[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van het lid Léon de Jong, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 26 oktober 2021, over het bericht ‘Boodschappen fors duurder: ‘Gemiddeld huishouden honderden euro's extra kwijt’’

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022

Brief regering

Nummer: 2021D46278, datum: 2021-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-XV-25).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35925 XV-25 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022.

Onderdeel van zaak 2021Z21760:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 925 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022

Nr. 25 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

Tijdens de Regeling van werkzaamheden op 26 oktober heeft uw Kamer verzocht om voor de begrotingsbehandeling SZW middels een brief in te gaan op berichten over stijgende prijzen voor boodschappen en de gevolgen daarvan voor de koopkracht van huishoudens (Handelingen II 2021/22, nr. 13, Regeling van Werkzaamheden). In deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.

Het CBS heeft op 4 november de meeste recente inflatieraming uitgebracht met daarin voorlopige cijfers voor de inflatie in oktober 2021. De inflatie stijgt met 3,4% ten opzichte van oktober 2020. De belangrijkste oorzaken achter deze stijging zijn de gestegen prijzen voor energie en brandstoffen. Dit blijkt uit de prijsstijgingen van energie (32,1%) en het gebruik van privévoertuigen (17,1%).

Een relativering bij deze cijfers is dat de prijzen voor de meeste boodschappen nauwelijks zijn gestegen (0,3%).

Om tot één inflatiecijfer te komen weegt het CBS alle kostenposten op basis van de totale uitgaven van huishoudens aan een bepaalde component. Het daadwerkelijke uitgavenpatroon kan voor ieder huishouden verschillen. Ik begrijp daarom goed dat de uiteindelijke gevolgen van stijgende prijzen voor het huishoudboekje kunnen afwijken van de CBS-berekeningen. Huishoudens die een groot deel van het inkomen besteden aan boodschappen zullen minder van de prijsstijgingen merken dan huishoudens die veel besteden aan benzine en energie.

Het kabinet heeft in augustus besloten over het koopkrachtbeeld voor 2022 op basis van de MEV-raming van het CPB (Bijlage bij Kamerstuk 35 925, nr. 2). In deze raming neemt het CPB mee dat de inflatie door tijdelijke vraagschokken stijgt. Daar staat tegenover dat de inflatie wordt gedrukt door bijvoorbeeld bevroren huren. Het CPB heeft in de MEV geraamd dat de inflatie stijgt met 1,9 procent in 2021 en 1,8 procent in 2022. Deze raming is gebaseerd op realisaties tot en met juli 2021. In de maanden daarna zijn de energieprijzen fors gestegen, waardoor de inflatie in 2021 en 2022 waarschijnlijk hoger uitvalt. Volgend jaar maart bij het CEP publiceert het CPB een nieuwe raming.

De prijsstijgingen voor energie na juli 2021 kunnen worden verklaard door een naar verwachting tijdelijke krapte op de gasmarkt. Dit heeft geleid tot zorgen bij mensen of zij hun energierekening wel kunnen betalen. Vanwege de uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten om de energiebelasting te verlagen, bovenop de reguliere koopkrachtbesluitvorming in augustus.1

Daarnaast ben ik, op verzoek van uw Kamer, in gesprek met VNG en gemeenten over de vraag of en hoe huishoudens met een laag inkomen een extra tegemoetkoming kunnen ontvangen voor de stijgende energieprijzen.2 Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren hoe hieraan invulling gegeven kan worden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma


  1. Kamerstuk 29 023, nr. 272↩︎

  2. Kamerstuk 35 925, nr. 130↩︎