SGP een doorn in het oog. Nu komt er een permanente VN commissie. Wat doet Nederland om het mandaat, samenstelling en de termijn van deze commissie aan te passen?
Antwoord
Het mandaat van de onderzoekscommissie van de Mensenrechtenraad werd ingesteld op 27 mei n.a.v. de gewelddadigheden in mei. De commissie doet onderzoek naar alle vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden en Israƫl in aanloop naar en sinds 13 april 2021. Het mandaat is hiermee breed van aard, en niet specifiek gericht op de gebeurtenissen van mei dit jaar. Daarnaast heeft de commissie ook een permanent karakter. Dit is niet in lijn met vergelijkbare onderzoekscommissies van de Mensenrechtenraad en riep bij Nederland ook zorgen op over overlap met het mandaat van de VN-Rapporteur voor de Palestijnse Gebieden en met het in maart 2021 door het Internationaal Strafhof (ICC) geopende strafrechtelijke onderzoek. Nederland heeft zich om de genoemde redenen samen met 13 andere leden van de Mensenrechtenraad onthouden van stemming. Dit is tijdens de Mensenrechtenraad toegelicht in een Explanation of Vote. De resolutie is niettemin met een meederheid van stemmen aangenomen en hiermee is het mandaat van de onderzoekscommissie vastgesteld Hoewel Nederland zich heeft onthouden van stemmen worden besluiten van de Mensenrechtenraad gevolgd en geaccepteerd. Alle onderzoeksrapporten, ook die van deze commissie, zullen met grote zorgvuldigheid worden gelezen en beoordeeld.
Nederland zet zich in VN-verband in tegen disproportionele aandacht voor Israƫl, zoals ook uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 5 oktober jl. (Nr. 2021Z17133). Ook bij de beoordeling van toekomstige rapportages van de onderzoekscommissie zal het kabinet een scherp oog houden voor mogelijk eenzijdige anti-Israƫlische standpunten, conform de motie Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374). Daarbij geldt ook dat er in VN-verband ruimte moet zijn voor gefundeerde kritiek op alle VN-lidstaten
Vraag 4
Hoe staat het met de eerdere SGP motie over het initiƫren van een VN resolutie op tegengaan geloofsvervolging?
Antwoord
Zoals schriftelijke gecommuniceerd aan uw Kamer op 30 maart jl. bestaan er reeds verschillende (landen) resoluties waarin aandacht wordt gevraagd voor het tegengaan van geloofsvervolging. Dit kabinet geeft er daarom de voorkeur aan om de motie uitvoering te geven middels de op dit terrein al in de Mensenrechtenraad aangenomen resoluties. Nederland blijft zich inspannen om geloofsvervolging in geĆ«igende landenresoluties op te laten nemen wanneer deze in de komende mensenrechtenraadsessies geagendeerd staan. Zo is het tijdens de 46e sessie van de Mensenrechtenraad mede dankzij Nederlandse inzet gelukt om in de resolutie met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Iran aandacht te vragen voor de vrijheid van religie en levensovertuiging en specifiek de verslechterende situatie van de Bahaāi gelovigen.
Vraag 5
Is de minister bereid mensenrechtenschendingen door Noord-Korea hoger op de politieke agenda te zetten en Noord-Korea hier steviger op aan te spreken? Is de minister bereid te pleiten voor persoongerichte sancties?
Antwoord
Het kabinet heeft uiteraard grote zorgen over de situatie in Noord-Korea, inclusief de mensenrechtensituatie. Het land heeft te maken met uitgebreide sancties ingesteld naar aanleiding van de ontwikkeling van kernwapens en ballistische raketten. Er is sprake van vergaande isolatie van het land, waarbij NL beperkte invloed heeft. Desalniettemin zal NL in EU-verband de bestaande zorgen blijven uitdragen. Daarnaast heeft NL (samen met andere likeminded) de MR situatie in DPRK ook tijdens meest recente MRR aan de orde heeft gesteld en dat zal blijven doen.
Vraag 6
In Nigeria is sprake van een vergeten conflict, maar er komen veel mensen om het leven door terroristische aanslagen, onder wie ook veel kerkgangers. Welke opties bestaan er binnen het diplomatieke domein om hier meer aandacht voor te vragen?
Antwoord
Het is zorgelijk dat extremistische groeperingen als ISWAP in Nigeria weer aan kracht toenemen en daarmee ook het aantal aanslagen en slachtoffers. Zij richten hun geweld tegen burgers met verschillende achtergronden, waaronder zowel christenen, als moslims. Ook eisen de conflicten tussen boeren en herders, vooral in centraal Nigeria, maar ook banditisme en extreem crimineel geweld, veel slachtoffers. Herders en boeren zijn van verschillende etnische en religieuze achtergronden en het conflict tussen boeren en herders is in eerste aanleg niet van religieuze aard, onder alle bevolkingsgroepen bevinden zich slachtoffers en daders. Mede door de complexiteit van deze conflicten zijn geen eenduidige cijfers van de religieuze achtergrond van slachtoffers in Nigeria aanwezig. Duidelijk is wel dat ook veel christenen slachtoffer zijn van het geweld ā dat is sommige gevallen ook specifiek tegen hen gericht is dat gemoederen steeds meer verhit raken. Nigeriaanse autoriteiten slagen er niet in om het grootschalige geweld effectief aan te pakken, omdat het land onvoldoende politie en militaire capaciteit heeft om de veiligheid in het hele land te garanderen en haar burgers te beschermen. Dit leidt tevens tot situaties van straffeloosheid, waarin niet of nauwelijks wordt opgetreden tegen criminelen en daders van geweld. Dit zijn onderwerpen die regelmatig worden opgebracht in gesprekken met Nigeriaanse autoriteiten. Zo heeft Premier Rutte tijdens zijn bilaterale gesprek met president Buhari in september jl. zijn zorgen gedeeld over de toenemende onveiligheid in Noordwest Nigeria, de aanhoudende conflicten tussen boeren en herders, piraterij in Golf van Guinee en de positie van christenen in het land. Deze zorgen werden vorige week tijdens politieke consultaties met Nigeria op het hoogste ambtelijke niveau nogmaals benadrukt. Ook de minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens zijn laatste bilaterale gesprek met Minister van Buitenlandse Zaken Onyeama zijn zorgen geuit over het geweld tussen groepen, waarbij geweld tegen christenen eveneens expliciet is genoemd. Daarnaast is de Nederlandse Speciaal gezant voor religie en levensovertuiging voornemens om, wanneer mogelijk, een bezoek te brengen aan Nigeria om deze problematiek aan te kaarten.
Vraag 7
Samenwerking met Taiwan is van economisch belang, maar ook van belang bij de bestrijding van cybercriminaliteit. Steunt Nederland daarom het Taiwanees waarnemerschap bij Interpol?
Antwoord
Het kabinet is met vele andere landen van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen deelnemen aan internationale bijeenkomsten wanneer dit kwesties betreft die van mondiaal belang zijn, bijvoorbeeld als het grensoverschrijdende criminaliteitsbestrijding betreft. Dat geldt dus ook voor INTERPOL. Deelname van Taiwan als waarnemer aan INTERPOL is voor het kabinet geen doel op zich. Het belangrijkste is dat Taiwan niet verstoken mag blijven van cruciale informatie voor de grensoverschrijdende criminaliteitsbestrijding, en dat de internationale gemeenschap niet verstoken mag blijven van Taiwanese ervaringen en inzichten. Daar zetten we ons voor in.
Vraag 8
Recente agressie van Azerbeidzjan treft veel Armeniƫrs. Wat kan Nederland doen om de recente aanval van Azerbeidzjan te veroordelen?
Antwoord
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 5 van het CDA.
Vraag 9
Gaat het Nederlandse kabinet de Armeense genocide officieel erkennen?
Antwoord
De Tweede Kamer heeft op 25 februari jl. een motie aangenomen (motie Voordewind c.s.) waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om de gebeurtenissen van 1915 als āgenocideā te erkennen. Het kabinet heeft de uitvoering van deze motie onder beraad; het nieuwe kabinet zal hierover gaan.
Vraag 10
Is de minister bereid om Letland aan te spreken op het stem- en debatverbod voor niet gevaccineerde parlementariƫrs?
Antwoord
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 1 van het Lid van het Forum voor Democratie.
Vragen van het Lid Kuzu (Denk)
Vraag 1
IsraĆ«l heeft een zestal NGOās op de terreurlijst geplaatst. Is de minister bereid om dit besluit niet te erkennen en te eisen dat IsraĆ«l dit besluit terugdraai?.
Antwoord
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 3 van het Lid van de SP.
Vraag 2
Wat gaat het kabinet doen nu de Kamer een motie heeft aangenomen waarin wordt erkend dat er genocide plaatsvindt op de Oeigoeren in China?
Antwoord
Nederland en de EU spreken zich in alle relevante fora uit over de zorgwekkende situatie van de Oeigoeren in China en pleiten onder andere voor betekenisvolle en ongehinderde toegang voor onafhankelijke waarnemers zoals de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN tot Xinjiang en voor onafhankelijk VN-onderzoek naar de situatie. Gezien de Hoge Commissaris deze toegang niet krijgt verwelkomtĀ NL de aankondiging dat haar bureau een onderzoek zal publiceren. Binnen het EU MR sanctieregime zijn er naar aanleiding van de mensenrechtenschendingen in Xinjiang sancties ingesteld voor vier personen en een entiteit in China. De regering volgt de situatie op de voet en stelt deze bij elke gelegenheid aan de orde in bilateraal of multilateraal verband.
Vraag 3
Is er een inventarisatie gemaakt van Nederlandse bedrijven die producten of diensten aan China leveren waar Oeigoeren mee onderdrukt worden? Bent u bereid een exportverbod op China in te stellen voor dit soort goederen?
Antwoord
Inzet van Nederlandse technologie voor het schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar strategische goederen dienen zich te allen tijde rekenschap te geven van mogelijk ongewenste toepassingen van geleverde producten.
Sinds 1989 is een EU-wapenembargo op China van kracht. Voor strategische goederen die buiten de reikwijdte van dit embargo vallen geldt een vergunningplicht bij export.
Vergunningaanvragen worden strikt en zorgvuldig getoetst op o.a. het beoogde eindgebruik, de eindgebruiker maar ook op het risico op mensenrechtenschendingen indien van toepassing. Er worden geen vergunningen verleend wanneer er een risico bestaat dat de goederen worden ingezet bij mensenrechtenschendingen of interne repressie. Het kabinet houdt echter geen overzicht bij van bedrijven die producten of diensten leveren aan China, die mogelijk op ongewenste wijze zouden kunnen worden ingezet.
Vraag 4
Is de minister bereid om met daadkracht op te treden tegen Dodic naar aanleiding van zijn recente uitspraken?
Antwoord
De Bosnisch-Servische aankondiging zich uit staatsinstellingen als het leger te willen terugtrekken, en zelfs een eigen Bosnisch-Servisch leger op te richten, is zeer zorgelijk want staat ook haaks op de Bosnische Grondwet en Dayton-akkoorden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 15 november heb ik, samen met mijn Benelux-collegaās, opgeroepen tot actie, waaronder de noodzaak ons als EU hiertegen duidelijk uit te spreken. De toolbox van de EU heeft verschillende instrumenten. Het is zaak om zeer zorgvuldig te bekijken welke het beste op welk moment kunnen worden ingezet. Het is daarbij belangrijk om een gezamenlijke EU inzet ten aanzien van BiH te behouden en als internationale gemeenschap met Ć©Ć©n stem stelling te nemen tegen deze uitspraken en acties.
Vraag 5
Is de minister bereid zich in te zetten om de doelen van Servische nationalisten te voorkomen?
Antwoord
Nederland spreekt zich zowel bilateraal als multilateraal uit tegen maatregelen die een diepere etnisering van BiH als gevolg hebben. Ook blijft Nederland benadrukken dat het land toe moet werken naar een functioneel staatsbestel waarin de gelijkheid van alle burgers gewaarborgd is, conform uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de Mens. Het is belangrijk om als EU en internationale gemeenschap steun uit te blijven spreken voor een functionele Bosnische staat en voor het mandaat van de Hoge Vertegenwoordiger Schmidt die toeziet op de stabiliteit van het land. Samen met mijn Benelux collegaās heb ik mij hiervoor tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken sterk gemaakt. Belangrijk daarbij is dat er wordt afgezien van polariserend taalgebruik, afscheidingsretoriek en genocide-ontkenning. De Hoge Vertegenwoordiger heeft tegen genocide-ontkenning deze zomer duidelijk stelling genomen.